NL1002819C2 - Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel. - Google Patents

Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel. Download PDF

Info

Publication number
NL1002819C2
NL1002819C2 NL1002819A NL1002819A NL1002819C2 NL 1002819 C2 NL1002819 C2 NL 1002819C2 NL 1002819 A NL1002819 A NL 1002819A NL 1002819 A NL1002819 A NL 1002819A NL 1002819 C2 NL1002819 C2 NL 1002819C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
stack
air
sheet
sheets
top sheet
Prior art date
Application number
NL1002819A
Other languages
English (en)
Inventor
Peter George La Vos
Frederik Gerardus Heeman
Petrus Johannes Maria Thissen
Pals Gerrit Faber
Original Assignee
Oce Tech Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Oce Tech Bv filed Critical Oce Tech Bv
Priority to NL1002819A priority Critical patent/NL1002819C2/nl
Priority to TW085113730A priority patent/TW323990B/zh
Priority to EP97200937A priority patent/EP0801016B1/en
Priority to DE69708490T priority patent/DE69708490T2/de
Priority to JP9086825A priority patent/JP2820677B2/ja
Priority to KR1019970012859A priority patent/KR100478335B1/ko
Priority to US08/827,611 priority patent/US5988626A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1002819C2 publication Critical patent/NL1002819C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H3/00Separating articles from piles
    • B65H3/08Separating articles from piles using pneumatic force
    • B65H3/12Suction bands, belts, or tables moving relatively to the pile
    • B65H3/124Suction bands or belts
    • B65H3/128Suction bands or belts separating from the top of pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/42Piling, depiling, handling piles
    • B65H2301/423Depiling; Separating articles from a pile
    • B65H2301/4232Depiling; Separating articles from a pile of horizontal or inclined articles, i.e. wherein articles support fully or in part the mass of other articles in the piles
    • B65H2301/42324Depiling; Separating articles from a pile of horizontal or inclined articles, i.e. wherein articles support fully or in part the mass of other articles in the piles from top of the pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2406/00Means using fluid
    • B65H2406/30Suction means
    • B65H2406/32Suction belts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Sheets, Magazines, And Separation Thereof (AREA)
  • Delivering By Means Of Belts And Rollers (AREA)

Description

Océ-Nederiand B.V., te Venlo
Inlichting voor het loemaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel 5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel vellen, omvattende een drager voor het ondersteunen van de stapel vellen, een boven de stapel opgesteld vellentransportorgaan dat in zijn bodem is voorzien van luchtdooriaten met verschillende luchtdoorstroomweerstanden, positioneermiddelen om het 10 vellentransportorgaan op een korte afstand boven de stapel te houden en luchtverplaatsingsmiddelen voor het opwekken van een opwaarts gerichte luchtstroom door de luchtdooriaten.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 5 150 892. De daarin beschreven inrichting heeft een vellentransportbaan met een door vier naast 15 elkaar gelegen poreuze transportbanden omgeven zuigdoos die is voorzien van luchtdooriaatopeningen waardoorheen een opwaarts gerichte luchtstroom kan plaatsvinden, voor het aanzuigen van het bovenste vel tegen de transportbanden.
Bij deze bekende inrichting zijn de luchtdooriaten, bij een niet-aangezogen vel, ter plaatse van de buitenste transportbanden door een klep gesloten, zodat, bij 20 geactiveerde luchtstroom, het bovenste vel initieel tegen de middelste transportbanden wordt gezogen, waardoor de onderdruk in de zuigdoos toeneemt en de kleppen bij de buitenste luchtdooriaten openen, met als gevolg dat delen van het vel die naast het reeds aangezogen deel van het vel liggen, tegen de zuigdoos worden gezogen.
25 Een nadeel van deze bekende inrichting is dat een relatief grote kracht nodig is om het bovenste vel eerst in het midden van de stapel los te trekken. Dit wordt veroorzaakt doordat bij het omhoog zuigen van het bovenste vel een sterke onderdruk in het midden onder het bovenste vel ontstaat, hetgeen een nog sterkere omhoog zuigende kracht van het vellentransportorgaan nodig maakt om het 30 bovenste vel los te trekken.
Indien de onderdruk tussen de vellen groter is tussen het bovenste vel en het direct daaronder liggende vel dan tussen de onder het bovenste vel liggende vellen dan is de kans groot dat de twee bovenste vellen te samen tegen het vellentransportorgaan worden gezogen.
35 Een nadeel van het eerst aanzuigen van een vel in het midden en pas daarna opzij daarvan, is verder dat het opbollen van een vel in het midden een extra grote aanzuigkracht vereist wanneer het aan te zuigen vel stug is en/of moeilijk over het 1002319 2 eronder liggende vel kan schuiven.
De uitvinding stelt zich tot doel een inrichting volgens de aanhef te verschaffen die deze nadelen niet heeft.
Dat doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat een eerste luchtdoorlaat die 5 dicht bij een randgedeelte van de op de drager aanwezige stapel vellen ligt een lagere luchtdoorstroomweerstand heeft dan een verder van dat randgedeelte liggende tweede luchtdoorlaat.
Hierdoor wordt bereikt dat het bovenste vel vanaf dat randgedeelte van de stapel wordt afgewikkeld zodat lucht gemakkelijk tussen het bovenste vel en de rest van de 10 stapel kan toestromen ter ondersteuning van het losmaken van het bovenste vel van de stapel. Tevens wordt bereikt dat een grotere statische en dynamische onderdruk op de gewenste plaats boven de stapel opgewekt kan worden.
Door de eerste luchtdoorlaat dicht bij de kant van de stapel te situeren waar het bovenste vel van de stapel afvoerbaar is wordt bereikt dat lucht gemakkelijk 15 vanaf de voorkant van de stapel kan toestromen om de gecreëerde onderdruk tussen de vellen op te heffen. Bij toepassing van blaaslucht om deze toestroming te versterken werkt deze blaaslucht tevens voor het tegenhouden van volgende vellen bij afvoer van het bovenste vel.
Door de eerste luchtdoorlaat in één van de randgebieden van het 20 vellentransportorgaan te situeren dat zich uitstrekt in een richting evenwijdig aan de richting waarin het bovenste vel van de stapel afvoerbaar is wordt bereikt dat lucht gemakkelijk van een zijkant van de stapel kan toestromen. Bij toepassing van blaaslucht om deze toestroming te versterken werkt deze blaaslucht tevens voor het losblazen van de bovenste vellen van de stapel.
25 Bij voorkeur ligt de eerste luchtdoorlaat in een gebied van het vellentransportorgaan dat uitsluitend dicht bij een hoek van het vellentransportorgaan ligt, welk gebied is begrensd door een lijn die twee haaks op elkaar staande randen van het vellentransportorgaan snijdt.
Hierdoor wordt bereikt dat het afwikkelen van het bovenste vel van de stapel vanaf 30 een hoek kan plaatsvinden waarbij gemakkelijk lucht vanaf de voorkant en vanaf een zijkant van de stapel kan toestromen voor een effectieve aanzuigwerking van het bovenste vel.
Door het gebied waarin de eerste luchtdoorlaat ligt aan de voorkant van de stapel waar het bovenste vel afvoerbaar is, te begrenzen volgens een lijn die op korte 35 afstand van die voorkant recht boven en evenredig aan voorrand van de eronder liggende stapel vellen ligt, wordt bereikt dat bij het losmaken van vellen die aan de voorkant zijn voorzien van inbindgaten, eerste luchtdoorlaatopeningen zich niet ter '0 0 fl 1 o 3 plaatse van deze inbindgaten uitstrekken, hetgeen de effectiviteit van de inrichting ten goede komt.
In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding heeft de bodem van het vellentransportorgaan een buitenwand die is voorzien van 5 een regelmatig patroon van luchtdoorlaatopeningen en een op korte afstand daarboven gelegen binnenwand die dicht bij een gedeelte van een op de drager liggende stapel vellen een opening heeft met een grotere doorsnede dan de korte afstand tussen de buiten- en binnenwand.
Hierdoor wordt bereikt dat de eerste luchtdooriaat op eenvoudige wijze kan worden 10 gevormd door een de binnenwand vormende plaat waarvan voor het vormen van de eerste luchtdooriaat een hoek is afgesneden.
Deze en andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen hierna worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen waarin:
Fig. 1 een aanzicht is van een inrichting waarin de uitvinding kan worden toegepast, 15 Fig. 2 een bovenaanzicht is van de in Fig. 1 weergegeven inrichting,
Fig. 3 een perspectivische weergave is van een in de in Fign. 1 en 2 weergegeven inrichting toepasbaar vellentransportorgaan,
Fig. 4 een doorsnede is volgens lijn IV-VI in Fig. 3,
Fig. 5 een essentieel onderdeel van de in Fign. 3 en 4 weergegeven inrichting is, 20 Fig. 6 het verschil in werking toont van een inrichting volgens de uitvinding en een bekende inrichting,
Fig. 7 een grafische weergave is van het verband tussen onderdruk en luchtstroming in het in Fig. 3 vellentransportorgaan, en
Fig. 8 een aanzicht is van een andere inrichting voor het losmaken en afvoeren van 25 het bovenste vel van een stapel.
De in Fign. 1 en 2 weergegeven inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel vellen 1 is geschikt voor het één voor één toevoeren van ontvangstvellen van een voorraadhouder naar een niet-weergegeven afdrukinrichting waarin deze ontvangstvellen kunnen worden bedrukt.
30 De getoonde inrichting omvat een boven de stapel vellen 1 opgestelde zuigbandtransporteur 2 die bestaat uit een vast opgestelde zuigdoos 3 met daaromheen geslagen een eindloze transportband 4. De bodem van de zuigdoos 2 en de tranportband 4 zijn beide voorzien van gaten 5, resp. 6 aangebracht in een regelmatig patroon, zoals goed te zien in Fig. 3. Op plaatsen waar de gaten 5 en 6 35 tegenover elkaar komen te liggen ontstaan luchtdoorlaten waar een in Fig. 1 met pijlen 7 weergegeven opwaarts gerichte luchtstroom door kan plaatsvinden.
Deze luchtstroom 7 wordt opgewekt door een ventilator 8 die aan zijn zuigzijde met 100.319 4 een zuigleiding 9 is verbonden die is aangesloten op de zuigdoos 2. Met behulp van een door een niet weergegeven besturingssysteem bedienbare magneetklep 10 in de zuigleiding 9 wordt bij draaiende ventilator 8 de opwaarts gerichte luchtstroom 7 tot stand gebracht voor het aanzuigen van het bovenste vel van de stapel 1 tegen 5 de zuigbandtransporteur 2. Het van de stapel losgemaakte aangezogen vel wordt vervolgens door aandrijving van de transportband 4 van de stapel 1 afgevoerd. Bij overgave van dat vel in een niet weergegeven transportkneep in de afvoerbaan wordt de aandrijving van de eindloze transportband 4 gestopt en de onderdruk in de zuigdoos 3 uitgeschakeld.
10 Aan de perszijde van de ventilator 8 is een persleiding 11 aangesloten die uitmondt bij een zijkant van de stapel vellen 1. Bij geopende klep 10 en wanneer het bovenste vel van de stapel 1 nog niet tegen de zuigbandtransporteur is gezogen blaast de ventilator 8 de via de zuigleiding aangezogen lucht in de persleiding 11. Boven een bepaalde druk in de persleiding 11 drukt de lucht een vrijhangende klep 15 12 open en stroomt de lucht uit in de richting van de zijkant van de stapel vellen 1 om de bovenste vellen los te waaieren en het bovenste vel omhoog te stuwen in de richting van de zuigbandtransporteur 2. Tijdens het losblazen van de bovenste vellen vanaf een zijkant van de stapel vormt de instromende lucht een kiem voor het ten behoeve van velscheiding tussen vellen blazen van lucht. In plaats van de 20 passief werkende klep 12 kan ook een actief gestuurde klep in de persleiding 11 gebruikt worden die in actieve toestand de perslucht niet naar de stapel, maar elders uitblaast. Een door een niet-weergegeven besturingsinrichting geactiveerde klep heeft als voordeel dat de geometrie van de uit de persleiding 11 stromende lucht minder afhankelijk is van een variabele afstand tussen de persleiding 11 en de 25 zijkant van de stapel zoals die optreedt bij stapels van verschillende breedten. Een verder voordeel van een actief gestuurde klep in de persleiding 11 is dat geen onnodige blaaswerking plaatsvindt bij verwerking van van inbindgaten voorziene vellen waarbij lucht via deze gaten wordt aangezogen. Zulke aanzuiging wordt verhinderd door de klep tijdig te activeren zodat de lucht niet bij de stapel naar 30 elders wordt uitgeblazen.
Tevens wordt middels een ventilator 13 lucht via een leiding 14 schuin omhoog tegen de voorkant van het van de stapel losgemaakte bovenste vel geblazen om eventueel volgende vellen van het bovenste vel los te maken.
De tegen de stapel geblazen luchtstroom dient aldus ter ondersteuning van het 35 losmaken van alleen het bovenste vel van de stapel door tijdens het creëren van een onderdruk boven het bovenste vel door de opwaarts gerichte luchtstroom 7 een overdruk tussen het bovenste vel en de rest van de stapel te creëren die de onder ’1 0 0 2 8 1 9 5 het bovenste vel liggende vellen stevig op de stapel drukt om afvoer daarvan te vermijden.
Wanneer het bovenste vel alle gaten 5 in de zuigdoos 2 bedekt, dan vindt geen volumestroom meer plaats door de ventilator 8 zodat -bij toepassing van passieve 5 klep 12-, deze automatisch sluit en -bij toepassing van actieve klep- deze gestuurd wordt geactiveerd en geen lucht meer tegen de zijkant van de stapel wordt geblazen, zodat het loswaaieren van onder het aangezogen bovenste vel liggende vellen ophoudt en pas wordt hervat bij het losmaken van het volgende bovenste vel, ingeleid door het weer openen van magneetklep 10. (Deze klep 10 was gesloten bij 10 overgave van het vorige bovenste vel aan de transportkneep in de afvoerbaan). De hiervoor beschreven werking met een passieve klep wordt bekend verondersteld uit het Amerikaanse octrooischrift 3595563.
Om het losmaken van het bovenste vel te verbeteren is, in de zuigdoos 2 een gesloten plaat 20 aangebracht die zich op korte afstand boven de in de bodem van 15 de zuigdoos aanwezige gaten 5 bevindt. Deze plaat 20 is op een naar de afvoerzijde en een zijkant van de stapel gerichte hoek voorzien van een afschuining 21. Bij het openen van klep 10 brengt ventilator 8 een sterke opwaarts gerichte luchtstroom 7 tot stand die vrijwel uitsluitend ter plaatse van de afschuining 21 plaatsvindt aangezien de luchtstroom daar geen hinder ondervindt van de plaat 20. 20 Als gevolg daarvan zal een hoekgedeelte van het bovenste vel van de stapel 1 ter afwikkeling worden opgetild en de gaten 5 en 6 ter plaatse van de afschuining 21 afsluiten. Na dat afsluiten van de betreffende gaten 5 en 6 wordt, bij voortdurende luchtcirculatie door ventilator 8, de lucht gedwongen om via de smalle ruimte tussen de bodem van zuigdoos 3 en de plaat 20 en daarna via de afschuining 21 naar de 25 zuigleiding te stromen. Dit gebeurt met toenemende weerstand naarmate een grotere afstand tussen de bodem van de zuigdoos 3 en de plaat 20 moet toestromen om de afschuining 21 te bereiken, met als gevolg dat het eerst nabij de afschuining 21 tegen de zuigdoos 3 aangezogen vel vanaf die afschuining geleidelijk tegen het gehele zuigvlak van de zuigdoos wordt gezogen. Nadat het bovenste vel 30 van de stapel aldus geheel is afgewikkeld tegen de zuigdoos 3 wordt de aandrijving van de transportband 4 gestart en het aangezogen vel van de stapel afgevoerd. Tijdens het aanzuigen en afvoeren van het bovenste vel blaast lucht afkomstig van drukleiding 14 de onder het aangezogen bovenste vel liggende vellen door drukopbouw stevig op de stapel om te verhinderen dat deze vellen met het tegen de 35 zuigbandtransporteur 2 gezogen vel wordt meegenomen. Deze drukopbouw is in versterkte mate aanwezig wanneer de zuigbandtransporteur hellend is opgesteld, aan de afvoerzijde iets hoger dan aan de ertegenover liggende zijde. Om te zorgen 1 0 0 ?. 8 1 9 6 dat de aangeblazen lucht goed tussen het bovenste vel en het direct er onder liggende vel kan dringen is de eindloze band 4 aan de buitenzijde voorzien van rillen 22 die zich symmetrisch en evenwijdig aan de transportrichting van de eindloze band 4 uitstrekken. Bij het afwikkelend aanzuigen van het bovenste vel tegen de 5 transportband 4 zal dat vel de contouren van de rillen 22 volgen en aldus in gedeformeerde toestand aangezogen zijn. Een eventueel aan het bovenste vel klevend volgend vel zal door zijn stijfheid de contouren van de rillen 22 minder goed kunnen volgen waardoor er ruimte tussen de bovenste twee vellen ontstaat waar de aangeblazen lucht tussendringt om verdere scheiding te bewerkstelligen.
10 Het voordeel van rillen 22 op de eindloze band 4 voor het gedeformeerd aanzuigen van het bovenste vel, in vergelijking met rillen op de zuigdoos tussen eindloze banden zoals bekend uit US 5 150 892, is, dat bij het afvoertransport door de gerilde eindloze band 4 geen relatieve beweging tussen ril en vel optreedt. Door het ontbreken van een remmende wrijfkracht tussen ril en vel is de beschikbare 15 transportkracht bij een bepaalde onderdruk in de zuigdoos groter. Toepassing van rillen 22 op de eindloze transportband 4 biedt verder de mogelijkheid om een enkele (brede) transportband toe te passen hetgeen gunstig is voor de bandsturing. Vanwege het doorlopende, gesloten handvlak veroorzaakt een gerilde eindloze transportband verder minder vervuiling en/of kans op beschadiging van het af te 20 voeren vel met een eventueel daarop aanwezig beeld en kunnen de luchtdoorlaten tot bij of zelfs tot op de ril doorlopen.Het zal duidelijk zijn dat de hiervoor genoemde voordelen van één gerilde zuigband in plaats van zuigbanden aan weerszijden van een ril op de zuigdoos ook tot uiting komen bij een zuigdoos die voorzien is van luchtdoorlaten met gelijke luchtdoorstroomweerstanden.
25 In Fig. 6 zijn twee situaties geschetst van een zuigbandtransporteur met een daaronder liggend vel dat tegen de zuigbandtransporteur dient te worden gezogen. Met schets A is een bekend veronderstelde situatie weergegeven waarbij aan de onderkant van de zuigbandtransporteur een opwaarts gerichte luchtstroom wordt gecreëerd die over het gehele werkzame oppervlak van de zuigdoos nagenoeg 30 dezelfde sterkte heeft en waarbij de toestroming van lucht vanaf de zijkanten en de voorkant ook nagenoeg gelijkmatig verdeeld is zoals ook weergegeven in schets A. Omdat de opwaarts gerichte luchtstroom per oppervlakte-eenheid van de zuigbandtransporteur voldoende groot moet zijn om het bovenste vel aan te zuigen en deze opwaarts gerichte luchtstroming over het gehele bodemviak van de 35 transporteur in gelijke mate werkzaam is, zal deze relatief grote hoeveelheid lucht vanaf de zijkanten van de stapel moeten toestromen. Deze relatief grote luchtverplaatsingen leveren een evenredig grote geluidsproduktie op.
10 0 1 8 1 ? 7
In tegenstelling tot de in schets A weergegeven, bekend veronderstelde, inrichting is bij de in schets B schematisch weergegeven inrichting volgens de uitvinding de opwaarts gerichte luchtstroom onder de zuigbandtransporteur niet gelijkmatig verdeeld. Door een hoekdeel van de bodem van de zuigbandtransporteur met een 5 lagere luchtdoorstroomweerstand uit te voeren dan de rest van de bodem van de zuigbandtransporteur zal in het deel met de lagere luchtdoorstroomweerstand een grotere opwaarts gerichte luchtstroom ontstaan dan in het deel met de hogere luchtdoorstroomweerstand, zoals in schets B van Fig. 6 met de opwaarts gerichte pijlen is aangegeven. Het zal duidelijk zijn dat nabij dat hoekdeel ook toestroming 10 van lucht vanaf de zijkanten van de stapel groter moet zijn dan langs de rest van de zijkanten van de stapel, zoals ook is aangegeven met pijlen in schets B van Fig. 6. Door deze grotere toestroming van lucht vanaf de zijkant van de stapel bij dat hoekdeel ontstaat volgens de wet van Bemouilli ter plaatse een sterkere statische onderdruk die het vel bij dat hoekdeel verder optilt zodat het vel ter plaatse 15 gemakkelijker tegen de zuigbandtransporteur gezogen kan worden. Blazen van lucht tegen de stapel versterkt dit Bernouilli-effect. Door de sterkere luchtstroming nabij een hoekdeel van de zuigbandtransporteur zal het vel initieel nabij dat hoekdeel tegen de zuigbandtransporteur worden gezogen en pas daarna geleidelijk tegen de rest van de zuigbandtransporteur. Door dit afwikkelen van het vel tijdens het 20 aanzuigen wordt bereikt dat het vel vlak tegen de zuigband kan worden gezogen zonder valse vouwen in het vel te veroorzaken. Het verdient daarbij voorkeur om het afwikkelend aanzuigen te ondersteunen door lucht nabij het eerst werkzame deel van de zuigbandtransporteur tegen de stapel te blazen, ter ondersteuning van de grotere toestroming van lucht nabij dat eerste werkzame deel, zoals is weergegeven 25 in schets B van Fig. 6. Deze geforceerde toestroming is verder van belang om tijdens het optillen van het vel lucht onder het opgetilde veldeel te blazen ter opheffing van de onderdruk tussen het bovenste vel en daaronder liggende vellen. Door de eindloze zuigband aan zijn buitenoppervlak te voorzien van een reliëf wordt er mechanisch een ruimte gecreëerd tussen het bovenste vel dat bij aanzuiging 30 tegen de zuigbandtransporteur het reliëf van de band volgt en het daaronder liggende vel dat dit reliëf minder goed kan volgen. De gecreëerde ruimte vormt een kiem voor het blazen van lucht onder het aangezogen vel, hetgeen bevorderlijk is voor het terughouden van een volgend vel bij afvoer van het bovenste vel door de zuigbandtransporteur.
35 Het deformeren van vellen om het losblazen te vergemakkelijken kan verder ondersteund worden door de stapel vellen op een geknikte drager te leggen. Wanneer daarbij de drager aan de afvoerzijde van de vellen hoger ligt dan aan de 1002819 8 er tegenover liggende zijde verhindert het hellende vlak het naar de afvoerzijde toe wegglijden van de stapel vellen. Door de knik in de drager vervormt de stapel vellen enigszins waarbij het vrijliggende bovenste vel de neiging heeft zich te strekken waardoor het loskomt van de rest van de stapel onder vorming van een ruimte die 5 een kiem vormt voor het onder het bovenste vel blazen van lucht. Maar ook zonder deze knik wordt de werking volgens de uitvinding verkregen.
De werking van de in Fig. 1-5 en 6B weergegeven uitvoeringsvorm zal nu verder worden uiteengezet aan de hand van Fig. 7 waarin het drukverschil *p dat door ventilator 8 wordt opgewekt is uitgezet tegen de hoeveelheid lucht Q die de 10 ventilator 8 per tijdseenheid verplaatst. De in de grafisch getoonde kromme 30 geeft daarbij de ventilatorkarakteristiek weer. Deze karakteristieke kromme 30 geeft het verloop weer van de hoeveelheid per tijdseenheid verplaatste lucht Q bij verschillende door de ventilator teweeggebrachte drukverschillen &p tussen de zuigzijde en de perszijde van de ventilator. De ligging van kromme 30 is afhankelijk 15 van de constructieve opbouw en de snelheid waarmee de bewegende delen van de ventilator draaien. Er bestaat bij een ventilator een verband tussen &p en Q waarbij bij een toenemend drukverschil &p de luchtverplaatsing Q afneemt.
In Fig. 7 zijn verder een aantal krommen 31, 32, 33 en 34 weergegeven die karakteristiek zijn voor de leidingen binnen het luchtcirculatiesysteem waarvan een 20 ventilator deel uitmaakt. Volgens deze leidingkarakteristieken is de weerstand van de leiding evenredig met het kwadraat van de snelheid van de lucht in de leiding, zodat bij een toenemende hoeveelheid per tijdseenheid verplaatste lucht Q de weerstand sterk toeneemt. Door de weerstand die de lucht bij stroming door het luchtcirculatiesysteem ondervindt te vergroten verloopt de leidingkarakteristiek 25 steeds steiler zoals weergegeven met krommen 32, 33 en 34, waarbij de zeer steile kromme 34 geldt voor een vrijwel gesloten luchtcirculatiesysteem, zoals wanneer een vel geheel tegen de bandtransporteur is gezogen en alleen nog leklucht wordt getransporteerd door het systeem. Leidingkarakteristiek 31 geldt wanneer een vel geheel vrij is van de bandtransporteur, waarbij de iuchtdoorstroomweerstand rf1 ter 30 plaatse van het afgesneden deel 21 van plaat 20 in de zuigdoos 3 en de
Iuchtdoorstroomweerstand rf2 ter plaatse van de rest van de plaat 20 in de zuigdoos 3 als twee parallel geschakelde weerstanden kunnen worden opgevat. Leidingkarakteristiek 33 betreft daarbij de situatie dat de zuigdoos alleen ter plaatse van het recht afgesneden deel 21 van plaat 20 door een aangezogen vel is 35 afgesloten. De momentane leidingkarakteristiek bepaalt op welk punt van de ventilatorkarakteristiek de ventilator zal werken. Zo geeft het snijpunt 36 de hoeveelheid lucht die per tijdseenheid bij een niet-aangezogen vel wordt verplaatst.
1002819 9
Bij afsluiting van het deel van de zuigdoos met weerstand rf1 verplaatst het snijpunt snel naar het snijpunt 37. Bij het daaropvolgend afwikkelen van het vel tegen de zuigdoos verplaatst het snijpunt langzaam naar het snijpunt 38 dat geldt bij een volledig afgesloten zuigdoos. Tijdens het afwikkelen moet de lucht over een steeds 5 grotere afstand door de smalle ruimte tussen de bodem van de zuigdoos 3 en de plaat 20 toestromen hetgeen een verhoogde weerstand geeft. Het dicht bij elkaar liggen van de weerstandslijnen 31 en 32 houdt in dat bij vrije doortocht van lucht door alle delen van de zuigdoosopeningen de lucht vrijwel uitsluitend door het boekdeel van de zuigdoos binnenstroomt dat de minste weerstand heeft.
10 Door de relatief grote luchtsnelheid bij het hoekdeel van de zuigdoos kan een vel dat relatief ver onder de zuigdoos ligt omhoog worden gezogen. Wanneer deze luchtsnelheid over het gehele zuigoppervlak van de zuigdoos gerealiseerd zou worden, dan zou hiervoor langdurig een grote luchtsnelheid in stand blijven, resulterend in een vergroting van het geluidsniveau. Door de zuigdoos volgens de 15 uitvinding uit te voeren met delen met een verschillende luchtdoorstroomweerstand, met de kleinste weerstand nabij een hoek van het vel wordt aldus bij een lage volumestroom toch een grote aanzuighoogte bereikt, waarbij de lage volumestroom een lagere geluidsproduktie oplevert, hetgeen een milieuvriendelijke werking van de inrichting bevordert en tevens de kans vermindert dat twee vellen gelijktijdig tegen 20 de zuigbandtransporteur worden aangezogen.
Omdat de kracht waarmee een geheel aangezogen vel door de zuigbandtransporteur wordt vastgehouden wordt bepaald door het oppervlak van het aanzuigvlak van de zuigdoos, blijft de transportkracht ook bij een zuigdoos met gebieden met verschillende luchtdoorstroomweerstanden behouden.
25 Bij de in Fign. 1-6 weergegeven inrichting doet de zuigbandtransporteur 2 zowel dienst voor het door optillen losmaken van het bovenste vel van de stapel als voor het afvoeren van het losgemaakte vel van de stapel. Deze beide functies kunnen ook met gescheiden middelen uitgevoerd worden, zoals weergegeven in Fig. 8. Op de achterste helft van de stapel die tegenover de zijde 40 ligt waar vellen 30 van de stapel worden afgevoerd rust een zuigdoos 41 door zijn gewicht op de stapel. De zuigdoos 41 is middels een bladveer 42 verbonden met een vast opgesteld frame 43, om de zuigdoos enige beweeglijkheid in verticale richting te geven. Zuigdoos 41 heeft een convex gebogen bodemplaat 45 die is voorzien van aanzuigopeningen. Deze buiging strekt zich over de gehele breedte van de zuigdoos 35 41 uit. Aan weerszijden van de stapel zijn tegenover de zuigdoos 41 blaastuiten opgesteld van waaruit gecomprimeerde lucht in de ruimte tussen de convexe bodemplaat 45 en de stapel vellen wordt geblazen, zoals aangegeven met 1002819 10 verwijzingscijfers 46.
Bij onderdruk in de zuigdoos 41 wordt het bovenste vel van de stapel tegen de convexe bodemplaat 45 gezogen, waarna de vanaf de zijkanten van de stapel ingeblazen lucht 46 een aan de voor- en achterkant afgesloten drukkamer vormt 5 onder het losgemaakte bovenste vel om de daaronder liggende vellen stevig op de stapel te drukken. Er stelt zich daarbij een evenwicht in tussen de luchtdruk in de drukkamer en het gewicht van de zuigdoos 41. De zuigdoos 41 kan zijn uitgevoerd als de zuigdoos 3. In deze losgemaakte toestand van het bovenste vel voert de transporteur 48 die boven de voorste helft van de stapel is opgesteld het bovenste 10 vel af van stapel, waarbij de druklucht 46 er voor zorgt dat daaronder liggende vellen stevig op elkaar gedrukt worden voor het opwekken van een tegenhoudkracht die afvoer van die vellen verhindert. De grootte van de tegenhoudkracht is afhankelijk van het gewicht van de zuigdoos 41 welke door de druk van de ingeblazen lucht zwevend wordt gehouden.
15 Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van de beschreven uitvoeringsvorm, is zij hier niet toe beperkt. Het is de vakman duidelijk de andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn binnen de reikwijdte van de hierna volgende conclusies. Zo kunnen luchtdoorlaatopeningen in de zuigdoos verschillende restricties hebben om verschillen in doorstroomweerstanden te realiseren of kunnen 20 anderszins op voor de vakman voor de hand liggende wijze gebieden in de zuigdoos met verschillende doorstroomweerstanden gerealiseerd worden.
1002819

Claims (11)

1. Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel vellen, omvattende een drager voor het ondersteunen van de stapel vellen, 5 een boven de stapel opgesteld vellentransportorgaan (2) dat in zijn bodem is voorzien van luchtdoorlaten (5, 20, 21) met verschillende luchtdoorstroomweerstanden, positioneermiddelen om het vellentransportorgaan (2) op een korte afstand boven de stapel te houden en luchtverplaatsingsmiddelen (8) voor het opwekken van een opwaarts gerichte luchtstroom (7) door de 10 luchtdoorlaten (5, 20, 21), met het kenmerk, dat een eerste luchtdoorlaat (21, 5) die dicht bij een hoekgedeelte van de op de drager aanwezige stapel vellen ligt een lagere luchtdoorstroomweerstand heeft dan een verder van dat hoekgedeelte liggende tweede luchtdoorlaat (20, 5).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste luchtdoorlaat 15 (21, 5) dicht bij de kant van de stapel is gesitueerd waar het bovenste vel van de stapel afvoerbaar is.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste luchtdoorlaat dicht bij één van de randgebieden van het vellentransportorgaan (2) is gesitueerd dat zich uitstrekt in een richting evenwijdig aan de richting waarin het bovenste vel 20 van de stapel afvoerbaar is.
4. Inrichting volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat de eerste luchtdoorlaat (21, 5) in een gebied van het vellentransportorgaan (2) ligt dat uitsluitend dicht bij een hoek van het vellentransportorgaan ligt, welk gebied aan zijn het verste van die hoek gelegen zijde is begrensd door een lijn die haaks op elkaar 25 staande twee randen van het werkzame deel van het vellentransportorgaan (2) snijdt.
5. Inrichting volgens conclusie 2 of 4, met het kenmerk, dat het gebied waarin de eerste luchtdoorlaat (21, 5) ligt aan de voorkant van de stapel waar het bovenste vel afvoerbaar is, is begrensd volgens een lijn die op korte afstand van die voorkant 30 recht boven en evenwijdig aan de voorrand van de eronder liggende stapel vellen ligt.
6. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem van het vellentransportorgaan (2) een buitenwand heeft die is voorzien van een regelmatig patroon van luchtdoorlaatopeningen (5) en een op korte afstand 35 daarboven gelegen binnenwand (20) die dicht bij genoemd randgedeelte van een op de drager liggende stapel vellen een opening (21) heeft met een grotere doorsnede dan de korte afstand tussen de buiten· en binnenwand. 10 0 2 R · Q
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat blaasmiddelen (8,11, 12) aanwezig zijn die zijn opgesteld nabij het randgedeelte van een op de drager aanwezige stapel vellen voor het blazen van uit het vellentransportorgaan komende lucht tegen de randen van de vellen van de stapel.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de blaasmiddelen (8, 11.12) een luchtstroomopening hebben die is voorzien van een door stromende lucht te openen klep (12).
9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de blaasmiddelen (8, 11.12) een luchtdoorstroomkanaal (11) hebben dat is voorzien van een door een 10 besturingsinrichting activeerbare klep.
10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vellentransportorgaan een reliëf (22) vertoont.
11. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat, het reliëf is gevormd door ten minste een ril (22) op een het vellentransportorgaan (2) vormende eindloze 15 zuigbandtransportband (4), welke ril (22) zich evenwijdig aan de afvoerrichting over de transportband (4) uitstrekt. 10. i8 1 9
NL1002819A 1996-04-09 1996-04-09 Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel. NL1002819C2 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002819A NL1002819C2 (nl) 1996-04-09 1996-04-09 Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel.
TW085113730A TW323990B (en) 1996-04-09 1996-11-08 Apparatus for separating and removing an upmost sheet of paper from a stack of paper
EP97200937A EP0801016B1 (en) 1996-04-09 1997-04-01 Apparatus for separating and carrying off the topmost sheet of a stack
DE69708490T DE69708490T2 (de) 1996-04-09 1997-04-01 Einrichtung zum Vereinzeln und Tragen des obersten Blattes von einem Blattstapel
JP9086825A JP2820677B2 (ja) 1996-04-09 1997-04-04 スタックの最上部シートを分離し搬出する装置
KR1019970012859A KR100478335B1 (ko) 1996-04-09 1997-04-08 시이트적층물의최상위시이트분리이송장치
US08/827,611 US5988626A (en) 1996-04-09 1997-04-09 Apparatus for separating and carrying off the topmost sheet of a stack

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002819 1996-04-09
NL1002819A NL1002819C2 (nl) 1996-04-09 1996-04-09 Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1002819C2 true NL1002819C2 (nl) 1997-10-14

Family

ID=19762643

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1002819A NL1002819C2 (nl) 1996-04-09 1996-04-09 Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5988626A (nl)
EP (1) EP0801016B1 (nl)
JP (1) JP2820677B2 (nl)
KR (1) KR100478335B1 (nl)
DE (1) DE69708490T2 (nl)
NL (1) NL1002819C2 (nl)
TW (1) TW323990B (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1002819C2 (nl) * 1996-04-09 1997-10-14 Oce Tech Bv Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel.
US6412769B1 (en) 1999-06-28 2002-07-02 Kyocera Mita Corporation Paper feeder
NL1013218C2 (nl) 1999-10-05 2001-04-06 Ocu Technologies B V Inrichting voor het ÚÚn voor ÚÚn afvoeren van vellen vanaf de bovenkant van een stapel vellen.
US6702275B2 (en) * 2000-04-03 2004-03-09 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Paper-leaves separating/supplying method and apparatus
US20020121074A1 (en) * 2001-03-02 2002-09-05 Optima Machinery Corporation Bag loading method and assembly for a bag filling station
US6672038B2 (en) 2001-03-02 2004-01-06 Optima Machinery Corporation Bag manipulating method and assembly for a bag filling station
DE60309406D1 (de) * 2002-09-27 2006-12-14 Eastman Kodak Co Bogenzuführvorrichtung für eine bogenverarbeitende Maschine
DE10250146A1 (de) * 2002-10-28 2004-05-13 OCé PRINTING SYSTEMS GMBH Einzelblatt-Zuführvorrichtung für einen Drucker
DE10250149A1 (de) * 2002-10-28 2004-05-13 OCé PRINTING SYSTEMS GMBH Einzelblatt-Zuführvorrichtung für einen Drucker
DE102007057225B4 (de) 2007-11-28 2009-10-22 Bremer Werk für Montagesysteme GmbH Vorrichtung zum pneumatischen Aufnehmen eines flächigen Gegenstands
JP5550254B2 (ja) * 2009-04-23 2014-07-16 株式会社東芝 紙葉類取り出し装置
US8210519B2 (en) * 2010-05-17 2012-07-03 Canon Kabushiki Kaisha Sheet feeding apparatus and image forming apparatus
JP5842430B2 (ja) * 2011-07-22 2016-01-13 富士ゼロックス株式会社 媒体供給装置および画像形成装置
JP7400197B2 (ja) * 2019-03-22 2023-12-19 京セラドキュメントソリューションズ株式会社 給紙装置

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3595563A (en) * 1969-09-15 1971-07-27 Olivetti & Co Spa Sheet-feeding apparatus
US5150892A (en) * 1990-03-30 1992-09-29 Minolta Camera Kabushiki Kaisha Sheet feeding apparatus
EP0507661A1 (fr) * 1991-04-03 1992-10-07 La Poste, Etablissement Autonome De Droit Public Dispositif d'extraction un à un d'objets plats à partir d'une pile de tels objets, notamment des enveloppes de lettres

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0017983B1 (en) * 1979-04-20 1984-07-25 Kabushiki Kaisha Toshiba Sheet transport apparatus
US4451028A (en) * 1981-11-27 1984-05-29 Xerox Corporation Sheet feeding apparatus
US4662622A (en) * 1984-07-18 1987-05-05 Tektronix, Inc. Air density adaptive vacuum controller
JPS61155142A (ja) * 1984-12-27 1986-07-14 Fuji Xerox Co Ltd 用紙給送装置
JPS61254438A (ja) * 1985-05-01 1986-11-12 Fuji Xerox Co Ltd 給紙装置
US4627605A (en) * 1985-11-06 1986-12-09 Xerox Corporation Front air knife top vacuum corrugation feeder
US4768769A (en) * 1986-12-19 1988-09-06 Xerox Corporation Low cost rear air knife top vacuum corrugation feeder
JP2533957B2 (ja) * 1990-03-20 1996-09-11 シャープ株式会社 重送防止機能付きシ―ト給送装置
JPH06255816A (ja) * 1993-03-03 1994-09-13 Canon Inc シート給紙装置
US5478066A (en) * 1992-11-02 1995-12-26 Canon Kabushiki Kaisha Sheet supply apparatus
JPH07281495A (ja) * 1994-04-04 1995-10-27 Copyer Co Ltd 画像形成装置の記録材搬送装置
JP3247270B2 (ja) * 1994-08-25 2002-01-15 東京エレクトロン株式会社 処理装置及びドライクリーニング方法
US5707056A (en) * 1995-09-28 1998-01-13 Xerox Corporation Variable ratio feedhead plenum
NL1002819C2 (nl) * 1996-04-09 1997-10-14 Oce Tech Bv Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3595563A (en) * 1969-09-15 1971-07-27 Olivetti & Co Spa Sheet-feeding apparatus
US5150892A (en) * 1990-03-30 1992-09-29 Minolta Camera Kabushiki Kaisha Sheet feeding apparatus
EP0507661A1 (fr) * 1991-04-03 1992-10-07 La Poste, Etablissement Autonome De Droit Public Dispositif d'extraction un à un d'objets plats à partir d'une pile de tels objets, notamment des enveloppes de lettres

Also Published As

Publication number Publication date
TW323990B (en) 1998-01-01
EP0801016A1 (en) 1997-10-15
JP2820677B2 (ja) 1998-11-05
KR100478335B1 (ko) 2005-08-23
JPH1035913A (ja) 1998-02-10
US5988626A (en) 1999-11-23
EP0801016B1 (en) 2001-11-28
DE69708490T2 (de) 2002-08-01
KR970069847A (ko) 1997-11-07
DE69708490D1 (de) 2002-01-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1002819C2 (nl) Inrichting voor het losmaken en afvoeren van het bovenste vel van een stapel.
US4221377A (en) Apparatus for decelerating and stacking sheets
US5150892A (en) Sheet feeding apparatus
US4651984A (en) Method of and apparatus for accurate-register sheet transport in a printing machine
EP0502687B1 (en) Vacuum side-folder section for envelope blank folding apparatus
JPH0517144B2 (nl)
US5308052A (en) Device for feeding a stack of flat articles on edge to de-stacker head of an automatic sorting machine and a method of operating this device
NL9420035A (nl) Transportorgaan voor een machine voor het terugkopen.
US6027440A (en) Pneumatic sheet material hold down conveyor system
CA2173554A1 (en) Vacuum conveyor
US7467703B2 (en) Device for separating overlapping flat products
EP0132150B1 (en) Vacuum transfer conveyor
US4500244A (en) Air lift for blank stackers
NL8900754A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
EP1090859B1 (en) Apparatus for removing sheets one by one from the top of a stack of sheets
ES2638393T3 (es) Dispositivo para imbricar y depositar pliegos en una pila
NL9002121A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
NL9400396A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
JP3556816B2 (ja) 枚葉印刷機のシート案内装置
JPS63176237A (ja) 平らなシートの供給装置
JP2609034B2 (ja) 印刷機の排紙装置もしくは給紙装置の給紙テーブルに設けられたシート搬送装置
US4593897A (en) Bottom stacking with air knife levitation and articulating seals
BE1012699A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het stapelen van dunne voorwerpen.
JP2993265B2 (ja) エアブロー式パイラ
EP0846620B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Vereinzeln und Öffnen von Säcken

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20021101