NL1001466C2 - Eierlade voor het opnemen van uit te broeden eieren. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Eierlade voor het opnemen van uit te broeden eieren.

De uitvinding heeft betrekking op een eierlade voor het opnemen van uit te broeden eieren, omvattende voor elk ei afzonderlijke starre ondersteuningsmiddelen voor het in een stabiele uitbroedstand ondersteunen van het ei.

5 Een dergelijke eierlade is bekend uit WO 94/04024.

Hierin wordt een eierlade geopenbaard waarbij de eieren in gekromde vlakken in de bodem van de eierlade kunnen worden gelegd, waarbij de gekromde vlakken zodanig zijn gevormd dat de lange as van het ei onder een scherpe hoek met de 10 horizontaal komt te staan. Het voor het uitbroeden van eieren gunstige regelmatig over de lange as keren van het ei vindt hier plaats door het over een bepaalde hoek kantelen van de gehele eierlade. Door de eieren over de lange as te keren kan een procesverbetering worden bereikt die zich 15 niet uitsluitend kenmerkt door een hoger uitkomstpercenta-ge, maar ook door een toename in de kwaliteit van de uitgekomen kuikens, waarbij van te vroeg of te laat geboren kuikens nauwelijks sprake zal zijn, en de resistentie tegen diverse pluimveeziekten behoorlijk zal zijn toegenomen. Om 20 deze procesverbetering te bereiken dienen bovendien verschillende parameters nauwkeurig beheerst te worden. Als voorbeelden worden hier genoemd de temperatuur van de eieren gedurende het gehele broedproces, de relatieve vochtigheid rondom de eieren, het regelmatig keren van de 25 eieren en de hygiëne in de broedkamer.

Nadelig bij deze bekende eierlade is dat steeds hetzelfde deel van de eierschaal in contact blijft met de eierlade. Doordat de verwarmings- c.q. koellucht niet rechtstreeks in contact kan komen met dit deel van de eier-30 schaal kan onder andere de temperatuur van dit deel van het ei gedurende het gehele proces onvoldoende worden beheerst. Daarnaast neemt het kantelen van de gehele eierlade veel ruimte in beslag en kost vanwege de grote te verplaatsen massa veel energie.

10 β t 46 6 - 2 -

Het doel van de onderhavige uitvinding is een eierlade te verschaffen waarbij deze nadelen worden ondervangen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat de ondersteuningsmiddelen aan de onderzijde een opening 5 omvatten, die zodanig gevormd is dat een door de ondersteuningsmiddelen ondersteund ei zich ten minste gedeeltelijk in de opening bevindt. Doordat de ondersteuningsmiddelen een naar onderen toe open opening omvatten is een groter deel van de eierschaal bereikbaar voor verwarmings-10 c.g. koellucht. Daarnaast is het nu mogelijk om de eieren in de eierlade te keren door op het in de opening stekende eideel een wrijvingskracht aan te laten grijpen. Indien deze wrijvingskracht groot genoeg is zal het ei over de lange as keren, terwijl het door de ondersteuningsmiddelen 15 op zijn plaats gehouden wordt. Voordelig is hierbij eveneens dat bij deze werkwijze voor het keren telkens een ander deel van de eierschaal los komt te liggen van de ondersteuningsmiddelen. Hierdoor is wederom een betere temperatuursbeheersing van het gehele ei mogelijk. Het 20 beheersen van de temperatuur is in het bijzonder van belang in de tweede fase van de broedperiode, waarin de eieren zoveel warmte produceren dat de eieren steeds sterker gekoeld dienen te worden (de warmteproduktie neemt in deze tweede helft van de broedperiode geleidelijk met een factor 25 5 toe). Doordat er bij de eierlade volgens de uitvinding minder koellucht over de eieren hoeft te worden geblazen, kan er in deze fase een aanzienlijke energiebesparing worden behaald. Door het toepassen van de eierlade volgens de uitvinding wordt een wezenlijke procesverbetering be-30 reikt, die zich kenmerkt door een hoog uitkomstpercentage, een hoge kwaliteit van de uitgekomen kuikens en een nagenoeg gelijktijdig uitkomen van de kuikens.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de eierlade volgens de uitvinding zijn vastgelegd in conclusies 2-13.

35 Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een eier- ladesamenstel bestemd om in een broedmachine te worden opgenomen, waarbij het samenstel meerdere op elkaar geplaatste eierladen volgens de uitvinding omvat, waarbij de 1001466 - 3 - eierladen zijn voorzien van afstandhouders.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een onder-steuningsconstructie bestemd om in een broedmachine te worden opgenomen, waarbij voor meerdere eierladen steunmid-5 delen zijn voorzien waardoor ten minste één eierlade volgens de uitvinding wordt ondersteund, waarbij de eierladen op een bepaalde afstand van elkaar liggen die bepaald wordt door de op afstand van elkaar geplaatste steunmiddelen.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een broed-10 machine voor het uitbroeden van in eierladen geplaatste eieren, waarbij ten minste één van de eierladen een eierlade volgens de uitvinding is.

Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het uitbroeden van eieren, waarbij de eieren in 15 een eierlade volgens de uitvinding worden geplaatst en tijdens het uitbroeden regelmatig worden gekeerd door een relatieve beweging tussen de eierlade en keermiddelen, waarbij de keermiddelen aangrijpen op het zich in de opening bevindende deel van het ei.

20 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarin:

Fig. 1 een aanzicht is in doorsnede van een deel van een eierlade volgens de uitvinding;

Fig. 2 een onderaanzicht is van de in fig. 1 weergege-25 ven eierlade;

Fig. 3, 4, 5 stapsgewijs het kantelen van een ei van een verticale naar een in hoofdzaak liggende stand weergeven;

Fig. 6 een uitvoeringsvorm van de eierlade weergeeft 30 waarin de ondersteuningsmiddelen worden gevormd door twee boogvormige steunen;

Fig. 7 en 8 zijaanzichten weergeven van fig. 6;

Fig. 9 een bovenaanzicht is van de in fig. 6 weergegeven keerplaat; 35 Fig. 10 een aanzicht is in doorsnede van een eierlade- samenstel volgens de uitvinding;

Fig. 11 een ondersteuningsconstructie weergeeft waarin eierladen volgens de uitvinding zijn opgenomen.

1001466 - 4 -

In fig. 1 en 2 is een deel van een eierlade 1 weergegeven met daarin een ei 3. De eierlade 1 is bij voorkeur zodanig geconstrueerd dat daarin een maximum aantal eieren kunnen worden geplaatst. De eierlade 1 is voorzien van 5 ovaalvormige kommen 6, elk met een omvang die is afgestemd op de afmetingen van de eieren die men wil broeden. De vorm van de kommen 6 komt nagenoeg overeen met de vorm van een half ei 3, waarbij de lange as 4 van het ei 3 onder een hoek α van ongeveer 20° met de horizontaal staat. In de 10 kombodem is een opening 2 aangebracht. De opening 2 is voor een deel 8 in hoofdzaak ovaalvormig en voor een ander deel 7 in hoofdzaak rond. Het ovaalvormige deel 8 dient hierbij voor het in de weergegeven stabiele broedstand onder de ondersteuningsmiddelen laten uitsteken van een deel 5 van 15 het ei 3. De functie van het ronde deel 7 zal verderop worden toegelicht. De kom 6 hoeft, met uitzondering van de opening 2, niet noodzakelijkerwijs gesloten te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook geperforeerd of in stripvorm worden uitgevoerd. Dergelijke uitvoeringsvormen bieden een lich-20 tere constructie en optimaliseren het luchtcontact met het ei, hetgeen een nog betere temperatuursbeheersing tijdens het gehele broedproces mogelijk maakt.

Onder de eierlade 1 is een deel van een keerplaat 10 weergegeven. Door de keerplaat 10 dicht genoeg tegen de 25 eierlade 1 aan te brengen of de eierlade 1 op de keerplaat 10 te zetten, worden de eieren 3 enigszins opgetild. De eieren 3 komen dan iets vrij in hun eigen kommen 6 te liggen en kunnen daardoor gemakkelijker worden gekeerd. Door de eierlade 1 te verplaatsen ten opzichte van de 30 keerplaat 10, in fig. l in een richting loodrecht op het vlak van de tekening, zullen de eieren 3 om hun lange as 4 gaan rollen. Deze verplaatsing kan zowel met de hand als met een relatief eenvoudig bedieningsmechanisme worden uitgevoerd. Om alle eieren 3 in de eierlade 1 tegelijker-35 tijd te kunnen keren dient de keerplaat 10, in de verplaat-singsrichting voor het keren, langer te zijn dan de eierlade 1. De minimaal extra benodigde lengte is daarbij afhankelijk van de gewenste keerhoek & van het ei 3. In plaats 1001466 - 5 - van de keerplaat 10 kan bijvoorbeeld ook een keerelement met een beperkte breedte, die overeenkomt met de gewenste keerhoek β van het ei 3, worden toegepast. Deze moet dan wel, om alle eieren 3 te keren, onder de gehele eierlade 1 5 te worden doorgehaald. Bij voorkeur vindt dit keerproces éénmaal per uur plaats en wel zodanig dat de keerhoek B ligt tussen de 90 en 120°. Met voordeel worden de eieren 3 om het uur in een tegenovergestelde richting verrold. Het beste broedresultaat wordt hierbij behaald indien het 10 stompe gedeelte van het ei 3 naar boven gericht staat.

Doordat de eierlade 1 naar onder toe voor een deel open is en doordat als gevolg van het keren volgens de uitvinding telkens een ander deel van de eierschaal in contact komt met de ondersteuningsmiddelen 6, kunnen de tempe-15 ratuur en de vochtigheid rondom het ei 3 beter beheerst worden.

Tijdens het vervoer van de eieren 3 is het wenselijk dat deze rechtop, in een verticale stand, staan. Hiertoe dient het reeds genoemde ronde deel 7 in de opening 2. Door 20 een ei 3, bij voorkeur met het spitse einde naar beneden in de opening 2 te plaatsen, zal een deel 18 van het ei 3 uitsteken onder de ondersteuningsmiddelen. Voordat de eieren 3 na het vervoer in een broedmachine kunnen worden uitgebroed zullen de eieren 3 eerst vanuit de verticale 25 naar de in hoofdzaak liggende stand moeten worden gekanteld. In fig. 3-5 is hiertoe een werkwijze weergegeven met behulp van een kantelelement 15. Door het kantelelement 15 te bewegen ten opzichte van de eierlade 1, in een richting die in fig. 4 en 5 met de pijl 16 is aangeduid, zullen de 30 eieren 3 over de zogenaamd korte as van het ei 3 kantelen van de verticale transportstand naar de in hoofdzaak liggende stabiele broedstand. De kantelrichting is aangegeven met de pijl 17. De weergegeven afschuining op de kantel-plaat 15 dient ertoe het ei 3 tijdens het kantelen tegelij-35 kertijd enigszins op te tillen, omdat het ei 3 anders kapot zou worden gedrukt tegen de rand van de opening 2.

In fig. 6-8 is een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de ondersteuningsmiddelen in een eierlade 20 weergegeven.

1001466 - 6 -

Het ei 3 wordt hierin ondersteund door twee boogvormige steunen 26 die op een bodemplaat 21 zijn aangebracht. In de bodemplaat 21 bevindt zich tussen de steunen 26 een opening waardoorheen een deel van het ei 3 uitsteekt. De steun 26a 5 voor het stompe einde van het ei 3 is hier naar boven toe open, terwijl de steun 26b voor het spitse einde van het ei 3 rondom gesloten is. Het ei 3 wordt hierdoor stevig ondersteund, terwijl het eenvoudig in de steunen 26 kan worden aangebracht. Door deze minimale uitvoering van de onder-10 steuningsmiddelen 26 is het ei 3 voor een nog groter deel dan bij de komvormige uitvoeringsvorm toegankelijk voor de proceslucht. Daarnaast is het wrijvingsoppervlak tussen het ei 3 en de ondersteuningsmiddelen 26 tijdens het keren minimaal, waardoor het keren weinig kracht kost. Bovendien 15 is de eierlade 20 in zijn geheel licht en dus makkelijk te hanteren. Op elke steun 26 zijn aan weerszijden twee tegen-houders 29 aangebracht. Deze dienen ertoe dat het ei 3 in de verticale transportstand niet tussen de steunen 26 door kan vallen.

20 In fig. 6-9 is een bijzondere uitvoeringsvorm van een keerplaat 30 weergegeven. Deze is voorzien van op afstand van elkaar liggende uitsparingen 31. De afstand komt hierbij overeen met de gewenste keerhoek van het ei 3. Deze uitsparingen 31 zorgen ervoor dat het ei 3 na afloop van 25 elk keren weer op de ondersteuningsmiddelen 2 6 komt te rusten. Hierdoor kunnen de keermiddelen 30 onder de eierlade 20 blijven zitten zonder de stabiele broedstand te verstoren. Bovendien is het ei 3 nog steeds goed toegankelijk voor de proceslucht. Daarnaast kan het ei 3 ook in de 30 verticale transportstand worden geplaatst terwijl de keermiddelen 30 reeds onder de eierlade 20 zitten. Bij voorkeur zijn de keermiddelen 30 dan ook beweegbaar verbonden met de eierlade 20. In fig. 6-9 is tevens een verdikking 32 te zien die is aangebracht op de keerplaat 3 0 en zich uit-35 strekt in de verplaatsingsrichting voor het keren. Deze verdikking 32 dient ertoe om het ei 3 tijdens het keren iets op te tillen uit zijn ondersteuningsmiddelen 26. De verdikking 32 bevindt zich bij voorkeur onder het zwaarte- 1001466 - 7 - punt van het ei 3 en aan de zijde van de naar boven toe open steun 26a. Dit laatste is van belang opdat het ei 3 tijdens het keren, waarbij het ei 3 enigszins wordt opgetild, niet kapot wordt gedrukt tegen de steunen 26.

5 In fig. 10 is een eierladesamenstel weergegeven waar bij meerdere eierladen 40 volgens de uitvinding op elkaar gestapeld zijn. Dit samenstel kan als geheel in een broedmachine worden geplaatst. Bij voorkeur worden hierbij eierladen 40 toegepast waarbij de eierladen 40 aan de 10 onderzijde beweegbaar daarmee verbonden keermiddelen 50 omvatten. Binnen dezelfde stapel wordt de afstand tussen de eierladen 40 bepaald door de hoogte van onderlinge afstand-houders 42 die deel uitmaken van de eierladen. Indien meerdere stapels naast elkaar worden geplaatst dienen deze 15 stapels in de uitvoeringsvorm met de keerplaat 50, vanwege de extra lengte van de keerplaat 50 eveneens op een bepaalde afstand van elkaar gehouden te worden. Hiertoe kunnen ook afstandhouders op de zijwanden van de eierladen 40 zijn aangebracht. Deze afstandhouders 42 zijn bij voorkeur even 20 lang als de extra lengte van de keerplaat 50. Het is daardoor raogelijk dat de in één vlak achter elkaar liggende keerplaten 50 elkaar tijdens het keren voortduwen. In fig. 10 is ook te zien dat de keerplaat 50 beweegbaar is verbonden met de eierlade 40 door middel van zwaluwstaartverbin-25 dingen 53. De keerplaat 50 kan hierdoor alleen in een richting loodrecht op het vlak van de tekening bewegen ten opzichte van de eierlade 40. Ook in deze uitvoeringsvorm is de keerplaat 50 voorzien van een verdikking 52 voor het tegelijkertijd keren en enigszins optillen van het ei 30 tijdens een keerhandeling.

In fig. 11 is een ondersteuningsconstructie 80 voor meerdere eierladen 83 weergegeven. De eierladen 83 worden hieraan aan de zijkanten ondersteund door steunmiddelen 82. Met voordeel is de ondersteuningsconstructie 80 voorzien 35 van wielen 81 zodat het geheel eenvoudig kan worden verplaatst. Door het toepassen van de werkwijze voor het keren van de eieren volgens de uitvinding, waarbij de eierladen 83 niet gekanteld hoeven te worden zoals in de stand van de 1001466 - 8 - techniek, kunnen veel meer eierladen 83 boven elkaar worden geplaatst in een even grote ruimte. Dit kan zelfs tot een ruimtebesparing van ongeveer 33% in vloeroppervlak leiden. Daarnaast blijft de onderlinge afstand tussen eieren van 5 boven elkaar geplaatste eierladen 83 altijd gelijk. Het is hierdoor mogelijk om te allen tijde de verwarmings- c.q. koellucht gelijkmatig over de eieren te voeren. De luchtstroming is hierbij bij voorkeur laminair.

De ondersteuningsconstructie 80 kan zowel van keer-10 middelen als kantelmiddelen zijn voorzien. De kantelmidde-len kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een aan de inbrengzijde voor elke eierlade 83 aangebrachte rail (niet getoond), die van een geschikte afschuining is voorzien. Bij het in de ondersteuningsconstructie 80 plaatsen van de 15 eierlade 83 worden de eieren automatisch van de verticale transportstand naar de stabiele broedstand gekanteld door de eierlade 83 eerst over de rail te schuiven. In een andere (niet getoonde) uitvoeringsvorm van de ondersteuningsconstructie 80 wordt elke eierlade 83 ondersteund door 20 een plaat. Deze plaat kan dan tevens het keermiddel vormen. Doordat de plaat onderdeel is van de ondersteuningsconstructie 80 betekent dit wel dat voor het keren de eierlade 83 ten opzichte van de ondersteuningsplaat dient te worden verplaatst. Natuurlijk kunnen in de ondersteuningsconstruc-25 tie 80 ook eierladen 83 worden toegepast die aan de onderzijde beweegbaar daarmee verbonden keermiddelen omvatten, zoals hierboven reeds beschreven aan de hand van fig. 6-10. Ook kan een eierlade 83 voor het keren uit de ondersteuningsconstructie 80 worden gehaald, om met behulp van 30 externe keermiddelen zoals een tafelblad vervolgens de eieren 3 te keren, waarna de eierlade 83 weer terug in de ondersteuningsconstructie 80 wordt geplaatst. De ondersteuningsconstructie 80 kan met voordeel zowel voor transport-doeleinden als in een broedmachine worden toegepast.

35 In de weergegeven uitvoeringsvormen staat het ei telkens onder een scherpe hoek met de horizontaal. Dit geeft namelijk een optimaal broedresultaat. De uitvinding heeft echter tevens betrekking op een eierlade waarin de 1001466 - 9 - eieren horizontaal liggen. Ook dan kan namelijk de voordelige werkwijze van het keren volgens de uitvinding worden toegepast. Daarnaast strekt een deel van het ei zich in de weergegeven uitvoeringsvormen telkens uit tot onder de 5 ondersteuningsmiddelen. Dit is voordelig omdat dan een in hoofdzaak vlak keermiddel kan worden toegepast. De uitvinding heeft echter eveneens betrekking op een eierlade waarbij een deel van het ei weliswaar in de opening ligt, maar daar niet onder uitsteekt. De keermiddelen dienen dan 10 van onderaf in elke opening te steken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een van een profiel voorzien roteerbaar keerwiel.

Met behulp van de uitvinding kan aldus een besparing worden bereikt in de benodigde vloeroppervlakte, in de voor 15 het koelen c.q. verwarmen benodigde hoeveelheid proceslucht en in de voor het keren benodigde energie. Bovendien wordt een procesverbetering bewerkstelligd waardoor een hoger uitkomstpercentage van de uit te broeden kuiken wordt bereikt. Door de eenvoud van de eierlade met keermiddelen 20 in een broedmachine kan een optimale hygiëne worden bereikt.

1001466

Claims (19)

1. Eierlade voor het opnemen van uit te broeden eieren, omvattende voor elk ei afzonderlijke starre ondersteunings-middelen voor het in een stabiele uitbroedstand ondersteunen van het ei, met het kenmerk, dat de ondersteuningsmid-5 delen (6; 26) aan de onderzijde een opening (2) omvatten, die zodanig gevormd is dat een door de ondersteuningsmidde-len (6; 26) ondersteund ei (3) zich ten minste gedeeltelijk in de opening (2) bevindt.

2. Eierlade volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ondersteuningsmiddelen (6; 26) zodanig gevormd zijn dat de lange as (4) van een daarin geplaatst ei (3) een scherpe hoek (a) met de horizontaal insluit.

3. Eierlade volgens conclusie l of 2, met het kenmerk, dat de ondersteuningsmiddelen worden gevormd door een ovale kom (6), waarbij de opening (2) in de kombodem aanwezig is en meerdere kommen (6) met elkaar verbonden zijn.

4. Eierlade volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ondersteuningsmiddelen worden gevormd door twee op afstand van elkaar, op een in hoofdzaak vlakke bodemplaat (21) aangebrachte boogvormige steunen (26), waarbij de opening (2) in de bodemplaat (21) tussen de twee steunen 25 (26) aanwezig is.

5. Eierlade volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat ten minste één steun (26a) naar boven toe open is.

6. Eierlade volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat op de steunen (26) tegenhouders (29) zijn aangebracht, die zich uitstrekken tussen de steunen (26) in een vlak in hoofdzaak dwars op de bodemplaat (21).

7. Eierlade volgens één of meer van de voorgaande conclu- 1001466 - 11 - sies, met het kenmerk, dat door de opening (2) ten minste plaatselijk een ovaalvorm (8) wordt gedefinieerd.

8. Eierlade volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 5 door de opening (2) ten minste plaatselijk een ronde vorm (7) wordt gedefinieerd.

9. Eierlade volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eierlade (1) aan de onderzij- 10 de keermiddelen (10; 30; 50) omvat voor het over de lange as (4) keren van een in de ondersteuningsmiddelen (6; 2 6) geplaatst ei (3), waarbij de keermiddelen (10; 30) bestemd zijn om tijdens het keren aan te grijpen op het zich in de opening (2) bevindend deel (5) van het ei (3). 15

10. Eierlade volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de keermiddelen worden gevormd door een ten opzichte van de eierlade (1) verplaatsbare, in hoofdzaak vlakke keerplaat (10; 30; 50). 20

11. Eierlade volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de keerplaat (30; 50) voorzien is van een zich in de verplaat-singsrichting voor het keren uitstrekkende verdikking (32; 52) . 25

12. Eierlade volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de keerplaat (30) voorzien is van in de verplaatsings-richting voor keren op afstand van elkaar liggende uitsparingen (31), waarbij de afstand overeenkomt met de gewenste 30 keerhoek (β) van het ei (3).

13. Eierlade volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eierlade (1) aan de onderzijde kantelmiddelen (15) omvat voor het van een verticale 35 naar een in hoofdzaak liggende stand kantelen van een in de ondersteuningsmiddelen (6) geplaatst ei (3), waarbij de kantelmiddelen (15) bestemd zijn om tijdens het kantelen aan te grijpen op het zich in de opening (2) bevindend deel 1001466 - 12 - (18) van het ei (3).

14. Eierladesamenstel bestemd om in een broedmachine te worden opgenomen, met het kenmerk, dat het samenstel meer- 5 dere op elkaar geplaatste eierladen (40) volgens één of meer van de conclusies 1-13 omvat, waarbij de eierladen (40) zijn voorzien van afstandhouders (42).

15. Ondersteuningsconstructie bestemd om in een broedma-10 chine te worden opgenomen, met het kenmerk, dat voor meerdere eierladen steunmiddelen (82) zijn voorzien, door welke steunmiddelen (82) ten minste één eierlade volgens één of meer van de conclusies 1-13 wordt ondersteund, waarbij de eierladen op een bepaalde afstand van elkaar liggen die 15 bepaald wordt door de op een bepaalde afstand van elkaar geplaatste steunmiddelen (82).

16. Ondersteuningsconstructie volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat voor elke eierlade keermiddelen zijn 20 voorzien.

17. Ondersteuningsconstructie volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de keermiddelen tevens de steunmiddelen vormen. 25

18. Broedmachine voor het uitbroeden van in eierladen geplaatste eieren, met het kenmerk, dat ten minste één van de eierladen een eierlade volgens één of meer van de conclusies 1-13 is. 30

19. Werkwijze voor het uitbroeden van eieren, met het kenmerk, dat de eieren (3) in een eierlade (1; 20; 40) volgens één of meer van de conclusies 1-13 worden geplaatst en tijdens het uitbroeden regelmatig worden gekeerd door 35 een relatieve beweging tussen de eierlade (1; 20; 40) en keermiddelen (10; 30; 50), waarbij de keermiddelen (10; 30; 50) aangrijpen op het zich in de opening (2) bevindende deel (5) van het ei (3). 1001466