NL1003619C2 - Diskinrichting. - Google Patents
Diskinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1003619C2 NL1003619C2 NL1003619A NL1003619A NL1003619C2 NL 1003619 C2 NL1003619 C2 NL 1003619C2 NL 1003619 A NL1003619 A NL 1003619A NL 1003619 A NL1003619 A NL 1003619A NL 1003619 C2 NL1003619 C2 NL 1003619C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- floating base
- slide
- holder
- arm
- disk cartridge
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B19/00—Driving, starting, stopping record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor; Control thereof; Control of operating function ; Driving both disc and head
- G11B19/02—Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B17/00—Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
- G11B17/02—Details
- G11B17/04—Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
- G11B17/041—Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs contained within cartridges
- G11B17/043—Direct insertion, i.e. without external loading means
- G11B17/0434—Direct insertion, i.e. without external loading means with mechanism for subsequent vertical movement of the disc
Landscapes
- Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
Description
- 1 -
DISKINRICHTING
5
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een diskinrichting zoals een in een motorvoertuig gemonteerde diskinrichting voor het afspelen van een minidisk.
10 In de afgelopen jaren is vooruitgang geboekt op het gebied van het reduceren van de fysieke afmeting van een dergelijke diskinrichting daar minidiskspelers uitgebracht werden. Echter is het verder verkleinen van een in een motorvoertuig gemonteerde diskinrichting vereist.
15 Conventioneel, zoals bijvoorbeeld beschreven in de
Japanse openbaargemaakte octrooiaanvraag (KOKAI) 5-174478, is een mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van een cassette voor een minidiskspeler zo geconstrueerd dat, bij het dragen van een minidisk naar de speelpositie, een 20 cassettehouderdrager voorzien van een rekplaat, die aangedreven wordt door een vermogensmotor, een cassettehouder met de disk draagt, en de koppeling van een vergrende-lingsas (of vergrendelingspen) van een ondersteunende basis (of een zwevende basis) met een askoppelende groef (of een 25 penkoppelende groef) ontkoppeld wordt. Vervolgens geraakt de ondersteunende basis in een zwevende toestand, en wordt de minidisk afgespeeld. Een dergelijke bovengenoemde diskinrichting lijdt aan het nadeel dat de cassettehouder in contact komt met een draaitafel, een optische pickup of 30 dergelijke, en dit heeft een storing als gevolg.
Het is dientengevolge een doel van de onderhavige uitvinding een diskinrichting te verschaffen die zelden een storing heeft.
In overeenstemming met de onderhavige uitvinding 35 wordt er voorzien in een diskinrichting bevattende een zwevende basis ondersteund door een chassis door een groot aantal elastische elementen, een houder ondersteund op de 1 0 0 3 6 1 9 .
- 2 - zwevende basis om in verticale richting ten opzichte van de zwevende houder beweegbaar te zijn, een schuif, schuifbaar geplaatst in de houder om in richtingen van het inbrengen en uitstoten van een diskcassette in en uit de houder te 5 bewegen, voor het vasthouden en dragen van een daarin ingebrachte diskcassette, een draaitafel geplaatst op de zwevende basis en rotationeel aangedreven door een motor, waarop een disk opgenomen in de diskcassette geladen wordt, een optische pickup geplaatst in de zwevende basis, voor 10 het lezen van informatie van de disk die geroteerd wordt door de draaitafel, en een uitsteeksel uitstekende van de schuif naar de zwevende basis, waarbij het uitsteeksel in contact gebracht wordt met de zwevende basis wanneer de schuif verplaatsing naar de zwevende bais ondergaat, 15 teneinde te voorkomen dat de schuif in contact komt met ofwel de draaitafel of de optische pickup.
In overeenstemming met een bevoorkeurde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding bevat de diskin-richting een paar schuifhaken geplaatst op de schuif voor 20 het vasthouden van de in de schuif ingbrachte diskcassette. Het bovengenoemde uitsteeksel steekt uit van het paar schuifhaken.
In overeenstemming met een voorkeursvorm van de onderhavige uitvinding wordt er voorzien in een diskin-25 richting bevattende een zwevende basis ondersteund door een chassis door een groot aantal elastische elementen, een houder ondersteund op de zwevende basis om in verticale richting ten opzichte van zwevende basis beweegbaar te zijn, een schuif, schuifbaar geplaatst in de houder om in 30 richtingen van het inbrengen en uitstoten van een diskcassette in en uit de houder te bewegen, voor het vasthouden en dragen van een daarin ingebrachte diskcassette, een vergrendelingsorgaan voor het vergrendelen van de zwevende basis op het chassis en voor het ontkoppelen van de zwe-35 vende van het chassis,een aandrijfarm, waarvan een einddeel gekoppeld is met en gescheiden is van een groefgedeelte geplaatst op de schuif, en een open/dicht element dat een 11 3 ' 1 9 .
- 3 - opening van het groefgedeelte bedekt.Verder, wanneer de aandrijfarm in contact komt met het open/dicht element van buiten het groefgedeelte, wordt het open/dicht element geopend en wordt vervolgens de aandrijfarm gekoppeld met 5 het groefgedeelte.
Bij voorkeur bevat het open/dicht element een elastisch lichaam waarvan een uitgespaard deel de opening bedekt. Verder kan de schuif een geleidingsuitsteeksel bevatten gevormd op een buitenwand van het groefgedeelte en 10 wordt de aandrijfarm geleid naar het open/dicht element door het geleidingsuitsteeksel.
In overeenstemming met een bevoorkeurde uitvoe ringsvorm van de onderhavige uitvinding bevat het open-/dicht element een schuifplaat die geduwd wordt om de 15 opening te sluiten en die kan schuiven om de opening te openen wanneer de aandrijfarm in contact komt met de schuifplaat.
Verdere doelen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van 20 de voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding, zoals weergegeven in de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 is een aanzicht in perspectief van een disk-inrichting volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 2a is een schematisch bovenaanzicht 25 tonende een mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van een cassette van een disk-inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;
Figuur 2b is een schematisch zijaanzicht tonende het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van een 30 cassette getoond in Figuur 2a;
Figuur 2c is een schematisch zijaanzicht tonende het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van een cassette in een toestand waarin een houder naar beneden bewogen is in de richting van een zwevende basis; 35 Figuur 3a is een bovenaanzicht tonende het samenstel van een houderarm en de houder van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm; 1 i «1 9 .
- 4 -
Figuur 3b is een zijaanzicht tonende het samenstel van de houderarm en houder van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 4 is een aanzicht in perspectief tonende 5 het samenstel van de houderarm en zwevende basis van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 5 is een schematisch bovenaanzicht van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een toestand waarin een disk-cassette in de houder ingebracht 10 is;
Figuur 6 is een schematisch bovenaanzicht van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een toestand waarin de ingebrachte disk-cassette naar de afspeelpositie gedragen is; 15 Figuur 7 is een schematisch bovenaanzicht van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een toestand waarin een uitstootarm gescheiden is van een schuif geplaatst in de houder;
Figuren 8a en 8b zijn respectievelijk een boven-20 aanzicht en een zijaanzicht van een sluiteropenaar schuifbaar geplaatst op de houder van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm;
Figuren 9a en 9b zijn respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht van de schuif schuifbaar 25 geplaatst in de houder van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 10 is een bovenaanzicht tonende de uitstootarm, een afstandsarm, en start- en stopschakelaars van de vermogensmotor van de disk-inrichting van de eerste 30 uitvoeringsvorm;
Figuren 11a en 11b zijn respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht van een element voor het detecteren van het inbrengen van een cassette van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm; 35 Figuur 12 is een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een 1003613.
- 5 - toestand waarin een disk-cassette correct in de schuif ingebracht is;
Figuur 13 is een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een 5 toestand waarin een disk-cassette correct in de schuif ingebracht is en de cassette verder in de houder gedragen is;
Figuur 14 is een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een 10 toestand waarin een disk-cassette incorrect in de schuif ingebracht is;
Figuur 15 is een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een toestand waarin een disk-cassette incorrect in de schuif 15 ingebracht is en de cassette verder in de houder gedragen is;
Figuur 16 is een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een toestand waarin de zwevende basis vergrendeld is; 20 Figuur 17 is een linker zijaanzicht van de disk- inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangeduid door de pijl L in Figuur 16;
Figuur 18 is een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van het linker zijaanzicht van Figuur 17; 25 Figuur 19 is een rechter zijaanzicht van de disk- inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl R in Figuur 16;
Figuur 20 is een bovenaanzicht tonende een schuif-plaat en een vergrendelingsplaat die integrale delen zijn 30 van het vergrendelingsmechanisme van de zwevende basis van de eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 21 is een bovenaanzicht van de schuifplaat getoond in Figuur 20;
Figuur 22 is een bovenaanzicht van de vergrende-35 lingsarm getoond in Figuur 20;
Figuur 23 is een bovenaanzicht tonende een andere schuifplaat en een andere vergrendelingsarm die integrale 100361».
- 6 - delen zijn van het vergrendelingsmechanisme van de zwevende basis van de eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 24 is een bovenaanzicht van de andere schuifplaat; 5 Figuur 25 is een bovenaanzicht van de andere vergrende1ingsarm;
Figuur 26 is een grafiek tonende een belasting uitgeoefend op een roteerbare nok bij het vergrendelen en ontgrendelen van de zwevende basis; 10 Figuur 27 is een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm in een toestand waarin de zwevende basis ontgrendeld is en de houder naar beneden bewogen is in de richting van de zwevende basis; 15 Figuur 2 8 is een linker zijaanzicht van de disk- inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl L in Figuur 27;
Figuur 29 is een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van het linker zijaanzicht van Figuur 28; 20 Figuur 30 is een rechter zijaanzicht van de disk- inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl R in Figuur 27;
Figuur 31 is een onderaanzicht tonende de zwevende basis waarop een platenspeler is geplaatst; 25 Figuur 32 is een zijaanzicht van de zwevende basis getoond in Figuur 31;
Figuur 33 is een bovenaanzicht tonende randcompo-nenten van een vermogensmotor van de disk-inrichting van de eerste uitvoeringsvorm; 3 0 Figuur 34 is een zijaanzicht tonende de disk- inrichting van de eerste uitvoeringsvorm wanneer het bovenste deel van de houder naar beneden gedrukt is;
Figuur 35 is een achteraanzicht tonende de schuif voorzien van een paar uitsteeksels wanneer gezien van de 35 bovenzijde van Figuur 5; 1003619.
- 7 -
Figuur 36 is een achteraanzicht tonende een paar schuifhaken voorzien van een paar uitsteeksels wanneer gezien van de bovenzijde van Figuur 5;
Figuur 3 7 is een zijaanzicht tonende een veer 5 gekoppeld tussen de zwevende basis en de houderarm;
Figuur 38 is een bovenaanzicht tonende de uit- stootarm, het groefgedeelte van de schuif, en een gebogen gedeelte van één van de schuifhaken van het paar;
Figuur 39 is een vergroot aanzicht tonende het 10 gebogen gedeelte getoond in Figuur 38/
Figuur 40 is een bovenaanzicht tonende een toestand waarin de pen van de uitstootarm in contact gebracht is met het gebogen gedeelte van de schuifhaak;
Figuur 41 is een bovenaanzicht tonende een toe- 15 stand waarin de pen van de uitstootarm gekoppeld is in het groefgedeelte van de schuif;
Figuur 42 is een bovenaanzicht tonende een toestand waarin de pen van de uitstootarm geleid wordt door een geleidingsgedeelte en vervolgens in contact gebracht 20 wordt met het gebogen gedeelte van de schuifhaak;
Figuur 43 is een vergroot aanzicht tonende het geleidingsgedeelte getoond in Figuur 42;
Figuur 44 is een achteraanzicht tonende de schuif van een disk-inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm 25 van de onderhavige uitvinding;
Figuur 45 is een bovenaanzicht gedeeltelijk tonende de schuif getoond in Figuur 44;
Figuur 46 is een schematisch bovenaanzicht van een disk-inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de 30 onderhavige uitvinding;
Figuur 47 is een linker zijaanzicht van de disk-inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl L in Figuur 46;
Figuur 48 is een rechter zijaanzicht van de disk-35 inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl R in Figuur 46; 1 0 0 3 6 1 9 .
- 8 -
Figuur 49 is een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van Figuur 48;
Figuur 50 is een bovenaanzicht tonende eerste en tweede schuifplaten en een verbindingsplaat die integrale 5 delen zijn van het vergrendelingsmechanisme van de zwevende basis volgens de derde uitvoeringsvorm zoals getoond in Figuur 49;
Figuur 51 toont een bovenaanzicht van de eerste schuifplaat getoond in Figuur 50; 10 Figuur 52 toont een bovenaanzicht van de verbin dingsplaat getoond in Figuur 50; en
Figuur 53 is een bovenaanzicht van de tweede schuifplaat getoond in Figuur 50.
Vervolgens zal een beschrijving gegeven worden van 15 een disk-inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
In het algemeen gesproken kan de disk-inrichting als volgt in vier mechanismen verdeeld worden. Het eerste mechanisme is een mechanisme voor het inbrengen en uitsto-20 ten van een disk-cassette. Het tweede mechanisme is een vergrendelingsmechanisme voor het vergrendelen en ontgrendelen van een zwevende basis. Het derde mechanisme is een mechanisme voor het bewegen van een pick-up. Het vierde mechanisme is een randmechanisme voor de vermogensmotor.
25 Vervolgens zal de beschrijving gericht worden op de fundamentele werking van de disk-inrichting. Ten eerste draagt het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette een disk-cassette naar haar afspeelpositie waar de cassette op de zwevende basis geladen kan worden. 30 Vervolgens ontgrendelt het vergrendelingsmechanisme voor de zwevende basis de zwevende basis, zodat een chassis de zwevende basis vasthoudt door middel van een vibratie-absorberend mechanisme. Als gevolg, kunnen vibraties van buiten moeilijk de zwevende basis bereiken. Vervolgens, 35 start de disk-inrichting met het af spelen van de disk geladen op de zwevende basis. Gedurende het afspelen van de disk, beweegt het pick-up bewegingsmechanisme de pick-up in 1003619.
- 9 - de radiale richting van de disk. Wanneer het afspelen van de disk voltooid is, vergrendelt het zwevende basis vergrendel ingsmechanisme de zwevende basis, en vervolgens stoot het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de 5 disk-cassette de disk-cassette uit de disk-inrichting. Tot slot wordt de werking voltooid. De vermogensmotor is een aandrijvingsbron die dien voor het aandrijven van het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette en het zwevende basis vergrendelingsmechanisme.
10 De fundamentele werking van de disk-inrichting is zoals boven beschreven. Vervolgens, zal een gedetailleerde beschrijving gegeven worden van de structuur en werking van elk van de vier mechanismen.
Onder verwijzing naar Figuur 1, wordt een aanzicht 15 in perspectief getoond van het uiterlijk van een disk-inrichting volgens de onderhavige uitvinding. Wanneer een disk-cassette in de disk-inrichting door een inbrengopening 110 ingebracht wordt, veroorzaakt het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette, indien de 20 gebruiker een speelstartknop indrukt of de disk-cassette in een vooraf bepaalde positie duwt, dat de vermogensmotor 26 een uitstootarra 9 aandrijft om de disk-cassette naar de afspeelpositie te dragen. Bovendien, wanneer de gebruiker een uitstootknop (of uitwerpknop) indrukt, draagt het 25 mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette de disk-cassette van de afspeelpositie naar een positie waar de gebruiker de disk-cassette eenvoudig kan uitnemen.
Nu verwijzende naar de Figuren 2a en 2b, tonen 30 deze respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht van het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette opgebouwd uit een houderarm 1, een zijarm 2, een houder 7 en de zwevende basis 21, die opgenomen zijn in het chassis 24. Bovendien, is Figuur 2c een zijaanzicht 35 tonende een toestand waarin de disk-cassette gehouden in de houder 7 op de zwevende basis 21 geladen is samen met de houder 7 zodat de disk afgespeeld kan worden. Figuren 3a en 1003619.
- 10 - 3b tonen respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht tonende het samenstel van de houderarm 1 en houder 7.
In Figuren 2b en 2c, duidt verwijzingscijfer la een uitsparingsgedeelte aan geplaatst in een onderste 5 zijdeel van de U-vormige houderarm 1, duidt ld een cirkelvormige uitsparing gevormd in het uitsparingsgedeelte aan, en lc duidt een stopgedeelte aan uitstekende van een zijoppervlak van de houderarm 1. Het stopgedeelte van de houderarm is aangepast om tegen de zijarm 2 aan te liggen 10 teneinde de beweging van de zijarm ten opzichte van de houderarm te stoppen. De zijarm 2 is gerangschikt buiten de houderarm 1 en parallel met het zijoppervlak van de houderarm 1. Bovendien, duidt 2a een hellend gedeelte aan uitstekende van een zijoppervlak van de zijarm 2 en met een 15 hellend oppervlak dat in contact gebracht kan worden met een schuifplaat 37 (zie Figuur 11), schuifbaar bevestigd op het chassis 24, wanneer de zwevende basis (21) vergrendeld is.
Aanvullend, duidt verwijzingscijfer 3 een pen aan 20 die bevestigd is op de houderarm 1 en de zijarm 2 penetreert. De zijarm 2 is roteerbaar ondersteund door de pen 3. Verwijzingscijfer 4 duidt een uitstekend gedeelte aan dat gevormd is door snijden en buigen, en uitsteekt van de zijarm 2, en 5 duidt een uitstekend gedeelte aan, dat 25 gevormd is door snijden en buigen, uitstekende van de houderarm 1. De uitstekende gedeeltes 4 en 5 zijn respectievelijk gekoppeld met de armgedeeltes 6a en 6b van een veer 6. Bijvoorbeeld wordt een spiraalveer als de veer 6 gebruikt. De houderarm 1 en zijarm 2 kunnen rond de pen 3 30 draaien. Dientengevolge, duwt het armgedeelte 6b van de veer 6 het uitstekende gedeelte 5 in de richting aangegeven door de pijl Al in figuur 2b en het armgedeelte 6a van de veer 6 duwt het uitstekende gedeelte 4 in de richting aangegeven door de pijl A2 en Figuur 2b. Tegelijkertijd 35 stopt het stopgedeelte lc van de houderarm 1 de rotationele beweging van de zijarm 2 ten opzichte van de houderarm 1.
1003619.
- 11 -
Verwijzingscijfer 7a duidt een paar uitstekende gedeeltes aan gevormd op beide zij oppervlakken van de doosvormige houder 7 zoals getoond in Figuur 3a. De doorsnede van elk van het paar uitstekende gedeeltes 7a is 5 gevormd zodat de dikte daarvan in de richting van het inbrengen van een cassette, dat is de horizontale dikte, groter is dan de vertikale breedte. Dat is, het uitstekende gedeelte 7a is gevormd als een plaat en de houder 7 is zodanig gerangschikt dat de longitudinale zijde van het 10 uitstekende gedeelte parallel met de richting van het inbrengen van een disk-cassette in de houder is, in dit geval, loopt de longitudinale zijde van het uitstekende gedeelte horizontaal. Het bovenoppervlak van de houder 7 in de buurt van de inbrengopening 110, zoals getoond in Figuur 15 1, waardoor een disk-cassette ingebracht wordt, is aangege ven door verwijzingscijfer 7a.
Vervolgens, zal een beschrijving gegeven worden van het samenstel van de houderarm 1 en houder 7. Ten eerste, wordt de houder 7 in de houderarm 1 in de richting 20 aangegeven door de pijl B ingebracht zodat het uitstekende gedeelte 7a in het uitsparingsgedeelte la past, zoals getoond in Figuur 3b. Nadat het paar uitstekende gedeeltes 7a in het paar cirkelvormige uitsparingen ld van de uitspa-ringsgedeeltes la aangebracht is, wordt de houder 7 gero-25 teerd in de richting aangeduid door de pijl C. Vervolgens, wordt het paar uitstekende gedeeltes 7a in het paar uitspa-ringsgedeeltes la gekoppeld, zoals getoond in Figuur 2b. Aldus, wanneer het samenstel voltooid is, kan de houderarm 1 ten opzichte van de houder 7 roteren daar het paar 30 uitstekende gedeeltes 7a in het paar cirkelvormige uitsparingen ld kan draaien. Zoals later genoemd zal worden, kunnen de houder 7 en houderarm 1 niet van elkaar scheiden, daar de houder 7 niet ten opzichte van de houderarm 1 roteert totdat het paar uitstekende gedeeltes 7a van de 35 houder de inbrengpositie bereiken waar zij in het paar uitsparingsgedeeltes la ingebracht zijn. De breedte van de opening van elk van het paar cirkelvormige uitsparingen ld 1003519.
- 12 - in het paar uitsparingsgedeeltes la van de houderarm 1 is kleiner dan de longitudinale dikte van elk van het paar uitstekende gedeeltes 7a van de houder 7. Dientengevolge, kan het paar uitstekende gedeeltes 7a niet uit het paar 5 cirkelvormige uitsparingen ld vallen. Bovendien, daar het paar uitstekende gedeeltes 7a op beide zijoppervlakken van de houder 7 gevormd zijn, vergroot het aanbrengen van het paar uitstekende gedeeltes 7a de vertikale afmeting van de houder 7 niet.
10 Zoals getoond in Figuur 2a, is een pen 23 die met de houderarm gekoppeld is geplaatst op één zijoppervlak van de zwevende basis 21 waarop een cassette ingebracht in de houder 7 geladen kan worden bij het opnieuw afspelen van de disk in de cassette. Bovendien, is de zwevende basis 21 15 voorzien van ondersteuningsassen 74, 75 en 76 ondersteund door elastische elementen 105, 106 enz. zoals getoond in
Figuur 1.
Verwijzende naar Figuur 4, wordt het samenstel van de houderarm 1 en zwevende basis 21 getoond. De pen 3 is 2 0 integraal geplaatst op de houderarm 1 en de pen 23 is integraal geplaatst op de zwevende basis 21. Teneinde de houderarm op de zwevende basis 21 te monteren, wordt eerst de pen 23 ingebracht in een overeenkomstig gat lb van de houderarm 1. Vervolgens, wordt een binnenste zijpen van de 25 pen 3 ingebracht in een overeenkomstig gat 21b van de zwevende basis 21. Aldus is het opnemen van de zwevende basis 21 in de houderarm 1 voltooid. De pennen 3 en 23 dienen als rotationele assen. Dientengevolge, kan de houderarm 1 ten opzichte van de zwevende basis 21 roteren. 30 Bovendien, dienen de pennen 3 en 23 tevens als vergrende-lingspennen voor het bevestigen van de zwevende basis 21 op het chassis 24 wanneer geen cassette op de zwevende basis 21 geladen is.
Verwijzende naar Figuren 5, 6 en 7, wordt respec- 35 tievelijk schematisch een bovenaanzicht tonende de disk-inrichting in een toestand waarin een disk-cassette in de houder 7 aangebracht is, een schematisch bovenaanzicht 1003619· - 13 - tonende de disk-inrichting in een toestand waarin de disk-cassette gedragen wordt naar de speelpositie, en een schematisch bovenaanzicht tonende de disk-inrichting in een toestand waarin de uitstootarm 9 gescheiden is van een 5 schuif 14 geplaatst in de houder 7 getoond. In deze Figuren worden alleen hoofdcomponenten getoond. In Figuur 7 is de houder 7 weggelaten. Bovendien, geeft in deze Figuren verwijzingscijfer 11 een sluiteropenaar, 8 een haak ger plaatst op een rand van de sluiteropenaar 11 voor het 10 openen van de sluiter van een ingebrachte disk-cassette, en 10 een groef gedeelte geplaatst op de schuif 14 aan. De doorsnede van het groefgedeelte is gevormd als de letter U.
Verwijzende naar Figuren 8a en 8b tonen deze respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht 15 tonende het detail van de sluiteropenaar 11 schuifbaar geplaatst op de houder 7. Zoals getoond in deze Figuren, is de sluiter openaar 11 voorzien van groeven 11a en 11b gekoppeld met pennen 12 en 13, zoals getoond in Figuur 5, geplaatst op het bovenoppervlak van de houder 7. Zoals 20 later genoemd zal worden, schuift de sluiteropenaar 11 op de houder terwijl deze geleid wordt door de pennen 12 en 13, wanneer een ingebrachte disk-cassette beweegt. De haak 8 beweegt in een groef 73 van de houder gedurende schuifbe-weging van de sluiteropenaar en komt vervolgens in contact 25 met een zijwand 73a van de groef 73 bij de stoppositie van de sluiteropenaar. Vervolgens, stopt de sluiteropenaar 11.
Verwijzende nu naar Figuren 9a en 9b, tonen deze respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht tonende het detail van de schuif 14 schuifbaar geplaatst in 30 de houder 7. De schuif 14 is voorzien van gaten 150, 160 en 170 waarin de pennen 15, 16 en 17 getoond in Figuren 5 en 6 passen. De schuif 14 is ondersteund in de houder 7 door middel van de pennen 15, 16 en 17 en is gekoppeld met de houder 7 zodat de schuif langs de geleidingsgroeven 18 en 35 19 kan schuiven, gevormd op het bovenoppervlak van de houder 7, in de richting van het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette. Een pen 20 (Figuur 5) geplaatst op één 1003619.
- 14 - einddeel van de uitstootarm 9 is aangepast om in het groefgedeelte 10 van de schuif 14 te schuiven. Bovendien, is er een paar schuifhaken 69 voorzien, elk waarvan opgebouwd is uit een elastisch lichaam zoals een plaatveer, en 5 die bevestigd zijn op het achter zij oppervlak van de schuif 14 voor het vasthouden van een in de schuif ingebrachte disk-cassette. Gebogen gedeeltes 69a van de schuifhaken 69 steken naar binnen uit teneinde gekoppeld te worden met de geleidingsgroeven van de ingebrachte disk-cassette.
10 In Figuren 5 tot en met 7, geeft verwijzingscijfer 25 een afstandsarm, 26 een as waaromheen de uitstootarm 9 en afstandarm 25 kunnen roteren, 27 een uitstekend gedeelte dat door snijden en buigen gevormd is, uitstekende van de afstandsarm 25, 28 een uitstekend gedeelte dat door snijden 15 en buigen gevormd is, uitstekende van de uitstootarm 9, en 29 een veer aan, waarvan de armgedeeltes 29a en 29b respectievelijk gekoppeld zijn met het uitstekende gedeelte 28 van de uitstootarm 9 en uitstekend gedeelte 27 van de afstandsarm 25. De armgedeeltes 29a en 29b van de veer 29 20 duwen de uitstekende gedeeltes 27 en 28 in de richtingen aangegeven door de pijlen Dl respectievelijk D2 getoond in Figuur 5.
Wanneer de uitstootarm 9 en afstandsarm 25 tegen elkaar aanliggen bij contactgedeeltes 9a en 25a ervan, 25 stoppen zij ten opzichte van elkaar. Aldus, daar zij niet verder kunnen roteren totdat de hoek tussen de armen 9 en 25 groter wordt dan een vooraf bepaalde hoek, is de minimum breedte van een aandrijfspleet (of een aandrijfgroef) 79 gevormd tussen de uitstootarm 9 en de afstandsarm 25 30 gegarandeerd.
Bovendien, duidt verwijzingscijfer 78 een pen geplaatst op een roteerbare nok 55 aan. Daar de roteerbare nok 55 rond een as 77 in de richting aangeduid door de pijl V getoond in Figuur 5 draait, schuift de pen 78 langs de 35 aandrijfspleet 79 geconstrueerd door de uitstootarm 9 en afstandsarm 25. De aandrijfspleet 79 is zodanig gevormd dat de pen 78 los in de spleet 79 gekoppeld is, terwijl de pen - 15 - 20 gekoppeld is in het groefgedeelte van de schuif 14 zoals getoond in Figuren 5 en 6. Zoals eerder genoemd, duwen de armgedeeltes 29a en 29b van de veer 29 de uitstekende gedeeltes 27 en 28 in de richtingen aangeduid door de 5 pijlen Dl respectievelijk D2 getoond in Figuur 5. Bovendien, is de aandrijfspleet 79 zodanig gevormd dat de breedte van de aandrijfspleet 79 bij het bewegingseindpunt 79a zoals getoond in Figuur 7 kleiner wordt dan de diameter van de pen 78 als gevolg van de duwkracht van de veer 29. 10 Als gevolg, houden de uitstootarm 9 en afstandsarm 25 de pen 78 van de roteerbare nok 25 vast door de spleet 79 terwijl de pen 20 van de uitstootarm 9 gescheiden is van het groefgedeelte van de schuif 14. Dientengevolge, zijn de uitstootarm 9 en afstandsarm 25 vast verbonden met de 15 roteerbare nok 55 via de pen 78, en dientengevolge klapperen zij niet.
Bovendien, geeft verwijzingscijfer 76 een omkeer-spiraalveer aan die, wanneer een disk-cassette in de schuif 14 en de houder 7 ingebracht is, zoals getoond in Figuur 5, 20 de schuif 14 in de richting aangegeven door de pijl U duwt zodat de schuif tegen een zijwand van de houder 7 in de buurt van de inbrengopening aanligt.
Verwijzende naar Figuur 10, toont deze een bovenaanzicht tonende een relatie tussen de uitstootarm 9 en 25 afstandsarm 25 en schakelaars 32 en 34. In gevallen waar een disk-cassette in de houder ingebracht kan worden, wordt de uitstootarm zodanig gepositioneerd dat één einddeel 31 van de uitstootarm 9 in contact gebracht wordt met de vermogensmotorstartschakelaar 32. Aanvullend, ligt één 30 einddeel 33 van de afstandsarm 25 tegen de vermogensmotor-stopschakelaar 34 aan. De vermogensmotorstartschakelaar 32 is aangepast om ingeschakeld te worden wanneer er een verandering van de toestand waarin deze door het einddeel 31 van de uitstootarm 9 naar de toestand geduwd wordt 35 waarin deze vrij van druk van het einddeel is. Dat is, wanneer de uitstootarm 9 in de toestand getoond in Figuur 10 in de richting roteert aangegeven door de pijl P tenein- 1003619.
- 16 - de een ingebrachte disk-cassette te dragen, wordt de vermogensmotorstartschakelaar 32 ingeschakeld. Aldus, wanneer een disk-cassette een weinig in de schuif door de gebruiker ingebracht is en vervolgens de uitstootarm 9 een 5 weinig roteert, wordt de vermogensmotorstartschakelaar 32 ingeschakeld met als resultaat dat de vermogensmotor 56 gestart wordt. De vermogensmotorstopschakelaar 34 is aangepast om de vermogensmotor 56 te stoppen wanneer deze door het einddeel 33 van de afstandsarm 25 geduwd wordt. 10 Dat is, wanneer de uitstootarm 9 in de richting aangeduid door de pijl Q roteert teneinde de disk-cassette uit te stoten en vervolgens de toestand zoals getoond in Figuur 10 bereikt, wordt de vermogensmotorstopschakelaar 34 ingeschakeld teneinde de vermogensmotor 56 te stoppen.
15 Vervolgens, zal een beschrijving gegeven worden van een mechanisme voor het verhinderen van het verkeerd inbrengen van een disk-cassette. Figuren 11a en llb tonen respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht van een element voor het detecteren van het inbrengen van een 20 cassette. Figuren 12 en 13 zijn bovenaanzichten tonende de houder in een toestand waarin een disk-cassette correct ingebracht is. Figuren 14 en 15 zijn bovenaanzichten tonende de houder in de toestand waarin een disk-cassette incorrect georiënteerd ingebracht is. In deze Figuren, 25 duidt verwijzingscijfer 70 een schakelaarhefboom aan geplaatst als het element voor het detecteren van het inbrengen van een cassette die kan draaien in de richting aangegeven door de pijl K in Figuur 12 en vervolgens kan aanliggen tegen een schakelaar, niet weergegeven, 71 geeft 30 een contactgedeelte aan van het element 70 voor het detecteren van het inbrengen van een cassette, dat in contact kan komen met een ingebrachte disk-cassette, 72 geeft een pen aan waaromheen het element 70 voor het detecteren van het inbrengen van een cassette kan draaien, en 72 0 geeft 35 een gat aan gevormd in het element 70 voor het detecteren van het inbrengen van een cassette, waarin de pen 72 penetreert. Bovendien, geeft verwijzingscijfer 74 een 1003519.
- 17 - uitsteeksel voor het voorkomen van het verkeerd inbrengen aan gevormd in de schuif 14 voor het voorkomen van het verkeerd inbrengen. Zoals getoond in Figuur 13, is het uitsteeksel voor het voorkomen van het verkeerd inbrengen 5 in de groef 75 van de ingebrachte disk-cassette geplaatst, wanneer een disk-cassette die normaal georiënteerd is in de houder 7 ingebracht is. De schakelaarhefboom 70 is draaibaar bevestigd op de houder 7 en achter en buiten het einddeel van het uitsteeksel 74 voor het voorkomen van het 10 verkeerd inbrengen geplaatst, wanneer gezien vanaf de inbrengopening waardoor een disk-cassette ingebracht wordt, zodat het contactgedeelte 71 dat uit steekt van de schakelaarhefboom 70 in contact gebracht kan worden met een hoek van een correct ingebrachte disk-cassette.
15 Zoals getoond in Figuren 11a en llb, wordt het contactgedeelte 71 van het element 70 voor het detecteren van het inbrengen van de cassette gebogen zodat het eenvoudig in contact kan komen met de linker zijhoek van de voorkant van een ingebrachte disk-cassette. Daar het 20 uitsteeksel 74 voor het voorkomen van het verkeerd inbrengen past in de groef 75 wanneer een disk-cassette correct ingebracht is in de richting aangegeven door de pijl W, wordt het contactgedeelte 71 van het element 70 voor het detecteren van het inbrengen van de cassette in contact 2 5 gebracht met de cassette en draait vervolgens rond de pen 72 in de richting aangegeven door de pijl K, zoals getoond in Figuren 12 en 13. Als gevolg, wordt de cassette-detec-tieschakelaar ingeschakeld.
Daarentegen, zoals getoond in Figuren 14 en 15, 30 wordt, wanneer een disk-cassette die 90° gedraaid is en dientengevolge incorrect georiënteerd is, per ongeluk in de houder 7 ingebracht is, het uitsteeksel 74 voor het voorkomen van het verkeerd insteken in contact gebracht met een zijrand van de disk-cassette die geen groef heeft waarin 3 5 het uitsteeksel 74 voor het voorkomen van het verkeerd insteken kan passen. De ingebrachte disk-cassette kan niet op de linkerzijde in de schuif 14 bewegen daar het uit- 1 00 3 6 1 9 .
- 18 - steeksel 74 voor het voorkomen van het verkeerd inbrengen de cassette hindert. Dientengevolge, kan de disk-cassette, wanneer een incorrect georiënteerde disk-cassette ingébracht wordt, niet naar het element 70 voor het detecteren 5 voor het inbrengen van de cassette getrokken worden. Als gevolg, daar het eindgedeelte 71 niet in contact gebracht kan worden met een hoek van de ingebrachte disk-cassette en dientengevolge het element 70 voor het detecteren van het inbrengen van de cassette niet kan roteren, wordt de 10 detectieschakelaar niet ingeschakeld. Daar de vermogensmo-tor 56 niet geactiveerd wordt tenzij de detectieschakelaar ingeschakeld is, veroorzaakt een dergelijke foutief georiënteerde inbrenging van een disk-cassette niet de volgende disk-cassette inbrengbewerking.
15 Vervolgens, zal de beschrijving gericht worden op het vergrendelingsmechanisme van de zwevende basis. Figuur 16 toont een schematisch bovenaanzicht van de disk-inrichting in een toestand waarin de zwevende basis vergrendeld is door het vergrendelingsmechanisme voor de zwevende 20 basis, Figuur 17 toont een linker zijaanzicht van de disk-cassette wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl L in Figuur 16, Figuur 18 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht tonende de binnenzijde van het chassis getoond in Figuur 17, en Figuur 19 toont een rechter 25 zijaanzicht van de disk-inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl R in Figuur 16. Figuur 20 toont een bovenaanzicht tonende een schuifplaat 37 en een vergrendelingsarm 35 die integrale delen zijn van het vergrendelingsmechanisme voor de zwevende basis, Figuur 21 30 toont een bovenaanzicht van de schuifplaat 37, en Figuur 22 toont een bovenaanzicht van de vergrendelingsarm 35. Bovendien, toont Figuur 23 een bovenaanzicht tonende een schuifplaat 50 en een vergrendelingsarm 49 die integrale delen zijn van het vergrendelingsmechanisme voor de zweven-35 de basis, Figuur 24 toont een bovenaanzicht van de schuifplaat 50, en Figuur 25 toont een bovenaanzicht van de vergrendelingsarm 49.
1003619.
- 19 -
In Figuur 16, duidt verwijzingscijfer 84 een verbinding aan die roteert rond een as 87 wanneer de roteerbare nok 55 roteert, waarbij één einddeel 88 van de verbinding 84 gekoppeld is met de schuifplaat 37, 85 geeft 5 een pen aan bevestigd op de verbinding 84 en gekoppeld met een groef 86 gevormd in de roteerbare nok 55, 95 geeft een verbinding aan die roteert rond een as 150 wanneer de roteerbare nok 55 roteert, waarbij één einddeel 151 van de verbinding 95 gekoppeld is met de schuifplaat 50, en 96 10 geeft een pen aan bevestigd op de verbinding 95 en gekoppeld met een groef 97 gevormd in de roteerbare nok 55.
De vergrendelingsarm 35 is aangepast om rond een as 36 te roteren geplaatst als een ondersteuningsas die penetreert in een gat in één zijde van het chassis 24, 15 zoals getoond in Figuur 17. De schuifplaat 37 is voorzien van gebogen gedeeltes 41 en 42 (zie Figuren 20 en 21) die schuifbaar gekoppeld zijn in groeven 38 respectievelijk 39 gevormd in de zijwand van het chassis 24. Dientengevolge, kan de schuifplaat 37 voorwaarts en achterwaarts in de 20 richting aangegeven door de pijl G en vice versa ten opzichte van het chassis 24 schuiven. Bijvoorbeeld, beweegt de pen, wanneer de roteerbare nok 55 in de toestand zoals getoond in Figuur 16 tegen de klok in roteert, langs de groef 86 en dientengevolge schuift de schuifplaat 37 in de 25 richting aangeduid door de pijl G ten opzichte van het chassis 24. Terwijl de disk-inrichting in de toestand is zoals getoond in Figuren 16 tot en met 18, vergrendelt de schuifplaat 37 de zwevende basis 21 door het vergrendelen van de pennen 3 en 94 door middel van de vergrendelings-30 groeven 91 en 92. Bovendien, duwt een veer 45 verbonden tussen het gebogen gedeelte 43 van de schuifplaat 37 en een uitstekend gedeelte 44 van het chassis 24, dat gevormd is door snijden en buigen, de schuifplaat 37 in de richting van het vergrendelen van de zwevende basis 21 (de richting 35 aangegeven door de pijl T in Figuur 17).
Bovendien, geeft verwijzingscijfer 89 een L-vormige groef aan gevormd op de schuifplaat 37, en geeft 90 1003619.
- 20 - een pen aan die bevestigd is op de vergrendelingsarm 35 en in de groef 89 gekoppeld is. Aldus, roteert de vergrende-lingsarm 35 rond de as 36 als de schuifplaat 37 schuift.
Zoals getoond in Figuren 19 en 24, is de andere 5 schuifplaat 50 geplaatst op de tegenover gelegen zijde van de zwevende basis 21 tevens voorzien van gebogen gedeelte 52 en 251 die schuifbaar gekoppeld zijn met groeven 51 respectievelijk 250 gevormd in een andere zijwand van het chassis 24. Aldus kan de schuifplaat 50 voorwaarts en 10 achterwaarts ten opzichte van het chassis 24 schuiven. Bovendien, is een veer 48 verbonden tussen het gebogen gedeelte 46 van de schuifplaat 50 en een uitstekend gedeelte van het chassis 24, dat gevormd is door snijden en buigen. De veer 48 duwt de schuifplaat 50 in de richting 15 van het ontgrendelen van de zwevende basis 21 (de richting aangegeven door de pijl I in Figuur 19) . Dienovereenkomstig, worden de schuifplaten 37 en 50 respectievelijk in de richting van het vergrendelen en ontgrendelen van de zwevende basis 21 geduwd, dat is in tegenover gestelde 20 richtingen.
Verwijzende nu naar Figuur 26, wordt een grafiek getoond tonende een belasting uitgeoefend op de roteerbare nok 55 bij het vergrendelen en ontgrendelen van de zwevende basis 21. Bij het vergrendelen van de zwevende basis 21, 25 neemt een belasting uitgeoefend op de verbinding 95 af als gevolg van de veer 48 wanneer de schuifplaat 50 schuift. Anderzijds neemt een belasting uitgeoefend op de verbinding 84 als gevolg van de veer 45 toe wanneer de schuifplaat 37 schuift. Bij het ontgrendelen van de zwevende basis 21, 30 neemt een belasting uitgeoefend op de verbinding 95 als gevolg van de veer 48 toe wanneer de schuifplaat 50 schuift. Anderzijds, neemt een belasting uitgeoefend op de verbinding 84 als gevolg van de veer 45 af wanneer de schuifplaat 37 schuift.
35 Aldus, kan de aandrijfkracht die vereist is opdat de roteerbare nok 55 het paar schuifplaten 37 en 50 aandrijft bij het vergrendelen van de zwevende basis 21 gelijk 1 00 3 o i 3.
- 21 - zijn aan die vereist opdat de roteerbare nok 55 de zwevende basis 21 ontgrendelt. Dat is, de aandrijfkracht vereist opdat roteerbare nok 55 het paar schuifplaten aandrijft kan nagenoeg constant zijn. Als gevolg, kunnen de pennen 85 en 5 96 geleidelijk in de groeven 86 en 97 van de roteerbare nok 55 schuiven. Bovendien, kan de maximale aandrijfkracht vereist voor de vermogensmotor 56 gereduceerd worden.
Zoals getoond in Figuren 24 en 25, is een L- vormige groef gevormd op de schuifplaat 50, en een pen 10 gekoppeld met de groef bevestigd op de vergrendelingsarm 49. De vergrendelingsarm 49 roteert rond een as daarvan wanneer de schuifplaat 50 op het chassis 24 schuift.
Verwijzende naar Figuur 27, wordt een schematisch bovenaanzicht getoond van de disk-inrichting in de toestand 15 waarin de zwevende basis 21 ontgrendeld is en de houder 7 naar beneden in de richting van de zwevende basis 21 bewogen wordt. Bovendien, toont Figuur 28 een linker zijaanzicht van de disk-inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl L in Figuur 27, Figuur 29 20 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht tonende de binnenzijde van het chassis getoond in Figuur 28, en Figuur 30 toont een linker zijaanzicht van de disk-inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl R in Figuur 27. Wanneer de schuifplaat 37 in de richting 25 aangegeven door de pijl G ten opzichte van het chassis 24 schuift, zoals getoond in Figuren 28 en 29, wordt de koppeling tussen een hellend gedeelte 37a van de schuifplaat 37 en het hellende gedeelte 2a van de zijarm 2 ontkoppelt en dientengevolge daalt de houder 7 naar de 30 zwevende basis 21. Bovendien, worden de pennen 3, 94, 23 en 99 ontgrendeld en geraakt de zwevende basis 21 vervolgens in de zwevende toestand.
Vervolgens, zal een beschrijving gegeven worden van het mechanisme voor het bewegen van de pick-up. Figuur 35 31 toont een benedenaanzicht tonende de pick-up gemonteerd in de zwevende basis 21, en Figuur 32 toont een zijaanzicht van de zwevende basis 21 van Figuur 31. Een draaitafel 60 1 00 3 6 1 δ .
- 22 - is geplaatst in de buurt van het centrum van de zwevende basis 21. De draaitafel 60 die aangepast is om de disk in een in de houder ingebrachte disk-cassette te ondersteunen en te draaien wordt aangedreven en geroteerd door een motor 5 61 geplaatst op het bodemoppervlak van de zwevende basis 21. De pick-up 59 is geplaatst in een opengewerkt gedeelte 21a van de zwevende basis 21. De pick-up 59 is schuifbaar ondersteund door geleidingsassen 62 en 63 en is voorzien van een geleidingsgedeelte 64 gekoppeld met de draden van 10 een as 66 die geroteerd kan worden door een motor 65 geplaatst als een aandrijvingsbron. Wanneer de as 66 roteert, beweegt het geleidingsgedeelte op de as 66. Aldus, beweegt de pick-up voorwaarts of achterwaarts in de radiale richting van de disk geladen op de draaitafel 60.
15 Vervolgens, zal een beschrijving gegeven worden van het vermogensmotorrandmechanisme. Figuur 33 toont een bovenaanzicht tonende randcomponenten van de vermogensmotor 56 voor het roteren van de roteerbare nok 55. Een worm-transmissie 57 gedrukt in de vermogensmotor 56 die ge-20 plaatst is op een motorbasis 54 bevestigd op het chassis 24 is gekoppeld met de roteerbare nok 55 bij de eindtrap door middel van tandwielvertragingen 58a, 58b, 58c en 58d. Dat is, de aandrijfkracht van de vermogensmotor 56 wordt overgedragen door de tandwielvertragingen 58a, 58b, 58c en 25 58d door de wormtransmissie 57 en uiteindelijk op de roteerbare nok 55. Vervolgens, roteert de roteerbare nok 55 waarop de aandrijfkracht overgedragen is rond de as 77, en dit resulteert in het veroorzaken dat de pen 78 langs de aandrijfgroef 79 gevormd door de uitstootarm 9 en afstands-30 arm 25 schuift, zoals getoond in Figuur 5. Bovendien, is de roteerbare nok 55 aangepast om te veroorzaken dat de pennen 85 en 96 langs de groeven 86 en 97 gevormd op de roteerbare nok 55 schuiven, zoals getoond in Figuur 16.
Vervolgens, zal de beschrijving gericht worden op 35 de werking van elk van de bovengenoemde mechanismen van de disk-inrichting. Wanneer de gebruiker een disk-cassette in de disk-inrichting inbrengt, worden gebruikelijk het paar 1003619.
- 23 - gebogen gedeeltes 69a van het paar schuifhaken 69 gekoppeld met een overeenkomstig paar groeven van de disk-cassette. Aldus, is de disk-cassette in de schuif 14 schuifbaar geplaatst in de houder 7. In een dergelijke toestand waarin 5 een disk-cassette die ingebracht is in de disk-inrichting nog niet gedragen is, is de pen 20 van de uitstootarm 9 in contact met de binnenwand van de groef 10 van de schuif 14, zoals getoond in Figuur 5. In dit geval, wordt de schuif 14 in de richting aangegeven door de pijl U geduwd door de 10 omkeerspiraalveer 67 om tegen een zijwand van de houder 7 in de buurt van de inbrengopening aan te liggen. Aldus, wordt het klapperen van de schuif 14 voorkomen.
De houder 7 is zoals in Figuur 2b getoond in uitlijning met de zwevende basis 21 tussen het moment 15 waarop een disk-cassette ingebracht wordt en het moment waarop de disk-cassette naar de speelpositie gedragen wordt. Indien het bovenste gedeelte 7b van de houder 7 in deze uitlijning naar beneden geduwd wordt, is er de mogelijkheid dat een disk-cassette niet in de houder 7 inge-20 bracht kan worden. Teneinde deze storing te voorkomen, is het mechanisme voor het inbrengen en uitstoten van de disk-cassette zo geconstrueerd dat een kracht uitgeoefend op het bovenste gedeelte overgedragen wordt naar de houderarm 1 gecombineerd met de houder 7 wanneer het bovenste gedeelte 25 7b naar beneden geduwd wordt, en vervolgens roteert de houder 7 rond de pennen 3 en 23 geplaatst als de rotatione-le as van de houder 7 in een cassette-laadrichting (de richting aangegeven door de pijl N in Figuur 2b). De benedenwaartse beweging van de houder veroorzaakt dat het 30 uitstekende gedeelte 5 van de houderarm 1 de veer 6 buigt, waarvan het armgedeelte 6a gekoppeld is met het uitstekende gedeelte 4 van de zijarm 2, in de richting met de klok mee tegen de elastische kracht van het armgedeelte 6b in. Als gevolg geraakt het mechanisme voor het inbrengen en uitsto-35 ten van de disk-cassette in een toestand zoals getoond in Figuur 34. Met andere woorden, zijn de zijarm 2 en houder- 1003619- - 24 - arm 1 aangepast om een duwkracht uitgeoefend op het bovenste gedeelte 7a te absorberen.
Vervolgens, zal een beschrijving gegeven worden van een mechanisme voor het voorkomen dat de schuif 14 in 5 contact komt met de draaitafel 60 en pick-up 59 tussen een moment waarop een disk-cassette ingebracht wordt en het moment waarop de cassette naar de afspeelpositie gedragen wordt. Figuur 35 toont een zijaanzicht tonende de houder 7, schuif 14, en zwevende basis 21 wanneer gezien vanaf de 10 bovenzijde van Figuur 5. De schuif 14 is voorzien van een paar uitsteeksels 14a die naar beneden van de zwevende basis 21 uitsteken. Wanneer een kracht in de richting aangegeven door de pijl K in Figuur 35 op de houder 7 uitgeoefend wordt, wordt het eerste paar uitstekende 15 gedeeltes 14a in contact gebracht met het bovenoppervlak van de zwevende basis 21. Aldus, wordt het onderoppervlak van de schuif 14 niet in contact gebracht met de draaitafel 60, pick-up 59 enz. Dienovereenkomstig, kan het optreden van storingen van de draaitafel 60 en pick-up 59 als gevolg 20 van een botsing daartussen en de schuif 14 voorkomen worden.
Alternatief, zoals getoond in Figuur 36, kan het paar schuifhaken 69 voorzien zijn van een paar uitsteeksels 69e. Zoals in het bovengenoemde geval, kan het optreden van 25 storingen van de draaitafel 60 en pick-up 59 als gevolg van een botsing daartussen en de schuif 14 voorkomen worden.
Zoals eerder genoemd, wanneer een disk-cassette in de houder 7 ingebracht wordt, wordt het paar geleidingsga-ten van de disk-cassette respectievelijk gekoppeld met het 30 paar gebogen gedeeltes 69a van een paar schuifhaken 69 bevestigd op de schuif 14, zoals getoond in Figuur 5.
Daarna, wanneer de gebruiker de disk-cassette verder duwt, wordt de schuif 14 naar voren geduwd door de disk-cassette en schuift langs de geleidingsgroeven 18 en 19 van de 35 houder 7. Wanneer de schuif 14 schuift, roteert de uit- stootarm 9 rond de as 26 zodat de pen 20 geplaatst aan één einddeel van de uitstootarm 9 in de groef 10 van de schuif 1003519.
- 25 - 14 beweegt in de richting aangegeven door de pijl E in Figuur 5. De rotatie van de uitstootarm 9 veroorzaakt dat het eindgedeelte 31 van de uitstootarm 9 zoals getoond in Figuur 10 zichzelf loskoppelt van de schakelaar 32. Als 5 gevolg, wordt het contact tussen het einddeel 31 en de schakelaar 32 verbroken en wordt de schakelaar 32 dientengevolge ingeschakeld.
Wanneer de schakelaar 32 ingeschakeld is, wordt de vermogensmotor 56 geactiveerd en vervolgens roteert de 10 roteerbare nok 55 in de richting met de klok mee (de richting aangegeven door de pijl V in Figuur 5) als gevolg van de rotationele kracht van de vermogensmotor 56. Aldus, roteert de pen 78 rond de as 77 en roteert de uitstootarm 9 tegen de klok in, zodat de schuif 14 verder in de houder 7 15 schuift. Als gevolg, beweegt de disk-cassette gedragen door de schuif 14 naar de achterzijde van de houder 7. Wanneer de disk-cassette beweegt, beweegt de sluiteropenaar 11 samen met de cassette. Vervolgens, zoals getoond in Figuur 6, wanneer het einddeel 8a van de haak 8 van de sluiterope-20 naar 11 in contact gebracht wordt met een zijwand 73a van het gat 73 van de houder 7, wordt de schuifbeweging van de sluiteropenaar 11 gestopt. Daarna, wanneer de disk-cassette verder in de richting van de achterzijde van de houder beweegt, schuift de haak 8 van de sluiteropenaar 11 langs 25 de geleidingsgroef van de ingebrachte disk-cassette. Als gevolg, wordt het einddeel 8a van de haak 8 gekoppeld met de sluiter van de disk-cassette en wordt de sluiter geopend.
Daar de sluiteropenaar 11 op deze manier op de 30 schuiver 7 schuift, kan de weg van de disk-cassette ten opzichte van de houder 7 vergroot worden door de weg van de sluiteropenaar 11. Dat is, de disk-cassette kan niet alleen door de schuifslag van de sluiter daarvan bewegen maar ook door de weg van de sluiteropenaar 11, ten opzichte van de 35 haak 8 van de sluiteropenaar 11. Dientengevolge kan de draagstartpositie van een in de houder 7 ingebrachte disk-cassette (dat is de positie waar het paar geleidingsgaten 1 00 3 6 1 9 , - 26 - van de disk-cassette die ingebracht is gekoppeld worden met het paar schuifhaken 69) dichter bij de inbrengopening van de houder 7 bewogen worden. Dienovereenkomstig, kan de vereiste weg waarover de gebruiker de disk-cassette dient 5 te bewegen bij het inbrengen van de houder gereduceerd worden. Met andere woorden, kan de lengte van een deel van een disk-cassette die uit de inbrengopening steekt wanneer de disk-cassette uitgestoten wordt uit de houder vergroot worden. Dus, kan de gebruiker eenvoudig een disk-cassette 10 in de disk-inrichting inbrengen en eenvoudig uit een disk-cassette uitnemen wanneer deze uit de disk-inrichting is uitgestoten.
Zoals getoond in Figuur 6, wordt de schuifbeweging van de schuif 14 gestopt wanneer de pen 15 voor het schuif-15 baar vergrendelen van de schuif 14 op de houder 7 in contact komt met een einddeel 18a (zie Figuur 5) van de geleidingsgroef 18. Daarna, wanneer de roteerbare nok 55 verder in de richting van de klok draait, roteren de verbindingen 84 en 95 zoals getoond in Figuur 16. Als 20 gevolg, zoals getoond in Figuren 28 tot en met 30, beweegt het paar schuifplaten 37 en 50 in de richtingen aangegeven door de pijlen G respectievelijk I, en wordt vervolgens de koppeling van het hellende gedeelte 37a met het hellende gedeelte 2a van de zijarm 2 ontkoppeld. Anderzijds, zoals 25 getoond in Figuur 37, wordt de houder 7 samen met de houderarm 1, naar de zwevende basis 21 geduwd door de duwkracht van een veer 82 verbonden tussen een uitstekend gedeelte 80, dat gevormd is door snijden en buigen, van de houderarm 1 en een uitstekend gedeelte 81, dat gevormd is 30 door snijden en buigen, van de zwevende basis 21. Aldus, wanneer de koppeling van het hellende gedeelte 37 aan het hellende gedeelte 2a van de zijarm 2 ontkoppeld is, veroorzaakt de veer 82 gekoppeld tussen de houderarm 1 en de zwevende basis 21 dat de houderarm 1 roteert rond de pennen 35 3, 23 in de richting aangegeven door de pijl A2 in Figuur 2b, dat is naar de zwevende basis, en dientengevolge wordt het uitstekende gedeelte 7a van de houder 7 gekoppeld met 1 00 3 6 19 .
- 27 - de cirkelvormige uitsparing ld van de houderarm 1 naar de zwevende basis 21 bewogen. Als gevolg, daalt de houder 7 naar de zwevende basis 21. De veer 82 dient tevens om het klapperen van de houder 7 te voorkomen ongeacht of de 5 zwevende basis 21 vergrendeld is of niet.
Nadat de koppeling van het hellende gedeelte 3 7a van de schuifplaat 37 met het hellende gedeelte 2a van de zijarm 2 ontkoppeld is en de houder 7 vervolgens daalt naar de zwevende basis 21, roteert de roteerbare nok 55 verder 10 met de klok mee samen met de pen 78. Aldus beweegt de pen 78 in de groef 79 gevormd door de uitstootarm 9 en af-standsarm 25 gedurende rotatie. Als gevolg, zoals getoond in Figuur 7, worden de uitstootarm 9 en schuif 14 van elkaar gescheiden. Gedurende de bovengenoemde beweging, 15 schuift het paar schuifplaten 37 en 50 verder op het chassis 24 zodat de zwevende basis 21 ontgrendeld wordt. Aldus, geraakt de zwevende basis 21 in een vibratievrije toestand waarin deze ondersteund wordt door de elastische elementen en is het laden van de disk-cassette op de 20 zwevende basis voltooid. Bij het voltooien van het laden van de disk-cassette, daar de uitstootarm 9 voldoende ver weg is van de zwevende basis 21, komt de uitstootarm 9 nooit in botsing met de zwevende basis 21 of schuif 14 zelfs indien de zwevende basis 21 verplaatsing ondergaat 25 ten opzichte van het chassis 24 als gevolg van vibraties of dergelijke veroorzaakt door het voertuig dat uitgerust is met de disk-inrichting volgen de onderhavige uitvinding.
Zoals getoond in Figuur 30, wordt de stopschake-laar 102 aangeschakeld en vervolgens de vermogensmotor 56 30 gestopt wanneer de schuifplaat 50 schuift en vervolgens een uitstekende plaat 50a van de schuifplaat de stopschakelaar 102 duwt. De laadoperatie wordt aldus voltooid.
Vervolgens, zal een beschrijving gegeven worden van de disk-cassette uitstootbewerking. De disk-cassette 35 uitstootbewerking wordt gestart door het drukken van een uitwerpknop door de gebruiker. Wanneer de uitwerpknop ingedrukt is, begint de vermogensmotor 56 te roteren in een 1003519.
- 28 - richting tegengesteld aan het inbrengen van een cassette in de houder en dientengevolge begint de roteerbare nok 55 tegen de klok in te roteren. De volgende disk-cassette uitstootbewerking kan uitgevoerd worden door het omkeren 5 van de bovengenoemde disk-cassette inbrengbewerking.
Verwijzende naar Figuren 38 en 39, wordt er een bovenaanzicht getoond van een variant van de schuif respectievelijk een vergroot aanzicht van de schuif. Zoals getoond in deze Figuren, is één van het paar schuifhaken 69 10 elk geconstrueerd uit een elastisch lichaam zoals een platte veer voorzien van een gebogen gedeelte 69b uitgespaard op de schuifhaak, dat een deel van de wand vormt dat het groefgedeelte 10 van de schuif 14 omgeeft, zoals getoond in Figuur 39. Het gebogen gedeelte 69b realiseert 15 een veiligheidsmechanisme zoals hierna beschreven. Nadat de uitwerpknop ingedrukt is en vervolgens de roteerbare nok 55 begint te roteren in een richting tegen de klok in aangegeven door de pijl CV in Figuur 38, wordt de pen 20 gevangen door het groefgedeelte 10 en wordt een uitwerpfunctie 20 uitgevoerd zoals getoond in Figuur 6 in een normale toestand. Indien een positie van de schuif 14 verschoven is naar een uitwerprichting wanneer de uitwerpfunctie begint, is het onmogelijk dat de pen 2 0 gevangen wordt door het groefgedeelte 10 daar de pen 20 zich buiten het groefge-25 deelte 10 positioneert zoals getoond in Figuur 40. Hier, is het onmogelijk dat de schuif 14 beweegt naar een inverse uitwerprichting daar een einddeel van de geleidingsgroef 18 en de pen 15 in contact met elkaar zijn.
Indien de uitwerpfunctie begint onder deze voor-30 waarde, wordt de uitwerpfunctie voltooid daar de pen 20 het groefgedeelte 10 kan duwen en kan schuiven buiten het groefgedeelte 10. Echter, indien beoogd wordt dat een belastingsfunctie opnieuw start, wordt de belastingsfunctie niet voltooid daar de pen niet gevangen wordt door het 35 groefgedeelte 10. Aldus treedt een foutfunctie op. Teneinde een normale conditie te herverkrijgen, wordt er voorzien in het gebogen gedeelte 69b.
1003619.
- 29 -
Wanneer de roteerbare nok 55 in CV richting roteert, komt de pen 20 van de uitstootarm 90 in contact met de bovengenoemde schuifhaak 69 en schuift vervolgens op de schuifhaak 69 in de richting van het uitgespaarde 5 gedeelte 69b. In dit geval, kan de pen 20 van de uitstootarm 9 niet bewegen zonder gekoppeld te worden in het groefgedeelte 10 van de schuif 14. Zoals getoond in Figuur 40, komt de pen 20 in contact met het gebogen gedeelte 69b van de schuifhaak 69 dat geplaatst is teneinde een opening 10 van het groefgedeelte 10 te bedekken, wanneer de roteerbare nok 55 verder roteert. Vervolgens, wordt het gebogen gedeelte 69b geduwd en vervolgens gebogen in de richting aangegeven door de pijl F. Als gevolg, wordt de opening geopend en treedt de pen 20 vervolgens door de opening in 15 het groefgedeelte 10. De pen 20 wordt vervolgens gekoppeld in de groef 10 van de schuif 14, zoals getoond in Figuur 41.
Verwijzende nu naar Figuren 42 en 43, wordt respectievelijk een bovenaanzicht van een andere variant 2 0 van de schuif en een vergroot aanzicht van de schuif getoond. Zoals getoond in deze Figuren, is één van het paar schuifhaken 69 verder voorzien van een geleidingsgedeelte 69c aanvullend op het gebogen gedeelte 69b. Dienovereenkomstig, wanneer een disk-cassette uit de houder gestoten 25 wordt, kan de pen 20 eenvoudig in contact komen met het gebogen gedeelte 69b en kan vervolgens in de groef 10 gekoppeld worden eenvoudig daar de pen 20 geleid wordt door het geleidingsgedeelte 69c.
Vervolgens zal een beschrijving gegeven worden van 30 het vergrendelen en ontgrendelen van de zwevende basis 21. In een toestand waarin de zwevende basis 21 vergrendeld is, zoals getoond in Figuren 16 tot en met 19, wanneer de roteerbare nok 55 in de richting met de klok mee roteert, beweegt de pen 85 van de verbinding 84 langs de groef 86 35 van de roteerbare nok 55. Als gevolg, roteert de verbinding 84 rond de as 87 geplaatst als een ondersteuningsas en dientengevolge beweegt de schuifplaat 37 gekoppeld met het 1003619.
- 30 - einde 88 in de richting aangegeven door de pijl G in Figuur 16. De beweging van de schuifplaat veroorzaakt dat het uitsteeksel 90 langs de nokgroef 89 gevormd in de schuifplaat 37 beweegt, met het resultaat dat de vergrendelings-5 arm 35 in de richting aangegeven door de pijl H in Figuur 18 roteert. De bewegingen van de schuifplaat 37 en vergren-delingsarm 35 veroorzaken dat de vergrendelingsgroeven 91 en 92 van de schuifplaat 37 zichzelf ontkoppelen van de pennen 3 en 94 van de zwevende basis 21. Uiteindelijk 10 worden de pennen 3 en 94 ontkoppeld.
Wanneer de pen 96 van de verbinding 95 langs de groef 97 van de roteerbare nok 55 beweegt synchroon met de verbinding 84, roteert de verbinding 95 rond de as 150 geplaatst als een ondersteuningsas. Als gevolg, beweegt de 15 schuifplaat 50 gekoppeld met het einddeel 151 van de verbinding 95 in de richting aangegeven door de pijl I in Figuur 19 en roteert de vergendelingsarm 49 in de richting aangegeven door de pijl J in Figuur 19. De bewegingen van de schuifplaat 50 en vergrendelingsarm 49 veroorzaken dat 20 de vergrendelingsgroeven 100 en 101 van de schuifplaat 50 zichzelf ontkoppelen van de pennen 98 en 99 van de zwevende basis 21. Uiteindelijk worden de pennen 98 en 99 ontkoppeld.
Zoals eerder genoemd, kan de aandrijfkracht 25 vereist voor het ontgrendelen van de zwevende basis gelijk zijn aan die vereist voor het vergrendelen van de zwevende basis daar de veren 45 en 48 de schuifplaten in tegenover gestelde richtingen duwen, dat is in de richtingen van het vergrendelen respectievelijk ontgrendelen van de zwevende 30 basis. De werking van het vergrendelen van de zwevende basis kan bereikt worden door het omkeren van de bovengenoemde ontgrendelingsbewerking.
Verwijzende nu naar Figuren 44 en 45, wordt respectievelijk een achteraanzicht gedeeltelijk tonende de 35 schuif van een disk-inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en een bovenaanzicht gedeeltelijk tonende de schuif getoond.
1003619.
- 31 -
In de tweede uitvoeringsvorm, verschilt het mechanisme voor het bevorderen van de koppeling van de pen 20 van de uitstootarm 9 met het groefgedeelte 10 van de schuif 14 teneinde te voorkomen dat de pen 20 van de 5 uitstootarm 9 beweegt zonder gekoppeld te worden in het groefgedeelte 10 van de schuif 14 van die volgens de eerste uitvoeringsvorm. In Figuren 44 en 45, worden delen gelijk aan die van de eerste uitvoeringsvorm door dezelfde verwij-zingscijfers aangeduid. Bovendien, zal de beschrijving van 10 gelijke delen weggelaten worden.
Een veer 201 is gekoppeld tussen een uitstekend gedeelte 69d, dat gevormd is door snijden en buigen, van de schuifhaak 69 en een uitstekend gedeelte 202a, dat gevormd is door snijden en buigen, van een schuifplaat 202. De 15 schuifplaat 202 is schuifbaar geplaatst in het groefgedeelte 10 van de schuif 14 en wordt naar de schuifhaak 69 geduwd door de veer 201. Nadat de uitwerpknop ingedrukt is en roteerbare nok 55 in een richting tegen de klok in aangeduid door de pijl DV in Figuur 38 begint te roteren, 20 komt de pen 2 0 van de uitstootarm 9 in contact met de bovengenoemde schuifhaak 69 en beweegt vervolgens naar zijn geleidingsgedeelte 202b dat uitsteekt van de schuifplaat 202. Wanneer de roteerbare nok 55 verder roteert, komt de pen 20 in contact met het geleidingsgedeelte 202b van de 25 schuifplaat 202 en vervolgens schuift de schuifplaat 202 teneinde een opening 200 op te wekken zoals getoond in Figuur 45. De pen 20 treedt in het groefgedeelte 10 door de opening 200 en wordt vervolgens gekoppeld in het groefgedeelte 10. De pen 20 van de uitstootarm 9 wordt aldus 30 gehinderd om te bewegen zonder gekoppeld te zijn in het groefgedeelte 10 van de schuif 14. Nadat de pen 20 gekoppeld is in het groefgedeelte 10, keert de schuifplaat 202 terug naar haar oorspronkelijke positie door de veer 201 en dientengevolge wordt de opening 200 gesloten.
35 Verwijzende nu naar Figuren 46, 47, 48 en 49, wordt een schematisch bovenaanzicht van een disk-inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de onderhavige 1003619.
- 32 - uitvinding getoond, een linker zijaanzicht van de disk-inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangegeven door de pijl L in Figuur 46, een rechter zijaanzicht van de disk-inrichting wanneer gezien vanuit de richting aangege-5 ven door de pijl R in Figuur 46, en een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van Figuur 48. Bovendien, toont Figuur 50 een bovenaanzicht tonen de schuifplaten 203 en 205 en een verbindingsplaat 204 die integrale delen van het zwevende basis vergrendelingsmechanisme volgens deze 10 uitvoeringsvorm zijn, Figuur 51 toont en bovenaanzicht van de schuifplaat 203, Figuur 52 toont een bovenaanzicht van de verbindingsplaat 204 en Figuur 53 toont een bovenaanzicht van de schuifplaat 205. In de derde uitvoeringsvorm, verschilt het zwevende basis vergrendelingsmechanisme 15 gedeeltelijk van dat volgens de eerste uitvoeringsvorm. In Figuren 46 tot en met 53, worden delen gelijk aan die van de eerste uitvoeringsvorm door dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Bovendien, zal de beschrijving van gelijke delen weggelaten worden.
20 In overeenstemming met deze uitvoeringsvorm, is de aandrijfverbinding 95 verbonden met de schuifplaat 203 die de vergrendelingspen 99 kan vergrendelen, in plaats van de schuifplaat 50 volgens de eerste bovengenoemde uitvoeringsvorm, zoals getoond in Figuur 46. Zoals in Figuur 51, is de 25 schuifplaat 203 voorzien van een groef 210 die gekoppeld is met een pen 211 van de verbindingsplaat 204. Zoals getoond in Figuur 53, is de schuifplaat 205 voorzien van een groef 212 die gekoppeld is met een pen 213 van de verbindingsplaat 204. De schuifplaten 203 en 205 zijn schuifbaar 3 0 bevestigd op het chassis 24 en de verbindingsplaat 204 is geplaatst teneinde roteerbaar rond een as 214 bevestigd op het chassis 24 te zijn. Wanneer de schuifplaat 203 schuift wanneer de verbinding 95 roteert, schuift de schuifplaat 205 die de andere vergrendelingspen 23 kan vergrendelen in 35 de richting van de weg van de schuifplaat 203 door de verbindingsplaat 204.
10 0 3 o 3 .
- 33 -
Bovendien, zoals getoond in Figuur 49, duwt een veer 209, waarvan één einde verbonden is met het chassis 24 en het andere einde waarvan verbonden is met de schuifplaat 205, de schuifplaat 205 die op de grootste afstand van de 5 aandrijfverbinding 95 is in de richting aangegeven door de pijl M in de Figuur. Aldus, kunnen het klapperen en rammelen van de aandrijfverbinding 95, schuifplaat 203, verbin-dingsplaat 204 en schuifplaat 205 voorkomen worden.
Zoals eerder genoemd, biedt de onderhavige uitvin-10 ding de volgende voordelen.
In overeenstemming met de bovengenoemde uitvoeringsvormen, is een roteerbare nok roteerbaar geplaatst op een chassis voor aandrijfelementen voor het vergrendelen van een zwevende basis en voor het aandrijven van een 15 aandrijfarm gekoppeld met een schuif teneinde een disk-cassette in een houder in te brengen of de disk-cassette uit de houder uit te stoten, en is de aandrijfarm aangepast om zichzelf te ontkoppelen van de schuif wanneer de disk-cassette gehouden in de houder naar boven en beneden 20 beweegt en bij het schrijven naar of afspelen van de disk-cassette. Aldus, kan, bij het schrijven naar of af spelen van de disk-cassette, de zwevende basis in een vibratie-vrije toestand zijn waarin deze uitsluitend door een groot aantal elastische elementen ondersteund wordt.
25 Bovendien, daar de aandrijfarm niet in contact komt met de zwevende basis gedurende het afspelen van of schrijven naar de disk-cassette, worden geen trillingen in de zwevende basis opgewekt.
Daar de breedte van een aandrijfspleet tussen de 30 aandrijfarm en een afstandsarm in de buurt van het bewe-gingseindpunt van een pen geplaatst op een einddeel van de roteerbare nok kleiner is dan de afmeting van de pen en de pen stevig vast gehouden wordt door de armen als gevolg van de duwkracht van een veer verbonden tussen de armen, kan 35 het klapperen en rammelen van de armen voorkomen worden.
Bovendien, is de roteerbare nok voorzien van groeven gekoppeld met de pennen van een paar verbindingen 100 361 δ.
- 34 - die een paar schuifplaten aandrijven voor het vergrendelen van de zwevende basis. Dit resulteert in het voorkomen dat het paar schuifplaten uit synchronisatie met elkaar beweegt. Dienovereenkomstig, kunnen de vergrendelings- en 5 ontgrendelingsbewerkingen van de zwevende basis soepel uitgevoerd worden.
Aanvullend, wordt er voorzien in een veer die één van het paar schuifplaten duwt en in een andere veer die de andere van het paar van de schuifplaten in de tegenover 10 gestelde richting duwt. Dientengevolge, kunnen variaties in de aandrijfkracht vereist voor het veroorzaken dat de schuifplaten schuiven gereduceerd worden ongeacht of het paar schuifplaten in de vergrendelingsrichting of in de ontgrendelingsrichting schuift. Als gevolg, kan het paar 15 schuifplaten soepel schuiven, en kan de vereiste aandrijf-kracht verminderd worden.
Bovendien, in overeenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, is één van het paar schuifplaten geconstrueerd door twee platen die in tegen-20 over gestelde richtingen synchroon met elkaar kunnen schuiven door middel van een verbindingsplaat, en worden twee pennen geplaatst op één zij oppervlak van de zwevende basis vergrendeld door de twee platen die in tegenover gestelde richtingen geschoven zijn. Aldus, kan de vergren-25 deling van de zwevende basis gegarandeerd worden.
Aanvullend, wordt er voorzien in een uitsteeksel voor het voorkomen van het foutieve inbrengen van een cassette, een schakelaarhefboom die draaibaar bevestigd is op de houder en geplaatst is achter en buiten het einddeel 30 van het uitsteeksel, wanneer gezien vanaf een inbrengope-ning waardoor een disk-cassette ingebracht wordt, zodat een uitstekend gedeelte daarvan in contact gebracht wordt met een hoek van de disk-cassette die correct ingebracht is, en een schakelaar die in staat is om correcte inbrenging van 35 een disk-cassette te detecteren wanneer de schakelaararm roteert. Dientengevolge, daar, wanneer de schakelaar een verkeerde inbrenging van een disk-cassette detecteert, 1 0 0 3 o · * · - 35 - wordt de disk-cassette niet gedragen, waardoor storingen als gevolg van foutief inbrengen voorkomen kunnen worden.
Bovendien, wordt er voorzien in een sluiteropenaar met een uitsteeksel dat de sluiter van een disk-cassette 5 kan openen, waarbij de sluiteropenaar ondersteund wordt op de houder zodat de sluiteropenaar kan schuiven in de richtingen van het inbrengen en uitstoten van een disk-cassette in en uit de houder. Dientengevolge, kan de weg van de disk-cassette ten opzichte van de houder vergroot worden 10 door de weg van de sluiteropenaar. De lengte van een deel van de disk-cassette dat uit de houder steekt wanneer de cassette uit de houder uitgestoten wordt kan vergroot worden. Dus, kan de gebruiker de disk-cassette eenvoudig uitnemen wanneer deze uit de disk-inrichting uitgestoten 15 is.
Aanvullend, is een houderarm roteerbaar bevestigd op de zwevende basis en is de houder gemonteerd op de houderarm zodanig dat de houder ten opzichte van de houderarm kan roteren. Dientengevolge, kan de houder soepel naar 20 beneden en naar boven en weg van de zwevende basis bewegen.
Bovendien, is de houderarm voorzien van een paar cirkelvormige uitsparingen, waarvan de opening niet gericht is naar de cassette inbrengopening van de houder, en is de houder voorzien van een paar uitstekende gedeeltes elk 25 daarvan uitstekende in een nagenoeg horizontale richting. De doorsnede van elk van het paar uitstekende gedeeltes is zodanig gevormd dat de dikte van de longitudinale zijde groter is dan die van de opening van de cirkelvormige uitsparing en de dikte van de andere zijde is kleiner dan 30 die van de opening van de cirkelvormige uitsparing. Dientengevolge, kan het samenstel van de houder en houderarm eenvoudig uitgedragen worden door het inbrengen van het paar uitstekende gedeeltes in het paar cirkelvormige uitsparingen zodanig dat de dunnere zijde van elk van de 35 uitstekende gedeeltes past in de opening van elk van de cirkelvormige uitsparingen, en door het vervolgens roteren van de houder zodat de dikkere zijde van elk van de uitste- 1003619.
- 36 - kende gedeeltes gekoppeld wordt in elk van de uitsparings-gedeeltes. Aldus, valt het paar uitstekende gedeeltes van de houder niet uit van het paar uitsparingsgedeeltes van de houderarm.
5 Aanvullend, wanneer de zwevende basis vergrendeld is, wordt een zijarm in contact gebracht met de schuifplaat en wordt dientengevolge bevestigd. Bovendien, is de houderarm roteerbaar gekoppeld met de zijarm door een veer. Dientengevolge, wanneer een disk-cassette in de houder 10 ingebracht wordt in een hellende richting die naar boven of beneden afwijkt van een horizontale richting, wordt de houder naar boven of beneden getild. Dit resulteert in het voorkomen dat de houder vervormd.
Bovendien, is er voorzien in een paar uitsteeksels 15 geplaatst aan weerszijden van de schuif of het paar schuif-haken, waarbij de uitsteeksels naar de zwevende basis uitsteken. Dientengevolge, liggen alleen de uitsteeksels die van de schuif uitsteken tegen de zwevende basis aan zelfs indien de houder naar beneden beweegt wanneer een 20 disk-cassette in een hellende richting naar de zwevende basis ingebracht wordt. Dit resulteert in het voorkomen dat de schuif in contact komt met de draaitafel en optische pick-up.
Aanvullend, is er voorzien in een opening gevormd 25 in een zijwand omgevende het groefgedeelte van de schuif gekoppeld met de aandrijfarm, en een elastisch element dat de opening bedekt. Wanneer de aandrijfarm in de richting van het uitstoten van een ingebrachte disk-cassette beweegt, komt een pen geplaatst aan één einddeel van de 30 aandrijfarm in contact met het elastische element en wordt dientengevolge het elastische element geduwd en gebogen. Vervolgens, wordt de opening geopend en treedt de pen van de aandrijfarm in het groefgedeelte. Daarna, wordt de opening gesloten en wordt de aandrijfarm vast gekoppeld in 35 het groefgedeelte. Aldus, daar de pen van de aandrijfarm vast in het groefgedeelte opgenomen is, is er geen geval waar de aandrijfarm niet gekoppeld is met het groefgedeelte 1003610.
- 37 - van de schuif en dientengevolge kan de schuif niet bewegen bij het inbrengen van een disk-cassette.
Bovendien, is er voorzien in een geleidingsuit-steeksel in de buurt van de opening van het groefgedeelte 5 van de schuif. Bij het uitstoten van een ingebrachte disk-cassette, wordt de pen van de aandrijfarm geleid door het geleidingsuitsteeksel en dientengevolge eenvoudig in contact gebracht met het elastische element. Aldus, kan de pen van de aandrijfarm vast in het groefgedeelte gekoppeld 10 worden.
Aanvullend, kan er voorzien zijn in een schuif-plaat bij de opening van het groefgedeelte van de schuif in plaats van het elastische element, en een veer die de schuif duwt zodat de schuifplaat de opening bedekt. Bij het 15 uitstoten van een ingebrachte disk-cassette, wordt de pen van de aandrijfarm in contact gebracht met een uitstekend gedeelte van de schuifplaat en dit resulteert in het schuiven van de schuifplaat om de opening te openen. Aldus, kan de pen van de aandrijfarm vast in het groefgedeelte 20 gekoppeld worden.
Zoals boven besproken, in overeenstemming met de bovengenoemde uitvoeringsvormen, kunnen verscheidene maatregelen voor het tot een commercieel stadium brengen van de disk-inrichting, zoals vereenvoudiging en mechani-25 sche componenten, reductie en componentenaantal, verbetering van samenstelefficiëntie van mechanische componenten, en verkleining van de disk-inrichting verbeterd worden.
Sterk verschillende uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen geconstrueerd worden zonder 30 af te wijken van de geest en omvang van de onderhavige uitvinding. Begrepen dient dan te worden dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot de in de beschrijving beschreven specifieke uitvoeringsvormen, maar dat de uitvinding gedefinieerd is in de bijgaande conclusies.
35 1003619.
Claims (6)
1. Diskinrichting bevattende: een zwevende basis ondersteund door een chassis door een groot aantal elastische elementen; een houder ondersteund op de zwevende basis om in 10 verticale richting ten opzichte van de zwevende houder beweegbaar te zijn; een schuif, schuifbaar geplaatst in de houder om in richtingen van het inbrengen en uitstoten van een diskcassette in en uit de houder te bewegen, voor het 15 vasthouden en dragen van een daarin ingebrachte diskcassette ; een draaitafel geplaatst op de zwevende basis en rotationeel aangedreven door een motor, waarop een disk opgenomen in de diskcassette geladen wordt; 20 een optische pickup geplaatst in de zwevende basis, voor het lezen van informatie van de disk die geroteerd wordt door de draaitafel; en een uitsteeksel uitstekende van de schuif naar de zwevende basis, waarbij het uitsteeksel in contact gebracht 25 wordt met de zwevende basis wanneer de schuif verplaatsing naar de zwevende bais ondergaat, teneinde te voorkomen dat de schuif in contact komt met ofwel de draaitafel of de optische pickup.
2. Diskinrichting bevattende: een zwevende basis ondersteund door een chassis door een groot aantal elastische elementen; een houder ondersteund op de zwevende basis om in verticale richting ten opzichte van zwevende basis beweeg-35 baar te zijn; een schuif, schuifbaar geplaatst in de houder om in richtingen van het inbrengen en uitstoten van een 1003619. - 39 - diskcassette in en uit de houder te bewegen, voor het vasthouden en dragen van een daarin ingebrachte diskcassette; een schuifhaakorgaan geplaatst op de schuif voor 5 het vasthouden van een in de schuif ingebrachte diskcassette ; een draaitafel geplaatst op de zwevende basis en rotationeel aangedreven door een motor, waarop een disk opgenomen in de diskcassette geladen wordt; 10 een optische pickup geplaatst in de zwevende basis, voor het lezen van informatie van de disk die geroteerd wordt door de draaitafel; en een uitsteeksel uitstekende van het schuifhaak-orgaan naar de zwevende basis, waarbij het uitsteeksel in 15 contact gebracht wordt met de zwevende basis wanneer de schuif verplaatsing naar de zwevende bais ondergaat, teneinde te voorkomen dat de schuif in contact komt met ofwel de draaitafel of de optische pickup.
3. Diskinrichting bevattende: 20 een zwevende basis ondersteund door een chassis door een groot aantal elastische elementen; een houder ondersteund op de zwevende basis om in verticale richting ten opzichte van zwevende basis beweegbaar te zijn; 25 een schuif, schuifbaar geplaatst in de houder om in richtingen van het inbrengen en uitstoten van een diskcassette in en uit de houder te bewegen, voor het vasthouden en dragen van een daarin ingebrachte diskcassette ; 30 een vergrendelingsorgaan voor het vergrendelen van de zwevende basis op het chassis en voor het ontkoppelen van de zwevende van het chassis; een aandrijfarm, waarvan één einddeel gekoppeld is met en gescheiden is van een groefgedeelte geplaatst op de 35 schuif; en een open/dicht element dat een opening van het groefgedeelte bedekt, 1003619. - 40 - waarin wanneer de aandrijfarm van buiten in contact komt met het open/dicht element het groefgedeelte, het open/dicht element geopend wordt en vervolgens de aandrijfarm gekoppeld wordt met het groefgedeelte. 5
4. Diskinrichting volgens conclusie 3, waarin het open/dicht element een elastisch lichaam omvat waarvan een uitgespaard deel de opening bedekt.
5. Diskinrichting volgens conclusie 4, waarin de schuif een geleidingsuitsteeksel bevat gevormd op een buitenwand van het groefgedeelte en de aandrijfarm geleid wordt naar het open/dicht element door het geleidingsuitsteeksel . 15
6. Diskinrichting volgens conclusie 3, waarin het open/dicht element een schuifplaat omvat die geduwd wordt om de opening te sluiten en die kan schuiven om de opening te openen wanneer de aandrijfarm in contact komt met de 20 schuifplaat. 1 0 0 3 5 1 9 .
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP1527696 | 1996-01-31 | ||
JP01527696A JP3610658B2 (ja) | 1996-01-31 | 1996-01-31 | ディスク装置 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1003619A1 NL1003619A1 (nl) | 1997-08-01 |
NL1003619C2 true NL1003619C2 (nl) | 1998-01-07 |
Family
ID=11884348
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1003619A NL1003619C2 (nl) | 1996-01-31 | 1996-07-16 | Diskinrichting. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5881040A (nl) |
JP (1) | JP3610658B2 (nl) |
KR (1) | KR100233895B1 (nl) |
DE (2) | DE19645149B4 (nl) |
NL (1) | NL1003619C2 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
KR19980020837A (ko) * | 1996-09-12 | 1998-06-25 | 구자홍 | 디스크 플레이어의 디스크 안착부재 이동장치 |
JP3394138B2 (ja) * | 1996-09-27 | 2003-04-07 | アルプス電気株式会社 | 記録媒体の駆動装置 |
EP1087388A4 (en) * | 1999-02-12 | 2004-08-04 | Mitsubishi Electric Corp | disk unit |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5187622A (en) * | 1990-08-20 | 1993-02-16 | Teac Corporation | Magnetic disk drive apparatus having a protection mechanism for protecting a magnetic head from collision with a magnetic disk when loading or unloading the magnetic disk |
EP0539199A2 (en) * | 1991-10-23 | 1993-04-28 | Sony Corporation | Disc cartridge loading apparatus |
DE4422997A1 (de) * | 1993-06-30 | 1995-01-19 | Clarion Co Ltd | Informationsverarbeitungsvorrichtung |
EP0644539A2 (en) * | 1993-09-17 | 1995-03-22 | Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. | Disc apparatus |
Family Cites Families (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPH0610537Y2 (ja) * | 1987-05-23 | 1994-03-16 | ソニー株式会社 | 記録再生装置 |
JPH05151697A (ja) * | 1991-11-27 | 1993-06-18 | Sony Corp | デイスク駆動装置 |
TW335951U (en) * | 1991-12-27 | 1998-07-01 | Teac Corp | Recording medium loading device |
JPH06223554A (ja) * | 1993-01-26 | 1994-08-12 | Sony Corp | 磁気記録再生装置 |
JP3496685B2 (ja) * | 1993-06-25 | 2004-02-16 | ソニー株式会社 | ディスク装置のオートエジェクト装置 |
JP3636488B2 (ja) * | 1993-06-30 | 2005-04-06 | クラリオン株式会社 | 情報記録媒体記録再生装置 |
JPH07130118A (ja) * | 1993-11-09 | 1995-05-19 | Ricoh Co Ltd | キャリッジロック機構 |
JPH07137853A (ja) * | 1993-11-12 | 1995-05-30 | Minolta Co Ltd | 画像形成装置 |
US5444690A (en) * | 1993-11-12 | 1995-08-22 | International Business Machines Corporation | Leaf spring lock for a carriage in a media player that is actuated by the carriage and position of a cartridge |
KR0132857B1 (ko) * | 1993-12-06 | 1998-04-18 | 김광호 | 광자기 디스크 플레이어의 자기헤드 승강장치 |
JPH07272372A (ja) * | 1995-04-06 | 1995-10-20 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | ローディング機構の防振装置 |
-
1996
- 1996-01-31 JP JP01527696A patent/JP3610658B2/ja not_active Expired - Lifetime
- 1996-07-08 US US08/676,486 patent/US5881040A/en not_active Expired - Lifetime
- 1996-07-16 NL NL1003619A patent/NL1003619C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1996-10-28 DE DE19645149A patent/DE19645149B4/de not_active Expired - Lifetime
- 1996-10-28 DE DE19654991A patent/DE19654991B4/de not_active Expired - Lifetime
- 1996-11-28 KR KR1019960058639A patent/KR100233895B1/ko not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5187622A (en) * | 1990-08-20 | 1993-02-16 | Teac Corporation | Magnetic disk drive apparatus having a protection mechanism for protecting a magnetic head from collision with a magnetic disk when loading or unloading the magnetic disk |
EP0539199A2 (en) * | 1991-10-23 | 1993-04-28 | Sony Corporation | Disc cartridge loading apparatus |
DE4422997A1 (de) * | 1993-06-30 | 1995-01-19 | Clarion Co Ltd | Informationsverarbeitungsvorrichtung |
EP0644539A2 (en) * | 1993-09-17 | 1995-03-22 | Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. | Disc apparatus |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE19645149A1 (de) | 1997-08-07 |
DE19645149B4 (de) | 2010-06-17 |
DE19654991B4 (de) | 2010-04-01 |
KR970060148A (ko) | 1997-08-12 |
KR100233895B1 (ko) | 1999-12-15 |
NL1003619A1 (nl) | 1997-08-01 |
JP3610658B2 (ja) | 2005-01-19 |
JPH09212972A (ja) | 1997-08-15 |
US5881040A (en) | 1999-03-09 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5537377A (en) | Information recording and reproducing apparatus | |
NL1003617C2 (nl) | Disk-inrichting. | |
NL1003618C2 (nl) | Diskinrichting. | |
NL1003619C2 (nl) | Diskinrichting. | |
JPH10283706A (ja) | ディスク記録及び/又は再生装置 | |
US6757234B2 (en) | Disk device | |
JP4197146B2 (ja) | ディスク装置 | |
KR101061887B1 (ko) | 디스크 카트리지 및 이 디스크 카트리지를 이용하는 디스크기록 및/또는 재생장치 | |
JP2001155461A (ja) | ディスクカートリッジ | |
JP2901847B2 (ja) | ディスク再生装置 | |
JP4154355B2 (ja) | ディスクの誤挿入防止機構 | |
JP3846593B2 (ja) | ディスク装置 | |
JP2000123456A (ja) | ディスクドライブ装置 | |
JP3846594B2 (ja) | ディスク装置 | |
JP3511487B2 (ja) | ディスクドライブ装置 | |
JP4470088B2 (ja) | ローディング機構並びに記録及び/又は再生装置 | |
JP3638804B2 (ja) | マガジン装填式の記録媒体駆動装置 | |
JP3714359B2 (ja) | 記録及び/又は再生装置 | |
JP3714358B2 (ja) | 記録及び/又は再生装置 | |
JP4811150B2 (ja) | ディスクドライブ装置 | |
JP4062836B2 (ja) | フロッピーディスク・ドライブ | |
JP4272652B2 (ja) | ディスクの誤挿入防止機構 | |
JP2003022600A (ja) | カートリッジ装着装置 | |
JP2000331406A (ja) | ディスクドライブ装置のカートリッジ誤挿入防止機構 | |
JP2004273115A (ja) | ディスク装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1A | A request for search or an international type search has been filed | ||
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20080201 |