NL1003061A1 - Inrichting voor het samenpersen van lege drankhouders. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het samenpersen van lege drank- houders.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het samenpersen van lege drankhouders uit metaal of kunststof, waarbij de inrichting is voorzien van een in hoofdzaak wigvormige ruimte voor het opnemen van houders, van persorganen voor het onderwerpen van de houders aan geleidelijk toenemende samenperskrachten indien deze door de ruimte bewegen, en van middelen om de houders te grijpen en te doorboren indien deze door de ruimte bewegen.

Het is reeds lang gewenst een verbetering te verkrijgen van de bekende samenpersinrichtingen van het bovenvermelde type. Het is in het bijzonder gewenst een samenpersinrichting te verschaffen, welke flestuiten niet verbrijzelt. Dit laatste is belangrijk in de context van het vermijden van kleurvermenging in het geval flessen van verschillende kleur worden samengeperst en moeten worden gerecycled. Ook is het gewenst een samenpersinrichting te verschaffen, die in staat is tot het samenpersen van verschillende types lege drankhouders van verschillende vormen en materialen (bijvoorbeeld staal, aluminium of kunststof) waarbij deze inrichting door een enkele elektromotor kan worden aangedreven.

Verder tonen de bekende samenpersinrichtingen veelvuldig het nadeel van vast te lopen in het geval dat harde voorwerpen in de houders zijn ingebracht voordat deze samengeperst worden.

Verder is het ook een lang gevoelde behoefte dat dergelijke samenpersinrichtingen een verbeterde capaciteit wat betreft grijpen en doorboren hebben ten einde een beter geregelde samenperswerking te hebben. Dit is belangrijk met het oog op het feit, dat de bekende samenpersinrichtingen onvoldoende doorboorcapaciteit hebben om het mogelijk te maken, dat opgesloten lucht tijdens de samenperswerking ontsnapt.

De huidige uitvinding heeft dan ook als een eerste oogmerk de nadelen van de bekende inrichtingen te vermijden.

In overeenstemming met de huidige uitvinding omvatten de samenpersmiddelen een paar onderling hellende samenwerkende eindloze banden uit een flexibel materiaal met een houder grijpend voorvlak en een achterzijde, en worden de middelen voor het grijpen en doorboren gevormd door een aantal op het voorvlak van ieder van de banden langs de lengte daarvan aangebrachte metalen nagels.

In overeenstemming met verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn de eindloze banden uit flexibel materiaal geschikt gevormd uit versterkt rubber of rubberachtig materiaal.

Tegenkrachtorganen zijn geschikt opgesteld bij de achterzijde van ieder van de banden, waarbij deze tegenkrachtorganen bij voorkeur van een rol type zijn. Genoemde tegenkrachtorganen omvatten geschikt een enkele rol opgesteld bij de achterzijde van een eerste band van het paar banden en een paar rollen, die zijn opgesteld bij de achterzijde van de tweede band van het paar banden.

In overeenstemming met een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is ten minste een van de tegenkrachtorganen veerkrachtig opgehangen. Geschikt is dit veerkrachtig opgehangen tegenkrachtorgaan gemeenschappelijk met een van de eindloze banden aangebracht op een steun, welke steun gezamenlijk met overbelasting of samenperskracht waarnemende inrichting werkzaam is.

Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm van deze inrichting heeft ieder van de banden een loopvlakpatroon van in lengterichting opgestelde reeksen van loopvlakblokken gevormd door langs- en dwars-groeven in het bandmateriaal. In een aantal van deze loopvlakblokken zijn een of meer van de metalen nagels aangebracht.

De uitvinding zal nu nader worden uiteengezet onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin een niet beperkende mogelijke uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van de inrichting volgens de huidige uitvinding, gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede.

Figuur 2 toont een achteraanzicht op de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3 is een zijaanzicht van de in de inrichting volgens de uitvinding gebruikte eindloze band.

Figuur 4 is een vooraanzicht van een bij de inrichting volgens de uitvinding gebruikte eindloze band.

Figuur 1 toont een gebruikelijke inrichting voor het samenpersen van lege drankhouders. Dergelijke houders kunnen flessen 2 uit kunststof bijvoorbeeld flessen van het PET-type zijn, of metalen blikken 3, die bijvoorbeeld uit aluminium bestaan.

De samenpersinrichting 1 heeft persorganen in de vorm van een paar onderling hellende eindloze banden 4, 5 uit een flexibel materiaal, welke banden een op de houders aangrijpende voorzijde 4’ resp. 5’ hebben en een achterzijde 4” resp. 5”. Het flexibele bandmateriaal wordt geschikt gevormd uit versterkt rubber of rubberachtig materiaal. De band 4 is opgehangen door middel van draaibare rollen 6, 7, die, gezien in figuur 1, tijdens bedrijf in de richting volgens de wijzers van de klok draaien. Op soortgelijke wijze is de band 5 opgehangen met behulp van een paar rollen 8, 9, die, gezien in figuur 1, tijdens bedrijf tegen de wijzers van de klok in draaien. De rol 6 is aangebracht op een as 6’, de rol 7 is aangebracht op een as 7’, de rol 8 is aangebracht op een as 8’ en de rol 9 is aangebracht op een as 9’.

Zoals weergegeven in figuur 2 is aan de as 6’ een tandwiel 10 bevestigd. Op soortgelijke wijze is aan de as 8’ een tandwiel 11 bevestigd. De as 7’ wordt ondersteund in een leger 12, welk leger 12 is uitgerust met bout en moerorgaan 13 voor het instellen van de spanning van de band 4. Doelmatig is het orgaan 13 uitgerust met veerkrachtige middelen, bijvoorbeeld een samendrukbare veer 13’. Op soortgelijke wijze kan de as 9’ zijn ondersteund in een leger 14, welk leger 14 is uitgerust met middelen 15 voor het spannen van de band van hetzelfde type als dat weergegeven en beschreven in samenhang met de middelen 13, waarbij de bandspanmiddelen 15 ook doelmatig kunnen zijn uitgerust met veerkrachtige middelen, zoals het orgaan 13’. De banden 4, 5 kunnen worden aangedreven door middel van een gemeenschappelijke elektromotor 16, die is aangesloten op een overbrengingshuis 17, dat is voorzien van een aandrijfas 18 waarop een tandwiel 19 is aangebracht, zoals is weergegeven in figuur 2. Het tandwiel 19 is door middel van een aandrijfketting 20 gekoppeld met de tandwielen 10 en 11, zoals is weergegeven in figuur 2. Verder strekt de ketting zich uit om een verder tandwiel 21, dat draaibaar is aangebracht op een steun 22. Een einde 22’ van de steun 22 is zwenkbaar verbonden met een wand 23 van de inrichting, terwijl het andere einde 22” van de steun 22 schuivend in ingrijping is met een in de wand 23 aangebracht sleufgat 24. Een kettingspanorgaan 25 is met de steun 22 gekoppeld en omvat bout en moerorganen voor het spannen van de ketting 20.

Zoals duidelijk in figuur 1 is weergegeven is de band 4 uitgerust met een aantal nagels 26, terwijl de band 5 is uitgerust met een aantal nagels 27. Deze nagels zijn geschikt uit metaal en zijn gedeeltelijk ingebed of ingestoken in de banden 4, 5 uit flexibel materiaal ten einde de houders 2, 3 beet te grijpen en gelijktijdig te doorboren indien zij ingebracht worden in de in hoofdzaak wigvormige, de houders opnemende ruimte 28, die is gevormd tussen de banden 4 en 5. Deze nagels 26 en 27 zijn aangebracht in het voorvlak 4’ resp. 5’ van de banden 4 en 5 langs de gehele lengte daarvan. De constructie van de banden 4, 5 zal verder worden beschreven met verwijzing naar de bijgaande figuren 3 en 4. Ter wille van de eenvoud zal slechts band 4 worden beschreven in samenhang met figuren 3 en 4. Het zal echter worden begrepen, dat de band 5 met zijn nagels van overeenkomstige aard is.

De in figuur 4 weergegeven band 4 heeft een gebruikelijk 'loopvlakpatroon gevormd door langsgroeven 29 en dwarsgroeven 30 in het bandmateriaal waardoor zo een in de lengterichting van de band verlopende reeks van loopvlakblokken 31, 32, 33 en 34 is gevormd, zoals in het voorbeeld van figuur 4 is weergegeven. Het zal echter duidelijk zijn, dat een ander loopvlakpatroon tot stand kan worden gebracht, bijvoorbeeld door het aanbrengen van verdere in de lengterichting van de band verlopende groeven 29. Zoals schematisch in figuur 4 is weergegeven kan de huidige inrichting worden gebruikt om zowel flessen en blikken 3 gelijktijdig samen te persen door desbetreffende inlaat-goten 35 en 36 aan te brengen, waarbij het gedeelte 32 met nagels 26’ bestemd is voor het opnemen en verwerken van blikken 3 en gedeelten 33 met nagels 26” en 26’” bestemd is voor het samenpersen van flessen 2 uit kunststof. Ten einde voldoende samendrukkende en dus samenpersende kracht op de samen te persen houders te kunnen leveren zijn tegen-krachtorganen opgesteld bij de achterzijde 4” en 5” van de desbetreffende eindloze banden. In het in figuur 1 weergegeven uitvoerings-voorbeeld heeft de band 4 een enkele tegenkrachtrol 37. Bij de achter zijde 5’’ van de tweede band 5 is er een paar tegenkrachtrollen 38 en 39 aangebracht. In de weergegeven niet beperkende uitvoeringsvorm zal het worden opgemerkt, dat noch de rollen 8, 9 noch de tegenkrachtrollen 38 en 39, afgezien van hun mogelijkheid tot draaien verplaatsbaar zijn ten opzichte van de wand 23. Uit figuren 1 en 2 zal het echter duidelijk zijn, dat het samenstel van de rollen 6, 7 evenals rol 37 is aangebracht op een steun 40, welke zwenkbaar verbonden is met de wand 23 van de inrichting bij scharnierpunt 41.

Indien een houder in de ruimte 28 wordt gebracht en geleidelijk wordt onderworpen aan toenemende samenperskrachten tengevolge van de zich vernauwende ruimte zal de rol 7 met de bijbehorende band 4 een weinig naar links worden bewogen ten einde voldoende ruimte voor de samengeperste houder te verschaffen om bij het onderste einde van de wigvormige ruimte 28 uit te treden. Bij deze beweging van de rol 7 evenals van de rol 37 naar links wordt, daar gelijktijdig de gemeenschappelijke steun 40 naar links beweegt om het scharnierpunt 41, deze beweging echter veerkrachtig tegenwerkt door veerkrachtig orgaan 42, bijvoorbeeld een veer of een rubber bal, die werkt tussen de steun 40 en een arm 43, die in een scharnierpunt 44 zwenkbaar met de wand 23 is verbonden. De hoekstand van de arm ten opzichte van het scharnierpunt 44 is instelbaar door middel van een instelschroefsamen-stel 45. Het veerkrachtige orgaan 42 draagt tegen een geprofileerd orgaan 46, dat met de arm is verbonden door middel van een bout en moerorgaan 47. Het zal dus duidelijk zijn, dat de ruimte in de onderste spleet tussen de banden 4 en 5 zal worden bepaald door het veerkrachtige orgaan 42 en het instelpunt van de arm 43, dat kan worden bepaald door het instel schroefsamenstel 45. Bij samenpersen van een houder zal het veerkrachtig orgaan 42 geleidelijk worden samengedrukt. Indien de samenpersing te sterk wordt zal een microschakelaar 48, die is opgesteld tussen het boveneinde van de arm 43 en een deel van de steun 40, in werking treden om de motor 16 te laten stoppen of om de banden in tegengestelde richting te laten draaien ten einde de de overmatige druk veroorzakende houder of vreemd voorwerp met de hand te kunnen verwijderen. Dit is in het bijzonder nuttig voor het geval, dat enig vreemd voorwerp terecht komt in de ruimte 28 of voor het geval, dat de houder enig vreemd voorwerp omvat, dat niet samen te drukken is.

Ofschoon de huidige uitvinding is beschreven in samenhang met een bijzonder de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding zal het duidelijk zijn, dat binnen de geest en beschermings-omvang van de uitvinding op de beschreven uitvoeringsvorm aanvullingen en/of wijzigingen kunnen worden aangebracht.

Claims (9)

1. Inrichting voor het samenpersen van lege uit metaal of kunststof materiaal gevormde drankhouders, waarbij de inrichting is voorzien van een in hoofdzaak wigvormige ruimte voor het opnemen van de houder, van persorganen voor het onderwerpen van de houders aan geleidelijk toenemende samenperskrachten indien deze door de ruimte bewegen en van middelen voor het grijpen en doorboren van de houders indien deze door de ruimte bewegen, waarbij de persorganen een paar onderling hellende samenwerkende eindloze banden uit een flexibel materiaal omvatten, welke banden een de houders grijpend voorvlak en een achterzijde hebben en de middelen voor het grijpen en doorboren worden gevormd door een aantal in het voorvlak van ieder van de banden langs de lengte daarvan aangebrachte metalen nagels.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eindloze banden uit flexibel materiaal uit rubber zijn vervaardigd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tegenkrachtorganen zijn aangebracht, die bij de achterzijde van ieder •van de banden zijn gelegen.

'4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de tegenkrachtorganen ten minste een rol omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de tegenkrachtorganen zijn voorzien van een enkele rol, die is opgesteld bij de achterzijde van een eerste band van het paar banden, en van een paar rollen, die zijn opgesteld bij de achterzijde van een tweede band van het paar banden.

6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat ten minste een van de tegenkrachtorganen veerkrachtig is opgehangen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarin het veerkrachtig opgehangen tegenkrachtorgaan samen met een van de eindloze banden is aangebracht op een steun, die samenwerkt met een inrichting voor het waarnemen van de samenperskracht met het oog op het vaststellen van een bepaalde overbelastingskracht.

8. Inrichting volgens ieder van de voorgaande conclusies, met het ‘kenmerk, dat ieder van de banden een 1oopvlakpatroon heeft van in lengterichting verlopende reeksen van loopvlakblokken, die zijn begrensd door langs- en dwarsgroeven in het bandmateriaal.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in een aantal loopvlakblokken ten minste een van de metalen nagels is aangebracht .