NL1001499C2 - Vouwdak voor een voertuig. - Google Patents

Description

Vouwdak voor een voertuig

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vouwdak voor een voertuig met een opening in het vaste dak, voorzien van een om de opening monteerbaar frame, een buigzame bekleding voor het naar keuze afsluiten of vrij-5 geven van de opening, een aan de voorzijde van de bekleding bevestigde bekledingsplaat welke aan de zijdelingse uiteinden met behulp van glijschoenen is geleid in geleidingsrails die langs elke zijde van de dakopening in langsrichting van het frame verlopen, en middelen voor het in een voorste en 10 benedenwaarts belaste stand brengen en houden van de bekledingsplaat wanneer het vouwdak gesloten is.

Bij vouwdaken is het naar voren en naar beneden forceren van de bekledingsplaat aan de voorzijde van de bekleding een probleem vanwege de moeilijkheid om met een 15 relatief grote kracht de bekledingsplaat zowel naar voren te sluiten en te vergrendelen voor het spannen van de bekleding als naar beneden te trekken voor het aan de voorzijde van het vouwdak verkrijgen van een goede afdichting. Bij de huidige vouwdaken dienen de beide bewegingen met de hand te 20 worden uitgevoerd en hiertoe moeten twee afzonderlijke bedieningsorganen met relatief grote kracht worden bediend.

De uitvinding beoogt thans een vouwdak van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, dat op aanzienlijk comfortabeler wijze kan worden bediend.

25 Hiertoe is het vouwdak volgens de uitvinding geken merkt door aandrijfmiddelen die met de bekledingsplaat zijn gekoppeld voor het verschuiven daarvan ten behoeve van het openen en sluiten van het vouwdak, en een bewègingsmechani-sme tussen de bekledingsplaat en de glijschoenen, waarop de 30 aandrijfmiddelen inwerken voor het tijdens de laatste sluitbeweging aantrekken van de bekledingsplaat in een voorwaartse en benedenwaartse richting ten opzichte van de glijschoenen.

1001499 2

De aandrijfmiddelen, die bijvoorbeeld een elektromotor of een slinger kunnen omvatten, nemen het met de hand afzonderlijk tot stand brengen van de voorwaartse en benedenwaartse sluitbeweging van de bekledingsplaat over, 5 waarbij het bewegingsmechanisme ervoor zorgt dat beide bewegingen via een enkele aandrijving tot stand kunnen worden gebracht. Via een gepast ontwerp van het bewegingsmechanisme kan de juiste verhouding tussen de voorwaartse en benedenwaartse beweging worden bereikt, terwijl het 10 bewegingsmechanisme ook voor een krachtversterking kan zorgen.

Voor het op de juiste wijze in en buiten werking stellen van het bewegingsmechanisme is het vouwdak volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van eerste blokkeer-15 middelen voor het ten opzichte van elkaar blokkeren van de glijschoenen en het bewegingsmechanisme in alle standen van de glijschoenen behalve de voorste, en tweede blokkeer-middelen voor het blokkeren van de glijschoenen in de voorste stand.

20 Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur, dat het bewegingsmechanisme is uitgevoerd met een vierstangen-samenstel in de vorm van een vervormbaar parallellogram, zodanig dat de bekledingsplaat tijdens de beweging van het bewegingsmechanisme evenwijdig aan zichzelf blijft.

25 Door de keuze van de lengten van de stangen en de keuze van de begin- en eindstand van de verbindende stangen kan de gewenste beweging en de verhouding tussen de horizontale en verticale verplaatsing worden gekozen. Daarbij wordt het bewegingsmechanisme met voordeel zodanig geconstrueerd, 30 dat het laatste gedeelte van de sluitbeweging van de bekledingsplaat zoveel mogelijk verticaal plaatsvindt. Hierdoor wordt namelijk voorkomen dat de bekledingsplaat met de afdichting aan zijn onderrand aan schuifspanningen wordt blootgesteld doordat deze over het stationaire afdichtings-35 vlak schuift.

1001499 3

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van de tekening, die uitvoeringsvoorbeelden van het vouwdak volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een zeer schematisch bovenaanzicht van een 5 voertuigdak met een vouwdak volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een op grotere schaal weergegeven doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1, met het vouwdak in een gesloten stand.

Fig. 3 en 4 tonen het werkingsprincipe van het in 10 fig. 2 zichtbare bewegingsmechanisme, waarbij in fig. 3 en 4 de twee eindstanden van het bewegingsmechanisme zijn ge-illusstreerd.

Fig. 5 en 6 tonen in perspectivisch aanzicht vanaf twee zijden het bewegingsmechanisme van het vouwdak.

15 Fig. 7, 8 en 9 zijn perspectivische aanzichten van een variant van het bewegingsmechanisme van het eerste uitvoeringsvoorbeeld, in drie verschillende standen.

Fig. 10, 11 en 12 zijn zij-aanzichten van een gedeelte van het bewegingsmechanisme van de fig. 7-9 in dezelfde 20 drie standen.

De tekening en in eerste instantie fig. 1 daarvan toont een vast dak 1 van een voertuig, dat is uitgevoerd met een opening 2 daarin voor het opnemen van het vouwdak volgens de uitvinding. Het vouwdak is voorzien van een buig-25 zame bekleding 3, bestaande uit een buitenbekleding 3' en een binnenbekleding 3", aan de voorzijde waarvan een voorste drager 4 is aangebracht. In dit uitvoeringsvoorbeeld bestaat de voorste drager 4 uit een in dwarsrichting verlopende bedieningsbalk 5 waaraan de binnenbekleding 3" is bevestigd 30 en uit een met de bedieningsbalk 5 verbonden bekledingsplaat 6 waaraan de buitenbekleding 3' vast zit. Door het naar voren of achteren verschuiven van de voorste drager 4 kan de bekleding 3 worden opgevouwen voor het vrijgeven van de dakopening 2 of weer worden uitgevouwen voor het afsluiten 35 van de dakopening 2. De wijze van vouwen en geleiden van de bekleding 3 vormt geen onderdeel van de onderhavige uitvinding en voor een mogelijke uitvoering daarvan wordt verwezen 1001499 4 naar de Europese octrooiaanvrage 0 606 730, waarvan de inhoud hierin is opgenomen door verwijzing daarnaar. De onderhavige uitvinding houdt zich alleen bezig met de wijze van spannen en afdichten van de bekleding 3 met behulp van 5 de bekledingsplaat 6.

De bedieningsbalk 5 is aan de zijdelingse uiteinden uitgevoerd met glijschoenen 7 die zijn geleid in geleidings-rails 8 welke aan de langszijden van de dakopening 2 in langsrichting van het voertuig verlopen en kunnen zijn 10 gemonteerd aan of deel kunnen uitmaken van een stationair frame 9 dat tegen de onderzijde of de bovenzijde van het voertuigdak 1 is bevestigd. Het is overigens denkbaar om de bedieningsbalk 5 weg te laten en derhalve slechts de glijschoenen 7 en de bekledingsplaat 6 als voorste drager 4 te 15 benutten, waarbij de binnenbekleding 3" dan op een of andere wijze aan de bekledingsplaat 6 dient te worden bevestigd.

Fig. 2 toont dat de bekledingsplaat 6 wordt ondersteund door een bewegingsmechanisme 10, waarvan de constructie en de werking in de fig. 3-6 duidelijker zijn weergege-20 ven. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in de tekening slechts het bewegingsmechanisme 10 aan een langszijde van het vouwdak is weergegeven, doch dat in het algemeen aan de andere zijde een zelfde bewegingsmechanisme 10 in spiegelbeeld is aangebracht.

25 De fig. 3-6 tonen dat het eerste uitvoeringsvoorbeeld van het bewegingsmechanisme 10 is voorzien van een sleuf-plaat 11 die tegen de onderzijde van de bekledingsplaat 6 is bevestigd. De sleufplaat 11 is met behulp van twee schuin verlopende stangen 12 met de bijbehorende glijschoen 7 30 verbonden, zodanig dat de sleufplaat 11 met de glijschoen 7 en de stangen 12 een vierstangenstelsel vormen op de wijze van een vervormbaar parallellogram. Op de glijschoen 7 en de sleufplaat 11 grijpen aandrijfmiddelen aan in de vorm van een door een elektromotor of handslinger in de gelei-35 dingsrail 8 heen en weer beweegbare trek-drukkabel 13 aan een uiteinde waarvan een meenemer 14 is bevestigd. De meenemer 15 grijpt door een horizontale sleuf 15 in de 1001499 5 glijschoen 7 en bezit een horizontale dwarspen 16 die in een leidsleuf 17 van de sleufplaat 11 grijpt. Deze leidsleuf 17 heeft een voorste schuin voorwaarts omhoog verlopend bedie-ningsgedeelte 17' en een kort verticaal achterste grendelge-5 deelte 17".

De sleufplaat 11 bezit aan het voorste uiteinde een blokkeerorgaan 18 in de vorm van een rol die in achterwaarts verplaatste standen van de glijschoen 7 rust op een horizontale flens 19 van de geleidingsrail 8 waardoor een beneden-10 waartse beweging van de sleufplaat 11 wordt verhinderd. Aan het voorste uiteinde eindigt de flens 19 in een benedenwaartse uitsparing 20 waarin het blokkeerorgaan 18 past.

De werking van het in de fig. 3-6 weergegeven bewe-gingsmechanisme 10 is als volgt.

15 In de geopende standen van het vouwdak, waarbij de glijschoenen 7 achterwaarts zijn verplaatst, vormen de sleufplaat 11 en de glijschoen 7 een vaste eenheid. Dit is een gevolg van het feit dat de dwarspen 16 van de meenemer 14 in het verticale grendelgedeelte 17" van de leidsleuf 17 20 van de sleufplaat 11 is opgesloten en derhalve bij een horizontale verplaatsing van de trek-drukkabel 13 met de meenemer 14 de sleufplaat 11 en daarmede de bekledingsplaat 6 en de glijschoen 7 worden meegenomen. De sleufplaat 11 kan niet ten opzichte van de glijschoen 7 bewegen doordat de 25 dwarspen 16 van de meenemer 14 een bovenwaartse beweging van de sleufplaat 11 verhindert en de ondersteuning van het blokkeerorgaan 18 van de sleufplaat 11 door de flens 19 een benedenwaartse verplaatsing daarvan verhindert. Vanwege de verbinding tussen de sleufplaat 11 en de glijschoen 7 via 30 de evenwijdige stangen 12 zou de sleufplaat 11 zich slechts in een evenwijdige stand kunnen verplaatsen in een bewe-gingsbaan die wordt bepaald door het vierstangenstelsel dat wordt gevormd door de stangen 12, de sleufplaat 11 en de glijschoen 7. Door het in verticale richting tegenhouden van 35 enig gedeelte van de sleufplaat 11 wordt een beweging daarvan ten opzichte van de glijschoen 7 verhinderd, zodat 1001499 6 de glijschoen 7 en de sleufplaat 11 zich slechts als eenheid kunnen verplaatsen.

Fig. 3 geeft de stand weer van de sleufplaat 11 wanneer de glijschoen 7 de voorste stand heeft bereikt en 5 derhalve het vouwdak nagenoeg is gesloten. Teneinde het vouwdak geheel goed te sluiten, dient de bekleding 3 daarvan goed strak te worden gespannen, terwijl de bekledingsplaat 6 de buigzame bekleding 3 tevens goed tegen het vaste dak 1 of het stationaire frame 9 dient te drukken teneinde een goede 10 afdichting te verkrijgen. Om dit te bereiken stelt de uitvinding voor het bewegingsmechanisme 10 bij het sluiten van het vouwdak een voorwaartse en benedenwaartse beweging te laten uitvoeren. Hiertoe wordt in de voorste stand van de glijschoen 7 het blokkeerorgaan 18 vrijgegeven doordat deze 15 aan het voorste uiteinde van de flens 19 boven een uitsparing 20 komt waardoor het blokkeerorgaan 18 benedenwaarts kan bewegen. Wanneer de trek-drukkabel 13 via de dwarspen 16 een voorwaartse druk op de sleufplaat 11 uitoefent, zal het vierstangenstelsel willen gaan vervormen en dit wordt nu 20 mogelijk gemaakt door het benedenwaarts bewegen van het blokkeerorgaan 18 in de uitsparing 20.

Zoals een vergelijking tussen de fig. 3 en 4 toont, begint de sleufplaat 11 dan een door de stangen 12 geleide cirkelbeweging uit te voeren, waarbij de sleufplaat 11 door 25 de twee stangen 12 in een horizontale stand wordt gehouden. Doordat daarbij de achterzijde van de sleufplaat 11 naar beneden beweegt, komt de dwarspen 16 vanuit het grendelge-deelte 17" in het voorste bedieningsgedeelte 17' van de leidsleuf 17, en zal de beweging van de sleufplaat 11 verder 30 worden bepaald door de verplaatsing van de dwarspen 16 door de leidsleuf 17. Doordat het bedieningsgedeelte 17" van de leidsleuf 17 slechts een geringe helling bezit, zal hiervan een vertragende werking uitgaan en bepaalt vervolgens de stand van de stangen 12 de verdeling tussen de horizontale 35 en verticale verplaatsing van de sleufplaat 11 en derhalve van de bekledingsplaat 6. Doordat tijdens de beweging van de sleufplaat 11 de stangen 12 een steeds vlakkere stand gaan 1001499 7 aannemen, neemt de horizontale component van de beweging af en de verticale toe, waardoor aan het einde van de sluitbe-weging nog nauwelijks een horizontale verplaatsing van de bekledingsplaat 6 plaatsvindt en derhalve deze met zijn 5 afdichting aan de onderzijde niet of nauwelijks over het afdichtingsvlak schuift, waardoor de afdichting niet of nauwelijks aan afschuiving wordt blootgesteld. Door de vertragende werking van de leidsleuf 17 zal tevens een krachtversterking plaatsvinden, waardoor de bekledingsplaat 10 6 met aanzienlijk grotere kracht voorwaarts en benedenwaarts kan worden gedrukt dan de kracht op de trek-drukkabel 13. Voorts wordt nagestreefd dat de kracht in horizontale richting voor het strak trekken van de bekleding 3 aanzienlijk groter is, bijvoorbeeld een factor drie, dan de verti-15 cale kracht voor het aandrukken van de afdichting.

Het openen van het vouwdak vanuit de stand volgens fig. 4 vindt op dezelfde doch omgekeerde wijze als beschreven plaats.

De fig. 7-12 tonen een variant van het bewegings-20 mechanisme 10 van de fig. 2-6, waarbij de sleufplaat 11 is vervangen door een tegen de onderzijde van de bekledingsplaat 6 gemonteerde flensplaat 21, die wel weer via verbindingselementen een vierstangenstelsel vormt met de glij-schoen 7. In dit geval bestaan de verbindingselementen uit 25 een gewone achterste stang 22 en een voorste kantelelement 23, waarop de trek-drukkabel 13 aangrijpt via een meenemer 24 die in dit geval is voorzien van een verticale sleuf 25 waarin een aan het kantelelement 23 gevormde dwarspen grijpt. Het kantelelement 23 is scharnierbaar met de glij-30 schoen 7 verbonden via een scharnier 27 dat zich aan één zijde van het kantelelement 23 bevindt. Aan het van het scharnier 27 afgekeerde zijde van het kantelelement 23 bevindt zich een uitsparing 28 die aan de voorzijde van het kantelelement 23 is geopend en in de geopende stand van het 35 vouwdak horizontaal is gelegen (zie fig. 7 en 10), terwijl het achterste gedeelte van de uitsparing 28 in lijn ligt met het scharnier 27. Aan de stationaire geleidingsrail 8 is aan 1 0 0 1 4 9 9 8 de zijde van de uitsparing 28 in het kantelelement 23 een kantel- en blokkeernok 29 gevormd die op een nog nader te beschrijven wijze met de uitsparing 28 kan samenwerken. De onderzijde van het kantelelement 23 is vlak uitgevoerd en 5 verloopt met een gedeelte 30 voorwaarts tot voorbij het scharnier 27. Het kantelelement 23 schuift in de geopende standen van het vouwdak met de vlakke onderzijde over de als flens dienst doende bodem 31 van de stationaire geleidings-rail 8. Ter plaatse van de nok 29 eindigt de flensbodem 31 10 in een verdieping 32 die het gedeelte 30 van het kantelelement 23 kan opnemen teneinde een kanteling van het kantelelement 23 mogelijk te maken.

De werking van het in de fig. 7-12 weergegeven bedieningsmechanisme 10 is als volgt.

15 In de in fig. 7 en 10 weergegeven stand bevindt het vouwdak zich in de geopende stand, waarbij het kantelelement 23 tegen verdraaiing is geborgd door de aanligging van de vlakke onderzijde tegen de flensbodem 31 van de geleidings-rail 8. De meenemer 24 neemt daardoor bij een horizontale 20 verplaatsing van de trek-drukkabel 13 het samenstel van flensplaat 21, stang 22, kantelelement 23 en glijschoen 7 als vaste eenheid mee voor het in grotere of kleinere mate openen of sluiten van het vouwdak. In de fig. 7 en 10 nadert het vouwdak de gesloten stand en beweegt de uitsparing 28 25 in het kantelelement 23 zich bijna om de nok 29 aan de geleidingsrail 8.

In de fig. 8 en 11 is de nok 29 in de uitsparing 28 van het kantelelement 23 naar binnen bewogen en tegen de achterwand daarvan aangekomen, waardoor het kantelelement 30 ter plaatse van het scharnier 27 niet verder voorwaarts kan bewegen. Doordat echter het voor het scharnier 27 uitstekende gedeelte 30 van het kantelelement 23 boven de verdieping 32 in de geleidingsrail 8 is gekomen wordt een kanteling van het kantelelement 23 niet langer geblokkeerd en zal derhalve 35 bij een verdere voorwaartse kracht op de trek-drukkabel 13 een horizontale kracht op de dwarspen 26 van het kantelelement 23 worden uitgeoefend, waardoor het kantelelement 23 1001499 9 gaat kantelen en de flensplaat 21 met de bekledingsplaat 6 weer een door het vervormbare parallellogram bepaalde beweging in voorwaartse en benedenwaartse richting, doch in een horizontale stand, gaat uitvoeren. Doordat het voorste 5 gedeelte 30 van het kantelelement 23 in de verdieping 23 valt en de uitsparing 28 uit de horizontale stand kantelt om de nok 29 van de geleidingsrail 8, is het kantelelement 23 ter plaatse van het scharnier 27 tegen een horizontale verplaatsing geblokkeerd en is derhalve ook de glijschoen 7 10 via het scharnier 27 in horizontale richting geblokkeerd tijdens de werking van het bewegingsmechanisme 10. Door de kanteling van het kantelelement 23 beweegt de dwarspen 26 daaraan zich omhoog, hetgeen wordt mogelijk gemaakt door de verticale sleuf 25 in de meenemer 24 van de trek-drukkabel 15 13.

Fig. 9 en 12 laten de eindstand van het bewegingsmechanisme 10 zien, waarbij het kantelelement 23 maximaal is gekanteld en aanligt tegen een aanslag 33. Ook hier is de bekledingsplaat 6 in het laatste gedeelte van de beweging 20 van het bewegingsmechanisme 10 weer bijna verticaal verplaatst vanwege de horizontale eindstand van het kantelelement 23 en de stang 22. Deze horizontale stand zorgt tevens voor een goede vergrendeling in de sluitstand, waaraan ook bijdraagt dat de met de meenemer 24 in ingrij-25 ping staande dwarspen 26 van het kantelelement 23 voorwaarts voorbij het scharnier 27 is bewogen. In fig. 8 en 9 is nog te zien dat de achterste stang 22 nog kan zijn voorzien van een dwars uitsteeksel 34 dat in de naar beneden verzwenkte stand van de stang 22 in een benedenwaarts verlopende sleuf 30 35 in de geleidingsrail 8 komt te liggen, waardoor de glij- schoen 7 extra in horizontale richting wordt geblokeerd.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de uitvinding een bedieningsmechanisme voor een vouwdak verschaft, dat een grote mate van bedieningscomfort biedt, betrouwbaar 35 werkt en ondanks de eenvoudige constructie een goed strak-trekken en afdichten van de bekleding bewerkstelligt.

1001499 10

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Zo kan het bewegingsmechanisme op allerlei 5 andere wijzen zijn geconstrueerd, zolang maar een gewenste voorwaartse en benedenwaartse beweging van de bekledings-plaat voor het sluiten van het vouwdak wordt gerealiseerd. Tijdens deze beweging behoeven de glijschoenen niet geheel stationair te zijn, doch kunnen ook beperkte beweging 10 uitvoeren.

1001499

Claims (10)

1. Vouwdak voor een voertuig met een opening (2) in het vaste dak (1), voorzien van een om de opening monteer-baar frame (9), een buigzame bekleding (3) voor het naar keuze afsluiten of vrijgeven van de opening, een aan de 5 voorzijde van de bekleding bevestigde bekledingsplaat (6) welke aan de zijdelingse uiteinden met behulp van glijschoenen (7) is geleid in geleidingsrails (8) die langs elke zijde van de opening in langsrichting van het frame verlopen, en middelen voor het in een voorste en benedenwaarts 10 belaste stand brengen en houden van de bekledingsplaat wanneer het vouwdak gesloten is, gekenmerkt door aandrijf-middelen (13,14) die met de bekledingsplaat (6) zijn gekoppeld voor het verschuiven daarvan ten behoeve van het openen en sluiten van het vouwdak, en een als de genoemde middelen 15 werkend bewegingsmechanisme (10) tussen de bekledingsplaat (6) en de glijschoenen (7), waarop de aandrijfmiddelen (13,14) inwerken voor het tijdens de laatste sluitbeweging aantrekken van de bekledingsplaat (6) in een voorwaartse en benedenwaartse richting ten opzichte van de glijschoenen 20 (7) .

2. Vouwdak volgens conclusie 1, voorzien van eerste blokkeermiddelen (18,19,-30,31) voor het ten opzichte van elkaar blokkeren van de glijschoenen (7) en het bewegingsmechanisme (10) in alle standen van de glijschoenen behalve 25 de voorste, en tweede blokkeermiddelen (18,20,-28,29,30,32) voor het blokkeren van de glijschoenen in de voorste stand.

3. Vouwdak volgens conclusie 2, waarbij de eerste blokkeermiddelen (18,20/28,29,30,32) zijn voorzien van een flens (19/31) aan de geleidingsrails (8) waarmede een 30 blokkeerorgaan (18/30) van het bewegingsmechanisme (10) in ingrijping is bij achterwaarts verplaatste standen van de glijschoenen (7) voor het verhinderen van een beweging van het bewegingsmechanisme in vertikale richting, welke flens 1001499 (7) aan de voorzijde eindigt in een uitsparing (20) of verdieping (32) voor het vrijgeven van het bewegingsmechanisme (10), terwijl deze uitsparing (20) of verdieping (32) tevens werken als de tweede blokkeermiddelen, waarin een 5 deel, bij voorkeur het blokkeerorgaan (18;30) van het bewegingsmechanisme kan grijpen bij de beweging daarvan.

4. Vouwdak volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmiddelen (13,14) en het bewegingsmechanisme (10) met elkaar in ingrijping zijn via een pen-sleufver-10 binding (16,17,-34,35) voor het toestaan van de vertikale beweging van het bewegingsmechanisme (10) ten opzichte van de aandrijfmiddelen (13,14,-24), die zijn voorzien van een in elke geleidingsrail (8) beweegbaar element, zoals een meenemer (14,-24) van een trek-drukkabel (13).

5. Vouwdak volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bewegingsmechanisme (10) is uitgevoerd met een vierstangenstelsel (7,11,12,-7,21,22,23) in de vorm van een vervormbaar parallellogram, zodanig dat de bekledingsplaat (6) tijdens de beweging van het bewegingsmechanisme (10) 20 evenwijdig aan zichzelf blijft.

6. Vouwdak volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bewegingsmechanisme (10) zodanig is geconstrueerd, dat het laatste gedeelte van de sluitbeweging van de bekledingsplaat (6) zo veel mogelijk vertikaal plaatsvindt. 25

7. Vouwdak volgens conclusie 5 of 6, waarbij het bewegingsmechanisme (10) een sleufplaat (11) omvat die via parallelle stangen (12) met de glijschoen (7) is verbonden en is uitgevoerd met een in hoogterichting verlopende schuine leidsleuf (7), waarin een dwarspen (16) van de 30 aandrijfmiddelen (13,14) grijpt.

8. Vouwdak volgens conclusie 7, waarbij aan de sleuplaat (11) een dwarspen is gevormd, die als blokkeerorgaan (18) dienst doet en met een flens (19) en uitsparing (20) van de geleidingsrails (8) samenwerkt voor het vormen 35 van de eerste en tweede blokkeermiddelen, terwijl de leidsleuf (17) aan het achterste uiteinde is voorzien van een althans ongeveer vertikaal grendelgedeelte (17"), waarin de i 0 0 1 A 9 9 dwarspen (16) zich bevindt wanneer het bewegingsmechanisme (10) is geblokkeerd.

9. Vouwdak volgens conclusie 5 of 6, waarbij het bewegingsmechanisme (10) is uitgevoerd met een kantelelement 5 (23) dat een stang van het vierstangenstelsel (7,21,22,23) vormt en waarop de aandrijfmiddelen (13,24) aangrijpen via een aan het kantelelement (23) gevormde pen (26) en een aan de aandrijfmiddelen (13,24) gevormde, althans ongeveer vertikale sleuf (25).

10. Vouwdak volgens conclusie 9, waarbij het kantele lement (23) en de glijschoen (7) via een scharnier (27) zijn verbonden en het kantelelement (23) met een gedeelte (30) voor het scharnier (27) uitsteekt, welk gedeelte (30) met de als flens (31) van de eerste blokkeermiddelen dienende bodem 15 van de geleidingsrail (8) in aangrijping is voor het blokkeren van het kantelelement (23), terwijl aan de voorzijde van de flensbodem (31) een verdieping (32) is gevormd voor het opnemen van het genoemde gedeelte (30) van het kantelelement (23) teneinde de kantelbeweging hiervan toe te laten, 20 waarbij tevens aan de geleidingsrail een scharniernok (29) is gevormd en in het kantelelement een zijdelingse uitsparing (28) is gevormd, zodanig dat de uitsparing (28) om de scharniernok (29) kan vallen met de scharniernok (29) en het scharnier (27) in lijn met elkaar, welke scharniernok (29) 25 dan eveneens als tweede blokkeermiddelen dienst doet. 1001499