NL2000471C2

NL2000471C2 - Method for planting plants and plant parts, and planting device for applying such a method.

Info

Publication number: NL2000471C2
Application number: NL2000471A
Authority: NL
Inventors: Dirk Bruygom
Original assignee: Bruygom Constructie En App Nbo
Priority date: 2007-02-05
Filing date: 2007-02-05
Publication date: 2008-08-06
Also published as: WO2008097083A1; EP2109354A1

Description

Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijzeMethod for planting plants and plant parts, and planting device for applying such a method

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het poten van, al 5 dan niet ontkiemde, al dan niet in een substraat gehouden planten en plantdelen. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een pootinrichting voor het poten van al dan niet ontkiemde planten en plantdelen. Onder planten en plantdelen worden hier begrepen, volledige planten; plantdelen zoals steel of wortelsegmenten; al dan niet uitgelopen bollen, zaden, vruchten of knollen; en andere kiemen waaruit zich een plant 10 kan ontwikkelen.The present invention relates to a method for planting, whether or not germinated, plants and plant parts held in a substrate or not. The present invention also relates to a planting device for planting plants and plant parts, germinated or not. Plants and parts of plants are understood here to mean complete plants; plant parts such as stalk or root segments; bulbs, seeds, fruit or tubers, whether or not sprouted; and other germs from which a plant 10 can develop.

Het poten van planten en plantdelen is relatief arbeidsintensief en is daarnaast vanwege de kwetsbaarheid van de planten en plantdelen moeilijk mechaniseerbaar is zonder dat dit tot ongewenste beschadiging van de planten en plantdelen leidt. Bij het poten is het 15 ook van groot belang dat de onderlinge afstand van de te poten planten en plantdelen nauwkeurig wordt beheerst. De onderhavige vinding heeft meer in het bijzonder - maar niet exclusief - betrekking op het planten van zogeheten “pluggen”; dit zijn relatief kleine substraten met gewoonlijk een hoogte in de ordegrootte van enkele centimeters en een diameter of breedte in de ordegrootte van één centimeter edoch ook pluggen of 20 substraten met hiervan afwijkende dimensies kunnen met de onderhavige uitvinding voordelig worden gepoot. Daarnaast verschaft de onderhavige uitvinding ook het poten van planten en plantdelen die niet in een substraat worden gehouden. Het poten kan bijvoorbeeld plaatsvinden in de volle grond, in een daartoe geprepareerde kasbodem, in separate bodemdelen zoals afzonderlijk potten of opgedeelde bodemsegmenten, dan wel 25 in andere substraten of voedingsbodems. Ten aanzien van de mogelijke beschadiging van de planten en plantdelen betreft dit met name eventuele uitstekende delen (zoals bladeren en takken). Een substraat kan zoal bestaan uit (al dan niet vermengd) natuurlijk bodemmateriaal zoals zand, klei, turf, perliet of anderszins, maar kan ook bestaan uit niet-natuurlijk bodemmateriaal zoals gel, mineraal vezelmateriaal of glaswol. Daarnaast 30 is het ook mogelijk een mengvorm van natuurlijk en niet-natuurlijk materiaal als substraat toe te passen.Planting plants and plant parts is relatively labor-intensive and, in addition, is difficult to mechanize due to the vulnerability of the plants and plant parts without this leading to undesired damage to the plants and plant parts. When planting it is also of great importance that the mutual distance of the plants and plant parts to be planted is accurately controlled. The present invention relates more particularly - but not exclusively - to planting so-called "plugs"; these are relatively small substrates, usually with a height in the order of magnitude of a few centimeters and a diameter or width in the order of magnitude of one centimeter, but plugs or substrates with dimensions deviating from these can also be advantageously planted with the present invention. In addition, the present invention also provides for planting plants and plant parts that are not kept in a substrate. The planting can, for example, take place in the open ground, in a greenhouse floor prepared for this purpose, in separate soil parts such as separately pots or divided soil segments, or in other substrates or nutrient soils. With regard to the possible damage to the plants and parts of plants, this particularly concerns possible protruding parts (such as leaves and branches). A substrate may consist of (mixed or not) natural soil material such as sand, clay, peat, perlite or otherwise, but may also consist of non-natural soil material such as gel, mineral fiber material or glass wool. In addition, it is also possible to use a mixed form of natural and non-natural material as a substrate.

Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van verbeterde werkwijze en een verbeterde inrichting voor het poten van planten en plantdelen, waarmee op 2 gemechaniseerde wijze op een meer doelmatige en/of meer doeltreffende wijze planten en plantdelen kunnen worden gepoot dan volgens de stand der techniek.The object of the present invention is to provide an improved method and an improved device for planting plants and plant parts, with which plants and plant parts can be planted in a more efficient and / or more efficient manner than according to the prior art. .

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een werkwijze voor het poten van, al dan 5 niet ontkiemde, planten en plantdelen, omvattende de bewerkingsstappen: A) het aan een houder toevoeren van een te poten plant of plantdeel, B) het zodanig op de bodem plaatsen van een stabilisatie-orgaan dat een voor het poten toegankelijk bodemsegment ten minste gedeeltelijk wordt omgeven door het stabilisatie-orgaan, C) het ten minste gedeeltelijk in het toegankelijke bodemsegment dringen van de houder met de plant 10 respectievelijk het plantdeel, D) het na het ten minste gedeeltelijk in de bodem dringen van de houder met de plant of het plantdeel uit de houder lossen van de plant respectievelijk het plantdeel, E) het uit de bodem verwijderen van de geleegde houder, en F) het van de bodem verwijderen van het stabilisatie-orgaan. Bij voorkeur worden daarbij de bewerkingsstappen A - F achtereenvolgens toegepast. Door het met de 15 houder in de bodem dringen van de houder door deze door de daartoe aanwezige uitsparing in een op de bodem geplaatst stabilisatie-orgaan te voeren wordt de bodem slechts in relatief geringe wijze verstoort door de houder; het stabilisatie-orgaan voorkomt immers overmatige verstoring van de bodem. Aldus blijft ondermeer de bodemstructuur relatief goed behouden hetgeen de verdere ontwikkeling van een gepote 20 plant, respectievelijk een gepoot plantdeel, bevordert. Het verminderde structuurbederf van de bodem komt mede tot stand omdat een in de bodem gemaakte opening niet gestabiliseerd hoeft te worden zodanig dat dit open blijft om een plant(deel) in te brengen. Het inbrengen vindt immers plaats op het moment dat de opening nog wordt gestabiliseerd door de houder. Dit effect van een goede plantontwikkeling wordt nog 25 verder versterkt omdat na het lossen van de plant respectievelijk het plantdeel uit de houder de aldus geleegde houder uit de bodem wordt genomen waardoor er vrije ruimten blijven bestaan tussen delen van de plant/het plantdeel dan wel het substraat waarin de plant/het plantdeel en de omgevende bodem. De plant/het plantdeel zal daardoor makkelijke aanslaan. Deze vrije ruimte zullen bij beregening vollopen 30 waardoor de plant/het plantdeel eenvoudig water kan opnemen hetgeen eveneens voordelig is voor de verdere ontwikkeling van de plant/het plantdeel. Nog een ander voordeel van de onderhavige werkwijze is dat door het toepassen van een stabilisatie-orgaan een relatief vlak bodemoppervlak resulteert na het poten. Weer een ander voordeel van de onderhavige werkwijze is dat de plant/het plantdeel in het geval van de 3 aanwezigheid van een de plant/het plantdeel houdend substraat niet direct hoeft te worden aangegrepen, maar dat het substraat (de plug) door de houder kan worden aangegrepen. Enig contact met een uitstekend deel van de plant kan zo worden voorkomen, hetgeen uiteraard de kans op beschadiging nadrukkelijk reduceert.To this end, the present invention provides a method for planting plants and plant parts, whether or not germinated, comprising the processing steps: A) supplying a plant or plant part to be planted to a container, B) placing the plant on the bottom in such a way a stabilizing member which at least partially surrounds a bottom segment accessible for planting by the stabilizing member, C) forcing the container with the plant 10 or the plant part, at least partially, into the accessible bottom segment, penetrating the container with the plant or the plant part at least partially into the soil, releasing the plant or the plant part from the holder, E) removing the emptied container from the soil, and F) removing the stabilizing material from the soil organ. Preferably, the processing steps A - F are applied in succession. By forcing the holder into the bottom with the holder by passing it through the recess provided for this purpose in a stabilizing member placed on the bottom, the bottom is only disturbed by the holder in a relatively minor manner; after all, the stabilizing member prevents excessive disturbance of the soil. Thus, among other things, the soil structure is retained relatively well, which promotes the further development of a planted plant, respectively a planted plant part. The reduced structural decay of the soil is partly due to the fact that an opening made in the soil does not have to be stabilized in such a way that it remains open to introduce a plant (part). After all, the insertion takes place at the moment that the opening is still stabilized by the holder. This effect of good plant development is further enhanced because after the release of the plant or the plant part from the holder, the container thus emptied is taken out of the soil, so that free spaces remain between parts of the plant / plant part or the substrate in which the plant / plant part and the surrounding soil. The plant / plant part will therefore catch on easily. This free space will overflow when sprinkled, so that the plant / plant part can easily absorb water, which is also advantageous for the further development of the plant / plant part. Yet another advantage of the present method is that by applying a stabilizing member a relatively flat bottom surface results after planting. Yet another advantage of the present method is that in the case of the presence of a substrate containing the plant / plant part, the plant / the plant part need not immediately be engaged, but that the substrate (the plug) can be seized. Any contact with a protruding part of the plant can thus be prevented, which obviously reduces the risk of damage.

55

Het is tevens mogelijk het stabilisatie-orgaan, bijvoorbeeld na het uitvoeren van bewerkingsstap D) of na het uitvoeren van bewerkingsstap E), ten minste gedeeltelijk in de bodem te dringen. Aldus kan de bodemdichtheid van de bodem daar waar deze het de plant/het plantdeel omgeeft worden beheerst. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door het 10 stabilisatie-orgaan met een begrensde kracht tegen de bodem te dringen; aldus kunnen ook lokale verschillen in de bodemdichtheid worden verminderd of zelfs opgeheven hetgeen bij het op deze wijze planten en plantdelen van meerdere planten en plantdelen tot meer gelijke groei-omstandigheden leidt. De onderhavige vinding maakt het mogelijk de vorm van plant/plantdeel, de vorm van het pootgat en de vorm van een 15 eventueel aanwezig substraat te optimaliseren.It is also possible to force the stabilizing member, for example after performing processing step D) or after performing processing step E), at least partially into the soil. Thus, the soil density of the soil where it surrounds the plant / the plant part can be controlled. This is possible, for example, by urging the stabilizing member against the bottom with a limited force; local differences in soil density can thus also be reduced or even eliminated, which leads to more equal growth conditions when planting and planting parts of several plants and planting parts in this way. The present invention makes it possible to optimize the shape of plant / plant part, the shape of the planting hole and the shape of any substrate present.

Een eenvoudige manier om de plant/het plantdeel uit de houder te lossen is door het uiteenbewegen van ten minste twee houderdelen. De toestand van een uit twee of meer dan twee segmenten opgebouwde houder kan eenvoudig worden gewijzigd tussen een 20 houdende positie waarin de segmenten zich op kortere afstand van elkaar bevinden en een toestand waarin zij een grotere ruimte (bijvoorbeeld een grotere tussenruimte) vrijlaten zodanig dat de plant/het plantdeel vrij komt van de houder zonder dat daarbij uitstekende plantdelen met de houder in aanraking komt.A simple way of releasing the plant / plant part from the holder is by moving at least two holder parts apart. The state of a container made up of two or more than two segments can easily be changed between a holding position in which the segments are situated at a shorter distance from each other and a state in which they release a larger space (for example a larger gap) such that the plant / the plant part is released from the holder without projecting project parts coming into contact with the holder.

25 Voor een probleemloze aansluiting van het stabilisatie-orgaan op de bodem is het wenselijk dat het stabilisatie-orgaan tijdens bewerkingsstap B) in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak op de bodem wordt geplaatst. Verder is het ook mogelijk het stabilisatie-orgaan in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak ten minste gedeeltelijk in de bodem te dringen. Aldus is de 30 veerdichting van de bodem gelijkmatig verdeeld. Dit in de bodem dringen kan zowel plaatsvinden tijdens bewerkingsstap C), het in de bodem dringen van de houder, als tijdens bewerkingsstap bewerkingsstap E), het uit de bodem verwijderen van de geleegde houder. In het bijzonder tijdens bewerkingsstap E) heeft dit als voordeel dat aldus de plant/het plantdeel in de bodem kan worden gefixeerd.For a trouble-free connection of the stabilizing member to the bottom, it is desirable that during stabilizing step B) the stabilizing member is placed on the bottom in a direction substantially perpendicular to the bottom surface. Furthermore, it is also possible to penetrate the stabilizing member at least partially into the bottom in a direction substantially perpendicular to the bottom surface. Thus, the spring seal of the bottom is evenly distributed. This penetrating into the bottom can take place both during processing step C), penetrating the container into the bottom, and during processing step processing step E), removing the emptied container from the bottom. This has the advantage, in particular during processing step E), that the plant / plant part can thus be fixed in the soil.

44

In de praktijk zullen grote hoeveelheden planten en plantdelen met deze werkwijze gepoot worden waardoor het wenselijk is gelijktijdig meerdere houders te gebruiken bij het poten. Dit is praktisch te realiseren door meerdere houders met bijbehorende 5 stabilisatieorganen parallel te bedrijven, meer in het bijzonder zodanig dat de planten/plantdelen die gelijktijdig worden gepoot in een lijn gelegen zijn. Ter vergroting van de flexibiliteit bij het poten is het daarbij extra voordelig indien de steek tussen de afzonderlijke houders wijzigbaar is. Zo is het praktisch indien de houders met een kleine onderlinge steek kunnen worden beladen om afhankelijk van de omstandigheden 10 te worden versteld naar een toestand met een nadrukkelijk grotere steek voor het poten van de planten en plantdelen op een afstand waarop zij verder kunnen groeien.In practice, large quantities of plants and plant parts will be planted with this method, so that it is desirable to use several containers simultaneously for planting. This can be realized practically by operating a plurality of holders with associated stabilizing members in parallel, more particularly such that the plants / plant parts that are planted simultaneously are situated in a line. In order to increase the flexibility when planting, it is thereby particularly advantageous if the pitch between the individual holders can be changed. It is thus practical if the holders can be loaded with a small mutual pitch to be adjusted, depending on the circumstances, to a state with a considerably larger pitch for planting the plants and plant parts at a distance at which they can grow further.

De onderhavige uitvinding verschaft tevens een pootinrichting voor het poten van - al dan niet ontkiemde - planten en plantdelen, omvattende: een houder voor het bevatten 15 van voor het poten van planten en plantdelen; een stabilisatie-orgaan met een contactoppervlak dat is voorzien van een doorvoeropening voor het doorlaten van de houder; aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de houder; en aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van het stabilisatie-orgaan. De voordelen van een dergelijke inrichting sluiten aan bij de 20 bovengaand reeds opgesomde voordelen naar aanleiding van de werkwijze volgens de uitvinding. De inrichting kan constructief eenvoudig worden gerealiseerd. Verder kan de inrichting afhankelijk van de gebruikstoepassing fijn worden uitgevoerd (bijvoorbeeld bij hert poten van weefselkweekdelen) dan wel robuust worden uitgevoerd (bijvoorbeeld voor gebruik in extreme omstandigheden waarin zware 25 bodem, vocht, modder of steenslag tot aanzienlijke mechanische belastingen kunnen leiden) terwijl toch altijd op secure wijze worden omgegaan met kwetsbare planten en plantdelen. Een ander voordeel is dat de kwaliteit van poten van de inrichting groot is; naast het nauwkeurig positioneren van de planten en plantdelen is het ook zo dat zij op een voordelige wijze in de bodem kunnen worden geplaatst. Daarbij is zowel de 30 dichtheid van de omgevende bodem regelbaar, kan de positie van de plant/het plantdeel in de bodem worden vastgezet en is de plant/het plantdeel zo te plaatsen dat de toegankelijkheid voor water en lucht wordt geoptimaliseerd. Een en ander leidt tot een gunstige groei van de gepote planten en plantdelen.The present invention also provides a planting device for planting - whether or not germinated - plants and plant parts, comprising: a holder for containing plants and plant parts for planting; a stabilizing member with a contact surface provided with a passage opening for passage of the holder; drive means for displacing the holder relative to the bottom; and drive means for moving the stabilizer relative to the bottom. The advantages of such a device are in line with the advantages already listed above as a result of the method according to the invention. The device can be realized constructively easily. Furthermore, depending on the application, the device can be made finely (for instance with stag legs of tissue culture parts) or can be made robust (for example for use in extreme conditions in which heavy soil, moisture, mud or crushed stone can lead to considerable mechanical loads) while still fragile plants and parts of plants are always handled in a secure manner. Another advantage is that the quality of legs of the device is high; in addition to the accurate positioning of the plants and plant parts, it is also true that they can be placed in the soil in an advantageous manner. In addition, both the density of the surrounding soil can be adjusted, the position of the plant / plant part in the soil can be fixed and the plant / plant part can be positioned in such a way that the accessibility for water and air is optimized. All this leads to a favorable growth of the planted plants and plant parts.

55

Voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van een samenstel van de houder en het stabilisatie-orgaan, en voor het onderling verplaatsen van de houder en het stabilisatie-orgaan zodanig dat de houder van een eerste zijde van het stabilisatie-orgaan ten minste gedeeltelijk door de doorvoeropening in het stabilisatie-orgaan verplaatsbaar is, is het 5 wenselijk dat de pootinrichting voor beide functies afzonderlijke aandrijfmiddelen of voor beide functies gecombineerde aandrijfmiddelen omvat. Afhankelijk van de omstandigheden (zoals het benodigde vermogen) kan de aandrijving, respectievelijk kunnen de aandrijvingen pneumatisch of hydraulisch worden gevoed. Voor een vereenvoudigde aansluiting van de inrichting kan er zelfs voor worden gekozen de 10 inrichting te voorzien van een van de inrichting deel uitmakende drukgroep. Overigens wordt hierbij ook opgemerkt dat de aandrijvingen (of een deel van de aandrijvingen) elektrisch kan zijn uitgevoerd.For displacing an assembly of the holder and the stabilizing member relative to the bottom, and for mutually displacing the holder and the stabilizing member such that the holder of a first side of the stabilizing member at least partially passes through If the passage opening is displaceable in the stabilizing member, it is desirable that the leg device comprises separate drive means for both functions or drive means combined for both functions. Depending on the circumstances (such as the required power), the drive or drives can be supplied pneumatically or hydraulically. For a simplified connection of the device, it may even be chosen to provide the device with a pressure group forming part of the device. Incidentally, it is also noted here that the drives (or a part of the drives) can be electrically designed.

Het contactoppervlak van het stabilisatie-orgaan kan zijn voorzien van een volledig 15 omsloten doorvoeropening. Met een dergelijk stabilisatie-orgaan kan de bodem volledig rond een plant/ een plantdeel worden gestabiliseerd. Anderzijds is het ook mogelijk het stabilisatie-orgaan zo uit te voeren dat het contactoppervlak van het stabilisatie-orgaan de doorvoeropening niet volledig omsluit door deze bijvoorbeeld in hoofdzaak U-vormig uit te voeren of door deze tweezijdig open te laten zijn (denk hierbij 20 bijvoorbeeld aan twee overliggende al dan niet gekromde strips). Het voordeel van een dergelijke constructies is dat deze makkelijk reinigbaar kan zijn.The contact surface of the stabilizing member can be provided with a completely enclosed passage opening. With such a stabilizing member, the soil can be completely stabilized around a plant / plant part. On the other hand, it is also possible to design the stabilizing member in such a way that the contact surface of the stabilizing member does not completely enclose the passage opening by, for example, designing it substantially U-shaped or by having it open on both sides (think, for example, 20 two opposite strips, curved or not). The advantage of such constructions is that they can be easily cleaned.

In een andere voordelige uitvoeringsvariant is de houder voorzien van ten minste twee houderdelen die onderling verplaatsbaar zijn tussen een gesloten stand voor het bevatten 25 van een plant(deel) en een geopende stand. In de geopende stand laten de houderdelen het plant(deel) vrij, dit kan bijvoordeel door de houderdelen zwenkbaar met elkaar te verbinden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan zwenkbare pootvingers waartussen het plant(deel) kan worden aangegrepen zodanig dat er voldoende ruimte tussen de vingers vrij blijft voor een eventueel uitstekend plantdeel. Dergelijke 30 zwenkbare pootvingers of anders uitgevoerde houderdelen kunnen schamierbaar zijn verbonden met een gezamenlijk pootvinger-blok. Door verplaatsing van het pootvingerblok kunnen dan de pootvingers in een gewenst positie worden gebracht. Zo kan bijvoorbeeld door het pootvingerblok langs een verticale geleiding te verplaatsen de afstand van tot (in) de bodem worden gereguleerd. Terwijl door verplaatsing langs een 6 horizontale geleiding de afstand tot één of meerdere andere soortgelijk pootvingerblokken met pootvingers kan worden gevarieerd. Voor het bedienen van de houder en de positie van het pootvingerblok kunnen afzonderlijke aandrijfmiddelen zijn voorzien maar het is ook mogelijk deze aandrijving te combineren met een andere 5 aandrijving van de inrichting. Ook hierbij geldt dat een voordelige aandrijving elektrisch, pneumatisch of hydraulisch wordt gevoed.In another advantageous embodiment, the holder is provided with at least two holder parts that are mutually displaceable between a closed position for containing a plant (part) and an open position. In the open position, the holder parts leave the plant (part) free, this can be advantageous by pivotably connecting the holder parts to each other. Here, for example, pivotable leg fingers can be envisaged between which the plant (part) can be grasped, such that sufficient space between the fingers remains free for a possibly protruding plant part. Such pivotable leg fingers or holder parts of a different design can be hingedly connected to a joint leg finger block. By moving the leg finger block, the leg fingers can then be brought into a desired position. For example, by moving the leg finger block along a vertical guide, the distance from (in) the soil can be regulated. While the distance to one or more other similar leg finger blocks with leg fingers can be varied by displacement along a horizontal guide. Separate drive means can be provided for operating the holder and the position of the leg finger block, but it is also possible to combine this drive with another drive of the device. Here, too, it applies that an economical drive is electrically, pneumatically or hydraulically supplied.

Om de capaciteit van de pootinrichting te doen toenemen zal deze doorgaans meervoudig zin uitgevoerd zodanig dat deze meerdere houders en meerdere stabilisatie-10 organen omvat. Aldus kunnen er al dan niet parallel gelijktijdige meerdere planten/plantdelen (al dan niet in rijen waartoe dan de houders op een lijn zijn gelegen) in de bodem worden gebracht. Voor een onderlinge afstemming van de werking van de afzonderlijke houders is het daarbij wenselijk indien de aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de afzonderlijke houders en/of de 15 aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de stabilisatie-organen zijn gesynchroniseerd.In order to increase the capacity of the planting device, it will generally be of multiple design, such that it comprises a plurality of holders and a plurality of stabilizing members. Thus, several plants / plant parts (whether or not in rows to which the holders are then aligned) can be introduced into the soil simultaneously or in parallel. For mutual coordination of the operation of the individual holders, it is desirable here if the drive means for moving the individual holders relative to the bottom and / or the drive means for moving the stabilizing members relative to the bottom synchronized.

In plaats van toepassing van afzonderlijke stabilisatie-organen is het ook denkbaar ten minste twee stabilisatie-organen star te koppelen. Aldus kan de robuustheid van de 20 inrichting verder worden vergroot.Instead of using separate stabilizing members, it is also conceivable to rigidly couple at least two stabilizing members. The robustness of the device can thus be further increased.

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een perspectivisch aanzicht op een pootinrichting overeenkomstig de 25 onderhavige uitvinding, figuur 2 een perspectivisch aanzicht op een uitvoeringsvariant van een pootinrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding, figuur 3 een perspectivisch aanzicht op een meervoudige pootinrichting volgens de onderhavige uitvoering overeenkomstig het type getoond in figuur 1 30 figuren 4A - 4F verschillende aanzichten van een plant met substraat tijdens verschillende fasen van poten.The present invention will be further elucidated with reference to the non-limitative exemplary embodiments shown in the following figures. Herein: figure 1 shows a perspective view of a planting device according to the present invention, figure 2 shows a perspective view of an embodiment of a planting device according to the present invention, figure 3 shows a perspective view of a multiple planting device according to the present embodiment according to the type shown in figure 1 figures 4A - 4F different views of a plant with substrate during different phases of legs.

Figuur 1 toont een pootinrichting 1 met twee pootvingers 2,3 die zwenkbaar zijn rond respectievelijke zwenkassen 4, 5. De pootvingers 2,3 zijn onder tussenkomst van de 7 zwenkassen 4, 5 verbonden met een pootvingerblok 6 dat tevens is voorzien van een aandrijving 7 voor het doen zwenken van de pootvingers 2,3. Het pootvingerblok 6 is onder tussenkomst van een tweede aandrijving 8 verbonden met een stabilisatie-orgaan 9 waarin een opening 10 is uitgepaard welke zodanig groot is dat de pootvingers 2, 3 in 5 een stand waarin zij aangrijpen op een te poten, in deze figuur niet weergegeven, plant met substraat door de opening kunnen worden bewogen. Het samenstel van pootvingerblok 6 en stabilisatie-orgaan 9 kan als geheel ook weer worden verplaatst langs een lineaire geleiding 11. Voor een verdere beschrijving van de werking van de pootinrichting wordt ondermeer verwezen naar de beschrijving van figuren 4A - 4F.Figure 1 shows a leg device 1 with two leg fingers 2,3 which are pivotable about respective pivot axes 4, 5. The leg fingers 2,3 are connected to a leg finger block 6 which is also provided with a drive 7 via the pivot axes 4, 5 for pivoting the leg fingers 2,3. The leg finger block 6 is connected via a second drive 8 to a stabilizing member 9 in which an opening 10 is recessed which is so large that the leg fingers 2, 3 in a position in which they engage on a leg to be planted, not in this figure shown, plant with substrate can be moved through the opening. The assembly of leg finger block 6 and stabilizing member 9 as a whole can also be displaced again along a linear guide 11. For a further description of the operation of the leg device, reference is made, inter alia, to the description of figures 4A - 4F.

1010

Figuur 2 toont een alternatieve uitvoering van een pootinrichting 20 met twee manteldeel-vormige houderdelen 21, 22. Die zwenkbaar zijn rond houderdeel-assen 23, 24 overeenkomstig de pijlen P|, P2. In de weergegeven toestand bevind zich in de door de houderdelen 21,22 gevormde houder 25 een substraat 26 met plant 27. De plant 27 15 met substraat 26 (= plug) kan worden gelost uit de houder 25 door de houderdelen 21, 22 uiteen te zwenken. Daartoe kan een aandrijving 28 die is verbonden met een pootvingerblok 29 een tandwielsamenstel 30 aandrijven. Om voor het lossen van de plant 27 met plug 26 uit de houder 25 eerst de houder in de bodem te dringen is het pootvingerblok 29 overeenkomstig de pijl P3 verplaatsbaar langs een verticale geleiding 20 31 door het activeren van een aandrijving 32. De figuur 2 toont bovendien een stabilisatieplaat 33 waarin een U-vormige sparing 34 is vrijgelaten voor de doortocht van de houder 25. Alvorens de houder 25 middels de aandrijving 32 in de bodem wordt gedrongen zal eerst de stabilisatieplaat 33 op de bodem worden geplaatst. Deze bodemplaat 33 is, gelijktijdig met de houder 25 en bijbehorende mechaniek, vertikaal 25 verplaatsbaar overeenkomstig de pijlen P4 door een met derde aandrijving 34 welke onder tussenkomst van een tandwiel 35 aangrijp op een tandbaan 36 die star is verbonden met het samenstel van de houder 25 en de stabilisatieplaat 33.Figure 2 shows an alternative embodiment of a leg device 20 with two casing part-shaped holder parts 21, 22. These are pivotable around holder part axes 23, 24 in accordance with the arrows P1, P2. In the position shown, in the holder 25 formed by the holder parts 21, 22, there is a substrate 26 with plant 27. The plant 27 with substrate 26 (= plug) can be released from the holder 25 by disassembling the holder parts 21, 22. turn around. To this end, a drive 28 connected to a leg finger block 29 can drive a gear assembly 30. In order to first urge the holder into the ground before releasing the plant 27 with plug 26 from the holder 25, the leg finger block 29 can be moved along a vertical guide 31 in accordance with the arrow P3 by activating a drive 32. Figure 2 shows moreover a stabilizing plate 33 in which a U-shaped recess 34 has been released for the passage of the holder 25. Before the holder 25 is forced into the bottom by means of the drive 32, the stabilizing plate 33 will first be placed on the bottom. This base plate 33, simultaneously with the holder 25 and associated mechanism, is vertically displaceable in accordance with the arrows P4 by a third drive 34 which, with the intervention of a gear wheel 35, engages a toothed path 36 rigidly connected to the assembly of the holder 25 and the stabilizing plate 33.

Figuur 3 toont een schematisch aanzicht op een meervoudige pootinrichting 40 waarin 30 een groot aantal afzonderlijke pootinrichtingen 1, zoals getoond in figuur 1, is samengebouwd. Op een gestel 41 is een rij van pootinrichtingen 1 samengebouwd, zodanig dat de onderlinge afstand van de pootinrichtingen 1 verstelbaar is. Hiertoe zijn de pootinrichtingen 1 verschuifbaar langs een horizontale geleiding 42. De instelling 8 van de steek tussen de pootinrichtingen kan handmatig worden ingesteld maar het is ook mogelijk de steek mechanisch te verstellen.Figure 3 shows a schematic view of a multiple leg device 40 in which a large number of individual leg devices 1, as shown in Figure 1, is assembled. A row of leg devices 1 is assembled on a frame 41 such that the mutual distance of the leg devices 1 is adjustable. For this purpose the leg devices 1 are slidable along a horizontal guide 42. The adjustment 8 of the pitch between the leg devices can be adjusted manually, but it is also possible to adjust the pitch mechanically.

Figuren 4A - 4F tonen schematisch verschillende fasen van het poten. In figuur 4A is 5 een plug 50 met een buiten de plug 50 uitstekend plantdeel 51 getoond alvorens het poten een aanvang neemt. In figuur 4B is de plug 50 aangegrepen door een tweetal pootvingers 52, 53 en is een stabilisatieplaat 54 reeds op de bodem 55 geplaatst. In een opvolgende fase zoals getoond in figuur 4C zijn de pootvingers 52, 53 door een daartoe in de stabilisatieplaat 54 aangebrachte opening 56 in de bodem 55 gedrukt en 10 vervolgens overeenkomstig de pijlen Pö, P7 zodanig uiteen bewogen dat de plug 50 loskomt van de pootvingers 52, 53. Ook is zichtbaar dat de stabilisatieplaat 54 over enige afstand in de bodem 55 is gedrukt. Het in de bodem drukken van de stabilisatieplaat 54 is niet vereist en kan naar keuze achterwege worden gelaten of naar keuze later in de pootcyclus plaatsvinden.Figures 4A - 4F schematically show different phases of the planting. Figure 4A shows a plug 50 with a plant part 51 protruding outside the plug 50 before the planting starts. In figure 4B the plug 50 is engaged by two leg fingers 52, 53 and a stabilizing plate 54 has already been placed on the bottom 55. In a subsequent phase as shown in Fig. 4C, the leg fingers 52, 53 are pressed into the bottom 55 through an opening 56 provided for this purpose in the stabilizing plate 54 and then moved apart in accordance with the arrows P0, P7 in such a way that the plug 50 detaches from the leg fingers 52, 53. It can also be seen that the stabilizing plate 54 has been pressed into the bottom 55 over some distance. Pressing the stabilizing plate 54 into the bottom is not required and can optionally be omitted or optionally take place later in the planting cycle.

1515

Figuur 4D toont de toestand waarin de pootvinders 52, 53 uit de bodem zijn teruggetrokken zodanig dat de plug 50 met uitkragend plantdeel 51 in de bodem 55 achterblijft. Opgemerkt wordt hierbij dat het van belang is dat de pootvingers het uitkragend plantdeel 51 niet beschadigen. Ter zijden van de plug 50 resteert nog enige 20 vrije ruimte 57 die maakt dat water makkelijk toegang krijgt tot de plug 50.Figure 4D shows the state in which the leg tractors 52, 53 have been withdrawn from the soil such that the plug 50 with protruding plant part 51 remains behind in the soil 55. It is noted here that it is important that the leg fingers do not damage the protruding plant part 51. At the sides of the plug 50 there is still some free space 57 which makes it easy for water to access the plug 50.

Het eindresultaat nadat ook de stabilisatieplaat 54 van de bodem 55 is genomen is weergegeven in figuren 4E en 4F. Zoals het bovenaanzicht uit figuur 4F toont is de plug 50 aan twee zijden van de bodem 55 gescheiden door vrije ruimten 57 terwijl twee 25 andere zijden aansluiten op de bodem 55.The end result after the stabilizing plate 54 has also been taken from the bottom 55 is shown in Figures 4E and 4F. As the plan view from Figure 4F shows, the plug 50 is separated on two sides from the bottom 55 by free spaces 57 while two other sides connect to the bottom 55.

Claims

Method for planting, whether or not germinated, plants and plant parts, comprising the processing steps:

Method according to claim 1, characterized in that the stabilizing member is at least partially forced into the bottom.

3. Method as claimed in claim 2, characterized in that the stabilizing member is forced into the ground at least partially after carrying out processing step D).

4. Method as claimed in claim 2, characterized in that the stabilizing member is forced into the bottom at least partially after processing step E).

5. Method as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the plant or the plant part is released from the holder by moving at least two holder parts apart. 30

A) supplying a plant or plant part to be planted to a holder, B) placing a stabilizing member on the bottom in such a way that a bottom segment accessible for planting is surrounded at least in part by the stabilizing member, C) penetrating the container with the plant or plant part at least partially into the accessible bottom segment, D) releasing the plant or plant part from the container after at least partially penetrating the container with the plant or the plant part into the soil E) removing the emptied container from the bottom, and F) removing the stabilizer from the bottom. 15

A method according to any one of the preceding claims, characterized in that during processing step B) the stabilizing member is placed on the bottom in a direction substantially perpendicular to the bottom surface.

A method according to any one of claims 2-6, characterized in that the stabilizing member is forced into the bottom at least partially in a direction substantially perpendicular to the bottom surface.

8. Method as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the holder member is forced into the soil in a direction substantially perpendicular to the bottom surface during processing step C).

9. Method as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the holder member is removed from the bottom during processing step E) in a direction substantially perpendicular to the bottom surface.

10. Method as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that a plurality of containers with associated stabilizing members are operated in parallel for simultaneously planting a plurality of plants or plant parts.

A method according to claim 10, characterized in that the plants and plant parts that are planted simultaneously are in a line.

12. Planting device for planting plants and plant parts, germinated or not, comprising: - a holder for planting plants and plant parts for planting; a stabilizing member with a contact surface provided with a passage opening for passage of the holder; 25. drive means for moving the holder relative to the bottom; and - drive means for displacing the stabilizer relative to the bottom.

13. Planting device as claimed in claim 12, characterized in that the planting device comprises drive means for displacing an assembly of the holder and the stabilizing member relative to the bottom

14. Planting device as claimed in claim 12 or 13, characterized in that the planting device comprises drive means for mutually displacing the holder and the stabilizing member such that the holder of a first side of the stabilizing member at least partially through the passage opening in the stabilizing member is displaceable.

15. Planting device as claimed in any of the claims 12-14, characterized in that the contact surface of the stabilizing member is provided with a fully enclosed passage opening. 10

16. Planting device as claimed in any of the claims 12-14, characterized in that the contact surface of the stabilizing member comprises a passage opening that is not completely enclosed.

17. Planting device as claimed in any of the claims 12-16, characterized in that the holder is provided with at least two holder parts that are mutually displaceable between a closed position for containing a plant or plant part and an open position in which the plant or the plant part is released.

18. Planting device as claimed in any of the claims 12-17, characterized in that the device is provided with drive means for operating the holder

A leg device according to claim 17 or 18, characterized in that the holder parts are formed by pivotable leg fingers. 25

A leg device according to claim 19, characterized in that the pivotable leg fingers are pivotable relative to a joint leg finger block.

21. Planting device as claimed in any of the claims 12-20, characterized in that the drives are supplied pneumatically.

22. Planting device as claimed in any of the claims 12-21, characterized in that the planting device is of multiple design and comprises several holders and several stabilizing members.

A multiple-leg device according to claim 22, characterized in that drive means for moving the individual holders relative to the bottom are synchronized. 5

A multi-leg device according to claim 22 or 23, characterized in that the drive means for moving the stabilizing members relative to the bottom are synchronized.

A multiple-leg device according to any one of claims 22 to 24, characterized in that at least two stabilizing members are rigidly coupled.

A multiple-leg device according to any one of claims 22 to 25, characterized in that the holders are positioned in a line. 15