BE1023173B1 - Werkwijze voor het kweken van epifyten - Google Patents

Werkwijze voor het kweken van epifyten Download PDF

Info

Publication number
BE1023173B1
BE1023173B1 BE2015/5486A BE201505486A BE1023173B1 BE 1023173 B1 BE1023173 B1 BE 1023173B1 BE 2015/5486 A BE2015/5486 A BE 2015/5486A BE 201505486 A BE201505486 A BE 201505486A BE 1023173 B1 BE1023173 B1 BE 1023173B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
tubular
plant
container
holder
containers
Prior art date
Application number
BE2015/5486A
Other languages
English (en)
Inventor
Arne Steelandt
Original Assignee
Floreac N.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL2015052A priority Critical patent/NL2015052B1/en
Application filed by Floreac N.V. filed Critical Floreac N.V.
Priority to BE2015/5486A priority patent/BE1023173B1/nl
Priority to PCT/EP2016/065325 priority patent/WO2017001571A1/en
Priority to TW105120826A priority patent/TW201707558A/zh
Application granted granted Critical
Publication of BE1023173B1 publication Critical patent/BE1023173B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings
    • A01G9/0293Seed or shoot receptacles
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G22/00Cultivation of specific crops or plants not otherwise provided for
    • A01G22/60Flowers; Ornamental plants
    • A01G22/63Orchids
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings
    • A01G9/0295Units comprising two or more connected receptacles
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings
    • A01G9/0297Grids for supporting several receptacles
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01HNEW PLANTS OR NON-TRANSGENIC PROCESSES FOR OBTAINING THEM; PLANT REPRODUCTION BY TISSUE CULTURE TECHNIQUES
    • A01H4/00Plant reproduction by tissue culture techniques ; Tissue culture techniques therefor
    • A01H4/005Methods for micropropagation; Vegetative plant propagation using cell or tissue culture techniques

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Cell Biology (AREA)
  • Developmental Biology & Embryology (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
  • Breeding Of Plants And Reproduction By Means Of Culturing (AREA)

Abstract

In deze aanvraag worden werkwijzen verschaft voor het kweken van epifyten, omvattende het overbrengen van een plantje uit een in vitro culture naar een buisvormige houder en het mogelijk maken van de verdere ontwikkeling van genoemd plantje tot een voorgevormd plantje.
Fig. 1

Description

WERKWIJZE VOOR HET KWEKEN VAN EPIFYTEN
Beschrijving
VAKGEBIED VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op werkwijzen voor het kweken van epifyten, in het bijzonder orchideeën, en inrichtingen om in dergelijke werkwijzen te gebruiken.
ACHTERGROND
Epifyten zijn planten die op andere planten, zoals bomen, kunnen groeien zonder schade toe te brengen en die vocht en voedingsstoffen uit de lucht en regen kunnen halen. Daarom hebben veel epifyten luchtwortels. Een groot aantal planten met luchtwortels is van economisch belang, voornamelijk als sierplanten. Orchideeën zijn bijzonder relevant als sierplanten.
Er zijn diverse werkwijzen bekend voor het kweken van orchideeën. Het op grote schaal kweken van orchideeën omvat vaak vegetatieve reproductie, meer in het bijzonder met gebruik van weefselkweekwerkwijzen. Bij deze werkwijzen wordt plantenweefsel in vitro gekweekt om plantjes te verkrijgen die dan doorgaans eerst worden overgebracht naar platen om te acclimatiseren tot jonge planten worden verkregen, die vervolgens worden overgebracht naar een plug of pot om met gebruik van gebruikelijke werkwijzen verder te groeien. Ook wanneer zaden worden gebruikt, worden orchideeën doorgaans in een steriele culture uit zaden gekweekt. De overdracht van de steriele culture naar niet-steriele in vivo omstandigheden is een delicaat proces.
De wortels van de plantjes die via in vitro cultures worden verkregen, hebben doorgaans de neiging om alle kanten op te groeien, waardoor ze lastig te hanteren zijn. Bovendien zijn deze wortels kwetsbaar en bestaat de kans dat ze tijdens het hanteren beschadigen. Het toevoegen van een stressfactor aan het delicate overdrachtsproces door verwonding van de wortels is onwenselijk.
In het licht van bovenstaande is de overdracht moeilijk via een geautomatiseerd proces uit te voeren en kan het een tijdrovend proces zijn. Dienovereenkomstig blijft in het vakgebied de behoefte aan verbeterde werkwijzen voor het kweken van epifyten zoals orchideeën, die ten minste één van de bovengenoemde problemen verminderen, bestaan.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinders hebben ontdekt dat het kweken van epifyten, zoals orchideeën, uitgevoerd kan worden door de in vitro gewortelde plantjes vanuit een in vitro culture naar een buisvormige houder over te brengen voordat de planten worden overgebracht naar een plug of losse grond om verder te worden gekweekt. De buisvormige houders maken het voorvormen van de wortels en bladeren van de plant mogelijk, wat de daaropvolgende overdracht van de planten naar een kweekhouder aanzienlijk kan vergemakkelijken. Meer in het bijzonder maakt het het hanteren van de plant mogelijk zonder hem te beschadigen en maakt het het mogelijk om de jonge plant over te brengen naar een plantenpot of -plug zonder dat daar extra hantering van de bladeren of wortels voor nodig is. Door de punten van de wortels naar beneden te richten, past de plant gemakkelijk in een plug of pot. Dit kan bovendien worden uitgevoerd in een semi-steriele of steriele omgeving. Door het voorvormen van de jonge planten wordt het eveneens mogelijk om de planten gemakkelijker op grootte te sorteren. Het feit dat de gelijkmatigheid van de planten wordt vergroot, helpt tegelijkertijd te garanderen dat elke plant op de juiste wijze in de plug of pot wordt geplaatst. Hierdoor wordt automatisering van het kweekproces mogelijk.
Dienovereenkomstig verschaft de uitvinding werkwijzen voor het kweken van epifyten, omvattende de stap van het houden van een in vitro geworteld plantje van elke epifyt in een buisvormige houder met een beperkte diameter gedurende een tijd die het mogelijk maakt dat de wortels en/of bladeren van genoemd plantje zich kunnen aanpassen aan de vorm van genoemde buisvormige houder, waardoor een voorgevormd plantje wordt verkregen. In bijzondere uitvoeringsvormen is de buisvormige houder een houder (2) met een diameter van 10-30 mm en is de tijd tussen 3 en 21 dagen. In bijzondere uitvoeringsvormen omvatten de werkwijzen de stappen van het overbrengen van een epifytplantje vanuit een in vitro culture naar de buisvormige houder, het houden van het epifytplantje in de buisvormige houder tot het plantje voorgevormd is, en het overbrengen van het voorgevormde plantje vanuit de buisvormige houder naar een kweekhouder die een substraat omvat. In bijzondere uitvoeringsvormen van de werkwijzen is de overbrengingsstap geautomatiseerd. De werkwijzen zijn bijzonder interessant voor planten die behoren tot de familie der Orchidaceae.
In bijzondere uitvoeringsvormen wordt het plantje terwijl hij in genoemde buisvormige houder wordt gehouden van water voorzien door middel van sproeien. In bijzondere uitvoeringsvormen omvat het plantje wanneer hij in de buisvormige houder wordt gebracht ten minste 2 wortels die tussen 0,5 en 1 cm lang zijn of ten minste 2 cm lang zijn. In bijzondere uitvoeringsvormen wordt het plantje in de buisvormige houder gebracht door de buisvormige houder in een geleiderbak (6) te plaatsen die een kanaal omvat en zodanig is ingericht dat wanneer de buisvormige houder in de geleiderbak (6) wordt geplaatst, een kanaal van de bak in lijn wordt gebracht met een buisvormige houder en zich voorbij de buisvormige houder uitstrekt.
De uitvinding verschaft eveneens een buisvormige houder (2) voor het vermeerderen van epifyten, gekenmerkt doordat hij een diameter heeft van 10-30 mm, een lengte van ten minste 50 mm, een kegelvormige vorm die schuin afloopt naar de bodem van genoemde buisvormige houder toe en doordat de bovenrand (3) een verzonken deel omvat, waardoor de buisvormige houder (2) wordt voorzien van een bovenste laterale opening (4). In bijzondere uitvoeringsvormen omvat de buisvormige houder voorts één of meer uitsparingen (14) in de rand van de opening (4) van de houder.
De uitvinding verschaft voorts een inrichting voor de vermeerdering van epifyten, omvattende een aantal buisvormige houders (2) zoals in deze aanvraag beschreven, waarbij genoemd aantal buisvormige houders (2) in een lineaire opstelling (1) zijn gerangschikt, en lateraal met elkaar zijn verbonden. In bijzondere uitvoeringsvormen omvat het aantal buisvormige houders ten minste tien buisvormige houders die in een lineaire opstelling zijn gerangschikt.
De uitvoering verschaft voorts een combinatie van een inrichting die buisvormige houders (2) omvat zoals in deze aanvraag beschreven en een geleiderbak (6), waarbij de geleiderbak een aantal evenwijdige kanalen (8) omvat, die zodanig zijn ingericht dat wanneer een buisvormige houder of de inrichting die bestaat uit buisvormige houders in de geleiderbak wordt geplaatst, één of meer kanalen van de bak in lijn worden gebracht met een buisvormige houder en zich uitstrekken voorbij een buisvormige houder. In bijzondere uitvoeringsvormen omvat de geleiderbak voorts een sluitingsklep (13) die de inrichting en/of buisvormige houders daarin op hun plaats houdt. In bijzondere uitvoeringsvormen heeft de bak een basis om de bak op een vlak oppervlak te ondersteunen, en wordt het aantal evenwijdige kanalen verschaft in een hoek tussen 5° en 50° ten opzichte van de basis.
Bovengenoemde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de onderstaande gedetailleerde beschrijving, die, aan de hand van voorbeelden, de principes van de uitvinding toelicht.
BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De onderstaande beschrijving van de figuren van de specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding is slechts toelichtend van aard en is niet bedoeld om de onderhavige leer, de toepassing of het gebruik daarvan te beperken. In alle tekeningen duiden overeenkomstige referentienummers vergelijkbare of overeenkomstige onderdelen en kenmerken aan.
Fig. 1 Aanzicht in perspectief van een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting, omvattende een lineaire opstelling (1) van buisvormige, kegelvormige houders (2) zoals in deze aanvraag beschreven, en een overeenkomstige geleiderbak (6).
Fig. 2 Aanzicht in perspectief van een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting, omvattende een lineaire opstelling (1) van buisvormige houders (2) zoals in deze aanvraag beschreven, geplaatst in een overeenkomstige geleiderbak (6).
Fig. 3 Gedetailleerd aanzicht van een specifieke uitvoeringsvorm van de inrichting, omvattende een lineaire opstelling (1) van buisvormige houders (2) zoals in deze aanvraag beschreven.
Fig. 4 Opslaghouder (10) voor het opslaan van een aantal lineaire opstellingen (1) van buisvormige houders, zoals in deze aanvraag beschreven.
Fig. 5 Karretje (12) omvattende een aantal opslaghouders (10).
Fig. 6 Aanzicht in perspectief van een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting, omvattende een lineaire opstelling (1) van buisvormige houders (2) zoals in deze aanvraag beschreven, geplaatst in een overeenkomstige geleiderbak (6) met een sluitingsklep (13).
In de figuren wordt de volgende nummering gebruikt: 1 - Lineaire opstelling; 2 - buisvormige houder; 3 - rand; 4 - gat of opening; 5 -onderkant van de buisvormige houder; 6 - geleiderbak; 7 - ontvangend deel; 8 - kanaal; 9 - basis; 10 - opslaghouder; 11 - deksel; 12 - karretje; 13 - sluitingsklep, 14 -verzinking.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding zal worden beschreven met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen, maar de uitvinding is daar niet toe beperkt, maar wordt uitsluitend beperkt door de conclusies. Eventuele referentietekens in de conclusies dienen niet te worden opgevat als beperkend voor de reikwijdte daarvan.
Zoals in deze aanvraag gebruikt, omvatten de enkelvoudige vormen “een”, “de” en “het” zowel de enkelvoudige als de meervoudige verwijzingen, tenzij de context duidelijk anders aangeeft.
De termen “omvattende”, “omvat” en “bestaand uit” zijn zoals in deze aanvraag gebruikt synoniem met “met inbegrip van”, “bevat” of “bevattend” en zijn inclusief of met een open uiteinde en sluiten geen bijkomende niet vermelde delen, onderdelen of stappen van een werkwijze uit. De termen “omvattende”, “omvat” en “bestaand uit” omvatten, wanneer ze verwijzen naar aangehaalde bestanddelen, onderdelen of stappen van werkwijzen, eveneens uitvoeringsvormen die “bestaan uit” genoemde aangehaalde bestanddelen, onderdelen of stappen van werkwijzen.
Voorts worden de termen “eerste”, “tweede”, “derde” en “dergelijke” in de beschrijving en de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen vergelijkbare onderdelen, en niet noodzakelijkerwijs voor het beschrijven van een sequentiële of chronologische volgorde, tenzij anders aangegeven. Het dient duidelijk te zijn dat de als zodanig gebruikte termen onder de juiste omstandigheden uitwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding die in deze aanvraag worden beschreven in staat zijn om in andere volgorden te werken dan in deze aanvraag wordt beschreven of toegelicht.
Verwijzing door deze beschrijving heen naar “één uitvoeringsvorm” of “een uitvoeringsvorm” betekent dat een specifieke eigenschap, structuur die of een specifiek kenmerk dat wordt beschreven in verband met de uitvoeringsvorm wordt opgenomen in ten minste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Verschijningen van de termen “in één uitvoeringsvorm” of “in een uitvoeringsvorm” op meerdere plaatsen in deze beschrijving verwijzen dus niet noodzakelijkerwijs allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm. Voorts kunnen de specifieke kenmerken, structuren of eigenschappen op elke geschikte wijze in één of meer uitvoeringsvormen gecombineerd worden, zoals uit deze beschrijving duidelijk zou zijn aan een deskundige op het vakgebied. Hoewel bepaalde uitvoeringsvormen die in deze aanvraag worden beschreven bepaalde kenmerken die in andere uitvoeringsvormen zijn opgenomen omvatten maar andere niet, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld binnen de reikwijdte van de uitvinding te liggen en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals duidelijk zou zijn aan deskundigen op het vakgebied. In de aangehechte conclusies kunnen bijvoorbeeld alle kenmerken van de uitvoeringsvormen volgens de conclusies in elke willekeurige combinatie worden gebruikt.
De waarden die in deze aanvraag worden gebruikt wanneer wordt verwezen naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur en dergelijke, zijn bedoeld variaties te omvatten van +/-10% of minder, bij voorkeur +/- 5% of minder, met meer voorkeur +/- 1% of minder, en met nog meer voorkeur +/- 0,1% of minder van de gespecificeerde waarde, voor zover dergelijke variaties toepasselijk zijn voor uitvoering in de beschreven uitvinding. Het dient duidelijk te zijn dat elke waarde zoals in deze aanvraag gebruikt zelf ook specifiek is en bij voorkeur wordt beschreven.
De term “heterotroof verwijst zoals in deze aanvraag gebruikt naar plantmateriaal dat niet in staat is of ten hoogste in zeer beperkte mate in staat is tot fotosynthese. Dienovereenkomstig heeft heterotroof plantmateriaal voor normale groei en ontwikkeling een externe koolstofbron nodig, zoals sucrose, die in een kweekmedium wordt verschaft. De term “autotroof verwijst zoals in deze aanvraag gebruikt naar plantmateriaal dat in staat is tot fotosynthese en dat derhalve geen externe koolstofbronnen nodig heeft voor normale groei en ontwikkeling.
De vermelding van numerieke bereiken met eindpunten omvat alle getallen en fracties die binnen de bijbehorende bereiken vallen, evenals de vermelde eindpunten.
Alle documenten die in de onderhavige beschrijving worden geciteerd zijn hiermee doorverwijzing in hun geheel opgenomen.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt, met inbegrip van technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals algemeen wordt begrepen door iemand met gemiddelde kennis van het vakgebied waartoe deze uitvinding behoort. Bij wijze van verdere geleiding worden definities voor de termen die in deze beschrijving worden gebruikt opgenomen om de leer van de onderhavige uitvinding beter te kunnen begrijpen. De termen of definities die in deze aanvraag worden gebruikt, worden uitsluitend verschaft om te helpen bij het begrijpen van de uitvinding.
In deze aanvraag worden werkwijzen verschaft voor het kweken van epifyten, en inrichtingen voor gebruik in dergelijke werkwijzen. Zoals in deze aanvraag gebruikt, verwijst de term “epifyten” maar planten die op andere planten groeien zonder voedingsstoffen uit laatstgenoemde te betrekken. De term “epifyten” verwijst in het bijzonder naar de botanische ordes van de Bromeliaceae, Araceae en de Asparagales. Meer in het bijzonder verwijst hij naar de leden van de familie der Orchidaceae. In het meest bijzonder verwijst de term “epifyten” naar planten die behoren tot het geslacht Cattleya, Phalaenopsis en Dendrobium.
Het principe van het in vitro kweken van orchideeën en andere epifyten is als zodanig welbekend in het vakgebied. Doorgaans omvat dit het kweken van zaad of een explantaat dat is verkregen van een epifyt op een geschikt groeimedium, waarbij zodoende een plantje wordt verkregen. Zodoende verwijst de term “plantje” zoals in deze aanvraag gebruikt naar een gekweekte kleine bewortelde plant of zaailing die is verkregen door in vitro kweken.
Het kweekmedium kan tijdens in vitro kweken een vloeibaar, vast of semi-vast (gelachtig) medium zijn. In voorkeursuitvoeringsvormen worden de plantjes die worden gebruikt in de in deze aanvraag voorziene werkwijze verkregen nadat ze zijn gekweekt op een kweekmedium dat een gel is. In bijzondere uitvoeringsvormen kan het kweekmedium sucrose en agar omvatten. In bepaalde uitvoeringsvormen kan het kweekmedium een plantengroeiregulator (PGR) omvatten. In bijzondere uitvoeringsvormen omvatten de werkwijzen die in deze aanvraag worden voorzien voorts voorafgaande aan de stap van het overbrengen van het plantje naar een buisvormige houder, de stap van het in vitro kweken van een plantje. In de in vitro kweek kan het plantmateriaal verschillende ontwikkelingsfasen doormaken voordat het zich tot een plantje ontwikkelt. Het explantaat kan bijvoorbeeld embryogene callussen vormen, gevolgd door de vorming van protocorm-achtige lichamen (PLB’s), die zich verder kunnen ontwikkelen tot plantjes, zoals bekend is in het vakgebied.
In deze aanvraag wordt een werkwijze verschaft voor het kweken van epifyten die het voorvormen van het plantje omvat. De werkwijze die in deze aanvraag wordt beschreven omvat het verschaffen van een scheut of plantje van een epifyt in een buisvormige houder en het daarin laten groeien van het plantje, wat zorgt voor het geleiden en richten van de wortels en bladeren van het plantje. Dit maakt het voorvormen van het plantje mogelijk in een vorm die gemakkelijke hantering mogelijk maakt. De voorgevormde plantjes worden vervolgens overgebracht naar een andere kweekhouder om verder te groeien.
Meer in het bijzonder kunnen de werkwijzen die in deze aanvraag worden verschaft een eerste stap omvatten van het overbrengen van een epifytplantje vanuit een in vitro kweek naar een buisvormige houder en een tweede stap van het houden van het plantje in genoemde buisvormige houder, waardoor het mogelijk is dat wortels en in enige mate ook de bladeren van het plantje zich kunnen aanpassen aan de vorm van de buisvormige houder, waardoor een voorgevormd plantje wordt verkregen. Meer in het bijzonder maakt de groei van het plantje in de buisvormige houder het mogelijk dat de wortels van de plant verticaal worden voorgevormd aangezien de buisvormige houder de wortels langs de lengterichting van de houder richt. De onderhavige uitvinders hebben bovendien ontdekt dat deze beperkte groeiperiode in een buisvormige houder daarna het introduceren van het plantje in een kweekhouder aanzienlijk kan vergemakkelijken. Meer in het bijzonder wordt het risico van het beschadigen van de wortels vermeden wanneer ze in de kweekhouder worden geïntroduceerd. Daarnaast vergemakkelijkt de grotere gelijkmatigheid van de werkwijzen die in deze aanvraag worden verschaft het transport en de hantering van de plantjes, waardoor een grotere mate van automatisering van het kweekproces mogelijk wordt. De uniformiteit van de planten maakt in feite geautomatiseerd volgen en detecteren van het plantje mogelijk.
Daarnaast hebben de uitvinders ontdekt dat de werkwijzen een geleidelijker overgang van het lab naar de kas mogelijk maken. De scheuten die in vitro worden gekweekt leven in feite op suiker, maar moeten zich transformeren om autotroof te worden wanneer ze in een kweekhouder worden gekweekt. Tijdens het kweken worden de plantjes in hoofdzaak zonder suikers gekweekt waardoor de plant al voor hij de kas binnengaat wordt gedwongen om volledig autotroof te worden.
Deze kenmerken worden hieronder voorts meer in detail uitgelegd.
Het plantje dat in de buisvormige houder wordt geïntroduceerd volgens de werkwijzen die in deze aanvraag worden beschreven, kan worden verkregen uit zaad of een explantaat. Doorgaans worden gesteriliseerde zaden of explantaten gebruikt. Geschikte sterilisatiewerkwijzen zijn in het vakgebied bekend. De term “explantaat” verwijst zoals in deze aanvraag gebruikt naar een plantenweefsel dat uit een donorplant wordt geoogst en in staat is tot in vitro vegetatieve reproductie op een kweekmedium. Dergelijke kweek voor vegetatieve reproductie is ook bekend als “weefselkweek”. Het explantaat kan worden geoogst uit plantendelen met inbegrip van, zonder daartoe beperkt te zijn, wortels, wortelpunten, wortelstokken, punten van scheuten, stengels, bloemknoppen en bladeren.
Afhankelijk van de werkwijze die voor in vitro kweek wordt gebruikt, zal het plantje één of meer wortels omvatten. Bij overdracht van het plantje omvat het plantje doorgaans ten minste twee wortels die tussen 0,5 en 1 cm lang zijn of die ten minste 2 cm lang zijn, bij voorkeur ten minste 3 cm lang. In deze fasen worden de wortels het gemakkelijkst gehanteerd.
De grootte van het plantje op het moment van overdracht is als zodanig niet cruciaal. De grootte van de bladeren in het bijzonder kan in feite variëren afhankelijk van de kloon. In specifieke uitvoeringsvormen heeft het plantje een grootte tussen 20 mm en 150 mm (lengte van het langste blad).
De buisvormige houder die in de onderhavige werkwijze wordt gebruikt is een holle buis, d.w.z. hij heeft een holle vorm in de lengterichting. De term “lengterichting” zoals in deze aanvraag gebruikt, verwijst naar een voorwerp met een lengte/breedteverhouding van ten minste 2, bij voorkeur ten minste 3, met de meeste voorkeur ten minste 4.
Meer in het bijzonder heeft de buisvormige houder ten minste voor een deel een kegelvorm, dat wil zeggen dat de diameter van de buisvormige houder afneemt in de richting van één uiteinde (waarnaar in deze aanvraag wordt verwezen als het onderste uiteinde) van de houder. In bijzondere uitvoeringsvormen kan een beperkt bovendeel (tegenovergestelde zijde van het onderste uiteinde) van de buisvormige houder recht zijn, terwijl het onderste deel kegelvormig is. In bijzondere uitvoeringsvormen heeft de gehele houder een kegelvorm. Dit voorkomt dat het plantje tijdens het transport te diep naar beneden in de houder glijdt en vergemakkelijkt bovendien de verwijdering van het plantje uit de houder. Meer in het bijzonder kan de buisvormige houder een in hoofdzaak kegelvormige vorm hebben, meer in het bijzonder een frustoconische vorm, dat wil zeggen een kegel met een afgeknotte top. In bijzondere uitvoeringsvormen kan de buisvormige houder een openingshoek hebben, dat wil zeggen de maximale hoek tussen de twee generatricelijnen, van tussen 2° en 20°, bij voorkeur tussen 3° en 10°.
De buisvormige houder is zodanig gedimensioneerd dat hij voldoende groot is om ruimte te kunnen bieden aan het plantje, maar ook voldoende smal (ten opzichte van de plant) dat de wortels zich langs de algemene richting van de lengteas van de buisvormige houder kunnen richten. De grootte van de buisvormige houder kan bovendien in enige mate worden vastgesteld aan de hand van de grootte van de kweekhouder waarnaar het plantje daarna zal worden overgebracht. De grootte van de buisvormige houder is in feite doorgaans ten minste 2 mm kleiner dat de kleinste diameter van de kweekhouder waarnaar het plantje daarna wordt overgebracht.
In bijzondere uitvoeringsvormen heeft de inwendige breedte of diameter van de buisvormige houder op zijn breedst een diameter van ten minste 10 mm. Doorgaans ligt de diameter van de buisvormige houder op zijn breedste punt in het bereik van 10 mm tot 50 mm, bij voorkeur tussen 10 mm en 30 mm, zoals ongeveer 20 tot 25 mm. In bijzondere uitvoeringsvormen is de kweekhouder in feite een kegelvormige plug met een breedste diameter van ongeveer 38 mm en een kleinste diameter van ongeveer 28 mm. Voor deze uitvoeringsvormen is de breedste diameter van de buisvormige houder bij voorkeur kleiner dan 28 mm, meer in het bijzonder 26 mm of minder.
De lengte van de buisvormige houder is minder cruciaal. In bepaalde uitvoeringsvormen heeft de buisvormige houder een lengte tussen 20 mm en 300 mm, bij voorkeur tussen 50 mm en 200 mm, bijvoorbeeld ongeveer 90 mm. In specifieke uitvoeringsvormen heeft de buisvormige houder een diameter van ongeveer 20 mm en een lengte van ten minste 50 mm. Dergelijke afmetingen bleken in het bijzonder geschikt te zijn voor het kweken van orchideeënplantjes. Deze afmetingen maken het in feite mogelijk dat de wortels van de plantjes verticaal langs de lengteas van de buisvormige houder groeien.
In bijzondere uitvoeringsvormen heeft de buis ten minste één open uiteinde, d.w.z. het bovenste uiteinde. Dit maakt het inbrengen van het plantje in de buisvormige houder, verwijdering van het plantje na het voorvormen en optioneel het voorzien van het plantje van licht, water en voedingsstoffen, die nodig zouden kunnen zijn voor de ontwikkeling van het plantje, mogelijk. In bijzondere uitvoeringsvormen zijn beide uiteinden (onder en boven) van de buisvormige houder open of voorzien van gaten. Een open onderkant kan het mogelijk maken om overtollig water af te voeren, bijv. als het plantje wordt besproeid.
De buisvormige houder heeft bij voorkeur een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Dit garandeert in feite op optimale wijze dat de groei van de bladeren van de plantjes zonder schade rond een centrale as wordt geleid, wat het hanteren van het plantje bij verwijdering daarvan vergemakkelijkt. De dwarsdoorsnede kan echter ook andere vormen hebben. In bijzondere uitvoeringsvormen kan de buisvormige houder een dwarsdoorsnede hebben die cirkelvormig, ellipsoïde of polygonaal is. De dwarsdoorsnede van de buisvormige houder kan langs de lengte van de houder een identieke of verschillende vorm hebben.
De buisvormige houder kan worden verdeeld in een bovenste en een onderste deel met een bovenste uiteinde en een onderste uiteinde, waarbij het bovenste uiteinde zich aan het breedste uiteinde bevindt en het onderste deel zich aan het tegenoverliggende uiteinde bevindt. Het plantje wordt doorgaans zodanig in de houder geplaatst dat de plek waar de wortels beginnen zich binnen het onderste deel bevindt, en de bladeren zich uitstrekken door het bovenste deel van de houder.
In bijzondere uitvoeringsvormen omvat het (open) bovenste uiteinde van de buisvormige houder een rand met een verzonken gedeelte, meer in het bijzonder een deel dat verzonken is in de richting van de bodem van de buisvormige houder. Op deze manier kan een opening worden verschaft in de wand van de buisvormige houder. Meer in het bijzonder verschaft het verzonken deel een bovenste lateraal gat of opening in de wand van de buisvormige houder. Dit kan de verplaatsing van een plantje in en uit de buisvormige houder vergemakkelijken, terwijl nog steeds voldoende bescherming van het plantje mogelijk is als hij zich in de houder bevindt. Dienovereenkomstig kan dit een snellere overdracht van het plantje mogelijk maken, die zelfs geautomatiseerd kan worden. Het laterale gat of de laterale opening kan voorts inspectie en selectie van de plantjes vergemakkelijken.
De positie van de opening in de buisvormige houder wordt zodanig verschaft dat wanneer het plantje daarin wordt geplaatst, hij overeenkomt met de zone van de bladeren, maar boven de bladschedes. Bladschedes zijn de onderste delen van een blad. De stelen van meerdere bladeren vormen vaak samen een “stengel” omdat ze om elkaar heen zijn gewikkeld. Zodoende is het van belang om te garanderen dat de plant zodanig in de houder kan worden geplaatst dat de “stengel” van de bladeren zich net onder de opening kan bevinden, en de opening overeenkomt met een gebied van de bladeren van het plantje.
De opening heeft bij voorkeur een hoogte die tussen 10% en 50% van de totale hoogte van de buisvormige houder ligt, bij voorkeur tussen 10% en 30%. De breedte van het gat kan over de hoogte variëren, maar ligt bij voorkeur tussen 50% en 95% van de maximale breedte van de buisvormige houder. In bijzondere uitvoeringsvormen heeft de opening een hoogte tussen 10 mm en 100 mm, met meer voorkeur tussen 20 mm en 100 mm. In bijzondere uitvoeringsvormen heeft de opening een (gemiddelde) breedte tussen 4 mm en 40 mm, bij voorkeur tussen 8 mm en 25 mm.
In bijzondere uitvoeringsvormen wordt de overdracht van plantjes naar de buisvormige houder en/of het verwijderen van het voorgekweekte plantje uit de buisvormige houder hetzij handmatig, hetzij op geautomatiseerde wijze gegarandeerd meteen inrichting die twee armen omvat die zich langs elke kant van het plantje door de laterale opening van de buisvormige houder uitstrekken, zoals bij een pincet. Doorgaans wordt het verwijderen van het voorgekweekte plantje uitgevoerd met een geautomatiseerde inrichting die twee armen omvat die zodanig zijn geplaatst dat ze het voorgekweekte plantje door de laterale opening van de buisvormige houder, die overeenkomt met het gebied van de bladeren van het plantje, kunnen grijpen.
In bijzondere uitvoeringsvormen omvat de rand langs de bovenrand van de buisvormige houder (zoals, zonder daartoe beperkt te zijn, de rand van het gat of de opening die hierboven werd beschreven) één of meer verzinkingen of andere functionele kenmerken die manipulatie van het plantje in en uit de buisvormige houder met een grijpinrichting zoals een pincet mogelijk maken (zie onder).
Het materiaal waarvan de buisvormige houders zijn gemaakt is niet cruciaal. De buisvormige houders kunnen bijvoorbeeld worden vervaardigd van materialen met inbegrip van, zonder daartoe beperkt te zijn, kunststoffen, glas, metaal en keramiek, maar zijn bij voorkeur gemaakt van een kunststof materiaal. De buisvormige houders kunnen gemaakt zijn van een ondoorzichtig of optisch transparant materiaal.
Het plantje wordt in de buisvormige houder gehouden gedurende een periode die voldoende is om te garanderen dat het plantje klaar is voor een kweekhouder. Tijdens deze periode worden de wortels en bladeren van het plantje voorgevormd, dat wil zeggen dat de wortels zich aanpassen aan de (inwendige) vorm van de buisvormige houder. Dit betekent dat de wortels van de plantjes zodanig zijn gevormd dat ze de binnenwanden van de buisvormige houder verticaal naar beneden volgen en dat de bladeren zodanig zijn gevormd dat ze verticaal omhoog groeien. In bijzondere uitvoeringsvormen wordt het plantje in de buisvormige houder gehouden gedurende een periode van tussen 1 dag en 3 weken, meer in het bijzonder tussen 3 en 14 dagen. Een plantje waarvan de wortels zijn voorgevormd met gebruik van een buisvormige houder zoals in deze aanvraag beschreven, wordt in deze aanvraag ook een “voorgevormd plantje” genoemd.
In de werkwijzen die in deze aanvraag worden voorzien, wordt het plantje bij voorkeur onder geschikte klimaatomstandigheden in de buisvormige houder gehouden. Als de plantjes in de buisvormige houder worden verschaft, zijn ze doorgaans nog steeds gedeeltelijk autotroof. Dienovereenkomstig wordt het plantje terwijl hij in de buisvormige houder wordt gehouden in hoofdzaak van vocht voorzien.
Optioneel kan het plantje echter ook van voedingsstoffen worden voorzien. In bijzondere uitvoeringsvormen worden de plantjes door middel van sproeien van water voorzien. In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het water dat op de plantjes wordt gesproeid bestanddelen zoals stikstof, kalium, calcium, ijzer, koper, boor, zink. In bijzondere uitvoeringsvormen kan het water stoffen die de plantengroei induceren of systemische pesticiden omvatten. Doorgaans worden de buisvormige houders bij optimale klimaatomstandigheden gehouden m.b.t. licht (duur, kwaliteit, intensiteit), vochtigheid, gasuitwisseling, temperatuur (24-28°C) om verdere groei van het epifytplantje te garanderen. De optimale klimaatomstandigheden zijn aan de deskundige bekend en kunnen afhangen van het specifieke plantengeslacht dat wordt gekweekt.
Hoewel de onderhavige werkwijze in deze aanvraag wordt beschreven voor het kweken van een enkel plantje, zal de deskundige begrijpen dat deze werkwijze in het bijzonder geschikt is voor kweken op grote schaal. Meer in het bijzonder kan de onderhavige werkwijze het kweken van een reeks plantjes in buisvormige houders omvatten, zoals in deze aanvraag beschreven. Dienovereenkomstig kunnen de werkwijzen de overdracht van een aantal plantjes die zijn verkregen via in vitro kweken naar een aantal buisvormige houders omvatten, zoals in deze aanvraag beschreven. Doorgaans wordt elke buisvormige houder voorzien van een enkel plantje. In bijzondere uitvoeringsvormen kan het aantal buisvormige houders in een lineaire opstelling worden verschaft (zie verderop).
Als het plantje klaar is voor overdracht vanuit de buisvormige houder naar de kweekhouder en de wortels en bladeren van het plantje zijn voorgevormd zoals hierboven beschreven, wordt het voorgevormde plantje overgebracht naar een houder anders dan de hierboven beschreven buisvormige houder.
De daadwerkelijke grootte van het plantje wanneer hij uit de buisvormige houder wordt verwijderd, is niet cruciaal. Bij voorkeur zijn de wortels in deze fase niet langer dan 5,5 cm, maar dit kan afhangen van de grootte van de te gebruiken kweekhouder.
De houder waarnaar het plantje vervolgens wordt overgebracht, wordt in deze aanvraag “kweekhouder” genoemd. Hij wordt gekenmerkt door het feit dat hij een substraat bevat. Het substraat kan worden verschaft als een plug (gecompacteerd substraat) of los in een zak (zie onder). Kweekhouders en substraten die geschikt zijn voor het kweken van epifyten zijn welbekend in het vakgebied.
De kweekhouder is doorgaans groter dan de buisvormige houder die hierboven in deze aanvraag werd beschreven, of heeft ten minste een grotere diameter, waardoor verdere groei van het voorgevormde plantje mogelijk wordt gemaakt. De kweekhouder kan zijn ontworpen om plaats te bieden aan enkele of meerdere voorgevormde plantjes.
Gebruikelijke substraten die in kweekhouders voor epifyten worden gebruikt, zijn bodems die de vorm van poeder of vezels kunnen hebben. Het losse substraat kan een verscheidenheid aan materialen omvatten, zoals onder andere boombast (dennenboom, kurk), kunststoffen (polystyreen, polyurethaanschuim), mos, kokosnoot en kokosproducten, turf, steenkool, gesteenten (lavasteen, puimsteen, perliet, steenwol), additieven (zand, kalksteen, gips). Het losse substraat kan uiterst poreus zijn of op alternatieve wijze een groot capillair effect hebben. Dergelijke losse substraten maken een optimaal niveau van beluchting en circulatie van luchtvochtigheid mogelijk, en zorgen eveneens voor voldoende watervoorziening naar de plant.
In specifieke uitvoeringsvormen kan het substraat worden voorzien als een substraatplug. De term “substraatplug” verwijst naar een composiet van vezelrijk plantensubstraat en een hechtmiddel, die vervolgens in een mal wordt gevormd, waardoor een plug wordt geproduceerd. Het vezelrijke plantensubstraat kan verschillende geschikte materialen bevatten, zoals kokosnootvezels, turf, steenwol. Geschikte hechtmiddelen kunnen een verwarmd thermoplastisch synthetisch materiaal omvatten. Geschikte substraatpluggen zijn bekend in het vakgebied. Voorbeelden omvatten de Xtract Plug© (Quick Plug B.V.) of de V-Xcel Plug© (Quick Plug B.V.), de
Xcellent Plug© (Quick Plug B.V.), Fibernet twin 3.0 of een plug zoals beschreven in EP 2327293.
De kweekhouders worden doorgaans in een kas gehouden, waar men de planten verder laat groeien tot ze een formaat hebben dat geschikt is voor de verkoop.
Voorts wordt in deze aanvraag een inrichting verschaft voor het kweken van epifyten die met de in deze aanvraag beschreven werkwijzen kan worden gebruikt. De inrichting omvat een aantal buisvormige houders, zoals hierboven beschreven, die in een lineaire opstelling zijn gerangschikt. In voorkeursuitvoeringsvormen worden de buisvormige houders in een starre configuratie verschaft, waarbij de buisvormige houders naast elkaar en evenwijdig aan elkaar, en bij voorkeur in een vlakke configuratie worden verschaft.
Zoals hierboven beschreven zorgt de overdracht in een vroeg stadium van een klein plantje naar een buisvormige houder ervoor dat de wortels van de plantjes verticaal worden gevormd, wat het manipuleren van de plantjes vergemakkelijkt. Het verschaffen van buisvormige houders in een lineaire opstelling kan het manipuleren en transporteren van de plantjes die daarin zijn verschaft vergemakkelijken en kan daardoor een hoge mate van automatisering van het kweekproces mogelijk maken. De lineaire opstellingen maken voorts het stapelen van buisvormige houders tot hoge dichtheden mogelijk, waardoor de plantjes op efficiënte wijze kunnen worden opgeslagen en getransporteerd.
In bijzondere uitvoeringsvormen kunnen één of meer van de buisvormige houders in de lineaire opstelling worden verwijderd en/of uitwisselbaar zijn. Dit maakt het mogelijk om kapotte houders te vervangen of om houders van de ene opstelling naar een andere opstelling te verplaatsen, bijvoorbeeld bij planten in een enkele opstelling. In dergelijke uitvoeringsvormen kan de inrichting een aantal afzonderlijke buisvormige houders omvatten en een houder voor het houden van dergelijke houders, zodat ze een lineaire opstelling vormen. Er wordt echter voorzien dat in andere uitvoeringsvormen de buisvormige houders een vaste plaats binnen de opstelling kunnen hebben. In dergelijke uitvoeringsvormen kan de in deze aanvraag beschreven inrichting als een enkel deel worden vervaardigd. Elk van de buisvormige houders heeft een bovenrand en een onderkant aan tegenoverliggende uiteinden van de buisvormige houder. Bij voorkeur worden de buisvormige houders zodanig verschaft dat hun bovenste randen en onderkanten op één lijn liggen.
Zoals hierboven beschreven kan de bovenrand van de buisvormige houders een verzonken deel omvatten, zodat elke houder is voorzien van een bovenste laterale opening of gat. In voorkeursuitvoeringsvormen worden alle bovenste laterale openingen binnen de lineaire opstelling aan dezelfde kant van de buisvormige houders in de lineaire opstelling verschaft. Dit vergemakkelijkt het van plantjes voorzien van de buisvormige houders, en vergemakkelijkt voorts het manipuleren van de plantjes in de houders.
In voorkeursuitvoeringsvormen kunnen één of meer van de buisvormige houders binnen de lineaire opstelling schuin aflopen in de richting van de onderkant, zoals hierboven beschreven. Meer in het bijzonder kan elk van de buisvormige houders een kegelvorm hebben die schuin afloopt in de richting van de onderkant van de houder.
In bijzondere uitvoeringsvormen kunnen beide uiteinden van de buisvormige houders van de in deze aanvraag beschreven inrichting open zijn of voorzien zijn van gaten of openingen, zoals hierboven beschreven.
In bijzondere uitvoeringsvormen omvat de rand langs de bovenrand van de buisvormige houder (zoals, zonder daartoe beperkt te zijn, de rand van het gat of de opening, zoals hierboven beschreven) één of meer verzinkingen en/of andere functionele kenmerken die het manipuleren van het plantje bij verwijdering van het plantje uit de buisvormige houder en/of het hanteren van de buisvormige houder mogelijk maken. Doorgaans worden de verzinkingen zodanig verschaft dat ze in hoofdzaak verticaal zijn (dat wil zeggen loodrecht op de lengteas van de buisvormige houder) maar ze kunnen ook onder een aanzienlijke hoek staan met de lengteas van de buisvormige houder.
In bijzondere uitvoeringsvormen omvat de buisvormige houder ten minste twee verzinkingen die zich uitstrekken vanaf beide zijden van de opening, bij voorkeur in de onderste helft van de opening. In bijzondere uitvoeringsvormen heeft een verzinking een breedte van 3 tot 7 mm.
De buisvormige houders binnen de lineaire opstelling kunnen allemaal dezelfde vorm hebben, of kunnen verschillende vormen hebben. In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de lineaire opstelling buisvormige houders met identieke vormen. Er kunnen echter andere lineaire opstellingen worden ontwikkeld met buisvormige houders die verschillende inwendige diameters omvatten voor verschillende soorten klonen (d.w.z. kleinere en grotere klonen).
De in deze aanvraag beschreven inrichting maakt het manipuleren van een aantal houders (en de plantjes die zich daarin bevinden) tegelijk mogelijk, waardoor de manipulatie van plantjes volgens de in deze aanvraag beschreven werkwijze aanzienlijk wordt vergemakkelijkt. Bij voorkeur omvat de lineaire opstelling zo veel mogelijk houders. Meer in het bijzonder omvat de inrichting bij voorkeur ten minste 5 buisvormige houders die in een lineaire opstelling zijn verschaft. Om praktische redenen is het maximale aantal houders in een enkele lineaire opstelling bij voorkeur echter lager dan 100, met meer voorkeur lager dan 50, bijvoorbeeld ongeveer 10 tot 15.
Om automatische hantering verder te vergemakkelijken kan de in deze aanvraag beschreven inrichting worden voorzien van één of meer bijkomende kenmerken die geautomatiseerd hanteren van de buisvormige houders of plantjes die zich daarin bevinden verder vergemakkelijken.
In bijzondere uitvoeringsvormen kan de in deze aanvraag beschreven inrichting voorts worden voorzien van een geleiderbak voor het vergemakkelijken van het introduceren van plantjes in de buisvormige houders van de inrichting. Dienovereenkomstig wordt in deze aanvraag voorts een combinatie verschaft van een inrichting zoals hierboven beschreven en een geleiderbak.
In bijzondere uitvoeringsvormen kan een dergelijke geleiderbak een aantal evenwijdige kanalen omvatten die overeenkomen met de vorm van de buisvormige houders. De kanalen van de geleiderbak hebben doorgaans een langwerpige vorm en zijn zodanig geconfigureerd dat ze zich uitstrekken voorbij de bovenste rand van de buisvormige houders, wanneer deze houders in de geleiderbak zijn geplaatst. Meer in het bijzonder zijn de kanalen zodanig geconfigureerd dat wanneer de inrichting in de geleiderbak is geplaatst, elk van de kanalen is uitgelijnd met één van de buisvormige houders van de inrichting. De kanalen hoeven zich niet langs de volledige lengte van de houders uit te strekken, maar strekken zich doorgaans uit langs ten minste het bovenste deel van de overeenkomstige houder. Een dergelijke configuratie maakt het introduceren van plantjes in de buisvormige houders via de kanalen mogelijk. Om dit te vergemakkelijken bevinden de kanalen zich doorgaans boven de buisvormige houders. In bijzondere uitvoeringsvormen omvat de plaat voorts een ontvangend deel dat is geconfigureerd om de inrichting binnen de bak te ondersteunen. In bijzondere uitvoeringsvormen ondersteunt het ontvangende deel de inrichting door een richel te vormen waarop de onderkant van de buisvormige houders van de inrichting geplaatst kan worden. In alternatieve uitvoeringsvormen omvat het ontvangende deel een klemmechanisme dat de inrichting op één of meer randen van de inrichting vastzet, doorgaans zich uitstrekkend vanaf achter de inrichting, om gemakkelijke manipulatie van de plantjes in en uit de inrichting mogelijk te maken.
In voorkeursuitvoeringsvormen heeft de geleiderbak een basis om genoemde geleidingsplaat op een vlak oppervlak te ondersteunen, waarbij genoemd aantal evenwijdige kanalen is voorzien onder een hoek van 5° tot 50° ten opzichte van genoemde basis. Meer in het bijzonder kan de geleiderbak verder zodanig zijn ontworpen dat, wanneer de inrichting in het ontvangende deel is geplaatst, de hoek tussen de lengteas van de buisvormige houders (en de kanalen) ten opzichte van de basis van de geleiderbak tussen 5° en 50° ligt, bij voorkeur tussen 5° en 20°. Dit kan de overdracht van de plantjes naar de buisvormige houders verder vergemakkelijken.
De volgende voorbeelden worden verschaft ten behoeve van het toelichten van de onderhavige uitvinding en zijn op geen enkele wijze bedoeld en dienen op geen enkele wijze geïnterpreteerd te worden als beperkend voor de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
VOORBEELDEN
Fig. 1 toont een aanzicht in perspectief van een bijzondere uitvoeringsvorm van een inrichting, omvattende een lineaire opstelling (1) van buisvormige houders (2) zoals in deze aanvraag beschreven, en een overeenkomstige geleiderbak (6). Fig. 3 toont een gedetailleerd aanzicht van dezelfde lineaire opstelling (1) zoals getoond in Fig. 1.
De lineaire opstelling (1) omvat een aantal buisvormige houders (2) die elk een bovenste rand (3) en een onderkant (5) hebben aan tegenoverliggende uiteinden van de houders (2). De buisvormige houders zijn open of hebben openingen aan beide uiteinden. De bovenste rand (3) van de buisvormige houders is voorzien van een verzonken gedeelte, waardoor elke houder wordt voorzien van een laterale bovenste opening (4). Dit kan de verwijdering van plantjes uit de buisvormige houders (2) (niet getoond) vergemakkelijken. De rand van de opening (4) kan voorts kenmerken omvatten zoals een verzinking (14) voor het hanteren van de buisvormige houder.
In de werkwijze die in deze aanvraag wordt beschreven kan elk van de buisvormige houders (2) van een enkel plantje worden voorzien. Dit kan worden uitgevoerd met gebruik van een geleiderbak (6) die een ontvangend deel (7) omvat voor het ontvangen van een lineaire opstelling (1) van buisvormige houders (2) en een reeks evenwijdige kanalen (8). Fig. 2 toont dezelfde lineaire opstelling (1) en geleiderbak (6) zoals getoond in Fig. 1, nu met de lineaire opstelling (1) boven het ontvangende deel (7) van de geleiderbak (6) geplaatst. Elk van de kanalen (8) is uitgelijnd met één van de buisvormige houders (2), waarbij de kanalen (8) en buisvormige houders (2) een oriëntatie onder een hoek hebben ten opzichte van de basis (9) van de geleiderbak (6) waarbij de kanalen (8) hoger zijn geplaatst dan de buisvormige houders (2). Meer in het bijzonder is de hoek tussen de lengteas van de buisvormige houders (2) en de basis (6) ongeveer 10°. Op deze manier kunnen plantjes (niet getoond) gemakkelijk via de kanalen (8) in de buisvormige houders (2) worden geïntroduceerd. In bijzondere uitvoeringsvormen kan de geleiderbak (6) een sluitingsklep (13) omvatten, die de opstelling van buisvormige houders (1) op zijn plaats houdt (Fig. 6).
De buisvormige houders (2) zijn star aan elkaar vastgemaakt, waardoor manipulatie en transport van alle buisvormige houders (2) binnen de lineaire opstelling (1) tegelijk mogelijk is. Voor opslag en transport kunnen meerdere lineaire opstellingen (1) in een opslaghouder (10) worden geplaatst, zoals getoond in Fig. 4, waarbij de lineaire opstellingen diverse rijen binnen de opslaghouder vormen. De houder (10) kan voorts zijn voorzien van een deksel (11) om de plantjes te beschermen en/of een gecontroleerde atmosfeer binnen de opslaghouder (10) mogelijk te maken. Het deksel (11) kan worden voorzien van gaten of transparante gebieden zodat de plantjes in de buisvormige houders (2) van licht kunnen worden voorzien. Er kunnen meerdere opslaghouders (10) die buisvormige houders (2) omvatten op een karretje (12) worden gestapeld, zoals getoond in Fig. 5, waardoor efficiënt transport van de plantjes mogelijk wordt.

Claims (14)

  1. Gewijzigde conclusies
    1. Een werkwijze voor het kweken van epifyten, waarbij de werkwijze de stap omvat van (a) het overbrengen van een in vitro gewortelde jonge epifyt plant in een buisvormige houder (2) met een diameter van 10-30 mm; waarbij de buisvormige houder gekenmerkt wordt door het feit dat de bovenste rand (3) van de buisvormige houder een verzonken of ingekeept deel omvat, zodat de buisvormige houder (2) bovenaan een laterale opening (4) omvat. (b) het behouden van genoemde jonge epifyt plant in de buisvormige houder gedurende 3 tot 21 dagen, zodat de wortels en/of bladeren van de jonge plant zich aanpassen aan de vorm van de buisvormige houder en een voorgevormde jonge plant ontstaat, meer bepaald dat de wortels van de plant verticaal worden voorgevormd; en (c) het overzetten van de voorgevormde jonge plant naar een groeihouder die een substraat bevat.
  2. 2. De werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de plant in de houder wordt geplaatst zodat de laterale opening van de houder overeenkomt met een gebied van de bladeren net boven de bladschedes.
  3. 3. De werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stap van het overbrengen (c) geautomatiseerd is.
  4. 4. De werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de epifyt een plant is van de familie van de Orchidaceae.
  5. 5. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 4, waarin de jonge plant wordt voorzien van water door sproeien terwijl deze in voorgenoemde buisvormige houder wordt behouden.
  6. 6. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 5, waarbij de jonge plant bij het overbrengen naar de buisvormige houder minstens 2 wortels bevat die 0.5-1 cm lang zijn of tenminste 2 cm lang zijn.
  7. 7. De werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 6, waarbij het overbrengen van de jonge plant naar voorgenoemde buisvormige houder wordt uitgevoerd door het plaatsen van de buisvormige houder in een geleiderbak (6) die een kanaal (8) bevat dat zo voorzien is dat wanneer de buisvormige houder in de geleiderbak geplaatst wordt, het kanaal gealigneerd is met de buisvormige houder en zich verder uitstrekt.
  8. 8. Een buisvormige houder (2) voor het kweken van epifyten, gekenmerkt door het feit dat de houder een diameter heeft van 10-30 mm, een lengte van minstens 50mm, een conische vorm die naar beneden spits toeloopt en verder door het feit dat de bovenste rand (3) van de buisvormige houder een verzonken of ingekeept deel omvat, zodat de buisvormige houder (2) bovenaan een opening (4) omvat.
  9. 9. De buisvormige houder volgens conclusie 8, waarbij de rand van de opening (4) verder één of meerdere inhammen (14) bevat.
  10. 10. Een toestel voor het kweken van epifyten dat een meervoud van buisvormige houders (2) volgens conclusie 8 of 9 bevat waarbij deze meervoud aan buisvormige houders voorzien zijn in een lineaire opstelling (1), waarbij ze lateraal met elkaar verbonden zijn.
  11. 11. Het toestel volgens conclusie 10, waarbij de meervoud van buisvormige houders ten minste 10 buisvormige houders omvat.
  12. 12. Een combinatie van een toestel volgens één der conclusies 10 of 11 en een geleiderbak (6), waarbij de geleiderbak een reeks parallelle kanalen (8) omvat zodat wanneer het toestel in de geleiderbak geplaatst wordt, elk van de kanalen gealigneerd is met één van de buisvormige houders en zich verder uitstrekt.
  13. 13. De combinatie volgens conclusie 12, waarbij de geleiderbak een sluitingsklep (13) omvat waarbij het toestel in de geleiderbak op zijn plaats gehouden wordt.
  14. 14. De combinatie volgens conclusie 13, waarbij de geleiderbak een basis heeft voor het ondersteunen van de geleiderbak op een plat oppervlak en waarbij de reeks parallelle kanalen voorzien zijn op een hoek van 5° tot 50° ten opzichte van de basis.
BE2015/5486A 2015-06-30 2015-07-30 Werkwijze voor het kweken van epifyten BE1023173B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015052A NL2015052B1 (en) 2015-06-30 2015-06-30 Method for cultivating epiphytes
BE2015/5486A BE1023173B1 (nl) 2015-06-30 2015-07-30 Werkwijze voor het kweken van epifyten
PCT/EP2016/065325 WO2017001571A1 (en) 2015-06-30 2016-06-30 Method for cultivating epiphytes
TW105120826A TW201707558A (zh) 2015-06-30 2016-06-30 培養附生植物之方法

Applications Claiming Priority (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015052 2015-06-30
NL2015052A NL2015052B1 (en) 2015-06-30 2015-06-30 Method for cultivating epiphytes
BE2015/5486A BE1023173B1 (nl) 2015-06-30 2015-07-30 Werkwijze voor het kweken van epifyten

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023173B1 true BE1023173B1 (nl) 2016-12-09

Family

ID=56296815

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5486A BE1023173B1 (nl) 2015-06-30 2015-07-30 Werkwijze voor het kweken van epifyten

Country Status (4)

Country Link
BE (1) BE1023173B1 (nl)
NL (1) NL2015052B1 (nl)
TW (1) TW201707558A (nl)
WO (1) WO2017001571A1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0969715A2 (en) * 1997-02-21 2000-01-12 Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie vzw. Plant micropropagation and germplasm storage
NL1012283C2 (nl) * 1999-06-10 2000-12-12 Bulbfust B V Tray voor het waterbroeien van bloembollen.
WO2009090220A1 (en) * 2008-01-15 2009-07-23 Universite Catholique De Louvain Method and system for in vitro mass production of arbuscular mycorrhizal fungi
WO2014175728A1 (en) * 2013-04-26 2014-10-30 Anthura B.V. Epiphyte growing system with a spirally downwardly extending groove-shaped space
EP2803261A1 (en) * 2013-05-16 2014-11-19 Nelson Garden AB Plant propagation container, a tray and a greenhouse for the container, and a method for propagating growth of seedlings

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0969715A2 (en) * 1997-02-21 2000-01-12 Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie vzw. Plant micropropagation and germplasm storage
NL1012283C2 (nl) * 1999-06-10 2000-12-12 Bulbfust B V Tray voor het waterbroeien van bloembollen.
WO2009090220A1 (en) * 2008-01-15 2009-07-23 Universite Catholique De Louvain Method and system for in vitro mass production of arbuscular mycorrhizal fungi
WO2014175728A1 (en) * 2013-04-26 2014-10-30 Anthura B.V. Epiphyte growing system with a spirally downwardly extending groove-shaped space
EP2803261A1 (en) * 2013-05-16 2014-11-19 Nelson Garden AB Plant propagation container, a tray and a greenhouse for the container, and a method for propagating growth of seedlings

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
ARDITTI, J.: "Micropropagation of Orchids", 1 January 2008, BLACKWELL PUBLISHING, ISBN: 978-1-4443-0040-6, XP002756474 *
KYTE, L. ET AL.: "Plants from Test Tubes: An introduction to Micropropagation", 4 July 2013, TIMBER PRESS, ISBN: 1604692065, XP002756473 *

Also Published As

Publication number Publication date
WO2017001571A1 (en) 2017-01-05
NL2015052B1 (en) 2017-01-24
TW201707558A (zh) 2017-03-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Georget et al. Somatic embryogenesis-derived coffee plantlets can be efficiently propagated by horticultural rooted mini-cuttings: a boost for somatic embryogenesis
NL2018485B1 (en) Plant tray and method for manufacturing a plant tray
Paek et al. Micropropagation of Phalaenopsis orchids via protocorms and protocorm-like bodies
JP6461019B2 (ja) 植物を育てるためのコンテナ
US20110232189A1 (en) Container for cultivating biological materials
Lambardi et al. In vitro propagation of olive (Olea europaea L.) by nodal segmentation of elongated shoots
Capocasa et al. Comparing nursery behavior, field plant yield and fruit quality of in vitro and in vivo propagated strawberry mother plants
US20170042104A1 (en) Sugarcane process
Robert et al. An efficient method for the micropropagation of Agave species
KR20170118108A (ko) 접목용 육묘부재 및 육묘세트 및 접목묘 생산방법
Aguilar et al. Cafe Arabica Coffea arabica L.
Hodgetts et al. Techniques for the maintenance and propagation of phytoplasmas in glasshouse collections of Catharanthus roseus
US20100293850A1 (en) System and Method for Propagation of Plant Cuttings, Seeds, and Tissue Culture Plantlets
Baday Plant tissue culture
Winarto et al. Establishment of in vitro propagation protocol of Gerbera jamesonii Bolus Ex Hook F.: explant and media selection to plantlet acclimatization
NL2020225B1 (en) Growth system, use, and method for planting out or transplanting
BE1023173B1 (nl) Werkwijze voor het kweken van epifyten
Luna Vegetative propagation
JP6706459B2 (ja) 水耕栽培システム、およびそれを用いた栽培方法
KR101360222B1 (ko) 수경재배용 연결포트 및 이를 이용한 육묘방법
JP2017023065A (ja) 接木苗と接木苗生産方法
Chiu et al. In vitro flowering and breeding of Erycina pusilla
Evans Micropropagation: axillary bud multiplication
CN110100607B (zh) 一种沙旱生植物容器育苗方法
Nasution et al. Adaptability of tissue-cultured Dendrobium orchid planlets on planting media and its position during acclimatization process

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20161209

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180731