NL2003072C2 - Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond. - Google Patents

Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond. Download PDF

Info

Publication number
NL2003072C2
NL2003072C2 NL2003072A NL2003072A NL2003072C2 NL 2003072 C2 NL2003072 C2 NL 2003072C2 NL 2003072 A NL2003072 A NL 2003072A NL 2003072 A NL2003072 A NL 2003072A NL 2003072 C2 NL2003072 C2 NL 2003072C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holders
supply
substrate
planting device
containers
Prior art date
Application number
NL2003072A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Theodorus Wijnker
Original Assignee
Wijnker Mechanisatie B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wijnker Mechanisatie B V filed Critical Wijnker Mechanisatie B V
Priority to NL2003072A priority Critical patent/NL2003072C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2003072C2 publication Critical patent/NL2003072C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings
    • A01C11/025Transplanting machines using seedling trays; Devices for removing the seedlings from the trays

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Description

PLANTINRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET PLANTEN VAN HOUDERS MET TEELTMATERIAAL IN EEN ONDERGROND
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 plantinrichting voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond gebruikmakend van een plantinrichting.
10
Bij het telen van planten wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van houders met teeltmateriaal om de planten daarin op te kweken. Deze houders of teeltbakjes worden dan in eerste instantie in een kweekbed gehouden voor het laten 15 ontkiemen van de plant. Wanneer de plant voldoende gegroeid is, kan deze plant ofwel worden verkocht ofwel worden geplant in een ondergrond voor het verder laten uitgroeien van deze plant.
20 Voor het overplanten moeten de houders voorzien van het teeltmateriaal in de vorm kiemplantjes worden vervoerd naar een ondergrond waarin zij zullen worden geplant. Daar worden ze vervolgens één voor één in deze ondergrond aangebracht. Dit is arbeidsintensief proces. Hoewel er tegenwoordig 25 houders beschikbaar zijn die vervaardigd zijn uit een biologisch afbreekbaar materiaal zodat de kiemplantjes niet uit de houders gehaald hoeven te worden voorafgaand aan het planten, blijft het planten een arbeidsintensief proces.
30 Het is een doel van de uitvinding om te voorzien in een eenvoudige, efficiënte en/of goedkope plantinrichting voor het planten van houders met teeltmateriaal in een 2 ondergrond, waarbij bovenstaand probleem althans deels is opgelost.
Hiertoe is er volgens de uitvinding voorzien in een 5 plantinrichting voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond, omvattende aanvoermiddelen die zijn ingericht om de houders aan te voeren, geleidingsmiddelen die zijn ingericht om de houders te geleiden naar de ondergrond en aangrijpmiddelen die zijn 10 ingericht om de houders aan te grijpen en vanaf de aanvoermiddelen naar de geleidingsmiddelen te voeren. Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen de houders met teeltmateriaal automatisch worden aangevoerd om vervolgens met behulp van de aangrijpmiddelen te worden gevoerd naar de 15 geleidingsmiddelen, die de houders naar de ondergrond voeren. De aangrijpmiddelen grijpen hierbij aan op de houders die worden aangevoerd met de aanvoermiddelen zodat deze van de aanvoermiddelen kunnen worden afgenomen om te worden verplaatst naar de geleidingsmiddelen.
20
Voor het aansturen van de verschillende onderdelen is de plantinrichting voorzien van een aanstuurinrichting. De aanstuurinrichting verzekert in een goede synchronisatie van bijvoorbeeld de aanvoermiddelen en de aangrijpmiddelen.
25
Bij voorkeur is de inrichting voorzien van een gestel met aandrijfmiddelen voor het verplaatsen van de plantinrichting over de ondergrond. Op deze manier kan efficiënt en eenvoudig een groot oppervlak van ondergrond worden 30 ingeplant.
De plantinrichting kan bovendien voorzien zijn van een voorraad waaruit de houders kunnen worden aangevoerd. Het is 3 echter ook mogelijk de houders met de hand op de aanvoermiddelen te plaatsen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de plantinrichting 5 overeenkomstig de uitvinding omvatten de aangrijpmiddelen ten minste één grijper, waarbij de grijper beweegbaar is tussen de geleidingsmiddelen en de aanvoermiddelen. De grijper is hierbij ingericht om ten minste een houder aan te grijpen van de aanvoermiddelen en te verplaatsen naar de 10 geleidingsmiddelen voor het geleiden van de houder naar de ondergrond. De grijper is hierbij beweegbaar tussen een open en een gesloten toestand, waarbij in de gesloten toestand een houder klemmend kan worden opgenomen. Wanneer de grijper verplaatst is naar de geleidingsmiddelen, wordt de grijper 15 bewogen naar de geopende toestand zodat de houder wordt vrijgegeven in de geleidingsmiddelen. Bij voorkeur is de grijper een pneumatisch bedienbare grijper.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de 20 plantinrichting volgens de uitvinding zijn de aanvoermiddelen ingericht om de houders in een aanvoervlak aan te voeren, waarbij de aangrijpmiddelen zijn ingericht om de houders in een afvoerrichting van de aanvoermiddelen af te voeren, waarbij de afvoerrichting een component heeft die 25 dwars staat op het aanvoervlak. Wanneer de houders worden aangevoerd met de aanvoermiddelen strekken zij zich uit in het aanvoervlak. Wanneer de aangrijpmiddelen een houder aangrijpen om deze af te voeren van de aanvoermiddelen, zal de houder in de afvoerrichting van dit aanvoervlak af worden 30 bewogen. Dit verzekert in een goede vrijgave van de houder van het aanvoervlak, zodat de houder zonder beschadiging en met relatief weinig kracht kan worden afgevoerd van de aanvoermiddelen.
4
Bij voorkeur strekt het aanvoervlak zich althans in hoofdzaak horizontaal uit, zodat de houders kunnen rusten op een ondersteuning aangebracht in de aanvoermiddelen. Door de 5 houders dan in een richting met een verticale component af te voeren wordt er in verzekerd dat de houders snel los komen van de ondersteuning, zodat de onderzijdes van de houders niet beschadigd raken.
10 In het geval de aangrijpmiddelen een grijper omvatten, is het voordelig de grijper onder een hoek met het aanvoervlak aan te brengen. Wanneer de grijper dan beweegt tussen de aanvoermiddelen en de geleidingsmiddelen, zal de aangegrepen houders worden afgevoerd in een richting met een component 15 dwars op dit aanvoervlak.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de plantinrichting overeenkomstig de uitvinding zijn de aangrijpmiddelen ingericht om ten minste twee houders 20 tegelijk aan te grijpen, waarbij zich tussen de twee aan te grijpen houders ten minste één andere houder uitstrekt op de aanvoermiddelen. De aangrijpmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van twee grijpers, zijn hierbij ingericht om telkens twee houders aan te grijpen waarbij zich tussen deze twee 25 houders een derde houder bevindt. Van drie zich naast elkaar uitstrekkende houders op de aanvoermiddelen worden in dit geval de twee buitenste houders aangegrepen. Dit verzekert in voldoende ruimte voor de aangrijpmiddelen om de houders stevig aan te grijpen. In het geval een grijper wordt 30 gebruikt als aangrijpmiddelen, is er voldoende ruimte tussen de twee grijpers om te bewegen tussen de open en de gesloten toestand. Op deze wijze is er in een efficiënte aangrijping 5 voorzien, terwijl de houders in compacte toestand, dat wil zeggen dicht tegen elkaar aan, kunnen worden aangevoerd.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de 5 plantinrichting volgens de uitvinding omvatten de aanvoermiddelen een eindeloze aandrijfband, bij voorkeur voorzien van duwlichamen die zijn ingericht voor het meevoeren van de houders. De eindeloze band voert de duwlichamen mee waarbij de duwlichamen de houders aanvoeren 10 in de richting van de aangrijpmiddelen. De afstand tussen twee opeenvolgende duwlichamen komt bij voorkeur in hoofdzaak overeen met de afmetingen van de op te nemen houders. Bij voorkeur zijn de aanvoermiddelen bovendien voorzien van een ondersteuning voor het ondersteunen van de 15 houders en bij voorkeur wordt de ondersteuning gevormd door de eindeloze band. Deze ondersteuning strekt zich dan meer bij voorkeur uit in het aanvoervlak.
Volgens de verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de 20 plantinrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorts voorzien van steekmiddelen die zijn ingericht voor het aanbrengen van gaten in de ondergrond, waarbij de geleidingsmiddelen zijn ingericht om de houders in de aangebrachte gaten in de ondergrond te voeren. Bij voorkeur 25 strekken de steekmiddelen zich uit aan de voorzijde, dat wil zeggen in de richting van voortbewegen van de plantinrichting, ten opzichte van de geleidingsmiddelen.
Bij voorkeur worden de steekmiddelen gevormd door ten minste 30 een pen die beweegbaar is tussen een insteekpositie waarbij de pen in de grond gevoerd is en een uitsteekpositie waarbij de pen zich boven de ondergrond bevindt. Door het op en neer bewegen van de steekmiddelen wordt er op voorbepaalde 6 afstanden in de ondergrond voorzien in gaten voor het opnemen van de houders.
De geleidingsmiddelen strekken zich hierbij zodanig uit dat 5 zij de in de geleidingsmiddelen gevoerde houders geleiden naar de in de ondergrond aangebrachte gaten. De aangrijpmiddelen en de steekmiddelen worden hiertoe gezamenlijk aangestuurd door de aanstuurinrichting voor het efficiënt invoeren van de houders in de gaten, waarbij de 10 plantinrichting met een constante snelheid over de ondergrond kan worden bewogen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de plantinrichting overeenkomstig de uitvinding zijn de 15 aanvoermiddelen ingericht om een tray van houders aan te voeren, waarbij de plantinrichting voorts is voorzien van zaagmiddelen voor het loszagen van de afzonderlijke houders in de tray. De houders zijn bijvoorbeeld in twee rijen van zes met elkaar verbonden, zodat een makkelijk hanteerbare 20 tray wordt gevormd. Dergelijke trays van teeltbakjes zijn algemeen verkrijgbaar in de handel. De aanvoermiddelen zijn hierbij ingericht om dergelijke trays te houden en aan te voeren in de richting van de aangrijpmiddelen, waarbij de inrichting voorts is voorzien van zaagmiddelen voor het 25 loszagen van de individuele houders. Bij voorkeur omvatten de zaagmiddelen ten minste één zaag die beweegbaar is in de lengterichting voor het scheiden van de afzonderlijke rijen van houders. Meer bij voorkeur omvatten de zaagmiddelen voorts ten minste één zaag die is ingericht om de 30 afzonderlijke houders in een rij los te zagen. Meer bij voorkeur is er voorzien in een veelheid aan zagen voor het in een enkele beweging loszagen van de individuele houders in een rij.
7
In het geval van het gebruik van een tray die uit meerdere rijen in de lengterichting bestaat kan het voordelig zijn om tevens te voorzien in een veelheid aan zagen in deze 5 lengterichting. Op deze manier kan er met een enkele zaagbeweging worden voorzien in een efficiënte scheiding van de afzonderlijke houders.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de 10 geleidingsmiddelen ingericht om twee rijen van houders aan te voeren in de richting van de aangrijpmiddelen, waarbij de aangrijpmiddelen zich uitstrekken aan weerszijden van de aanvoermiddelen voor het aangrijpen van de houders in ieder van de rijen. Bij voorkeur strekken ook de 15 geleidingsmiddelen zich hierbij uit aan weerszijden van de aanvoermiddelen zodat de houders efficiënt van de aanvoermiddelen naar de geleidingsmiddelen kunnen worden gevoerd.
20 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de plantinrichting overeenkomstig de uitvinding omvatten de geleidingsmiddelen ten minste één buis, waarbij de buis zich uitstrekt tussen de aanvoermiddelen en de ondergrond. Bij voorkeur strekt de ingangsopening van de buis zich uit nabij 25 de aanvoermiddelen, zodat de aangrijpmiddelen de houders met een kleine beweging van de aanvoermiddelen naar de geleidingsmiddelen kunnen verplaatsen. De ingangsopening van de buis strekt zich hierbij bij voorkeur uit op een althans in hoofdzaak gelijke hoogte van de aanvoermiddelen, in het 30 bijzonder het aanvoervlak. De uitgangsopening van de buis strekt zich bij voorkeur uit op een kleine afstand van de ondergrond, zodat de houders voorzien van teeltmateriaal tot aan vlakbij het oppervlak van de ondergrond worden geleid.
8
Meer bij voorkeur komt de diameter van de buis althans in hoofdzaak overeen met de omtrek van de houders zodat de houders wanneer zij in de buis worden geleid naar de ondergrond niet kunnen roteren om een as in de breedte. De 5 houders worden dan altijd met het teeltmateriaal in de goede richting in de ondergrond aangebracht. Meer bij voorkeur omvatten de geleidingsmiddelen een veelheid aan buizen, bij voorkeur komt het aantal buizen overeen met het aantal aangrijpmiddelen, bij voorkeur in de vorm van grijpers.
10
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond gebruikmakend van een plantinrichting, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: 15 - aanvoeren van ten minste één houder; - het aangrijpen van de houder; - het voeren van de houder naar geleidingsmiddelen; - het geleiden van de houder naar de ondergrond; en - het verplaatsen van de plantinrichting over de 20 ondergrond.
Met de werkwijze volgens de uitvinding is er een efficiënte methode voor het planten van houders met teeltmateriaal voorzien. De plantinrichting volgens de uitvinding wordt 25 over de ondergrond bewogen, waarbij de aangevoerde houders via bijvoorbeeld de aanvoermiddelen worden aangevoerd. De houders worden vervolgens aangegrepen om deze naar de geleidingsmiddelen te voeren, die de houders naar de ondergrond geleiden. De houders kunnen hierbij worden 30 aangevoerd vanuit een voorraad of het kan mogelijk zijn dat de houders met de hand worden geplaatst op geschikte aanvoermiddelen voor het aanvoeren van de houders in de richting van de geleidingsmiddelen.
9
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze omvat het aangrijpen van de houder het aangrijpen met behulp van een grijper. Bij voorkeur wordt de houder aangegrepen met 5 een pneumatische grijper.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze omvat het aanvoeren het aanvoeren van de houders in een aanvoervlak, waarbij het voeren omvat het in een 10 afvoerrichting afvoeren van de houder van het aanvoervlak, waarbij de afvoerrichting een component heeft die dwars staat op het aanvoervlak. Bij het aanvoeren van de houders strekken zij zich uit in het aanvoervlak, en bij het opnemen ofwel aangrijpen van een houder wordt deze van dit 15 aanvoervlak af genomen in de afvoerrichting, zodat de houder efficiënt loskomt uit dit aanvoervlak. Het aanvoervlak kan bijvoorbeeld worden gevormd door de aanvoermiddelen.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze omvat 20 voorts het aanbrengen van gaten in de ondergrond, waarbij het geleiden omvat het geleiden van de houder in een gat in de ondergrond. De gaten worden bij voorkeur op een vooraf bepaalde afstand in de ondergrond aangebracht met behulp van steekmiddelen die zijn aangebracht aan de plantinrichting.
25 Bij het voortbewegen van de inrichting over de ondergrond worden eerst gaten aangebracht in de ondergrond, om daar vervolgens met behulp van de geleidingsmiddelen de houders in te plaatsen. Bij voorkeur omvat de werkwijze voorts het dichtschuiven van de gaten. De plantinrichting is hiertoe 30 bij voorkeur voorzien van schuifmiddelen. De schuifmiddelen bevinden zich achter de geleidingsmiddelen gezien in de bewegingsrichting van de plantinrichting, zodat de gaten die voorzien zijn van houders automatisch worden dichtgeschoven.
10
Dit voorziet in een goede inbedding van de houders voorzien van teeltmateriaal in de ondergrond.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze 5 omvat het aanvoeren het aanvoeren van een tray van de houders, waarbij de werkwijze voorts het loszagen van de tray van houders omvat voor het verschaffen van afzonderlijke houders. Wanneer de houders worden aangevoerd als trays, worden deze allereerst losgezaagd om het mogelijk 10 te maken de individuele houders met teeltmateriaal naar de ondergrond te voeren.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in de tekening weergegeven figuren waarin: 15
Figuur 1 schematisch in perspectief de plantinrichting volgens de uitvinding toont;
Figuur 2 schematisch een zijaanzicht van de 20 plantinrichting toont, en;
Figuren 3-6 schematisch de verschillende stappen van de werkwijze voor het planten van de houders tonen.
25 In figuur 1 is de plantinrichting 1 schematisch in perspectief weergegeven. De plantinrichting 1 is beweegbaar over een ondergrond 99 voor het planten van houders 9 voorzien van teeltmateriaal in deze ondergrond 99. De plantinrichting 1 omvat aanvoermiddelen 2 in de vorm van een 30 eindeloze band, aangrijpmiddelen 3 in de vorm van grijpers en geleidingsmiddelen in de vorm van buizen 4. De plantinrichting 1 is voorts voorzien van steekmiddelen 5 in de vorm van pennen 52 die met behulp van verbindingsstaven 11 53 in een richting II op en neer in de ondergrond 99 kunnen worden bewogen. De pennen 52 vormen hierbij gaten 51 in de ondergrond 99. De pennen 52 strekken zich zodanig uit in de plantinrichting 1 dat de gaten 51 enigszins versprongen van 5 elkaar zijn aangebracht in de ondergrond 99.
De plantinrichting 1 is voorts voorzien van afschuifmiddelen 10 in de vorm van een hark. De hark 10 beweegt over de gaten 51 waarin de houders 9 zijn aangebracht voor het dichten en 10 aanstampen van deze gaten 51. De plantinrichting is aan de voorzijde, dat wil zeggen in de richting van de bewegingsrichting die aangegeven is met I, voorzien van een frees 7 voor het losmaken van de grond, wat het maken van de gaten 51 met behulp van de insteekmiddelen 5 15 vergemakkelijkt.
Zoals weergegeven, worden de houders 9 in een tray 90 aangevoerd. De inrichting is voorzien van geleidingsmiddelen in de vorm van een geleidingsstang 11 en geleidingsstang 12 20 die zichtbaar is in figuur 2 om de tray 90 goed op te nemen op de aanvoermiddelen 2. De tray 90 wordt aangevoerd in een richting aangegeven met I en wordt over de geleidingsbalk 11 naar de eindeloze band gevoerd.
25 In figuur 2 zijn de aanvoermiddelen in de vorm van eindeloze band 21 meer in detail weergegeven. Aan de eindeloze band zijn elementen 22 aangebracht, die zijn voorzien van duwlichamen 23. De duwlichamen 23 strekken zich op een zodanige afstand van elkaar af dat zij tussen twee 30 opeenvolgende duwlichamen 23 een houder 9 kunnen houden. De eindeloze band 21 wordt met geschikte aandrijfmiddelen in een richting die aangegeven is met IV bewogen. Wanneer een tray 90 via de geleidingsbalk 11 op de eindeloze band 21 en 12 daarmee op de elementen 22 wordt gevoerd, wordt de tray 90 met behulp van het duwlichaam 13 stevig tegen de elementen 20 aangedrukt. De tray 90 wordt hierbij in een richting 4 onder de geleidingsbalk 12 doorgevoerd, wat de verbinding 5 van de tray aan de eindeloze band 21 nog verder verbetert.
De rijen van de tray 90 worden hierbij gescheiden door een strip 14 die in extra stevigheid voorziet.
Voor het loszagen van de individuele houders 9 in de tray 90 10 is er voorzien in zaagmiddelen 6. De zaagmiddelen 6 worden gevormd door een eerste zaag 61 en een tweede zaag 62. De eerste zaag 61 is beweegbaar in een richting die aangegeven is met III in figuur 1 en is ingericht om de afzonderlijke houders 9 in de breedterichting, aangegeven met 3, los te 15 zagen van de tray. De zaag 62 is ingericht om de twee rijen van de tray 90 los te zagen. De zaag 62 kan hierbij beweegbaar zijn in een richting 1, of de tray 90 kan eenvoudigweg langs de zaag 62 gevoerd worden voor het loszagen van de houders 9.
20
In figuur 2 is ook schematisch een gestel 100 weergegeven waarop de afzonderlijke onderdelen van de plantinrichting zijn aangebracht. Het gestel 100 is voorzien van verplaatsingsmiddelen in de vorm van wielen 101 voor het 25 verplaatsen van de plantinrichting 1 over de ondergrond 99 in een richting die aangegeven is met I. Zoals weergegeven is in figuur 2 worden de houders met de aanvoermiddelen 2 in de vorm van eindeloze band 21 aangevoerd in een aanvoervlak dat aangegeven is met 25. De houders 9 strekken zich hierbij 30 nabij de aangrijpmiddelen 3 althans in hoofdzaak uit in dit aanvoervlak 25. Het aanvoervlak 25 wordt in deze uitvoering gevormd door de lichamen 20 waarop de houders 9 aan de onderzijde steunen.
13
In figuur 3 zijn de aangrijpmiddelen 3 in meer detail weergegeven. De aangrijpmiddelen 3 worden gevormd door grijpers in dit geval grijpers 31 en 32 voor de ene zijde 5 van de eindeloze band 21. Ieder van de grijpers wordt gevormd door grijparmen 31a en 31b die beweegbaar zijn tussen een open toestand, zoals is weergegeven in figuur 3, en een gesloten toestand, zoals is weergegeven in figuur 4. De grijpers 31, 32 zijn hierbij bovendien beweegbaar tussen 10 de aanvoermiddelen 2 en de geleidingsmiddelen 4 in de vorm van buizen 4. In de toestand zoals weergegeven in figuur 3 strekken de grijpers 31 en 32 zich uit boven de ingangen 41a en 41b van buizen 4.
15 In figuur 4 is het aangrijpen van de houders 9a en 9b weergegeven. De grijpers 31 en 32 zijn hiertoe bewogen in de richting van de aanvoermiddelen 2 en worden hierna bewogen naar de gesloten toestand, zodat zij houders 9a en 9b aangrijpen. Zoals is weergegeven, bevindt zich tussen de 20 houders 9a en 9b een derde houder 9c die niet wordt aangegrepen. Door het verschaffen van een ruimte tussen de grijpers 31 en 32 wordt voldoende ruimte gecreëerd om de grijpers 31 en 32 tussen de open en gesloten toestand te bewegen. Tegelijkertijd kunnen de houders 9a, 9b en 9c op 25 een zeer korte afstand van elkaar worden aangevoerd. Wanneer de grijpers 31 en 32 zijn gesloten, zijn de houders 9a en 9b stevig ingeklemd.
Vervolgens worden de aangrijpingsmiddelen in de vorm van 30 grijpers 31 en 32 naar de geleidingsmiddelen in de vorm van buizen 4 bewogen zoals zichtbaar is in figuur 5. De houder 9a strekt zich hierbij uit boven de opening 41a van de 14 eerste buis en de houder 9b strekt zich hierbij uit boven de opening 41b van de tweede buis.
Bij het bewegen van de houders naar de geleidingsmiddelen 5 worden de houders in een richting aangegeven met X van het aanvoervlak 20 af bewogen. De richting X heeft een component XI die dwars staat op het aanvoervlak 25. Hiertoe staan de aangrijpingsmiddelen in de vorm van grijpers 31 en 32 onder een hoek a met het aangrijpvlak 25, zoals schematisch is 10 weergegeven in figuur 3. Door de verticale component XI in de afvoerrichting X van de houders 9 van de aanvoermiddelen 2, wordt erin verzekerd dat de houders 9 snel en efficiënt loskomen van de aanvoermiddelen, meer in het bijzonder van de elementen 20. Dit verzekert erin dat de houders 9 15 onbeschadigd kunnen worden afgevoerd van de aanvoermiddelen, en dat niet de bodems van de houders 9 worden beschadigd bij het uitnemen van de houders 9 uit de eindeloze band 2.
Vervolgens worden de grijpers 31 en 32 bewogen naar hun 20 geopende toestand zodat de houders 9a en 9b in de buizen 4 worden gevoerd. De buizen 4 voeren de houders 9a en 9b dan naar de door de insteekmiddelen 5 gecreëerde gaten 51, zoals is weergegeven in figuur 6. De uitgangsopeningen van de geleidingsmiddelen 4, in dit geval buizen 4a en 4b strekken 25 zich uit op een kleine afstand boven de ondergrond 99, zodat de houders 9a en 9b efficiënt in de gaten 51 worden gevoerd.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvormen, doch zich tevens uitstrekt 30 tot andere voorkeursvarianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims (14)

1. Plantinrichting voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond, omvattende 5 aanvoermiddelen die zijn ingericht om de houders aan te voeren, geleidingsmiddelen die zijn ingericht om de houders te geleiden naar de ondergrond en aangrijpmiddelen die zijn ingericht om de houders aan te grijpen en vanaf de aanvoermiddelen naar de 10 geleidingsmiddelen te voeren.
2. Plantinrichting volgens conclusie 1, waarbij de aangrijpmiddelen ten minste een grijper omvatten, waarbij de grijper beweegbaar is tussen de 15 geleidingsmiddelen en de aanvoermiddelen.
3. Plantinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de aanvoermiddelen zijn ingericht om de houders in een aanvoervlak aan te voeren, waarbij de aangrijpmiddelen 20 zijn ingericht om de houders in een afvoerrichting van de aanvoermiddelen af te voeren en waarbij de afvoerrichting een component heeft die dwars staat op het aanvoervlak.
4. Plantinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de aangrijpmiddelen zijn ingericht om ten minste twee houders tegelijk aan te grijpen, waarbij zich tussen de twee aan te grijpen houders ten minste een andere houder uitstrekt op de aanvoermiddelen.
5. Plantinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij de aanvoermiddelen een eindloze 30 aandrijfband omvatten voorzien van duwlichamen die zijn ingericht voor meevoeren van de houders.
6. Plantinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 5. tot en met 5, voorts voorzien van steekmiddelen die zijn ingericht voor het aanbrengen van gaten in de ondergrond, waarbij de geleidingsmiddelen zijn ingericht om de houders in de aangebrachte gaten in de ondergrond te voeren. 10
7. Plantinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 6, waarbij de aanvoermiddelen zijn ingericht om een tray van houders aan te voeren, waarbij de plantinrichting voorts is voorzien van zaagmiddelen 15 voor het loszagen van de afzonderlijke houders in de tray.
8. Plantinrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 7, waarbij de geleidingsmiddelen ten minste 20 een buis omvatten, waarbij de buis zich uitstrekt tussen de aanvoermiddelen en de ondergrond.
9. Werkwijze voor het planten van houders met teelmateriaal in een ondergrond gebruikmakend van een plantinrichting, 25 omvattende de stappen van: het aanvoeren van ten minste een houder; het aangrijpen van de houder; - het voeren van de houder naar geleidingsmiddelen; het geleiden van de houder naar de ondergrond, en; 30. het verplaatsen van de plantinrichting over de ondergrond.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij het aangrijpen omvat het aangrijpen van de houder met een grijper.
11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij het 5 aanvoeren omvat het aanvoeren van de houder in een aanvoervlak, waarbij het voeren omvat het in een afvoerrichting afvoeren van de houder van het aanvoervlak en waarbij de afvoerrichting een component heeft die dwars staat op het aanvoervlak. 10
12. Werkwijze volgens conclusie 9, 10 of 11, voorts omvattende het aanbrengen van gaten in de ondergrond, waarbij het geleiden omvat het geleiden van de houder in een gat in de ondergrond. 15
13. Werkwijze volgens conclusies 12, voorts omvattende het dichtschuiven van de gaten.
14. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 9 tot 20 en met 13, waarbij het aanvoeren omvat het aanvoeren van een tray van houders, waarbij de werkwijze voorts omvat het loszagen van de tray van houders voor het verschaffen van afzonderlijke houders.
NL2003072A 2009-06-23 2009-06-23 Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond. NL2003072C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003072A NL2003072C2 (nl) 2009-06-23 2009-06-23 Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003072 2009-06-23
NL2003072A NL2003072C2 (nl) 2009-06-23 2009-06-23 Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2003072C2 true NL2003072C2 (nl) 2010-12-27

Family

ID=41606708

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2003072A NL2003072C2 (nl) 2009-06-23 2009-06-23 Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2003072C2 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN103636331A (zh) * 2013-12-04 2014-03-19 中国农业大学 一种基于激光切割的组培苗快速移植机及其移植方法
CN104936434A (zh) * 2012-11-12 2015-09-23 株式会社椿本链条 植物保持器以及移植装置
CN105208852A (zh) * 2013-05-24 2015-12-30 株式会社椿本链条 植物保持器及移植装置

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4440101A (en) * 1979-12-18 1984-04-03 Illinois Tool Works Inc. Plant transfer mechanism
EP0917817A1 (en) * 1997-11-18 1999-05-26 Polisette S.R.L. Method and means for arranging for, and facilitating, the transplanting and re-potting of plants germinated in seed trays
WO2003094595A1 (en) * 2002-05-07 2003-11-20 Dirk Bruygom Planting machine and method for relatively high-speed planting of plants which may or may not have germinated

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4440101A (en) * 1979-12-18 1984-04-03 Illinois Tool Works Inc. Plant transfer mechanism
EP0917817A1 (en) * 1997-11-18 1999-05-26 Polisette S.R.L. Method and means for arranging for, and facilitating, the transplanting and re-potting of plants germinated in seed trays
WO2003094595A1 (en) * 2002-05-07 2003-11-20 Dirk Bruygom Planting machine and method for relatively high-speed planting of plants which may or may not have germinated

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104936434A (zh) * 2012-11-12 2015-09-23 株式会社椿本链条 植物保持器以及移植装置
EP2870863A4 (en) * 2012-11-12 2016-05-04 Tsubakimoto Chain Co PLANT HOLDER AND IMPLANTING DEVICE
CN105208852A (zh) * 2013-05-24 2015-12-30 株式会社椿本链条 植物保持器及移植装置
CN103636331A (zh) * 2013-12-04 2014-03-19 中国农业大学 一种基于激光切割的组培苗快速移植机及其移植方法

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2004951C2 (nl) Systeem en werkwijze voor het overzetten en verenkelen van plantmateriaal in een houder, houder voor plantmateriaal, gebruik van een houder voor plantmateriaal.
KR100299666B1 (ko) 단단한묘목상자에서취한묘목의자동파종장치
NL2003072C2 (nl) Plantinrichting en werkwijze voor het planten van houders met teeltmateriaal in een ondergrond.
FR2571208A1 (fr) Procede de prehension et de transfert de produits fragiles ou de produits accessibles uniquement par le haut
WO2018172376A1 (en) Mushroom handling apparatus
ATE356542T1 (de) Verfahren und vorrichtung zur ablieferung von sämlingen auf dem boden in einer pflanzmaschine
JPH08140478A (ja) 収穫装置
FR2693344A1 (fr) Machine de repiquage automatique de mini-mottes.
JPH0823776A (ja) 接ぎ木苗製造装置
WO2006068518A1 (en) Seedling transplanting head
EP1495971B1 (en) Method and apparatus for packing bunches of flowers into sleeves
US9856043B2 (en) Method and device for handling bags combined into bundles
JP3516495B2 (ja) 接木装置
NL1019295C2 (nl) Gerbera-verpakkingsmethode.
NL2016641B1 (nl) Werkwijze voor het van nestbare conussen voorzien van een planten-tray, alsmede een inrichting daarvoor.
EP0931441B1 (fr) Installation de transplantation de plants en mottes
JPH07147855A (ja) カップ栽培用定植装置および栽培カップ
NL2018101B1 (nl) Werkwijze voor het van nestbare gazen conussen voorzien van een planten-tray, alsmede een inrichting daarvoor
JP3479365B2 (ja) 接木装置における葉処理装置
NL1022688C2 (nl) Pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde planten met een automatisch toevoersysteem.
JP3516496B2 (ja) 接木装置
NL1021282C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verenkelen van potplanten.
JPH08154484A (ja) 接木装置における苗搬送装置
EP3849389B1 (en) Device for breaking eggs
JPH0799847A (ja) 収穫装置

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140101