NL8201317A - Werkwijze in inrichting voor het zaaien en verspenen. - Google Patents

Description

- 1 - N.0. 30563

Werkwijze en inrichting voor het zaaien en verspenen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het zaaien en verspenen, waarbij in langs- en dwarsrijen opgestelde perspotten onder een zaaiinrichting worden geplaatst en in de zaaiholte van iedere perspot één of meer zaden wordt of worden aangebracht, waarna de 5 zaden in de perspotten in een geschikte omgeving uitgroeien tot zaailingen, die met perspot en al op grotere afstanden van elkaar worden overgebracht in een substraat om tot planten op te groeien.

Bij de tot nu toe toegepaste werkwijze worden de perspotten tegen elkaar aan opgesteld in ondiepe bakken en onder een zaaiinrichting 10 geplaatst.

De van zaden voorziene bakken met perspotten worden dan opgesteld in een kas of dergelijke. Na enige tijd worden de bakken vervoerd naar een kweker, die de perspotten met de kleine plantjes met » de hand uit de bakken haalt en op grotere onderlinge afstanden in de 15 aarde of in een ander voor kweken geschikt substraat plaatst.

De uitvinding beoogt deze werkwijze te mechaniseren. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de perspotten worden opgesteld in doorlopende gaten van een platte schaal, waarin de perspotten met speling passen, welke schaal aan de onderzijde wordt ondersteund door 20 een van ventilatie- en/of ontwateringsopeningen voorziene losse bak, die de perspotten tegenhoudt, dat de aldus gevormde kombinatie onder de zaaiinrichting wordt gevoerd en de zaden de gelegenheid krijgen tot zaailingen uit te groeien in deze kombinatie, dat de kombinaties via een transportinrichting worden toegevoerd naar een verspeeninrichting, 25 waarin de schalen met de perspotten uit de bakken op een verspeentafel worden geschoven, waarin zich in langs- en dwarsrichting opgestelde rijen gaten bevinden, met een afstand, die groter is dan de steekaf-stand tussen de perspotten in de schaal en die overeenkomt met de steekafstand van onder de verspeenplaat te plaatsen in langs- en dwars-30 rijen opgestelde grotere perspotten, die het substraat vormen, waarbij de grootte van de gaten in de verspeentafel en van de holtes in de grotere het substraat vormende perspotten iets groter is dan de uitwendige grootte van de kleinere perspotten en de diepte van de holtes in de grotere perspotten ongeveer gelijk is aan de hoogte van de 35 kleinere perspotten en bij het overbrengen van de kleinere in de grotere perspotten de schaal in langs- en dwarsrichtingen ten opzichte van de verspeenplaat wordt verplaatst.

8201317 - 2 -

Het zal duidelijk zijn, dat het zaaien en het verspenen ... in het algemeen op twee verschillende plaatsen zal worden uitgevoerd. Het verspenen heeft meestal plaats door tuinders, die gewassen zoals tomaten, komkommers, paprika enzovoort telen, 5 terwijl het zaaien en opkweken van de zaden tot zaailingen veelal gebeurt in speciale bedrijnen.

De grotere perspotten kunnen ook steenwolpotten of oaseblokken zijn.

Het de werkwijze volgens de uitvinding vervalt vooral 10 het zeer arbeidsintensieve verspenen, waardoor de bedrijfskosten aanzienlijk worden verminderd.

De uitvinding heeft ook betrekking op de kombinatie van schaal en bak bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze, waarbij volgens de uitvinding de schaal bestaat uit een platte 15 rechthoekige plaat, bij voorkeur van kunststof, met in langs-en dwarsrijen opgestelde doorlopende gaten, waarin de kleinere perspotten met zijdelingse speling kunnen worden opgenomen en de bak bestaat uit een van ventilatie- en/of ontwaterings-openingen voorziene bodem met opstaande randen langs drie 20 zijden, waarbinnen de schaal past.

De uitvinding heeft ook betrekking op de verspeeninrichting, welke volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door een in hoofdzaak horizontaal verlopende transportinrichting, waarop de kombinaties worden aangevoerd met de open zijde 25 van de bakken in langsrichting van de transportinrichting, door een dwars op de transportinrichting geplaatste verspeentafel, waarop de schalen vanaf de bakken geschoven kunnen worden, in welke tafel doorlaatopeningen voor de perspotten aanwezig zijn, door een onder de verspeentafel opgestelde 30 transportinrichting voor grotere perspotten, waarin de eerstgenoemde kleinere perspotten op een grotere steekafstand moeten worden geplaatst, door een mechanisme om de kombinaties stapsgewijs voort te bewegen over een afstand gelijk aan de breedte van een kombinatie, door een mechanisme dat de schaal 35 uit de bak op de verspeentafel plaatst, door een mechanisme om de in langs- en dwarsrijen opgestelde grotere perspotten stapsgewijs voort te bewegen, zodat steeds een verder stel grotere perspotten onder doorlaatopeningen in de verspeentafel 8201317 - 2 a - geplaatst wordt en door mechanismen, die de uit de bak op de verspeentafel geplaatste schaal of schalen over afstanden, gelijk aan de steek of de halve steek van de perspotten in de schaal in twee loodrechte richtingen verplaatsten.

5 De uitvinding zal aan de hand van de tekeningen nader worden toegelicht, waarin: 8201317 - 3 - fig. 1 de kombinatie toont van schaal en bak in bovenaanzicht en vrij van elkaar; fig. 2 een aanzicht is van het vullen van de kombinatie met perspotten en het zaaien van de perspotten; 5 fig. 3 een aanzicht is van de gevulde en gezaaide kombinatie tijdens het ontkiemen van de zaden; fig. 4 een perspetivisch aanzicht toont van de verSpeenin-richting; fig. 5 een bovenaanzicht op grotere schaal toont van een deel 10 van de verspeeninrichting; en fig. 6a, 6b, 6c en 6d verschillende fazen van het verspenen tonen.

In fig. 1 is de schaal 1 getoond, op enige afstand boven de 15 bak 2.

De schaal 1 bestaat uit een dikke rechthoekige plaat polystyreen of getrokken of gespoten harde kunststof, of ander geschikt materiaal.

In de schaal 1 bevinden zich doorgaande cilindrische grote gaten 3 en kleine gaten 4. Deze ga?eR^4 zijn in langs- en dwarsrijen opge-20 steld. Het aantal grote gaten 3 bedraagt bijvoorbeeld 96 in 12 rijen van ieder 8 stuks. Dit aantal is slechts illustratief bedoeld.

De bak 2 bestaat uit een bodem 5 en opstaande wanden 6 langs drie zijden.

In één lijn met de gaten 3 en 4 van de schaal 1 zijn in de bodem 5 25 kleine gaten 7 aangebracht.

In fig. 2 is de schaal 1 geplaatst in de bak 2 en de kombinatie is opgesteld onder een op zich bekende perspottenpers 8 , waarin op bekende wijze cilindrische perspotten 9 worden gevormd, die na het persen vallen in de gaten 3. De uitwendige diameter van deze pers-30 potten 9, op bekende wijze voorzien van een zaaiholte, is iets kleiner dan de diameter van de gaten 3, zodat de perspotten 9 er gemakkelijk in passen.

De kombinaties 1, 2 bewegen achter elkaar in de richting van de pijl A onder de pottenpers 8 en komen dan onder een zaaiinrichting 35 10, die in iedere zaaiholte één of meer zaden laat vallen.

De kombinaties 1, 2 bewegen opeenvolgend op een niet-getoonde transporteur onder de inrichtingen 8 en 10 door.

De kombinatie 1, 2 wordt dan opgepakt en neergezet op draag-lijsten 11 in een kas of dergelijke, zie fig. 3. De kombinaties 1, 2 worden naast elkaar opgesteld en de zaden krijgen de gelegenheid uit 8201317 - 4 - te groeien tot kleine plantjes.

De kleinere gaten 4 in de schaal 1, die in één lijn liggen met de gaten 7 in de bodem 5 maken een luchtcirculatie door de schaal 1 en tussen de planten mogelijk, waardoor het ontkiemen en opgroeien 5 wordt bevorderd.

De gaten 7 in de bodem 5, die in één lijn liggen met de grote gaten 3 in de schaal 1 dienen als ontwateringsgaten.

Het is ook mogelijk de bodem 5 als spijltjesrooster uit te voeren of te doen bestaan uit stijf gaas. Deze uitvoeringsvormen zijn niet 10 getoond.

In de zijwanden 6 van iedere bak 2 bevinden zich gaten 12, waarin transportorganen 13 kunnen grijpen, die bestemd zijn om de kombi-naties 1, 2 stapsgewijs voort te bewegen.

Na het uitgroeien van de zaden tot kleinere plantjes worden de 15 kombinaties 1, 2 vervoerd naar tuinders, waar de plantjes volledig moeten opgroeien. De plantjes moeten daartoe verspeend worden, d.z.w. zij moeten op grotere afstanden van elkaar overgebracht worden op een of andere substraat, dat gevormd kan worden door aarde, steenwol, grotere perspotten, enzovoort.

20 Dit verspenen gebeurt tot nu toe altijd met de hand, hetgeen zeer arbeidsintensief en dus duur is.

Volgens de uitvinding wordt dit verspenen gemechaniseerd, waarbij eerst naar fig. 4 wordt verwezen.

Op een transportinrichting 14 worden de kombinaties 1, 2 opge-25 steld, met de open zijde van de bakken 2 langs de ene zijrand van de transportinrichting 14. Met behulp van een vijzel 15 of dergelijke worden de kombinaties 1, 2 steeds stapsgewijs voortbewogen in de richting van de pijl B. Bij idere stap worden de kombinaties 1, 2 over de breedte van een bak 2 voortbewogen. De vijzel 15 grijpt bijvoorbeeld 30 aan op de onderzijde van iedere bak 2.

Op deze wijze komt steeds een kombinatie 1, 2 vóór een dwarstafel 16, de zgn. verspeentafel. De schaal 1 met de potjes 9 en de kleine plantjes wordt nu uit de bak 2 geschoven tot boven de tafel 16. Ondanks het feit dat de schaal 1 nu niet meer ondersteund wordt door de 35 bak 2 kunnen de perspotten 9 niet omlaagvallen, omdat zij tegengehouden worden door de tafel 16.

Onder de dwarstafel 16 is een transporteur 17 opgesteld, waarop grote perspotten 18 zijn opgesteld. Deze perspotten 18 hebben een holte 18a, waarin de kleinere perspotten 9 met enige speling passen.

40 Met een vijzel 19 worden de grote perspotten 18 stapsgewijs in de 8201317 - 5 - richting van de pijl C voortbewogen.

In de dwarstafel 16 zijn zestien gaten 20 aangebracht, zie fig. 5.

Wanneer de steekafstand tussen de kleine perspotten 9 in de schaal 1,S bedraagt, zie fig. 3, dan bedraagt de steek van de gaten 20, 2S 5 Dit is ook de steek van de grote perspotten 18.

Onder de gaten 20 kunnen valbuizen 21 zijn aangebracht, die uitmonden boven de holtes 18a in de grotere perspotten 18. Noodzakelijk zijn deze valpijpen echter niet.

Wanneer vier dwarsrijen van iedere vier perspotten 18 zijn gevuld 10 met zestien perspotten 9, dan beweegt de vijzel 19 de perspotten 18 in de richting van de pijl C over een afstand 8S.

Op deze wijze worden steeds zestien kleinere perspotten 9 overgebracht in de grote perspotten 18. De gevulde perspotten 18 worden dan van de transportinrichting verwijderd en opgesteld om de planten 15 verder te laten uitgroeien. Dit is niet getoond.

Dwars op de transporteur 14 zijn twee vijzels 22 en 23 opgesteld, die een schaal 1 uit de bijbehorende bak 2 kunnen schuiven.

De vijzel 22 schuift de schaal 1 geheel uit de bak 2. De schaal 1 ligt dan in de stand volgens fig. 5. Uit fig. 5 blijkt, dat de pers-20 potten 9 niet door de tafel 16 kunnen vallen, omdat de gaten 3, waarin de perspotten 9 zijn opgesteld, niet in één lijn liggen met de gaten 20 in de tafel 16.

Met behulp van de vijzel 24 wordt de schaal 1 naar links bewogen, over een afstand |S, vanaf de stand volgens fig. 5, waardoor de stand 25 volgens fig. 6a wordt bereikt, waarna zestien perspotten 9 door de zestien gaten 20 vallen in de holtes 18a van de perspotten 18.

Dan wordt de schaal 1 door de vijzel 24 nog verder naar links verschoven over een afstand S naar de stand volgens fig. 6b. Inmiddels zijn zestien volgende perspotten 18 over de afstand 8S verplaatst en 30 onder de tafel 16 opgesteld. Nu vallen weer zestien perspotten 9 omlaag.

Vervolgens wordt de schaal 1 door de vijzel 25, die onder de transporteur 14 is opgesteld naar voren geschoven over de afstand S van de stand van fig. 6b naar de stand van fig. 6c.

35 Daarbij vallen weer zestien perspotten 9 omlaag.

Tenslotte wordt de schaal 1 met behulp van de vijzel 24 weer naar rechts bewogen over een afstand S van de stand van fig. 6c naar de stand van fig. 6d.

De vijzel 24 is ingericht om slagen van £s en S te maken, het 40 is dus een dubbele vijzel.

8201317 - 6 -

Op deze wijze zijn vier en zestig perspotten 9 overgebracht van de schaal 1 naar de perspotten 18. De schaal 1 is nu voor 2/3 geledigd.

Inmiddels is een volgende kombinatie 1, 2 op de plaats gekomen vóór de tafel 16 en over de helft van de lengte door de vijzel 23 uit 5 de bak 2 geschoven.

Nu moet 1/3 van de eerste schaal 1 en 1/3 van de tweede schaal 1 van perspotten 9 ontdaan worden. Hiertoe moet de tweede schaal 1 over de helft van de lengte door de vijzel 23 geheel uit de bak 2 geschoven, waarbij de eerste schaal wordt meegenomen.

10 De overige bewegingen zijn gelijk aan de eerder beschreven be wegingen. Om de schaal 1 uit de bak 2 te kunnen schuiven moeten in de opstaande achterwand 6 van de bak 2 uitsparingen zijn aangebracht, zie fig. 4, om de vijzels 22 en 23 op de schaal 1 te kunnen laten aangrijpen.

15 Met de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding kan het verspenen geheel gemechaniseerd plaats hebben.

De vijzels zijn in de handel verkrijgbare pneumatische of hydraulische vijzels, die op bekende wijze bestuurd worden.

Vanzelfsprekend zijn ook elekctrische middelen bruikbaar 20 om de diverse bewegingen tot stand te brengen, 8201317

Claims (10)

1. Werkwijze voor het zaaien en verspenen, waarbij in langs- en dwarsrijen opgestelde perspotten onder een zaainrichting worden geplaatst en in de zaaiholte van iedere perspot één of meer zaden wordt of worden aangebracht, waarna de zaden in de perspotten in een geschikte 5 omgeving uitgroeien tot zaailingen, die met perspot en al op grotere afstand van elkaar worden overgebracht in een substraat om tot planten op te groeien, met het kenmerk, dat de perspotten worden opgesteld in doorlopende gaten van een platte schaal, waarin de perspotten met speling passen, welke schaal aan de onderzijde wordt 10 ondersteund door een van ventilatie- en/of ontwateringsopeningen voorziene losse bak, die de perspotten tegenhoudt, dat de aldus gevormde kombi-natie onder de zaaiinrichting wordt gevoerd en de zaden de gelegenheid krijgen tot zaailingen uit te groeien in deze kombinatie, dat de kombinaties via een transportinrichting worden toegevoerd naar een 15 verspeeninrichting, waarin de schalen met de perspotten uit de bakken op een verspeentafel worden geschoven, waarin zich in langs- en dwars-richting opgestelde rijen gaten bevinden, met een steekafstand, die groter is dan de steekafstand tussen de perspotten in de schaal en die overeenkomt met de steekafstand van onder de verspeenplaat te 20 plaatsen in langs- en dwarsrijen opgestelde grotere perspotten, die het substraat vormen, waarbij de grootte van de gaten in de verspeentafel en van de holtes in de grotere het substraat vormende perspotten iets groter is dan de uitwendige grootte van de kleinere perspotten en de diepte van de holtes in de grotere perspotten ongeveer gelijk 25 is aan de hoogte van de kleinere perspotten en bij het overbrengen van de kleinere in de grotere perspotten de schaal in langs- en dwars-richtingen ten opzichte van de verspeenplaat wordt verplaatst.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steekafstand van de gaten in de verspeentafel en van de grotere 30 perspotten tweemaal de steekafstand van de gaten in de schaal en van de kleinere perspotten bedraagt.

3. Kombinatie van schaal en bak bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schaal bestaat uit een platte rechthoekige plaat, 35 bij voorkeur van kunststof, met in langs- en dwarsrijen opgestelde doorlopende gaten, waarin de kleinere perspotten met zijdelingse speling kunnen worden opgenomen en dat de bak bestaat uit een van ventilatie- en/of ontwateringsopeningen voorzien bodem met opstaande randen langs drie zijden, waarbinnen de schaal past. 8201317 - 8 -

4. Kombinatie volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ontwateringsopeningen in de bodem zich bevinden onder de gaten voor de perspotten in de schaal.

5. Kombinatie volgens conclusie 3 of 4, met hetken-5 merk, dat tussen de ontwateringsopeningen in de bodem ventilatieopeningen aanwezig zijn, die in één lijn liggen met ventilatieopeningen in de schaal.

6. Kombinatie volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bodem bestaat uit een rooster.

7. Kombinatie volgens conclusie 3, 4, 5 of 6, met het kenmerk , dat de opstaande zijwanden van de bak voorzien zijn van gaten, nokken of dergelijke, welke gebruikt worden voor het verplaatsen en positioneren van de bak.

8. Kombinatie volgens één of meer der conclusies 2 t/m 7, m e t 15 het kenmerk, dat in de schaal twaalf rijen van ieder acht gaten voor het opnemen van de kleinere perspotten aanwezig zijn.

9. Verspeeninrichting bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een in hoofdzaak horizontaal verlopende transportinrichting, waarop de kombinaties 20 volgens één of meer der conclusies 3-8 worden aangevoerd met de open zijde van de bakken in langsrichting van de transportinrichting, door een dwars op de transportinrichting geplaatste verspeentafel, waarop de schalen vanaf de bakken geschoven kunnen worden, in welke tafel doorlaatopeningen voor de perspotten aanwezig zijn, door een onder de 25 verspeentafel opgestelde transportinrichting voor grotere perspotten, waarin de eerstgenoemde kleinere perspotten op een grotere steekaf-stand moeten worden geplaatst, door een mechanisme om de kombinaties stapsgewijs voort te bewegen over een afstand gelijk aan de breedte van een kombinatie, door een mechanisme dat de schaal uit de bak op 30 de verspeentafel plaatst, door een mechanisme om de in langs- en dwars-rijen opgestelde grotere perspotten stapsgewijs voort te bewegen, zodat steeds een verder stel grotere perspotten onder doorlaatopeningen in de verspeentafel geplaatst wordt en door mechanismen, die de uit de bak op de verspeentafel geplaatste schaal of schalen over afstanden, 35 gelijk aan de steek of de halve steek van de perspotten in de schaal in twee loodrechte richtingen verplaatsen.

10. Verspeeninrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk , dat bij een schaal met twaalf rijen van ieder acht perspotten op een afsteekafstand S, in de verspeentafel zestien door- 40 laatopeningen in een vierkant patroon op een steekafstand 2S aanwezig 8201317 - 9 - zijn en de grotere perspotten zijn opgesteld in dwarsrijen van vier en deze perspotten steeds over een afstand gelijk aan 8S stapsgewijs worden voortbewogen. 8201317