NL1018601C2

NL1018601C2 - Hooibouwmachine.

Info

Publication number: NL1018601C2
Application number: NL1018601A
Authority: NL
Inventors: Egbert Antonie Stremmelaar
Original assignee: Lely Entpr Ag
Priority date: 2001-07-20
Filing date: 2001-07-20
Publication date: 2003-01-21
Also published as: EP1277394A1

Description

HOOIBOUWMACHINE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hooibouwmachine volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke machine is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0713640. Hierbij bevat het eerste onderstel in 5 totaal vier wielen voor de ondersteuning van de hooibouwmachine. Hoewel een dergelijke hooibouwmachine naar behoren functioneert kan met name bij bewerkingsorganen met een grote diameter een ongewenste kanteling, in het bijzonder in de voorwaartse richting, optreden.

10 Het is een doel van de uitvinding een hooibouwmachine te verschaffen waarbij dit probleem zich niet of in ieder geval in mindere mate voordoet.

Hiertoe bevat een hooibouwmachine van de boven beschreven soort overeenkomstig de uitvinding de maatregelen 15 van het kenmerk van conclusie 1. De uitvinding berust op het inzicht dat, doordat bij de bekende hooibouwmachine de wielen zich in hoofdzaak in een vlak dwars op de normale rijrichting van de hooibouwmachine bevinden, er in voorwaartse richting onvoldoende ondersteuning is wanneer het bewerkingsorgaan een 20 grote diameter heeft. Doordat volgens de uitvinding de onderstelbalk zich uitstrekt in een richting evenwijdig aan een normale richting van voortbeweging van de hooibouwmachine, en met het voorwaartse einde een tweede onderstel is verbonden ontstaat een voldoende ondersteuning in voorwaartse richting, 25 zodat bewerkingsorganen met een grotere diameter correct kunnen worden ondersteund.

Teneinde ook in zijwaartse richting voldoende ondersteuning te verschaffen heeft in een uitvoering van een hooibouwmachine volgens de uitvinding het eerste onderstel een 30 wielstelbalk met zich aan weerszijden van de opwaarts gerichte as bevindende vrije uiteinden, waarbij aan elk vrij uiteinde van de wielstelbalk een eerste wielstel is bevestigd.

Teneinde het ongunstige effect van eventuele oneffenheden op het bewerkingsorgaan te reduceren heeft het de 35 voorkeur wanneer het eerste wielstel via een eerste 101 8601· 2 kogelgewricht is verbonden met het vrije uiteinde van de wielstelbalk. Op analoge wijze is het voordelig wanneer het tweede onderstel via een tweede kogelgewricht is verbonden met het voorwaartse einde van de onderstelbalk.

5 Een verdere reductie van het effect van bodemoneffenheden wordt verkregen wanneer het eerste wielstel en/of het tweede onderstel een zogenaamd tandemwielstel is.

Alternatief worden de effecten van bodemoneffenheden gereduceerd wanneer het eerste wielstel en/of het tweede 10 onderstel is voorzien van een eerste draagbalk met zich aan weerszijden van het betreffende uiteinde bevindende vrije draagbalkuiteinden, waarbij met elk vrij draagbalkuiteinde een tweede wielstel is verbonden, en dat een tweede draagbalk is aangebracht op de eerste draagbalk, waarbij' de tweede 15 draagbalk zich uitstrekt in een richting evenwijdig aan een normale richting van voortbeweging van de hooibouwmachine, waarbij de tweede draagbalk een voorwaarts draagbalkeinde heeft, en dat een derde wielstel is verbonden met het voorwaartse einde. Hierbij is het verder voordelig wanneer het 20 tweede wielstel en/of het derde wielstel een zogenaamd tandemwielstel is.

Teneinde de stand van het tweede onderstel ten opzichte van het eerste onderstel te kunnen instellen, bevat in een voorkeursuitvoering van een hooibouwmachine volgens de 25 uitvinding de onderstelbalk twee onderstelbalkdelen die via een dwars op de normale richting van voortbeweging van de hooibouwmachine staande scharnieras met elkaar zijn verbonden, waarbij de scharnieras is geplaatst tussen het voorwaartse einde van de onderstelbalk en de opwaartse as. In het 30 bijzonder is de hooibouwmachine voorzien van instelmiddelen voor het instellen van de hoek die de onderstelbalkdelen met elkaar maken. Op voordelige wijze omvatten de instelmiddelen een hydraulisch of pneumatisch bedienbare cilinder. De hoekinstelling kan alternatief ook door een schroefspindel 35 geschieden.

1 0 I 86 0 1 * 3

De uitvinding zal bij wijze van voorbeeld worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: 5 Figuur 1 schematisch in zijaanzicht een hooibouwmachine volgens de uitvinding; en

Figuur 2 een aanzicht in perspectief van een eerste en tweede onderstel voor een hooibouwmachine volgens de uitvinding.

10

In figuur 1 wordt een hooibouwmachine 1 weergegeven, in de onderhavige uitvoering een hark met een werkbreedte van ongeveer 5,25 meter, De hooibouwmachine 1 wordt in de normale rijrichting A voortgetrokken door een trekkend voertuig (niet 15 weergegeven) .

De hooibouwmachine 1 omvat een zich opwaarts uitstrekkende as 2, waaromheen een bewerkingsorgaan, in het onderhavige geval een harkorgaan 3, roteerbaar is bevestigd. Het harkorgaan 3 omvat gelijkmatig langs de omtrek 20 aangebrachte bewerkingselementen, in de onderhavige machine uitgevoerd als harkelementen 4. Deze kunnen, in radiale richting gemeten, een breedte hebben van ongeveer 50 cm.

Volgens de uitvinding is het bewerkingsorgaan 3 van de bodem 5 afgesteund via een eerste onderstel 6 en een tweede 25 onderstel 7. Voor de bevestiging van het eerste onderstel 6 met het tweede onderstel 7 dient een onderstelbalk 8 die is aangebracht aan het eerste onderstel 6. Deze onderstelbalk 8 strekt zich uit van de opwaartse as 2 in een richting evenwijdig aan een normale richting A van voortbeweging van de 30 hooibouwmachine 1, met andere woorden, de onderstelbalk 8 strekt zich naar voren uit. De onderstelbalk 8 heeft een voorwaarts einde 9. Het tweede onderstel 7 is met dit voorwaartse einde 9 verbonden. Juist doordat het tweede onderstel 7 aan dit voorwaartse einde is bevestigd, krijgt het 35 bewerkingsorgaan 3 in voorwaartse richting een extra steun, waardoor ongewenst naar voren kantelen van het bewerkingsorgaan 3 wordt voorkomen.

101 860 1 ft 4

Hoewel het eerste onderstel één wiel kan bevatten, heeft het voor zijwaartse stabiliteit van het bewerkingsorgaan de voorkeur wanneer het eerste onderstel 6 een wielstelbalk 10 heeft met zich aan weerszijden van de opwaarts gerichte as 2 5 bevindende vrije uiteinden 11 en 12. Aan elk vrij uiteinde 11, 12 van de wielstelbalk 10 is een eerste wielstel 13 bevestigd. In het weergegeven voorbeeld is het eerste wielstel 13 een zogenaamd tandemwielstel. Een dergelijk tandemwielstel is op zich bekend. Ook het tweede onderstel 7 kan een zogenaamd 10 tandemwielstel bevatten.

Hoewel niet weergegeven in de figuren kan, teneinde de effecten van bodemoneffenheden op het bewerkingsorgaan 3 te reduceren, het eerste wielstel 13 via een eerste kogelgewricht verbonden zijn met het betreffende vrije uiteinde 11, 12 van 15 de wielstelbalk 10. Hierbij blijkt in de praktijk een eerste wielstel te zijn voorzien van een eerste draagbalk met zich aan weerszijden van het betreffende uiteinde bevindende vrije draagbalkuiteinden, waarbij met elk vrij draagbalkuiteinde een tweede wielstel (in het bijzonder een enkel wiel of een 20 tandemwielstel bevattende) is verbonden, en van een tweede draagbalk aangebracht op de eerste draagbalk, waarbij de tweede draagbalk zich uitstrekt in een richting evenwijdig aan een normale richting van voortbeweging van de hooibouwmachine, waarbij de tweede draagbalk een voorwaarts draagbalkeinde 25 heeft, en waarbij een derde wielstel (in het bijzonder een enkel wiel of een tandemwielstel bevattende) is verbonden met ’ het voorwaartse einde, om zo een uitstekende reductie van bodemoneffenheden te verschaffen. Aangezien deze laatstgenoemde constructie duurder is dan een tandemwielstel 30 kan er, gezien de kosten, een voorkeur zijn om een tandemwielstel te gebruiken.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat het tweede onderstel 7 een eerste draagbalk 14 met zich aan weerszijden van het betreffende uiteinde bevindende vrije 35 draagbalkuiteinden 15, 16. De eerste draagbalk 14 strekt zich dwars op de normale richting van voortbeweging A van de hooibouwmachine 1 uit. Met elk vrij draagbalkuiteinde 15, 16 101 86 U 1*» 5 is een tweede wielstel 17 verbonden. In het weergegeven voorbeeld wordt elk tweede wielstel 17 gevormd door een enkel wiel. Het zal echter duidelijk zijn dat het tweede wielstel 17 eveneens een tandemwielstel kan bevatten. Een tweede draagbalk 5 18 is aangebracht op de eerste draagbalk 14 en strekt zich in een richting evenwijdig aan een normale richting A van voortbeweging van de hooibouwmachine 1 uit. De tweede draagbalk 18 heeft een voorwaarts draagbalkeinde 19 waarmee een derde wielstel 20 is verbonden. In het weergegeven 10 voorbeeld wordt het derde tweede wielstel 20 gevormd door een enkel wiel. Het zal echter duidelijk zijn dat het derde wielstel 20 eveneens een tandemwielstel kan bevatten.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat de onderstelbalk 8 twee onderstelbalkdelen 21, 22 die via een 15 dwars op de normale richting A van voortbeweging van de hooibouwmachine 1 staande scharnieras 23 met elkaar zijn verbonden. De scharnieras 23 is geplaatst tussen het voorwaartse einde 9 van de onderstelbalk 8 en de opwaartse as 2. Met behulp van instelmiddelen 24, in het weergegeven 20 voorbeeld een cilinder, die hydraulisch of pneumatisch wordt bediend, kan de hoek tussen de onderstelbalkdelen 21, 22 worden ingesteld, en kan aldus de stand van het eerste onderstel ten opzichte van het tweede onderstel worden ingesteld. De hoekinstelling kan ook door een schroefspindel 25 geschieden. Door de hoek tussen de onderstelbalkdelen in te stellen kan er voor worden gezorgd dat de harkelementen 4 aan de voorzijde evenwijdig aan de bodem bewegen.

101 86 0 1 *

Claims

1. Hooibouwmachine (1) met ten minste één om een opwaarts gerichte as (2) roteerbaar bewerkingsorgaan voor het bewerken van op de grond liggend gewas, welk bewerkingsorgaan van de bodem (5) is afgesteund via een eerste onderstel (6) , 5 met het kenmerk, dat een onderstelbalk (8) is aangebracht aan het eerste onderstel (6), waarbij de onderstelbalk (8) zich uitstrekt van de as (2) in een richting evenwijdig aan een normale richting (A) van voortbeweging van de hooibouwmachine (1), waarbij de onderstelbalk (8) een voorwaarts einde (9) 10 heeft, en dat een tweede onderstel (7) is verbonden met het voorwaartse einde (9).

2. Hooibouwmachine (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste onderstel (6) een wielstelbalk (10) heeft met zich aan weerszijden van de opwaarts gerichte as (2) 15 bevindende vrije uiteinden (11, 12) , waarbij aan elk vrij uiteinde (11, 12) van de wielstelbalk (10) een eerste wielstel (13) is bevestigd.

3. Hooibouwmachine (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het eerste wielstel (13) via een eerste 20 kogelgewricht is verbonden met het vrije uiteinde van de wielstelbalk (10) .

4. Hooibouwmachine (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede onderstel (7) via een tweede kogelgewricht is verbonden met het voorwaartse 25 einde van de onderstelbalk (8).

5. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste wielstel (13) en/of het tweede onderstel (7) een zogenaamd tandemwielstel is.

6. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste wielstel (13) en/of het tweede onderstel (7) zijn/is voorzien van een eerste draagbalk (14) met zich aan weerszijden van het betreffende uiteinde bevindende vrije draagbalkuiteinden (15, 16), waarbij 35 met elk vrij draagbalkuiteinde (15, 16) een tweede wielstel 101 8601 * (17) is verbonden, en dat een tweede draagbalk (18) is aangebracht op de eerste draagbalk (14), waarbij de tweede draagbalk (18) zich uitstrekt in een richting (A) evenwijdig aan een normale richting van voortbeweging van de 5 hooibouwmachine (1), waarbij de tweede draagbalk (18) een voorwaarts draagbalkeinde (19) heeft, en dat een derde wielstel (20) is verbonden met het voorwaartse einde.

7. Hooibouwmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het tweede wielstel (17) en/of het derde wielstel 10 (20) een zogenaamd tandemwielstel is.

8. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderstelbalk (8) twee onderstelbalkdelen (21, 22) bevat die via een dwars op de normale richting (A) van voortbeweging van de hooibouwmachine 15 (1) staande scharnieras (23) met elkaar zijn verbonden, waarbij de scharnieras (23) is geplaatst tussen het voorwaartse einde (9) van de onderstelbalk (8) en de opwaartse as (2) .

9. Hooibouwmachine volgens conclusie 8, met het 20 kenmerk, dat de hooibouwmachine (1) is voorzien van instelmiddelen (24) voor het instellen van de hoek die de onderstelbalkdelen (21, 22) met elkaar maken.

10. Hooibouwmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de instelmiddelen (24) een hydraulisch of 25 pneumatisch bedienbare cilinder of een schroefspindel omvatten. 1 o 1 86 0 ^ *