NL1007092C2 - Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET VERSPREIDEN VAN KORREL- ΕΝ/OF POEDERVORMIG MATERIAAL

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materi-5 aal, voorzien van een dwars op de voortbewegingsrichting van de inrichting aangebracht gestel, met een voorraadbak voor het te verspreiden materiaal, alsmede twee op afstand van elkaar op of aan het gestel aangebrachte verspreidorganen met een verspreidelement voor het verspreiden van het materiaal. 10 Een dergelijke inrichting is bekend uit DE-OS-31 22 331.

Deze bekende inrichting heeft een centrale voorraadbak voor het te verspreiden materiaal met aan weerszijden daarvan een drager waaraan nabij het uiteinde daarvan een 15 verspreidorgaan is aangebracht. Deze bekende inrichting heeft het nadeel dat, wanneer de verspreidorganen op aanzienlijke afstand van de voorraadbak zijn aangebracht, een zeer stijve constructie van de drager moet worden toegepast teneinde het gewicht van de verspreidorganen te kunnen dragen. Verder 20 heeft deze bekende inrichting als nadeel dat, wanneer over oneffen land wordt gereden met de inrichting, de dragers gaan zwiepen ten opzichte van de voorraadbak, waardoor er geen juiste verdeling van het te verspreiden materiaal over het grondoppervlak wordt verkregen.

25 De uitvinding heeft tot doel bovengenoemde nadelen op te heffen of althans in sterke mate te beperken.

Overeenkomstig de uitvinding wordt dit bereikt doordat ten minste één verspreidorgaan afsteunmiddelen omvat met behulp waarvan het desbetreffende verspreidorgaan tijdens 30 het bedrijf op de grond afsteunt. Door de afsteunmiddelen kan een relatief lichte drager worden gebruikt, terwijl de inrichting ook bij oneffen land vrij stabiel is. Teneinde de inrichting nog stabieler uit te voeren, omvatten volgens een kenmerk van de uitvinding de twee verspreidorganen ieder 35 afsteunmiddelen. Volgens een kenmerk van de uitvinding omvatten de afsteunmiddelen een wiel of een wielstel. In het bijzonder kunnen de bodemoneffenheden zeer goed worden gevolgd indien het wielstel volgens een kenmerk van de 1007092 2 uitvinding is uitgevoerd als een tandemasser. Om te voorkomen dat de dragers te veel belast worden omvat de inrichting volgens de uitvinding aandrijfmiddelen met behulp waarvan het wiel of het wielstel wordt aangedreven. In een voorkeursuit-5 voering overeenkomstig de uitvinding omvatten de aandrijfmiddelen synchronisatiemiddelen. Met de synchronisatiemiddelen is het mogelijk de wielen of de wielstellen van de verspreid-organen met een gelijke snelheid aan te drijven. Indien de inrichting wordt getrokken door een trekker of dergelijk 10 voertuig is het voorts mogelijk met de synchronisatiemiddelen de snelheid van de trekker te volgen, zonder dat hierbij snelheidsverschillen en hieruit voortvloeiende krachten en/of momenten tussen de inrichting en de trekker ontstaan. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding omvatten de synchronisa-15 tiemiddelen een wielsnelheidssensor en/of een snelheidsradar en/of een dynamometer.

Teneinde de inrichting een tevoren bepaald spoor te kunnen laten volgen omvat de inrichting volgens een kenmerk van de uitvinding verplaatsingsmiddelen met behulp waarvan 20 ten minste één verspreidorgaan in een richting dwars op de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de inrichting kan worden verplaatst. Op deze wijze is het mogelijk om het verspreidorgaan of de verspreidorganen over een tevoren aangelegd tramline spoor te laten rijden. De verplaatsings-25 middelen omvatten volgens een nader kenmerk van de uitvinding een parallellogramconstructie. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding omvatten de verplaatsingsmiddelen een telescopisch uitschuifbaar gedeelte dat is opgenomen in het gestel. Teneinde het spoor volledig te automatiseren is de 30 inrichting volgens een kenmerk van de uitvinding voorzien van spoorvolgende middelen, met behulp waarvan de afsteunmiddelen gestuurd worden langs een tevoren bepaald of vastgelegd spoor over het te bewerken oppervlak. Volgens een nader facet van de uitvinding omvatten de spoorvolgende middelen een tastele-35 ment met behulp waarvan een tevoren aangelegd rijspoor van een trekker kan worden afgetast. Het is voorts ook mogelijk dat de spoorvolgende middelen volgens een kenmerk van de uitvinding een beeldcamera omvatten.

1 007092 3

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding omvat de inrichting hoogte-instelmiddelen met behulp waarvan een verspreidelement van een verspreidorgaan in hoogterichting kan worden ingesteld. Aldus is het mogelijk om met de inrich-5 ting een zogenaamde overbemesting toe te passen.

Naast het feit dat de inrichting een zelfrijdende inrichting kan zijn, kan de inrichting volgens een nader kenmerk van de uitvinding aan het gestel aangebrachte aankop-pelmiddelen omvatten met behulp waarvan de inrichting aan een 10 trekker of dergelijk voertuig kan worden aangekoppeld. Volgens weer een ander facet van de uitvinding is nabij de aankoppelmiddelen een voorraadbak voor het te verspreiden materiaal aangebracht.

Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding 15 zijn tussen de voorraadbak en de verspreidorganen transportmiddelen aangebracht met behulp waarvan het te verspreiden materiaal vanuit de voorraadbak naar de verspreidorganen wordt getransporteerd.

Volgens weer een ander facet van de uitvinding 20 omvat de inrichting twee verspreidorganen die op een afstand van ten minste 18 meter van elkaar opgesteld zijn aangebracht. De verspreidorganen zijn volgens een nader kenmerk van de uitvinding uitgevoerd als twee-schijfs centrifugaal-strooiers. In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de 25 uitvinding verspreidt elk van de strooischijven van de centrifugaalstrooier het materiaal over een ongeveer zelfde strooisector. De beide sectoren overlappen elkaar daarbij. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding is de effectieve werkbreedte van de inrichting ten minste 36 meter. 30 Volgens een kenmerk van de uitvinding omvat het gestel aan weerszijden van de voorraadbak een drager die zich dwars op de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekt en waarop een verspreidorgaan is aangebracht, waarbij elk van de dragers om een respectieve, 35 ongeveer verticaal opgestelde as, gezien in de gebruikelijke voortbewegingsrichting van de inrichting, naar voren of naar achteren in een transportstand kan worden gezwenkt.

De uitvinding zal nu nader worden uitgelegd aan de 1007092 4 hand van de bijgaande figuren, waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht is van de inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal volgens de uitvinding; 5 Figuur 2 een achteraanzicht is van de inrichting overeenkomstig figuur 1 volgens de pijl II.

Figuur 1 toont een verspreidinrichting 1 die door middel van een driepuntskoppelbok 2 aan een trekker 3 is gekoppeld. De verspreidinrichting 1 omvat een dwars op de 10 voortbewegingsrichting 4 van de inrichting aangebracht gestel 5, dat ongeveer in het midden is voorzien van een voorraadbak 6 voor het te verspreiden materiaal. De voorraadbak 6 wordt ondersteund door een wielstel 7. Aan beide zijden van het wielstel 7 is een V-vormige bok 8 aangebracht met aan weers-15 zijden een hydraulische cilinder 9. De cilinders 9 zijn met het andere uiteinde via een dwarsbalk 10 met de voorraadbak 6 verbonden (figuur 2). Door de cilinders 9 te bekrachtigen kan de voorraadbak 6 in hoogterichting ten opzichte van het wielstel 7 worden verplaatst. Aan weerszijden van de voor-20 raadbak 6 omvat het gestel 5 telescopische dragers 11 die aan het ene uiteinde via een verticale scharnieras 12 met de voorraadbak 6 zijn verbonden, terwijl deze aan het andere uiteinde ieder zijn voorzien van een verspreidorgaan 13. Zoals in figuur 2 is weergegeven omvat de verticale scharnie-25 ras 12 nabij de onderzijde een horizontale scharnieras 14 waarlangs de telescopische drager 11 kan zwenken. Nabij het andere uiteinde van de telescopische drager 11 is eveneens een horizontale scharnieras 15 aangebracht, een en ander zodanig dat de telescopische drager 11 ten opzichte van het 30 verspreidorgaan 13 kan zwenken en/of kan worden gezwenkt. Elk van de verspreidorganen 13 omvat een kleinere voorraadbak 16 die aan de onderzijde is voorzien van twee verspreidelementen 17 met behulp waarvan het materiaal over het te bestrooien land kan worden verspreid. De verspreidelementen 17 zijn in 35 het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als een twee-schijfs centrifugaalstrooier. De kleinere voorraadbak 16 1007092 5 steunt af op een wielstel 18. Tussen het wielstel 18 en de voorraadbak 16 zijn hoogte-instelmiddelen 19 aangebracht met behulp waarvan de hoogte van de verspreidelementen 17 ten opzichte van het te bestrooien oppervlak kan worden inge-5 steld. De hoogte-instelmiddelen 19 omvatten een overigens niet weergegeven hydraulische cilinder. Het verspreidorgaan 13 is verder zwenkbaar om een ongeveer verticale as 20 die aan het uiteinde van de horizontale as 15 is aangebracht.

De wielstellen 18 van de verspreidorganen 13 zijn 10 verder voorzien van overigens niet weergegeven aandrijf-middelen. Om te voorkomen dat de verspreidorganen 13 harder of zachter rijden dan de trekker 3, omvatten de verspreidorganen overigens niet weergegeven synchronisatiemiddelen met behulp waarvan de aandrijfmiddelen zodanig worden geregeld 15 dat de snelheid van de verspreidorganen 13 gelijk is aan de snelheid van de trekker 3. Op het wielstel 18 van de verspreidorganen 13 zijn verder spoorvolgende middelen 21 aangebracht, met behulp waarvan het verspreidorgaan 13 over een tevoren bepaald en/of vastgelegd spoor op het te bewerken 20 oppervlak kan worden gestuurd. In het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld zijn de spoorvolgende middelen 21 uitgevoerd als een beeldcamera.

In de telescopische dragers 11 zijn overigens niet weergegeven transportmiddelen aangebracht met behulp waarvan 2 5 het te verspreiden materiaal uit de voorraadbak 6 naar de kleinere voorraadbakken 16 van de verspreidorganen 13 kan worden getransporteerd.

De bovenbeschreven verspreidinrichting werkt als volgt: 30 Als de boer met zijn trekker 3 op het te bestrooien perceel is aangekomen, dan worden de telescopische dragers 11 vanuit de, met onderbroken strepen in figuur 1 weergegeven, transportstand naar de, met doorgetrokken lijnen weergegeven, werkstand gezwenkt. Vervolgens bepaalt de boer eventueel met 35 gebruikmaking van de spoorvolgende middelen 21 waar zich een rijspoor op het land bevindt of indien dat niet aanwezig is waar de verspreidorganen 13 moeten worden cpgesteld. Met behulp van de telescopische dragers 11 kunnen de verspreidor- 0 0 / u 3 2 6 ganen 13 tot op de juiste plaats worden gebracht. Met de hydraulische cilinders 9 en de hoogte-instelmiddelen 19 kan vervolgens de hoogte van de verspreidelementen 17 worden ingesteld. Vervolgens kan gestart worden met het verspreiden 5 van het materiaal, terwijl met behulp van de synchronisatie-middelen de snelheid van de trekker 3 en de verspreidorganen 13 synchroon wordt gehouden. Met behulp van de spoorvolgende middelen 21 en op ieder van de verspreidorganen 13 aangebrachte en overigens niet weergegeven besturingsmiddelen 10 wordt het spoor waarlangs gereden wordt gevolgd en als een verspreidorgaan 13 hiervan afwijkt gecorrigeerd. Als het werk beëindigd is worden de telescopische dragers 11 hydraulisch naar de, in figuur 1 met onderbroken lijnen weergegeven, transportstand gezwenkt.

1007092

Claims (22)

1. Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, voorzien van een dwars op de voortbe-wegingsrichting van de inrichting (1) aangebracht gestel (5), 5 met een voorraadbak (6) voor het te verspreiden materiaal, alsmede twee op afstand van elkaar op of aan het gestel (5) aangebrachte verspreidorganen (13) met een verspreidelement (17) voor het verspreiden van het materiaal, met het kenmerk, dat ten minste één verspreidorgaan (13) afsteunmiddelen (7) 10 omvat met behulp waarvan het desbetreffende verspreidorgaan (13) tijdens het bedrijf op de grond afsteunt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de twee verspreidorganen (13) afsteunmiddelen (7) omvatten .

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afsteunmiddelen (7) een wiel of een wielstel (18) omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het wielstel (18) is uitgevoerd als een tandemasser.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de inrichting aandrijfmiddelen omvat met behulp waarvan het wiel of het wielstel (18) wordt aangedreven.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen synchronisatiemiddelen omvatten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de synchronisatiemiddelen een wielsnelheidssensor en/of snelheidsradar en/of een dynamometer omvatten.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting verplaatsingsmiddelen (11) 30 omvat met behulp waarvan ten minste één verspreidorgaan (13) in een richting dwars op de gebruikelijke voortbewegingsrich-ting (4) van de inrichting kan worden verplaatst.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen een parallellogramconstructie 35 omvatten.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen worden gevormd door een 1007092 telescopisch uitschuifbare drager (11) die is opgenomen in het gestel (5).

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting (1) is voorzien van spoor- 5 volgende middelen (21), met behulp waarvan de afsteunmiddelen (7) gestuurd worden langs een tevoren bepaald en/of vastgelegd spoor over het te bewerken oppervlak.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de spoorvolgende middelen (21) een tastelement omvatten 10 met behulp waarvan een tevoren aangelegd rijspoor van een trekker kan worden afgetast.

13. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de spoorvolgende middelen (21) een beeldcamera omvatten.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat de inrichting hoogte-instelmiddelen (9; 19. omvat met behulp waarvan een verspreidelement (17) van een verspreidorgaan (13) in hoogterichting kan worden ingesteld .

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat het gestel (5) aankoppelmiddelen (2) omvat met behulp waarvan de inrichting aan een trekker (3) of dergelijk voertuig kan worden aangekoppeld.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat nabij de aankoppelmiddelen (2) een voorraadbak (6) voor 25 het te verspreiden materiaal is aangebracht.

17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de voorraadbak (6) en de ver-spreidorganen (13) transportmiddelen zijn aangebracht met behulp waarvan het te verspreiden materiaal vanuit de voor- 30 raadbak (6) naar de verspreidorganen (13) wordt getransporteerd.

18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting verspreidorganen (13) omvat die op een afstand van ten minste 18 meter van elkaar 35 op het gestel (5) zijn aangebracht.

19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan (13) is uitgevoerd als een twee-schijfs centrifugaal strooier. 1007092

20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat elk van de strooischijven van een centrifugaalstrooier het te verspreiden materiaal over ongeveer dezelfde te bestrooien sector verspreidt.

21. Inrichting volgens een der conclusies 18 - 20, met het kenmerk, dat de effectieve werkbreedte van de verspreid-organen ten minste 36 meter bedraagt.

22. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel (5) aan weerszijden van de 10 voorraadbak (6) een drager (11) omvat die zich dwars op de gebruikelijke voortbewegingsrichting (4) van de inrichting (1) uitstrekt waarop een verspreidorgaan (13) is aangebracht, waarbij elk van de dragers (11) om een respectieve, ongeveer verticaal opgestelde as (12), gezien in de gebruikelijke 15 voortbewegingsrichting (4) van de inrichting, naar voren of naar achteren in de transportstand kan worden gezwenkt. 1007Q92