NL9100301A - Houder voor teeltmateriaal. - Google Patents

Description

HOUDER VOOR TEELTMATERIAAL

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor een hoeveelheid teeltmateriaal, die geschikt is voor het bevatten van één plant, welke houder een aan de bovenzijde geopende holte voor het teeltmateriaal omvat.

Dergelijke houders zijn algemeen bekend, bijvoorbeeld in de vorm van bloempotten, de zogenaamde jiffi-pot en andere, soortgelijke houders.

In het algemeen hebben dergelijke houders de vorm van een afgeknotte kegel. Deze vorm leidt in het algemeen tot een slechte behandelbaarheid van de houders en de daarin opgenomen planten, aangezien de houders bij het tegen elkaar aanschuiven veelal scheef komen te staan en soms zelfs omvallen.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke houder, die gemakkelijker hanteerbaar is, en waarbij dergelijke houders tegen elkaar aan kunnen worden geschoven, zonder dat gevaar voor scheef staan of omvallen ontstaat. Tevens streeft men hierbij ernaar een houder te verschaffen, die een grote dichtheid van teeltmateriaal, en van de planten toelaat, waarbij de houders met een grote dichtheid tegen elkaar aan kunnen worden geschoven.

Dit doel wordt bereikt, doordat de houder zich vertikaal uitstrekkende zijwanden heeft.

Als gevolg van deze maatregel kunnen, wanneer twee houders elkaar, bijvoorbeeld tijdens transport of behandeling, elkaar raken, deze houders niet een zodanige kracht op elkaar uitoefenen, dat zij elkaar omduwen. Door de rechte wanden wordt het tevens mogelijk de houders dichter tegen elkaar aan te schuiven, zodat tussen de houders nergens meer ruimte overblijft.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; fig. 2: een perspectivisch aanzicht van de combinatie van een drager ten gebruike bij de houder volgens de uitvinding; fig. 3: een bovenaanzicht van een inrichting voor het verwerken van houders volgens de uitvinding; fig. 4: een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; en fig. 5: een perspectivisch aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

De in fig. 1 afgeheelde houder wordt gevormd door een lichaam 1, met de vorm van een rechthoekig parallellepipedum, en waarbij de horizontale doorsnede door een vierkant wordt gevormd. Als gevolg daarvan zijn de zijden 2, 3, 4 en 5 alle paarsgewijs parallel en strekken zij zich alle in een vertikale richting uit.

In het bovenvlak 6 is een holte 7 uitgespaard, waarvan de vorm cirkelcilindervormig is. De holte is centraal in het lichaam 1 aangebracht, doch dit is echter niet noodzakelijk.

Concentrisch met de holte 7 is een stervormig kanaal 8 aangebracht. Dit stervormige kanaal 8 dient voor het tot uit de holte 7 verwijderen van een zich eventueel daarin bevindende kluit met een daarin aanwezige plant. Hiervoor wordt gerefereerd naar de Europese octrooiaanvrage met publikatienummer 0 323 674 ten name van Visser 's-Gravendeel Holding B.V.

Het zal duidelijk zijn dat de door het lichaam 1 gevormde houder met de hierboven beschreven uiterlijke vorm gemakkelijk hanteerbaar is; zo kan dit lichaam 1 gemakkelijk aan twee tegenover elkaar gelegen zijwanden worden aangegrepen, terwijl het mogelijk is dergelijke lichamen aaneensluitend op een vlakke plaat te schuiven.

Fig. 2 toont een drager 9 voor lichamen 1, die gevormd wordt door een plaat 10, die aan tegenover liggende zijden van vertikale wanden 11, 12 is voorzien. Aldus wordt een U-vormige configuratie verkregen. Hierbij is de breedte van de plaat 10 zodanig gekozen, dat deze overeenkomt met een geheel aantal malen de breedte van de zijwand van het lichaam 1. Hierdoor wordt het mogelijk een rij van dergelijke lichamen 1 aaneensluitend op de plaat 10 te plaatsen zonder dat er ruimte overblijft. Hetzelfde geldt voor de andere richting van de plaat 10; deze lengtemaat komt bij voorkeur overeen met een geheel aantal malen de breedte van het lichaam 1. Als gevolg van deze tweedimensiortele maatregelen kan een volledige vulling van de drager 9 worden verkregen.

De drager 9 omvat verder een bak 13, die gevormd wordt door een bodemplaat 14, waarin een opening is aangebracht, en vier zijwanden 15, 16, 17 en 18. Hierbij past de al of niet gevulde plaat 10 binnen de bak 13, zodat de bak 13 tezamen met de daarin geplaatste plaat een gemakkelijk hanteerbaar geheel vormt onafhankelijk van het feit, of de aldus gevormde drager al of niet gevuld is met houders 1.

Voor het uit de aldus gevormde drager verwijderen van de houders of lichamen wordt de plaat 10 ten opzichte van de bak 13 omhoog bewogen, waartoe de in de bodemplaat 14 aangebrachte opening dient. Door deze opening heen kan met een geschikt duworgaan plaat 10 omhoog gedrukt worden ten opzichte van de bak 13.

In fig. 3 is een inrichting voor het sorteren van in de houders 1 aanwezige planten getoond. Deze inrichting wordt gevormd door een in de tekening niet weergegeven steun voor platen 10, welke steun overigens in veel gevallen gevormd zal worden door het orgaan, waarmee de plaat 10 ten opzichte van de bak 13 omhoog is bewogen.

Op hetzelfde niveau als de steun is een transportbaan 19 aangebracht. Door middel van een duworgaan 20, dat door een cilinder 21 wordt aangedreven, worden de op het blad 10 aanwezige houders 1 rij voor rij tot op de transportbaan 19 geschoven.

Wanneer een dergelijke rij zich volledig op de baan 19 bevindt, komt een tweede duworgaan 22 in actie, dat de rij houders 1 verder transporteert over de baan 19. Vervol gens worden de houders 1 stuk voor stuk door een derde duworgaan 24, dat door een cilinder 25 wordt aangedreven op een transportband 26 bewogen. Deze combinatie van apparaten vormt een zogenaamde verenkelingsinrichting. Het is tevens mogelijk in plaats van een baan 19 met een duworgaan 22 een transportband toe te passen. De snelheid van de transportband 26 zal dan groter moeten zijn dan die van de eerste transportband om een goede verenkelingsrichting te waarborgen.

Als gevolg hiervan worden de houders 1 stuk voor stuk met een aanzienlijke tussenruimte over de transportband 26 voortbewogen. Hierbij passeren zij een detectie-inrichting 27, die de hoedanigheid van de in de houder aanwezige plant vaststelt? hierbij kan gedacht worden aan een licht-doorlaatbaarheidsmeter, die de hoeveelheid bladeren van de plant bepaalt, of een kleurenmeter, die de kleur van het blad van de planten vastlegt. Het is natuurlijk mogelijk een ander criterium toe te passen. De aldus verkregen signalen worden naar een centrale besturingsinrichting 28 toegevoerd, waarmee de detectie-inrichting 27 is verbonden.

Afhankelijk van de signalen, en daarmee van de desbetreffende criteria worden sorteerduworganen 29 door middel van desbetreffende cilinders 30 bewogen. Deze sorteerduworganen 29 bewegen, wanneer zij bediend worden door de desbetreffende cilinder 30 het op het betreffende moment passerende houder 1 van de transportband 26 af naar een desbetreffende secundaire transportband 31. Afhankelijk van het meetresultaat van de detectie-inrichting wordt een van de twee cilinders 30 bestuurd, waarbij het desbetreffende lichaam of houder 1 op de desbetreffende sorteertransport-band 31 wordt bewogen.

Aan het einde van elk van de secundaire transportbanden 31 is een Mand 32 aangebracht. De via de desbetref- j fende transportbanden toegevoerde houders 1 verzamelen zich tegen de respectievelijke wanden 32. Wanneer het aantal tegen de wand 32 verzamelde houders 1 gelijk is aan het aantal houders 1, dat in de breedte past op een plaat 10, hetgeen gedetecteerd wordt door een in de tekening niet weergegeven detectie-inrichting, komt een duworgaan 33 in actie, dat aangedreven wordt door een cilinder 34. Het duworgaan 33 duwt de aldus gevormde rij lichamen 1 tot op een ter plaatse van het duworgaan 33 aangebrachte plaat 10. Hierbij is aan de van het duworgaan 33 afgekeerde zijde van de aldus opgestelde plaat 10 een wand 35 aangebracht, die als stuitwand dient voor de door het duworgaan 33 toegevoerde rijen lichamen 1. Aldus worden de platen 10 successievelijk gevuld met rijen lichamen 1.

Zodra de desbetreffende platen 10 gevuld zijn, kunnen zij worden weggenomen en in een desbetreffende bak 13 worden geplaatst, doch het is tevens mogelijk dat de plaat 13 zich onder de plaat 10 bevindt en na het voltooien van het vullen van de plaat 10 naar boven wordt bewogen. Vervolgens kan de drager 9 in zijn geheel worden afgenomen, en kan een nieuwe plaat 10 op de desbetreffende plaat tegenover het duworgaan 33 worden aangebracht. Uiteraard geldt dit voor beide, in fig. 3 afgebeelde dragers 10. Het is uiteraard mogelijk de sorteercriteria zodanig in te stellen, dat meer verzamelpunten noodzakelijk zijn; de in fig. 3 getoonde inrichting kan dan worden uitgebreid.

Hieruit blijkt dat het met de houders volgens de onderhavige uitvinding gemakkelijk is deze aan een transport-, behandelings- of een sorteerproces te onderwerpen.

Fig. 4 toont een andere uitvoeringsvorm van de drager volgens de uitvinding. De houder in fig. 4 wordt gevormd door een rechthoekig blok132, waarin een rechthoekige holte 133 is aangebracht. De houder 4 is in dit geval ook voorzien van een vierkante vertikale doorsnede, doch dit is niet per se noodzakelijk; het is mogelijk een rechthoekige doorsnede toe te passen vanwege symmetrische overwegingen; bij een vierkant doet het er niet toe in welke richting de houder wordt aangegrepen, en is het aantrekkelijk de houder de vierkante vertikale doorsnede uit te voeren. Om materiaal te besparen is in elke zijwand 134, 135,136 en 137 een vertikale groef(38 aangebracht. Deze groef heeft geen nadelige invloed op de behandelbaarheid van de houder, terwijl er een aanzienlijke materiaalbesparing, en bij toepassing van een relatief zwaar materiaal voor de houder een aanzienlijke gewichtsbesparing wordt verkregen. Uiteraard moet met het dimensioneren van een dergelijke groef rekening gehouden worden dat de houder voldoende sterkte houdt.

Het is evenzeer mogelijk de groef (38 niet in verti-kale richting, doch in horizontale richting aan te brengen.

Fig. 5 toont een vierde uitvoeringsvorm van een houder, die gevormd wordt door een lichaam 39 met een horizontale doorsnede van een regelmatige zeskant, en waarbij een cirkelcilindervormige opening 40 is aangebracht.

Ook hier is ter besparing van materiaal een groef 41 aangebracht, die in het onderhavige geval zich in de horizontale richting uitstrekt.

Het zal duidelijk zijn dat andere configuraties van dergelijke houders mogelijk zijn.

Claims (15)

1. Houder voor een hoeveelheid teeltmateriaal, die geschikt is voor het bevatten van één plant, welke houder een aan de bovenzijde geopende holte voor het teeltmateriaal omvat, met het kenmerk dat de houder zich vertikaal uitstrekkende zijwanden heeft.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de horizontale doorsnede van de zijwanden rechthoekig is.

3. Houder volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de horizontale doorsnede van de zijwanden een vierkant is.

4. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de horizontale doorsnede van de zijwanden zeshoekig is.

5. Houder volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk dat de zijwanden van een vertikale uitholling zijn voorzien.

6. Houder volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk dat de zijwanden van een horizontale uitholling zijn voorzien.

7. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat de holte voor het teeltmateriaal cilindrisch is, en dat concentrisch met deze holte een doorgaand kanaal met een stervormige configuratie is aangebracht .

8. Drager voor houders volgens een van de voorafgaande conclusies, gekenmerkt door een blad en een bak, waarin het blad past, en waarbij in de bodem van de bak tenminste één opening is aangebracht.

9. Drager volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het blad aan twee tegenover elkaar gelegen zijden van een zich naar boven toe uitstrekkende wand is voorzien.

10. Drager volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat de breedte van het blad overeenkomt met een geheel aantal malen van een breedte van een houder volgens een van de conclusies 1-7.

11. Drager volgens conclusie 8, 9 of 10, met het kenmerk dat de lengte van het blad overeenkomt met een geheel aantal malen van een breedte van een houder volgens een van de conclusies 1-7.

12. Inrichting voor het behandelen van een houder volgens een van de voorafgaande conclusies, gekenmerkt door aangrijpingsmiddelen voor het aan de zijden aangrijpen van rechthoekige lichamen, of het duwen tegen zijden van een rechthoekig lichaam.

13. Inrichting voor het verwijderen van houders volgens een van de conclusies 1-7 met een drager volgens een van de conclusies 8-11, gekenmerkt door een duworgaan voor het tot uit een bak van een van de conclusies 8-11 duwen van een blad volgens een van de conclusies 8-11 en een duworgaan voor het vervolgens vanaf het blad duwen van de afzonderlijke, op het blad aanwezige rijen houders volgens een van de conclusies 1-7.

14. Inrichting voor het laden van houders volgens een van de conclusies 1-7 op een drager volgens een van de conclusies 8-11, gekenmerkt door een duworgaan voor het tot op een blad volgens een van de conclusies 8-11 duwen van rijen houders en een duworgaan voor het na het vullen van de houders van beneden af rondom het blad aanbrengen van een bak.

15. Inrichting voor het sorteren van in houders aanwezige plantn, omvattende een inrichting volgens conclusie 13 voor het uit een drager verwijderen van houders, een sorteerinrichting en een inrichting volgens conclusie 14 voor het laden van houders op een drager.