NL9400396A - Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel. - Google Patents

Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel. Download PDF

Info

Publication number
NL9400396A
NL9400396A NL9400396A NL9400396A NL9400396A NL 9400396 A NL9400396 A NL 9400396A NL 9400396 A NL9400396 A NL 9400396A NL 9400396 A NL9400396 A NL 9400396A NL 9400396 A NL9400396 A NL 9400396A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
openings
negative pressure
stack
switching valve
bottom sheet
Prior art date
Application number
NL9400396A
Other languages
English (en)
Inventor
Christophorus Lamb Spoorenberg
Petrus Johannes Maria Thissen
Original Assignee
Oce Nederland Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Oce Nederland Bv filed Critical Oce Nederland Bv
Priority to NL9400396A priority Critical patent/NL9400396A/nl
Priority to DE69503407T priority patent/DE69503407T2/de
Priority to EP95200405A priority patent/EP0672599B1/en
Priority to JP7058288A priority patent/JP2588482B2/ja
Priority to US08/400,810 priority patent/US5620176A/en
Publication of NL9400396A publication Critical patent/NL9400396A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H3/00Separating articles from piles
    • B65H3/46Supplementary devices or measures to assist separation or prevent double feed
    • B65H3/48Air blast acting on edges of, or under, articles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H3/00Separating articles from piles
    • B65H3/08Separating articles from piles using pneumatic force
    • B65H3/12Suction bands, belts, or tables moving relatively to the pile
    • B65H3/124Suction bands or belts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Sheets, Magazines, And Separation Thereof (AREA)
  • Delivering By Means Of Belts And Rollers (AREA)

Description

Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het een voor een afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel vellen, omvattende een houder voorzien van een draagoppervlak voor een op te nemen stapel vellen, welk draagoppervlak is voorzien van een of meer openingen waarin met behulp van aanzuigmiddelen een eerste onderdruk kan worden gecreëerd om het onderste vel tegen het draagoppervlak aan te zuigen en middelen om lucht over het draagoppervlak tegen ten minste een zijkant van de stapel, gezien ten opzichte van de transportrichting van de veilen,te blazen om ten minste tussen het onderste vel en de bovenliggende stapel een luchtlaag te creëren, alsmede transportmiddelen om het onderste vel af te voeren.
Een dergelijke inrichting waarbij het draagoppervlak dwars op de transportrichting een naar beneden doorgebogen vorm heeft, is bekend uit de Nederlandse oktrooiaanvrage NL 8900754.
Doordat bij deze bekende inrichting in de omgeving van het verdiepte gedeelte van de drager lucht wordt geblazen naar de zijkant van de stapel, terwijl tegelijkertijd het onderste vei tegen de drager wordt aangezogen, ontstaat een luchtlaag tussen dit vel en de bovenliggende stapel en wordt deze stapel van het onderste vel gelicht, waardoor de wrijving tussen het onderste vel en de rest van de stapel verminderd wordt. Hierdoor kan het onderste vel getransporteerd worden. Alhoewel bij deze inrichting in het algemeen een redelijk goede scheiding van het onderste vel van de rest van de stapel wordt bereikt, is in de praktijk gebleken dat storingen in scheiding en transport kunnen optreden bij het gebruik van stapels vellen met sterk verschillende stapelgewichten en stapelhoogtes, bij gebruik van vellen met verschillende stijfheden en bij gebruik van vellen met sterke krul of met vervormingen bijvoorbeeld veroorzaakt door nieten of perforeren.
De uitvinding stelt zich tot doel een inrichting volgens de aanhef te verschaffen welke de bovengenoemde nadelen in sterk verminderde mate bezit.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat middelen voorzien zijn om afhankelijk van het afvoeren van het onderste vel van de een of meer openingen in deze een of meer openingen tijdelijk een tweede, hogere onderdruk te creëren, om het volgende vel naar het draagoppervlak te brengen.
Hierdoor wordt de separatie van dit volgende vel van de bovenliggende stapel versneld en betrouwbaarder gemaakt. De separatie van dit vel van de bovenliggende stapel wordt gunstig beïnvloed door de onderdruk in de een of meer openingen tijdens of na (bij voorkeur vrijwel direct na) het afvoeren vanaf de een of meer openingen in het draagoppervlak van het onderste vel te verhogen. Hierdoor wordt de onder de bovenliggende stapel aanwezige luchtlaag efficient weggezogen, zodat het volgende vel snel en betrouwbaar naar het draagoppervlak kan zakken.
In een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de transportmiddelen een of meer openingen omvatten aangesloten op aanzuigmiddelen in welke een of meer openingen een onderdruk kan worden gecreëerd, om het af te voeren onderste vel tegen ten minste een deel van het transportorgaan aan te zuigen zijn middelen voorzien om bij het afvoeren van het vel vanaf het transportorgaan de onderdruk in de ten minste een opening in het transportorgaan te verlagen. Hierdoor wordt voorkomen dat het volgende vel al bij het transport van het onderste vel wordt meegenomen door de transportmiddelen.
In een andere uitvoeringsvorm bevat de inrichting middelen om bij het tijdelijk verhogen van de onderdruk in de een of meer openingen van het draagoppervlak de hoeveelheid lucht, welke over het draagoppervlak tegen de ten minste ene zijkant van de stapel geblazen wordt om ten minste tussen het onderste vel en de bovenliggende stapel een luchtlaag te cre'eren, tijdelijk te verlagen. Hierdoor wordt de hoeveelheid lucht tussen het bewegende onderste vel en de bovenliggende stapel gereduceerd, zodat de bovenliggende stapel snel en met weinig of geen hinder van zijwaarts ingeblazen lucht naar het draagoppervlak kan zakken.
Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen van het draagoppervlak zijn aangesloten en de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen in de transportmiddelen is aangesloten een gemeenschappelijke ventilator omvatten , welke via een meerstanden schakelklep in een eerste stand van deze schakelklep verbonden is met de een of meer openingen in het draagoppervlak en de een of meer openingen in de transportmiddelen en in een tweede stand van deze schakelklep verbonden is met de een of meer openingen in het draagoppervlak waarbij de verbinding van de ventilator met de ten minste een openingen in de transportmiddelen volledig of vrijwel volledig is afgesloten, waarbij in de eerste stand de eerste onderdruk wordt gecreëerd en in de tweede stand de tweede verhoogde onderdruk, waarbij tevens de onderdruk in het transportorgaan wordt verlaagd.
In nog een andere uitvoeringsvorm wordt de inrichting gekenmerkt doordat de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen van het draagoppervlak zijn aangesloten en de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen in de *.· transportmiddelen zijn aangesloten, een gemeenschappelijke ventilator omvatten, welke via een meerstanden schakelkiep in een eerste stand van deze schakelklep verbonden is met de een of meer openingen in het draagoppervlak en de een of meer openingen in de transportmiddelen en in een tweede stand van deze schakelklep verbonden is met de een of meer openingen in het draagoppervlak waarbij· de verbinding met de ten minste een opening in de transportmiddelen volledig of vrijwel volledig is afgesloten, waarbij in de eerste stand de eerste onderdruk wordt gecreëerd en in de tweede stand de tweede verhoogde onderdruk,waarbij tevens de hoeveelheid tegen de zijkant van de stapel te blazen lucht wordt verminderd.
Het gebruik van dergelijke schakelkleppen in een inrichting volgens de uitvinding maakt het eenvoudig en economisch mogelijk de diverse drukken betrouwbaar te schakelen.
Het is zeer gunstig gebleken een inrichting te gebruiken waarin de aanzuigmiddelen een ventilator omvatten welke via een eerste meerstandenschakelklep in een eerste stand verbonden is met de een of meer openingen in de transportmiddelen en waarbij in een tweede stand de verbinding met dë een of meer openingen in de transportmiddelen volledig of vrijwel volledig zijn afgesloten en de een of meer openingen in de transportmiddelen in open verbinding staan met de omgeving, en welke via een tweede meerstanden schakelklep in een eerste stand verbonden is met de een of meer openingen in het draagoppervlak voor het creëren van de eerste onderdruken in een tweede stand voor het creëren van de tweede onderdruk, waarbij middelen voorzien zijn om de eerste en de tweede meerstanden sch’akelklep gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig van hun eerste stand in hun tweede stand te brengen en om de eerste en de tweede meerstanden schakelklep gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig van hun tweede stand in hun eerste stand te brengen.
Op deze wijze is de koordinatie tussen de schakeltijdstippen van de diverse drukken gewaarborgd.
Alhoewel in de inrichtingen volgens de uitvinding het draagoppervlak vlak kan zijn is het in de praktijk gebleken dat in een inrichting waarin het draagoppervlak dwars op de transportrichting van de vellen een naar beneden doorgebogen vorm heeft, zodat het draagoppervlak een verdiept gedeelte vertoont, in welk verdiept gedeelte de een of meer openingen (10) zijn aangebracht, de separatie van de vellen onderling duidelijk betrouwbaarder is.
De uitvinding zal aan de hand van een dergelijke inrichting worden verduidelijkt.
Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende beschrijving waarbij verwezen wordt naar de bijbehorende tekeningen, waarvan:
Figuur 1 schematisch een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft,
Figuur 2 schematisch in bovenaanzicht een verdere uitvoeringsvorm van het draagoppervlak weergeeft,
Figuur 3a een uitvoeringsvorm van het transportorgaan bruikbaar in de inrichting volgens de uitvinding weergeeft,
Figuur 3b een doorsnede van het transportorgaan weergeeft,
Figuur 4 in diagrammen A tot en met D een het schakelen van de drukken in de diverse openingen in een uitvoeringsvorm weergeeft,
Figuur 5 in diagrammen A tot en met D het schakelen van de drukken in de diverse openingen in een andere uitvoeringsvorm weergeeft,
Figuur 6 schematisch een aansluitschèma van de diverse openingen in een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft,
Figuur 7 schematisch een aansluitschèma van de diverse openingen in een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft, met een meerstanden schakelklep in een eerste stand,
Figuur 3 schematisch een aansluitschèma van de diverse openingen van de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 7 met de meerstanden schakelklep in een tyveede stand,
Figuur 9a in doorsnede een meerstanden schakelklep bruikbaar in een inrichting volgens de uitvinding in een eerste schakelpositie weergeeft,
Figuur 9b in doorsnede de meerstanden schakelklep volgens figuur 9b in de tweede schakelpositie weergeeft,
Figuur 10a tot en met 10e in diverse doorsnedes een dubbele meerstanden schakelklep in diverse schakelposities weergeeft.
De inrichting volgens Figuur 1 omvat een houder voor een stapel vellen met een naar beneden doorgebogen drager 1 en met als zijsteunen zijwanden 2,5 waaraan op aan een of meer niet weergegeven luchttoevoerbronnen aansluitbare luchttoevoerkanalen 3 zijn bevestigd, welke uitkomen in blaasopeningen 4, in de omgeving van het verdiepte gedeelte van de houder, waardoor de lucht, loodrecht op de transportrichting van de veilen en parallel aan het draagoppervlak, naar de zijkanten van de stapel wordt geblazen.
In de omgeving van de blaasopeningen 4 is het draagoppervlak 1 voorzien van openingen 10 via welke openingen het onderste vel ter plaatse van de blaasopeningen 4 naar het draagoppervlak 1 wordt aangezogen. Deze openingen 10 zijn uitgevoerd als sleuven welke zich uitstrekken nabij de gebieden waar effektief in de stapel wordt ingeblazen en bevinden zich in de omgeving van de zijranden van het vel zodat voorkomen wordt dat de in de stapel geblazen lucht tussen het onderste vel en het draagoppervlak 1 wordt geblazen.
De zijwand kan voorzien zijn van meerdere blaasopeningen om de stapel op te lichten.
Door het inblazen van lucht in de stapel ontstaat een luchtlaag tussen het tegen het draagoppervlak aangezogen onderste vel en de rest van de stapel.
Het draagoppervlak kan op vele manieren gevormd zijn. Enkele van de vele mogelijke vormen zijn vermeld in de reeds eerder genoemde Nederlandse aanvrage NL 8900754, waarvan de inhoud door verwijzing volledig in deze aanvrage is opgenomen.
Het verdiepte gedeelte van het draagoppervlak 1 aan de draagzijde kan voorzien zijn van een of meer verhoogde delen welke zich alleen of gezamenlijk over het verdiepte gedeelte dwars op de transportrichting uitstrekken, zoals beschreven in NL-A-9002121, waarvan de inhoud doorverwijzing volledig in deze aanvrage is opgenomen.
De openingen 6a in de achterwand 6 dienen voor de afvoer van in de stapel te blazen lucht. Het is ook mogelijk een gesloten achterwand te gebruiken. Dit is zelfs gunstig bij het gebruik van dikke stapels sterk gekrulde vellen.
De in Figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm van een draagoppervlak 1 is naar beneden doorgeknikt opde plaats aangegeven door de lijn l-l waarbij de hoek tussen het voorste deel van deze plaat en het achterste deel 168 o is. Het draagoppervlak is voorzien van openingen 13 waarin een onderdruk kan worden gecre"eerd. In andere uitvoeringsvormen zijn openingen 13 in de omgeving van een verhoogd deel in het draagoppervlak aangebracht. Het draagoppervlak 1 is tevens voorzien van een uitsparing 15 voor een transportorgaan 16, dat dient om het onderste vel af te voeren.
Het transportorgaan 16, zoals weergegeven in figuur 1 en meer in detail in de figuren 3a en 3b omvat een beweegbare eindloze berubberde band 17 welke is voorzien van openingen 20 waarin een onderdruk kan worden gecre"eerd. De berubberde band 17 loopt over twee walsen 18 en over een zuigdoos welke binnen de omtrek van de band 17 aanwezig is, zoals in figuur 3b te zien is.
De zuigdoos is verbonden met een niet afgebeelde vakuuminrichting, zoals een ventilator, waarmee een onderdruk in de openingen 20 kan worden gecreëerd.
Om het onderste vel af te kunnen voeren moet door de band 17 een zodanige krachtop het onderste vel worden uitgeoefend dat de wrijving van dit vel met enerzijds het draagoppervlak 1 en anderzijds het direkt boven dit vel liggende vel wordt overwonnen. De kracht die de band 17 op het onderste vel uitoefent hangt onder meer af van de wrijvingsko"efficient tussen de band 17 en hette transporteren vel, de onderdruk in de zuigdoos 19 en het effektieve zuigoppervlak. Het effektieve zuigoppervlak is het werkzame oppervlak waar de onderdruk zich bevindt en hangt onder Pheer af van de ruwheidvan de band 17 en van het te transporteren vel, van de grootte van de openingen 20 en het gatenpatroon in de band 17 en van de grootte van de zuigdoos 19 onder de band 17. In plaats van het transportorgaan 16 kunnen ook andere voor dit doel bekende transportorganen wordengebruikt. Onder meer kan gebruik worden gemaakt van een wrijfrol of van een zuigwals zoals bekend uit US-A-4,579,330 maar vanwege zijn groter effektief zuigoppervlak heeft het transportorgaan 16 volgens de figuur 1 de voorkeur.
De zijsteunen behoeven niet te bestaan uit zijwanden die zich langs de gehele zijkant van de stapel uitstrekken, zoals weergegeven in de figuren 1 en 2, maar kunnen onder meer ook zijn uitgevoerd als zijaanslagen tegen een gedeelte van de stapel of als paspinnen, waarbij, nabij het gedeelte waar de drager het diepst is, een of meerdere luchttoevoerkanaien zijn aangebracht uitkomend in blaasopeningen welke naar de stapel zijn gericht. Het is niet noodzakelijk dat de zijsteunen direkt op de stapel aansluiten.
Ook kunnen de middelen voor het lucht tegen de zijkant van de stapel blazen slechts aan een zijkant zijn gepositioneerd.
Het draagoppervlak kan, om oplading zoveel mogelijk te voorkomen, vervaardigd zijn van een antistatische kunststof of voorzien zijn van een geleidende laag.
De inrichting kan gebruikt worden bij een eiektrofotografisch kopieerapparaat om meermalen een set dokumenten vel voor vel af te voeren naar de belichtingsruit van het apparaat, waarna de vellen gereproduceerd worden en vervolgens weer in de houder worden afgelegd. Het is hierbij gewenst dat, ter bevordering van een goede positionering van de op de stapel af teleggen vellen en van een goede scheiding, de houder, gezien in de transportrichting, zodanig is geplaatst dat de voorrand van het draagoppervlak 1 hogerligt dan de achterrand.
Binnen zekere grenzen kan de inrichting, door een of twee zijsteunen verplaatsbaar uit te voeren, gebruikt worden voor het afvoeren van vellen van verschillende formaten. Voor dit doel kan ook de achterwand verplaatsbaar worden uitgevoerd.
De werking van de hiervoor beschreven inrichting is als volgt. Door een onderdruk te creëren in de openingen 10,12,13 in het draagoppervlak 1 en in de openingen 20 in de transportband 17 en door in de omgeving van het verdiepte gedeelte van het draagoppervlak 1 lucht te blazen tegen de zijkant van de stapel wordt het onderste vel tegen het draagoppervlak aangezogen en de bovenliggende stapel door de tegen de zijde van de stapel geblazen lucht omhooggeblazen en ontstaat, doordat de voor- en achterzijde van de stapel dank zij het eigen gewicht van de'stapel als afdichting funktioneren, een luchtlaag of luchtkamer tussen dit vel en de bovenliggende stapel. Door de druk uitgeoefend door de lucht in deze luchtlaag wordt de bovenliggende stapel van het onderste vel gelicht waardoor de wrijving tussen het onderste vel en de rest van de stapel verminderd wordt. De eventueel aanwezige een of meer zich over de drager uitstrekkende verhoogde delen geven hierbij aan het onderste vel een vervorming welke de bovenliggende stapel vanwege haar grotere stijfheid minder kan volgen. Door ter plaatse van de vervorming lucht tegen de zijkant te blazen wordt betrouwbaar de bovenliggende stapel van het onderliggende vel gescheiden. De grootte en de vorm van de bij het blazen ontstane ruimte tussen het onderste vel en de rest van de stapel wordt onder meer beïnvloed door de vorm van het draagoppervlak, de plaats waar de lucht ingeblazen wordt, het aantal blaasopeningen 4 in de zijwanden 2,5, de vorm van deze blaasopeningen 4, de richting waarin de lucht geblazen wordt, de hoeveelheid lucht die in de stapel geblazen wordt, de luchtsnelheid, en de aanwezigheid van lekopeningen waardoor lucht uit de stapel kan ontsnappen.
Afhankelijk van de uitvoering van de inrichting kan de vakman door eenvoudig experimenteren tot de voor een goede scheiding benodigde kombinatie van luchtsnelheid, ingeblazen hoeveelheid lucht en blaasrichting komen. Op het moment dat de luchtlaag tussen het onderste vel en de bovenliggende stapel gevormd is wordt het onderste vel met behulp van het transportorgaan 16 afgevoerd. Het is hierbij bijzonder gunstig het onderste vel met een grote versnelling onder de stapel weg te trekken. Het direkt boven dit onderste vel liggende vel blijft dan door massatraagheid achter. Goede resultaten kunnen worden bereikt met een versnelling vanaf ca. 30 m/s2.
Bij gebruik van het draagoppervlak 1, voorzien van openingen 10 in het verdiepte deel waarin een onderdruk kan worden gecreëerd, zoals in Figuur 1 is weergegeven, kan tijdens of na het wegtrekken van het onderste vel van deze openingen 10 de tussen het vel en de bovenliggende stapel aanwezige lucht versneld worden afgevoerd, door tijdelijk de onderdruk in de openingen 10 te verhogen, zodat het direkt boven dit vel liggende vel snel naar het draagoppervlak 1 wordt getransporteerd, waarna dit vel ter plaatse van de openingen 10 waarin de verhoogde onderdruk aanwezig is tegen het draagoppervlak wordt aangezogen.
Bij gebruik van het draagoppervlak 1, voorzien van openingen 12,13 in het verdiepte deel waarin een onderdruk kan worden gecreëerd, zoals in Figuur 2 is weergegeven, kan tijdens of na het wegtrekken van het onderste vel van deze openingen 12,13 de tussen het vel en de bovenliggende stapel aanwezige lucht versneld worden afgevoerd, door tijdelijk de onderdruk in de openingen 12 en/of 13 te verhogen, zodat het direkt boven dit vel liggende volgende vel snel naar het draagoppervlak 1 wordt getransporteerd, waarna dit vel snel tegen het draagoppervlak wordt aangezogen.
In figuur 4 is schematisch een uitvoeringsvorm van het verloop van de afvoercydus in de tijd weergegeven.
In diagram A van deze figuur wordt het drukverloop in de tijd in de openingen 20 van transportband 16 weergegeven.
In diagram B van deze figuur wordt het drukverloop in de tijd in de openingen 12,13 van draagoppervlak 1 weergegeven.
In diagram C van deze figuur wordt het aan en uitschakelen van de transportband in de tijd weergegeven.
In diagram D van deze figuur wordt het drukverloop in de tijd in de blaasopeningen 4 weergegeven.
Op tijdstip tO wordt de onderdruk in de openingen 20 in de transportband 16 op druk P1 ingesteld (diagram A). Tegelijkertijd wordt de onderdruk in de openingen 12,13 in het draagoppervlak op druk P2 ingesteld (diagram B) en de blaasdruk in de blaasmonden 4 op P4 (diagram D). Bij deze instellingen wordt het onderste vel tegen het draagoppervlak 1 aangezogen en wordt een luchtlaag tussen dit onderste vel en de bovenliggende stapel opgebouwd. Op tijdstip t1 wordt het transportorgaan in beweging gezet om het onderste vel af te voeren (diagram C). Op tijdstip t2 komt vervolgens het vel vrij van de openingen 12,13. Dan wordt de druk in de openingen 12,13 verhoogd tot onderdruk P3 waardoor de luchtlaag versneld wordt afgevoerd. Tegelijkertijd worden de openingen 20 in de transportband op atmosferische druk gebracht. Hierdoor wordt dubbelvel afvoer vermeden, op tijdstip t3 heeft het vel het transportorgaan verlaten en wordt de beweging van het transportorgaan gestopt.
Op tijdstip t4 als het vogende vel is aangezogen wordt de starttoestand hersteld. De onderdruk in de openingen in het transportorgaan wordt weer op P1 gebracht terwijl de onderdruk in de openingen 12,13 op druk P2 wordt ingesteld.
Hierna kan de afvoercydus herhaald worden.
De blaasdruk P4 is tijdens de hele cyclus constant gehouden.
In figuur 5 is schematisch een andere uitvoeringsvorm van het verloop van de afvoercydus in de tijd weergegeven. ·
In diagram A van deze figuur wordt het drukverloop in de tijd in de openingen 20 van transportband 16 weergegeven.
In diagram B van deze figuur wordt het drukverloop in de tijd in de openingen 12,13 van draagoppervlak 1 weergegeven.
In diagram C van deze figuur wordt het aan en uitschakelen van de transportband in de tijd weergegeven.
In diagram D van deze figuur wordt het drukverloop in de tijd in de blaasopeningen 4 weergegeven.
Op tijdstip tO wordt de onderdruk in de openingen 20 in de transportband 16 op druk P1 ingesteld (diagram A). Tegelijkertijd wordt de onderdruk in de openingen 13 in het draagoppervlak op druk P2 ingestèld (diagram B) en de blaasdruk in de blaasmonden 4 op P4 (diagram D). Bij deze instellingen wordt het onderste vel tegen het draagoppervlak 1 aangezogen en wordt een luchtlaag tussen dit onderste vel en de bovenliggende stapel opgebouwd. Op tijdstip t1 wordt het transportorgaan in beweging gezet om het onderste vel af te voeren (diagram C). Op tijdstip t2 worden de openingen 20 in de transportband op atmosferische druk gebracht. Hierdoor wordt dubbelvel afvoer vermeden, op tijdstip t3 heeft het vel het transportorgaan verlaten en wordt de beweging van het transportorgaan gestopt.
Op tijdstip t4 wordt de druk in de openingen 12,13 verhoogd tot onderdruk P3 waardoor de luchtlaag versneld wordt afgevoerd. Tegelijkertijd wordt de blaasdruk verminderd tot druk P5.
Als het volgende vel is aangezogen (tijdstip t5) wordt de starttoestand hersteld. De onderdruk in de openingen in het transportorgaan wordt weer op P1 gebracht terwijl de onderdruk in de openingen 13 op druk P2 wordt ingesteld. De blaasdruk wordt weer op druk P4 gebracht.
Het kost enige tijd voordat een nieuwe luchtlaag tussen het volgende tegen het draagoppervlak aangezogen vel en de stapel onstaan is en het volgende vel getransporteerd kan worden. Deze tijd is onder meer afhankelijk van de ingeblazen hoeveelheid lucht, de luchtsnelheid en de stijfheid van de vellen.
Hierna kan de afvoercyclus herhaald worden.
In de uitvoeringsvorm zoals vermeld in figuur 1, gemodificeerd met een drageroppervlak volgens figuur 2 kunnen de een of meer openingen 12, de een of meer openingen 13, de een of meer openingen 20 en de een of meer openingen 4 verbonden zijn met aparte ventilatoren zoals in het schematische aansluitschema in figuur 6 te zien is. De openingen 20 zijn via aansluitleidingen verbonden met ventilator 40, de openingen 12 zijn via aansluitleidingen verbonden met ventilator 41, De openingen 13 zijn via aansluitleidingen verbonden met ventilator 42, De openingen 4 zijn via aansiuitleidingen verbonden met ventilator 43.
De gewenste drukken kunnen dan op bekende wijze, bijvoorbeeld door ventilatorkeuze, het gebruik van restricties en/of gecontroleerde lekken, worden ingesteld. Het moge voor de vakman duidelijk zijn dat het ook mogelijk is in plaats van vier, een, twee of drie ventilatoren te gebruiken. Een ventilator wordt dan op verschillende groepen openingen aangesloten, waarbij de drukken bijvoorbeeld via de bovengenoemde maatregelen kunnen worden ingesteld.
De tijdelijke onderdrukverhoging kan op verschillende manieren worden ingesteid. Zo kan het ventilatortoerental worden verhoogd, een eventueel aanwezige verbinding met de omgeving met behulp van een klep worden afgesloten, etc.
In de uitvoeringsvorm waarvan het aansluitschema in figuur 7 is weergegeven zijn de openingen 12, de openingen 13 en de openingen 20 gazamenlijk via een meerstandenschakelklep 50 aangesloten op een ventilator 44. De diverse onderdrukken kunnen, zoals de vakman bekend is via de diameter van de diverse aansiuitleidingen worden ingesteld. In figuur 7 is de meerstandenschakelklep 50 in een eerste stand getekend waarin de openingen 12 en 13 via een restrictie 60 met de ventilator zijn verbonden, terwijl de'openingen 20 in de transportband rechtstreeks met de ventilator zijn verbonden.
In figuur 7 is het aansluitschema van dezelfde uitvoeringsvorm weergegeven met de meerstandenschakelklep in een tweede stand waarin de openingen 20 in de transportband rechtstreeks met de buitenlucht zijn verbonden, waardoor de onderdruk is opgeheven, en waarbij de openingen 12 en 13 rechtstreeks op de ventilator zijn aangesloten.
De blaasopeningen 4 zijn aangesloten op ventilator 45, welke gedurende de volledige cyclus op een constante blaasdruk kan worden gehouden maar ook zo kan zijn uitgevoerd dat hij op verschillende blaasdrukken geschakeld kan worden. Zo kan gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig met de verhoging van de onderdruk in de openingen 12,13 de blaasdruk worden verlaagd.
Varianten op deze uitvoeringsvorm zijn bijvoorbeeld inrichtingen waarin hetzij de openingen 12 hetzij de openingen 13 tesamen met de openingen 20 via de gemeenschappelijke schakelklep op een ventilator zijn aangesloten, terwijl hetzij de openingen 13, hetzij de openingen 12 op een afzonderlijke ventilator zijn aangesloten.
in een dergelijke variant is het bijvoorbeeld mogelijk de onderdruk in de openingen 12 of 13 separaat op te heffen tijdens het transport van het onderste vel over de openingen 12 om de tegenhoud kracht welke op het vel wordt uitgeoefend, te reduceren tijdens het transport. Deze openingen 12 of 13 kunnen ook op atmosferische druk worden gebracht tijdens het verwerken van dunne originelensets (bijvoorbeeld sets met minder dan 4 originelen) als de inrichting op een elektrofotografisch kopieerapparaat wordt toegepast om meermalen een set dokumenten vel voor vel af te voeren naar de belichtingsruit van het apparaat, waarna de vellen gereproduceerd worden en vervolgens weer in de houder worden afgelegd, hierdoor wordt voorkomen dat een vel wat in de lege houder wordt teruggelegd te snel tegen het draagoppervlak wordt aangezogen, waardoor het vallend vel scheef of geplooid tegen het draagoppervlak wordt gezogen.
Als meerstanden schakelklep kan een eenvoudige roterende klep 50 worden gebruikt, zoals weergegeven in figuur 9a, waarin het schot 60 in zijn eerste stand is weergegeven waarin de ventilator 44 met de openingen 20 en via een restrictie 61 met de openingen 12 en 13 is verbonden en in figuur 9b waarin het schot in zijn tweede stand is weergegeven, waarin de openingen 20 rechtstreeks met de buitenlucht zijn verbonden en waarin de openingen 12 en 13 rechtstreeks met de ventilator zijn verbonden.
In figuur 10a is een bijzonder geschikte schakelklep 51 weergegeven waarbij twee meerstanden kleppen zijn geïntegreerd.
De behuizing vertoont twee ruimtes 52, 53 met in elke ruimte een draaibaar opgesteld schot zoals in de doorsnedes volgens de lijnen ΙΙ-ΙΓ en ΙΙΙ-ΙΙΓ in de figuren 10a en 10b is weergegeven. Beide ruimtes zijn aansluitbaar op de gemeenschappelijke ventilator 44 en afzonderlijk aangesloten op openingen 20 en openingen 12,13.
De schotten zijn aan een gemeenschappelijke draaibaar opgestelde as 84 bevestigd.
Ruimte 52 heeft aan de ene zijde een opening welke op de ventilator 44 kan worden aangesloten en aan de andere zijde een opening die kan worden aangesloten op de openingen 12 en/of 13.
Door het draaibare schot 85 in een eerste stand te zetten zoals weergegeven in de figuur 10b wordt bij activering van de ventilator 44 een eerste onderdruk in de openingen 12,13 gecreëerd.
De opening 80 is optioneel. Deze is aangebracht om te voorkomen dat als een vel op het draagoppervlak 1 ligt de onderdruk in de openingen 12,13 in het draagoppervlak 1 te veel oploopt doordat de openingen 12,13 volledig zijn afgesloten.
Tegelijkertijd staat dan het schot 86 in ruimte 53 zo opgesteld dat de verbinding tussen de ventilator 44 en de openingen in de transportband 20 volledig open is en de opening naar de omgeving 81 is afgesloten (figuur 10c).
In de figuren 10d en 10e zijn de ruimtes 52 en 53 weergegeven waar de schotten in hun tweede stand staan.
De overschakeling van de eerste naar de tweede stand is eenvoudig bereikbaar door rotatie van de schotten om de gemeenschappelijke as 84.
In de tweede stand is het schot in de ruimte zo opgesteld dat de openingen 12,13 rechtstreeks met de ventilator zijn verbonden.
Tevens is het schot in de ruimte zo opgesteld dat de openingen 20 rechtstreeks via opening 86 met de omgeving zijn verbonden en de opening naar de ventilator 44 afgesloten.
Deze klep is bijzonder geschikt voor gebruik in de inrichting volgens de uitvinding doordat automatisering van het omschakelen om de onderdrukken in de diverse openingen 12,13,20 eenvoudig door snelle rotatie van de as 84 kan gebeuren.
De besturing van de inrichting kan gebeuren aan de hand van een vooraf in bijvoorbeeld een halfgeleidergeheugen vastgelegd programma, waarbij de tijdstippen van de verschillende stappen in de afvoercyclus zijn vastgelegd.
Ook kunnen een of meer sensoren zijn aangebracht om bijvoorbeeld aan de hand van de positie van het af te voeren vel de afvoercyclus te sturen.

Claims (9)

1. Inrichting voor het een voor een afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel vellen, omvattende een houder voorzien van een draagoppervlak (1) voor een op te nemen stapel vellen, welk draagoppervlak is voorzien van een of meer openingen (10,12,13) waarin met behulp van aanzuigmiddelen (41, 44) een eerste onderdruk kan worden gecreëerd om het onderste vel tegen het draagoppervlak aan te zuigen en middelen (4) om lucht over het draagoppervlak tegen ten minste een zijkant van de stapel, gezien ten opzichte van de transportrichting van de vellen, te blazen om ten minste tussen het onderste vel en de bovenliggende stapel een luchtlaag te creëren, alsmede transportmiddelen (16) om het onderste vel af te voeren, met het kenmerk, dat middelen voorzien zijn om afhankelijk van het afvoeren van het onderste vel van de een of meer openingen in deze een of meer openingen tijdelijk een tweede, hogere onderdruk te creëren, om het volgende vel naar het draagoppervlak te brengen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de onderdruk in deze een of meer openingen (10,12,13) tijdens het afvoeren van het onderste vel van de een of meer openingen (10,12,13) tijdelijk wordt verhoogd.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de onderdruk in deze een of meer openingen (10,12,13) na het afvoeren van het onderste vel van de een of meer openingen (10,12,13) tijdelijk wordt verhoogd.
4. Inrichting een der voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen een of meer openingen (20) omvatten aangesloten op aanzuigmiddelen (40, 44) in welke een of meer (20) openingen een onderdruk kan worden gecreëerd, om het af te voeren onderste vel tegen ten minste een deel van het transportorgaan (16) aan te zuigen met het kenmerk, dat middelen voorzien zijn om bij het afvoeren van het vel vanaf het transportorgaan de onderdruk in de ten minste een opening (20) in het transportorgaan te verlagen.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen voorzien zijn om bij het tijdelijk verhogen van de onderdruk in de een of meer openingen (10,12,13) van het draagoppervlak (1) de hoeveelheid lucht, welke over het draagoppervlak tegen de ten minste ene zijkant van de stapel geblazen wordt om ten minste tussen het onderste vel en de bovenliggende stapel een luchtlaag te creëren, tijdelijk te verlagen.
6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen van het draagoppervlak zijn aangesloten en de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen in de transportmiddelen is aangesloten een gemeenschappelijke ventilator (44) omvatten, welke via een meerstanden schakelklep (50,51) in een eerste stand van deze schakelklep verbonden is met de een of meer openingen in het draagoppervlak (10,12,13) en de een of meer openingen (20) in de transportmiddelen (16) en in een tweede stand van deze schakelklep (50, 51) verbonden is met de een of meer openingen (10,12, 13) in het draagoppervlak (1) waarbij de verbinding van de ventilator (44) met de ten minste een opening (20) in de transportmiddelen (16) volledig of vrijwel volledig is afgesloten, waarbij in de eerste stand de eerste onderdruk wordt gecreëerd en in de tweede stand de tweede verhoogde onderdruk, waarbij tevens de onderdruk in het transportorgaan (16) wordt verlaagd.
7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aanzuigmiddelen (44) waarop de een of meer openingen (10,12,13) van het draagoppervlak (1) zijn aangesloten en de aanzuigmiddelen waarop de een of meer openingen (20) in de transportmiddelen (16) is aangesloten een gemeenschappelijke ventilator omvatten , welke via een meerstanden schakelklep (50,51) in een eerste stand van deze schakelklep (50, 51) verbonden is met de een of meer openingen(10,12,13) in het draagoppervlak en de een of meer openingen (20) in de transportmiddelen (16) en in een tweede stand van deze schakelklep (50, 51) verbonden is met de een of meer openingen (10,12,13) in het draagoppervlak waarbij de verbinding met de ten minste een opening (20) in de transportmiddelen (16) volledig of vrijwel volledig is afgesloten, waarbij in de eerste stand de eerste onderdruk wordt gecreëerd en in de tweede stand de tweede verhoogde onderdruk,waarbij tevens de hoeveelheid tegen de zijkant van de stapel te blazen lucht wordt verminderd.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de aanzuigmiddelen een ventilator(44) omvatten welke via een eerste meerstandenschakelklep in een eerste stand verbonden is met de een of meer openingen in de transportmiddelen en waarbij in een tweede stand de verbinding met de een of meer openingen (20) in de transportmiddelen (16) volledig of vrijwel volledig zijn afgesloten en de een of meer openingen (20) in de transportmiddelen (16) in open verbinding staan met de omgeving, en welke via een tweede meerstanden schakelklep in een eerste stand verbonden is met de een of meer openingen (10,12,13) in het draagoppervlak voor het creëren van de eerste onderdruk en in een tweede stand voor het creëren van de tweede onderdruk, waarbij middelen (84) voorzien zijn om de eerste en de tweede meerstanden schakelklep gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig van hun eerste stand in hun tweede stand te brengen en om de eerste en de tweede meerstanden schakelklep gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig van hun tweede stand in hun eerste stand te brengen.
9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het draagoppervlak dwars op de transportrichting van de vellen een naar beneden doorgebogen vorm heeft, zodat het draagoppervlak een verdiept gedeelte vertoont, in welk verdiept gedeelte de een of meer openingen (10,12,13) zijn aangebracht. %
NL9400396A 1994-03-14 1994-03-14 Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel. NL9400396A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400396A NL9400396A (nl) 1994-03-14 1994-03-14 Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
DE69503407T DE69503407T2 (de) 1994-03-14 1995-02-20 Vorrichtung zur vereinzelten Ausgabe von Bogen von der Unterseite eines Stapels
EP95200405A EP0672599B1 (en) 1994-03-14 1995-02-20 A device for discharging sheets one by one from the bottom of a stack
JP7058288A JP2588482B2 (ja) 1994-03-14 1995-02-23 積重ねシート順次放出装置
US08/400,810 US5620176A (en) 1994-03-14 1995-03-08 Sheet discharging apparatus

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400396A NL9400396A (nl) 1994-03-14 1994-03-14 Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
NL9400396 1994-03-14

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400396A true NL9400396A (nl) 1995-10-02

Family

ID=19863941

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400396A NL9400396A (nl) 1994-03-14 1994-03-14 Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US5620176A (nl)
EP (1) EP0672599B1 (nl)
JP (1) JP2588482B2 (nl)
DE (1) DE69503407T2 (nl)
NL (1) NL9400396A (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP5380002B2 (ja) * 2008-05-22 2014-01-08 コニカミノルタ株式会社 給紙装置及びこれを備えた画像形成装置
WO2010093962A2 (en) * 2009-02-13 2010-08-19 Muller Martini Mailroom Systems, Inc. Vacuum hold down for feeder tray
US8708135B2 (en) * 2009-12-14 2014-04-29 Xerox Corporation Vacuum transport belts
US8863939B2 (en) * 2009-12-14 2014-10-21 Xerox Corporation Surface roughness for improved vacuum pressure for efficient media hold-down performance
US8695783B2 (en) * 2009-12-14 2014-04-15 Xerox Corporation Vacuum transport belts
JP2014169182A (ja) * 2013-02-08 2014-09-18 Ricoh Co Ltd 給紙装置、および画像形成装置
CN109230661A (zh) * 2018-09-10 2019-01-18 台山市永宝工艺制造有限公司 一种纸箱印刷送料装置

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3226107A (en) * 1963-06-26 1965-12-28 Harris Intertype Corp Sheet feeding method and apparatus
US4579330A (en) * 1984-12-24 1986-04-01 Mathias Bauerle Gmbh Pneumatic sheet feeder
NL8900754A (nl) * 1989-03-28 1990-10-16 Oce Nederland Bv Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4336929A (en) * 1980-08-04 1982-06-29 Xerox Corporation Variable corrugation vacuum corrugating sheet feeder
US4411417A (en) * 1981-11-02 1983-10-25 Xerox Corporation Bottom sheet feeding apparatus
US4560158A (en) * 1982-09-21 1985-12-24 Xerox Corporation Bottom sheet separator-feeder
US4662622A (en) * 1984-07-18 1987-05-05 Tektronix, Inc. Air density adaptive vacuum controller
NL9002121A (nl) * 1990-09-28 1992-04-16 Oce Nederland Bv Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
US5098077A (en) * 1990-11-23 1992-03-24 Eastman Kodak Company Recirculating document feeder with stack weight determined pressurized air/vacuum levels and method
JP2763843B2 (ja) * 1992-05-19 1998-06-11 シャープ株式会社 シート体の給送装置

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3226107A (en) * 1963-06-26 1965-12-28 Harris Intertype Corp Sheet feeding method and apparatus
US4579330A (en) * 1984-12-24 1986-04-01 Mathias Bauerle Gmbh Pneumatic sheet feeder
NL8900754A (nl) * 1989-03-28 1990-10-16 Oce Nederland Bv Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0672599A1 (en) 1995-09-20
JP2588482B2 (ja) 1997-03-05
EP0672599B1 (en) 1998-07-15
DE69503407T2 (de) 1999-03-11
JPH07267411A (ja) 1995-10-17
DE69503407D1 (de) 1998-08-20
US5620176A (en) 1997-04-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4817934A (en) Dual tote sorter and stacker
JPH0517144B2 (nl)
NL9400396A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
US3118664A (en) Pneumatic sheet stacking mechanism
EP0132150B1 (en) Vacuum transfer conveyor
JPH0342458A (ja) 紙葉類反転装置
US3907095A (en) Article transfer apparatus
NL1013218C2 (nl) Inrichting voor het ÚÚn voor ÚÚn afvoeren van vellen vanaf de bovenkant van een stapel vellen.
NL8900754A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
NL9002121A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen vanaf de onderzijde van een stapel.
NL8102551A (nl) Transportinrichting voor vellen.
JPH08301513A (ja) シートソーティング装置
JP2008169044A (ja) 順次重ねられたシートのスタックを整列するための装置と方法
JPS5826757A (ja) 集積移送装置
JP3560673B2 (ja) トップシートフィーディング装置
RU2613223C2 (ru) Устройство выталкивания и отделения листов и устройство обработки листов
JP2001287844A (ja) エアブロワ手段によって積みパイルから最上位の枚葉紙を分離させるための装置
JPH0725460B2 (ja) 印刷機用の枚葉紙排紙装置
JPH0656330A (ja) シート収納装置
BE1012699A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het stapelen van dunne voorwerpen.
JP3923148B2 (ja) 枚葉印刷機のシート状物案内装置
JPS6138099B2 (nl)
JPS6119154Y2 (nl)
JP2024027194A (ja) 袋供給装置
JPH0489729A (ja) 最上部シートの給送装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed