BE1024037B1 - Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting - Google Patents

Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1024037B1
BE1024037B1 BE2014/0111A BE201400111A BE1024037B1 BE 1024037 B1 BE1024037 B1 BE 1024037B1 BE 2014/0111 A BE2014/0111 A BE 2014/0111A BE 201400111 A BE201400111 A BE 201400111A BE 1024037 B1 BE1024037 B1 BE 1024037B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
mudguard
bicycle
housing
light
underside
Prior art date
Application number
BE2014/0111A
Other languages
English (en)
Inventor
Dirk Vens
Original Assignee
Curana Invest Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Curana Invest Bvba filed Critical Curana Invest Bvba
Priority to BE2014/0111A priority Critical patent/BE1024037B1/nl
Priority to DE202015001196.9U priority patent/DE202015001196U1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1024037B1 publication Critical patent/BE1024037B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J15/00Mud-guards for wheels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J6/00Arrangement of optical signalling or lighting devices on cycles; Mounting or supporting thereof; Circuits therefor
    • B62J6/02Headlights
    • B62J6/028Headlights specially adapted for rider-propelled cycles with or without additional source of power
    • B62J6/029Headlights specially adapted for rider-propelled cycles with or without additional source of power characterised by the structure, e.g. casings
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J6/00Arrangement of optical signalling or lighting devices on cycles; Mounting or supporting thereof; Circuits therefor
    • B62J6/02Headlights
    • B62J6/028Headlights specially adapted for rider-propelled cycles with or without additional source of power
    • B62J6/03Supporting means therefor, e.g. mounting brackets

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Lighting Device Outwards From Vehicle And Optical Signal (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een fietsspatbord (1) voorzien van een voorlichtinrichting die voorzien is om vanaf een positie onder het spatbord (1) een voorwaarts gerichte lichtbundel uit te sturen. Zo kan een behuizing (2) met daarin een lichtbron (7) aan de onderzijde (B) van het spatbord (1) worden bevestigd, zodat de onderzijde (B) van het spatbord (1) de lichtbundel begrenst. De uitvinding betreft ook een fiets waarvan de voorlichtinrichting voorzien is om een lichtbundel uit te sturen vanaf een positie onder het spatbord (1). Dit laat een bijzonder esthetische afwerking toe en verhoogt het gebruiksgemak en de veiligheid van de fiets.

Description

Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting
Deze uitvinding betreft enerzijds een fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting, waarbij de voorlichtinrichting minstens één lichtbron omvat die voorzien is om, in de montagepositie van het spatbord, vanaf een positie onder het spatbord, een voorwaarts gerichte lichtbundel uit te sturen en anderzijds ook een fiets voorzien van een voorspatbord en een voorlichtinrichting.
De voorlichtinrichting van een fiets bestaat doorgaans uit een in een afzonderlijke behuizing opgenomen lichtbron die boven het voorspatbord aan het frame van de fiets bevestigd wordt. De voorlichtinrichting omvat een eigen batterij of is door middel van geleiders aangesloten op een externe stroombron, zoals een dynamo of een batterij. Aan de behuizing is een knop voorzien waarmee de lichtbron kan ingeschakeld en uitgeschakeld worden.
Omdat men vooral bij fietsen van hoogstaande kwaliteit dikwijls een originele en meer gestroomlijnde vorm nastreeft, waarbij zo weinig mogelijk onderdelen zichtbaar zijn en de zichtbare delen samen een esthetisch geheel vormen met onopvallend in elkaar overgaande vormen, heeft men gezocht naar mogelijkheden om de voorlichtinrichting van de fiets in het fietsspatbord te integreren.
Er bestaan fietsspatborden met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken. Deze spatborden hebben echter het nadeel dat de uitgestuurde lichtbundel hinderlijk kan zijn voor andere weggebruikers wat tot onveilige situaties kan leiden.
In DE 201 14 617 UI wordt een fietsspatbord beschreven waarin openingen voorzien zijn, en waarbij de lichtbronnen van een aan de onderzijde van het spatbord bevestigde voorlichtinrichting in de openingen geplaatst zijn zodat het licht via de openingen aan de bovenzijde van het spatbord wordt uitgestuurd. De voorlichtinrichting is onzichtbaar aan de onderzijde van het spatbord bevestigd. Een fiets met een dergelijk voorlicht heeft het nadeel dat het uitgestuurde licht in neerwaartse richting door het spatbordoppervlak wordt tegengehouden. Hierdoor wordt de grond die zich dicht bij het voorwiel bevindt niet of onvoldoende verlicht om in alle omstandigheden veilig te kunnen fietsen. Hierdoor biedt deze fiets onvoldoende gebruiksgemak en veiligheid in omstandigheden waar het gebruik van het voorlicht aangewezen of voorgeschreven is.
Een bijkomend nadeel bestaat erin dat de vorm van het bovenoppervlak van het spatbord moet aangepast zijn om een lichtbundel met een voldoende verticale openingshoek in voorwaartse richting door te laten. Ter hoogte van elke lichtbron wordt in het spatbordoppervlak een dieper gelegen gedeelte gevormd. Hierdoor wordt afstand gedaan van de doorlopende gestroomlijnde vorm van het spatbord, hetgeen in veel gevallen vanuit esthetische overwegingen de voorkeur geniet. Een bijkomend nadeel bestaat erin dat het noodzakelijk is om in het spatbord openingen te voorzien voor de lichtbronnen.
Het doel van deze uitvinding is te verhelpen aan de nadelen van de hoger beschreven spatborden met een voorlichtinrichting en van de bestaande fietsen met een voorspatbord en een voorlichtinrichting.
Deze doelstelling wordt enerzijds bereikt door te voorzien in een fietsspatbord die een voorlichtinrichting omvat waarbij, volgens deze uitvinding, de voorlichtinrichting minstens één lichtbron omvat die voorzien is om, in de montagepositie van het spatbord, vanaf een positie onder het spatbord, een voorwaarts gerichte lichtbundel uit te sturen, waarbij de lichtbron voorzien is in een behuizing die tegen de onderzijde van het spatbord bevestigd is en waarbij de ingeschakelde lichtbron een lichtbundel uitstuurt die door de onderzijde van het spatbord begrensd wordt. De lichtbron omvat bij voorkeur één of meerdere LED-lichtbronnen.
Deze doelstelling wordt anderzijds ook bereikt door te voorzien in een fiets omvattende een voorspatbord en een voorlichtinrichting, waarbij de voorlichtinrichting een lichtbron omvat die voorzien is om een naar voor gerichte lichtbundel uit te sturen vanaf de onderzijde van het spatbord, waarbij de lichtbron voorzien is in een behuizing die tegen de onderzijde van het spatbord bevestigd is en waarbij de ingeschakelde lichtbron een lichtbundel uitstuurt die door de onderzijde van het spatbord begrensd wordt. De lichtbron omvat bij voorkeur één of meerdere LED-lichtbronnen.
Een dergelijk fietsspatbord en een dergelijke fiets verhelpen de hoger genoemde nadelen en gebreken. Doordat de voorwaarts gerichte lichtbundel vanaf de onderzijde van het spatbord wordt uitgestuurd wordt deze niet langer tegengehouden in neerwaartse richting. Onder de lichtbundel bevindt zich enkel het voorwiel van de fiets. Doordat het zich vóór de lichtbron bevindende deel van de wielomtrek neerwaarts loopt kan dit wiel nagenoeg geen belemmering vormen voor de lichtbundel. Hierdoor kan de lichtbundel met een grotere hellingshoek neerwaarts gericht worden dan bij de fietsspatborden met geïntegreerde voorlichtinrichting. De grond kan dus op een kleinere afstand voor het voorwiel verlicht worden, hetgeen de veiligheid en het gebruiksgemak van de fiets aanzienlijk verhoogt in omstandigheden waar het gebruik van het voorlicht aangewezen of voorgeschreven is.
Doordat de voorlichtinrichting aan de onderzijde van het spatbord kan bevestigd worden is het niet meer noodzakelijk om een doorgang of opening in het spatbord te voorzien, bijvoorbeeld voor het doorlaten van elektrische geleiders voor de stroomtoevoer naar de voorlichtinrichting. Dit biedt de mogelijkheid om het bovenoppervlak van het spatbord ononderbroken en volledig vrij te houden, terwijl de gehele voorlichtinrichting en de eventuele bevestigingsmiddelen en elektrische geleiders ervan grotendeels verborgen aan de onderzijde van het spatbord voorzien zijn. Bovendien wordt de gehele voorlichtinrichting ook door het spatbord beschermd tegen beschadigingen.
De ingeschakelde lichtbron stuurt een lichtbundel uit die door de onderzijde van het spatbord begrensd wordt. Dit betekent dat een opwaarts gericht gedeelte van de lichtbundel door de onderzijde van het spatbord wordt tegengehouden. Hierdoor wordt licht dat andere weggebruikers zou kunnen hinderen tegengehouden. Dit zorgt voor een verdere verbetering van de veiligheid van een fiets die voorzien is van een dergelijk voorspatbord.
De lichtbron is voorzien in een behuizing die aan de onderzijde van het spatbord bevestigd is. Aan de zijde die bij het op een fiets gemonteerde spatbord de voorzijde is, omvat de behuizing dan bij voorkeur een lichtdoorlatende wand of afdekking, bijvoorbeeld uit kunststof zodat het licht in die voorwaartse richting kan uitgestuurd worden. De behuizing is bij voorkeur ook waterdicht afgesloten. Deze behuizing wordt bijvoorbeeld tegen de onderzijde van het spatbord bevestigd. De behuizing kan tegen de onderzijde van het spatbord bevestigd zijn met een wand die nauw aansluit tegen de onderzijde van het spatbord en bij voorkeur een vorm heeft die nagenoeg complementair is aan de vorm van de onderzijde van het spatbord.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het spatbord in de lengterichting zo gevormd dat het een eerste deel omvat waarvan de onderzijde zich nagenoeg volgens een cirkelboog uitstrekt met een bepaalde kromtestraal en een bepaald krommingsmiddelpunt, en minstens één tweede deel omvat waarvan de onderzijde zich ten opzichte van het genoemde krommingsmiddelpunt op een afstand bevindt die groter is dan de genoemde kromtestraal, en is de voorlichtinrichting aan de onderzijde van een tweede deel van het spatbord bevestigd is.
Bij een dergelijk spatbord kan een eerste deel van het spatbord met een vrij kleine tussenafstand ten opzichte van het wiel voorzien worden, terwijl tussen een ander deel van het spatbord en het fietswiel een grotere tussenruimte voorzien is. Door deze grotere tussenruimte wordt er voldoende plaats gecreëerd voor de bevestiging van de voorlichtinrichting aan de onderzijde van het spatbord, tussen het spatbord en het wiel, terwijl het eerste deel van het spatbord toch op een relatief kleine afstand van het wiel kan voorzien zijn. Vanuit esthetisch oogpunt is het beter dat het spatbord zich niet over zijn gehele lengte op een relatief grote afstand van het wiel bevindt. Het deel met de grotere tussenruimte is dan bij voorkeur het voorste eindgedeelte van het spatbord.
Het eerste deel heeft bij voorkeur de vorm van een cirkelboog met een zodanige kromtestraal dat dit eerste deel de wielomtrek van de fiets volgt met een relatief kleine eerste tussenafstand tussen het wiel en het spatbord. Door het spatbord zo te vormen dat een daarop aansluitend tweede deel van het spatbord zich in gemonteerde toestand van het wiel verwijdert neemt de tussenafstand ten opzichte van het wiel toe naarmate men het tweede deel verder naar voor toe volgt. Een derde deel dat aansluit op het tweede deel van het spatbord kan dan opnieuw de vorm van een cirkelboog hebben met een zodanige kromtestraal dat het derde deel de wielomtrek volgt maar nu met een grotere tussenafstand dan de eerste tussenafstand ten opzichte van het wiel. Dit derde deel kan echter ook een andere vorm hebben, bijvoorbeeld een rechtlijnige vorm. De voorlichtinrichting of de behuizing ervan kan dan aan de onderzijde van het derde gedeelte van het spatbord bevestigd worden.
Bij voorkeur wordt een behuizing met één of meerdere lichtbronnen, bijvoorbeeld LED lichtbronnen, en eventuele andere elektrische of elektronische componenten aan de onderzijde van het spatbord bevestigd, en zorgt men daarbij ook voor bijkomende middelen en/of een bijzondere vormgeving van de behuizing om het water zoveel mogelijk van de behuizing weg te geleiden en/of naar de zijkanten van de behuizing te leiden.
Het water dat tijdens het rijden over een nat wegdek door de band van het voorwiel wordt meegenomen zal de behuizing vooral bereiken vanaf de achterzijde ervan. Om dit water zoveel mogelijk naar de zijkanten van de behuizing te leiden wordt deze behuizing bij voorkeur zo uitgevoerd dat deze aan de achterzijde twee met een scherpe hoek op elkaar aansluitende eindvlakken omvat. Deze achterzijde is bij voorkeur een spits achtereinde van de behuizing dat bij voorkeur nagenoeg symmetrisch is ten opzichte van de lengteas van de behuizing. Een deel van het door de fietsband meegenomen water wordt tegen deze eindvlakken geprojecteerd en wordt gedurende de verdere voorwaartse beweging van het water over deze schuin van elkaar weglopende eindvlakken naar de beide zijkanten van de behuizing geleid. Bij voorkeur lopen de eindvlakken ook naar elkaar toe in de richting van de onderzijde van de behuizing zodat het water door deze eindvlakken ook in de richting van de onderzijde van de behuizing geleid wordt.
Om het water zo efficiënt mogelijk weg te leiden omvat de behuizing bij voorkeur ook aan de onderzijde twee of meer ribben of groeven die in de richting van de voorzijde van de behuizing divergeren. Deze divergerende ribben of groeven geleiden het water dat op de onderzijde van de behuizing terechtkomt eveneens naar de zijkanten van de behuizing toe, weg van de lengteas van de behuizing.
De behuizing omvat bij voorkeur aan de voorzijde een lichtdoorlatende wand waarlangs het van de lichtbron afkomstige licht wordt uitgestuurd, terwijl op de onderzijde van de behuizing minstens één eerste ribbe of groef en minstens één tweede ribbe of groef voorzien is, waarbij de eerste en tweede ribben of groeven achteraan op elkaar aansluiten en naar voor toe onderling divergeren om aan de rand van de behuizing te eindigen aan weerszijden van de lichtdoorlatende wand. Hierdoor komt het water dat door de fietsband meegenomen is nagenoeg niet op de lichtdoorlatende wand terecht. Hierdoor voorkomt men dat de lichtdoorlatende wand snel vuil wordt en hierdoor vrij snel onvoldoende licht zou doorlaten. Dit zorgt voor een bijkomende verhoging van de veiligheid en het gebruiksgemak van de fiets.
Een bijkomende afscherming van de lichtdoorlatende wand wordt bekomen als de behuizing een lip omvat die zich voorbij de onderste rand van de lichtdoorlatende wand. Deze lip wordt bij voorkeur gevormd doordat de onderste wand van de behuizing zich voorbij deze onderste rand uitstrekt. Door deze bijkomende afscherming aan de onderzijde van de lichtdoorlatende wand wordt op een efficiënte manier voorkomen dat water zich vanaf de onderzijde van de behuizing naar boven toe verplaatst en op het oppervlak van de lichtdoorlatende wand terechtkomt en dit oppervlak snel bevuilt.
Verder is de voorlichtinrichting bij voorkeur ook voorzien van positioneermiddelen om, bij voorkeur, maar niet uitsluitend, volgens één of meerdere van de hierna volgende mogelijkheden, de oriëntatie van de uitgestuurde lichtbundel te wijzigen. De lichtbundel kan daarbij twee of meer mogelijke oriëntaties hebben, waarbij het wijzigen van die oriëntatie in stappen kan gebeuren of een traploze regeling kan zijn, bijvoorbeeld door middel van één of meerdere stelschroeven.
Volgens een eerste mogelijkheid zijn de positioneermiddelen voorzien om de positie van minstens één lichtbron ten opzichte van het spatbord te wijzigen. Volgens een tweede mogelijkheid omvat de voorlichtinrichting een drager, zoals bijvoorbeeld een printplaat, waarop één of meerdere lichtbronnen bevestigd zijn, bijvoorbeeld LED-lichtbronnen, en zijn de genoemde positioneermiddelen voorzien om de positie van de drager ten opzichte van het spatbord te wijzigen. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm volgens deze tweede mogelijkheid is de drager kantelbaar in een behuizing van de voorlichtinrichting voorzien, en is de positie van de drager door middel van één of meerdere vanaf de buitenkant van de behuizing bereikbare stelschroeven wijzigbaar.
Volgens een derde mogelijkheid omvat de voorlichtinrichting een behuizing waarin één of meerdere lichtbronnen voorzien zijn, en zijn de genoemde positioneermiddelen voorzien om de positie van deze behuizing ten opzichte van het spatbord te wijzigen. Volgens een vierde mogelijkheid omvat het spatbord minstens één positioneerbaar spatborddeel dat voorzien is om na montage van het spatbord op een fiets, ten opzichte van de fiets gepositioneerd te worden, en is de voorlichtinrichting bevestigd aan een positioneerbaar spatborddeel zodat de oriëntatie van de uitgestuurde lichtbundel, door het positioneren van dit spatborddeel, kan gewijzigd worden.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is, in de montagepositie van het spatbord, heeft het door de lichtbron uitgestuurde licht in een opwaartse richting die een hoek van 3,4° of meer maakt met een horizontaal vlak, een lichtsterkte van hoogstens 2,0 lux. Hierdoor vermijdt men dat andere weggebruikers hinder ondervinden van opwaarts uitgestuurd licht van de voorlichtinrichting.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het spatbord een sandwichstructuur waarbij twee elektrisch geleidende lagen van elkaar gescheiden zijn door een elektrisch isolerende tussenlaag, waarbij de behuizing met het spatbord verbonden is door middel van een elektrisch geleidend verbindingsmiddel dat het spatbord dwarst, en waarbij het verbindingsmiddel een elektrische verbinding realiseert tussen een elektrisch geleidende laag van het spatbord en een contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de voorlichtinrichting. Bij een dergelijk spatbord moeten geen draadvormige geleiders voorzien worden. Dit vergemakkelijkt de montage aanzienlijk. Bovendien heeft een spatbord dat een sandwichstructuur omvat een verhoogde stijfheid.
Bij voorkeur is het verbindingsmiddel voorzien om een eerste elektrische verbinding te realiseren tussen de ene elektrisch geleidende laag van het spatbord en een eerste contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de voorlichtinrichting, en is het verbindingsmiddel ook voorzien om een tweede elektrische verbinding te realiseren tussen de andere elektrisch geleidende laag van het spatbord en een tweede contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de voorlichtinrichting. Zo nodig worden er isolerende en/of elektrisch geleidende hulpstukken voorzien om beide stroombanen te realiseren en van elkaar gescheiden te houden, zoals verder meer in detail zal beschreven worden.
Een ander voorwerp volgens deze uitvinding is een fiets waarvan het voorspatbord een fietsspatbord is met één of meerdere van de hierboven aangeduide kenmerken.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het een fiets waarvan het spatbord, gezien volgens de lengterichting, zo gevormd is dat een eerste deel en een tweede deel van het spatbord zich respectievelijk op een eerste en een tweede, onderling verschillende, afstand van het fietswiel uitstrekken. Dit levert het bijzondere voordeel op dat er tussen het tweede deel van het spatbord en het voorste wiel voldoende plaats is voor de voorlichtinrichting terwijl het eerste deel zich toch op een relatief kleine afstand van het wiel bevindt. Vanuit esthetisch oogpunt is het immers wenselijk dat het spatbord zich niet over zijn gehele lengte op een relatief grote afstand van het wiel bevindt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de fiets volgens deze uitvinding zijn er middelen voorzien om het spatbord ten opzichte van de fiets te positioneren zodat de oriëntatie van de uitgestuurde lichtbundel, door het positioneren van het spatbord, kan gewijzigd worden.
In de hierna volgende beschrijving wordt een mogelijke uitvoeringsvorm van een fietsspatbord volgens deze uitvinding meer in detail omschreven. Deze beschrijving dient enkel om de kenmerken van de uitvinding verder te verduidelijken, en kan dus niet aanzien worden als een beperking van de in de conclusies van deze octrooiaanvraag opgeëiste bescherming voor deze uitvinding, noch van het toepassingsgebied ervan.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hier bijgevoegde figuren, waarbij figuur 1 een zijaanzicht is van een op een fiets bevestigd fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een detailaanzicht is van de aan de onderzijde van het spatbord bevestigde voorlichtinrichting van figuur 1; figuur 3 een bovenaanzicht is van de op figuren 1 en 2 getoonde voorlichtinrichting; figuur 4 een perspectief aanzicht is van het voorste gedeelte van de fiets van figuur 1 ; figuren 5, 6 en 7 een dwarsdoorsnede volgens de lengterichting tonen van deze voorlichtinrichting, waarbij het spatbord enkel op de doorsnede van figuur 5 is voorgesteld, en waarbij elke figuur een verschillende gekantelde positie toont van de printplaat waarop de LED-lichtbron bevestigd is; figuur 8 een onderaanzicht is van deze voorlichtinrichting; figuur 9 een opengewerkt perspectief is van deze voorlichtinrichting; en figuur 10 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede volgens de lengteas toont van een andere uitvoeringsvorm van het spatbord volgens de uitvinding, waarbij de getoonde bout- en moer- verbinding ook de elektrische verbindingen met de printplaat realiseert.
Op figuur 1 is een gedeelte van het voorwiel (30) en van het frame van een fiets voorgesteld. Een spatbord (1) is op de gebruikelijke wijze ter hoogte van de voorvork (31) met het frame van de fiets verbonden en is onderaan, nabij het achterste uiteinde van het spatbord (1), door middel van een verbindingsstang (32) met een bevestigingspunt nabij de naaf van het voorwiel (30) verbonden.
Aan de onderzijde (B) van het spatbord (1), nabij het voorste uiteinde ervan, is een voorlichtinrichting bevestigd in de vorm van een gesloten behuizing (2) die verder meer in detail wordt beschreven.
Het spatbord (1) heeft, gezien volgens de lengterichting, drie op elkaar aansluitende delen (Ι),(Π),(Π): - Het eerste deel (I) strekt zich uit vanaf het achterste uiteinde van het spatbord (1) tot ongeveer aan de voorvork (31) van de fiets. Hier beschrijft de onderzijde (B) van het spatbord (1) volgens de lengterichting een cirkelboog met een bepaalde kromtestraal (Ri) en een bepaald krommingsmiddelpunt (C) dat nagenoeg samenvalt met de wielas, zodat die onderzijde daar op een relatief kleine afstand (a) van het voorwiel (30) verwijderd blijft. - Het tweede deel (Π) van het spatbord (1) strekt zich ongeveer vanaf de voorvork (31) van de fiets naar voor toe uit en verwijdert zich daarbij van het wiel (30), zodat de tussenafstand tussen de onderzijde (B) van het spatbord (1) en het wiel (30) daar toeneemt in de richting van het voorste uiteinde van het spatbord (1), tot deze tussenafstand een bepaald maximum (b) bereikt. - Het derde deel (ΙΠ) tenslotte vormt het voorste einddeel van het spatbord (1) waaraan de behuizing (2) bevestigd is. Hier beschrijft de onderzijde (B) van het spatbord (1) een cirkelboog met hetzelfde krommingsmiddelpunt (C) als het eerste deel (I) maar met een grotere kromteststraal (R2) zodat het derde deel (ΠΙ) op de genoemde maximale tussenafstand (b) van de het wiel (30) blijft.
Op die manier bevindt de onderzijde van het eerste deel (I) van het spatbord (1) zich voldoende dicht bij het wiel (30) om optimaal het door de fietsband meegenomen water tegen te houden, terwijl het derde gedeelte (III) zich op een grotere afstand van het wiel (30) bevindt waardoor er voldoende plaats gecreëerd wordt tussen de onderzijde (la) van het spatbord (1) en het wiel (30) voor het bevestigen van de voorlichtinrichting aan de onderzijde (la) van het spatbord. De bijzondere vorm van het spatbord (1) verstoort het esthetische aspect van het spatbord niet doordat het eerste deel (I) zich op een kleine afstand (a) van het wiel (30) bevindt, terwijl het tweede deel (II) vrij onopvallend de tussenafstand ten opzichte van het wiel (30) laat toenemen tot een grotere afstand (b), en het derde deel (ΙΠ) terug een cirkelboog beschrijft die de wielomtrek volgt met behoud van die grotere tussenafstand (b) en vooraan nagenoeg horizontaal eindigt.
Zoals duidelijkst op figuur 9 te zien is, bestaat de behuizing (2) uit een bovenste (21) en een onderste schelp (22) die met elkaar verbonden worden tot een gesloten geheel dat een binnenruimte (23) begrenst. De bovenste (21) en de onderste schelp (22) worden tot een waterdicht gesloten geheel samengevoegd. De aldus gevormde behuizing (2) heeft een bovenzijde (2a), twee nagenoeg verticale flanken (2d), een onderzijde (2e) en een spits achtereinde (2b, 2c). De bovenzijde (2a) is nauw aansluitend tegen de onderzijde (B) van het spatbord (1) bevestigd. De vorm van de bovenzijde (2a) van de behuizing (2) is daarbij nagenoeg complementair aan de vorm van de onderzijde (B) van het spatbord (1).
Het spitse achtereinde van de behuizing (2) is gevormd is door twee eindvlakken (2b), (2c) die symmetrisch ten opzichte van de lengteas naar elkaar toe lopen en onder een scherpe hoek samenkomen. Het water dat tegen deze eindvlakken wordt geprojecteerd wordt gedurende de verdere voorwaartse beweging van het water over deze schuin van elkaar weglopende eindvlakken naar de beide zijkanten van de behuizing geleid. Vanaf de bovenzijde (2a) van de behuizing (2) lopen de genoemde eindvlakken (2b), (2c) ook in de richting van de onderzijde (2e) schuin naar elkaar toe, met de bedoeling om het water ook naar de onderzijde van de behuizing (2) te geleiden. De vorm van het achterste gedeelte van de behuizing (2) benadert op die manier de vorm die een scheepsromp doorgaans heeft onder de waterlijn.
De behuizing (2) is aan de voorzijde afgesloten door een lichtdoorlatende wand (3) uit kunststof. Op de onderzijde (2e) van de behuizing (2) zijn er twee naar onder toe uitstekende ribben (4), (5) voorzien die zich vanaf het spitse achtereinde van de behuizing (2) uitstrekken en achteraan eerst samenlopen, verder symmetrisch divergerend in de richting van de voorzijde lopen, en vooraan eindigen aan de rand van de behuizing (2) aan weerszijden van de lichtdoorlatende wand (3). Het water dat op de onderzijde (2e) van de behuizing (2) terechtkomt en verder voorwaarts wordt verplaatst, wordt door deze ribben (4), (5) naar de zijkanten van de behuizing (2) geleid, zodat het niet op de lichtdoorlatende wand (3) terechtkomt.
Een printplaat (6) die een LED-lichtbron (7) en diverse andere elektronische componenten (8) van de voorlichtinrichting draagt is opgenomen in de binnenruimte (23) van de behuizing (2). Op deze printplaat (5) is ook een spiegeltje (18) voorzien, zodat het door de LED-lichtbron (7) uitgestuurde licht grotendeels op het spiegeltje (18) terechtkomt. Het spiegeltje (18) is zo gevormd dat het een gerichte lichtbundel vormt met een bepaalde openingshoek. De positie en oriëntatie van het spiegeltje (18) is zo dat deze lichtbundel naar de lichtdoorlatende wand (3) van de behuizing (2) wordt gericht.
De positie van de printplaat (6) is instelbaar, zodat de positie van de LED-lichtbron (7) en het spiegeltje (18) kan gewijzigd worden. Hierdoor kan men de richting van de uitgestuurde lichtbundel wijzigen.
Op een van de LED-lichtbron (7) verwijderde plaats is in de printplaat (6) is een opening (9) met schroefdraad voorzien waarin zich een stelschroef (10) bevindt. De stelschroef (10) is voorzien van schroefdraad die overeenstemt en samenwerkt met de schroefdraad in de opening (9). Doordat ook de stelschroef (10) in een vaste positie in de behuizing (2) is opgenomen, zorgt het verdraaien van de stelschroef (10) en de werking van de schroefdraadverbinding ervoor dat de positie van de printplaat (6) traploos wijzigt. Naargelang de draaizin wordt de printplaat (6) aan die zijde omhoog of omlaag gebracht. In de nabijheid van de LED-lichtbron (3) steunt de printplaat (6) op de bovenste rand (24) van een aan de onderste schelp (22) gevormde opstaande wand.
Gedurende het verdraaien van de stelschroef (10) wordt de printplaat (6) op de genoemde rand (24) gehouden, zodat het verdraaien van de stelschroef (10) resulteert in een traploze rotatie van de printplaat (6) ten opzichte van een denkbeeldige rotatieas die met de bovenkant van de rand (24) samenvalt. Met andere woorden, de printplaat (6) wordt hierdoor ten opzichte van de rand (24) gekanteld. Op de figuren 5, 6 en 7 wordt de printplaat (6) voorgesteld in verschillende posities. De positie van de LED-lichtbron (7) en het spiegeltje (18) wordt gewijzigd door de kanteling van de printplaat (6), waardoor elke verschillende positie van de printplaat (6) ook overeenkomt met een andere richting van de uitgestuurde lichtbundel. Hierdoor kan de richting van het uitgestuurde licht zeer nauwkeurig geregeld worden.
De genoemde stelschroef (10) is verdraaibaar door middel van een gereedschap, zoals bijvoorbeeld een inbussleutel, via een opening (11) in de bovenste schelp (21). Zoals op figuur 5 het duidelijkst te zien is, is de behuizing (2) met de bovenkant van de bovenste schelp (21) tegen de onderzijde (B) van het spatbord (1) bevestigd door middel van een bevestigingsschroef (12) die via een opening in het spatbord (1) ingrijpt in een passende opening (13) in de bovenste schelp (21). Op de bovenkant (2a) van de bovenste schelp (21) is omheen de opening (11) voor de stelschroef (10) een opstaande kraag (14) voorzien.
Een drukknop (15) omvat een steel (15a) die zich via een opening (16) in de bovenste schelp (21) tot in de binnenruimte (23) van de behuizing (2) uitstrekt en in contact is met een op de printplaat (6) voorziene schakelaar (17) voor het inschakelen en uitschakelen van de LED-lichtbron (7). Op de bovenkant van de bovenste schelp (21) is ook omheen de opening (16) voor de steel (13a) van de drukknop (13) een opstaande kraag (19) voorzien.
De hierboven genoemde kragen (14), (19) zijn voorzien om te voorkomen dat water dat eventueel tussen de onderzijde (B) van het spatbord (1) en de bovenkant van de bovenste schelp (21) zou terechtkomen, via de openingen (11), (16) in de behuizing (2) zou kunnen binnenkomen, en ook om te voorkomen dat water vanaf de bovenzijde (A) van het spatbord (1) via de openingen (11), (16) in de behuizing (2) zou lopen.
De genoemde kragen (14), (19) steken via respectievelijke openingen in het spatbord (1) uit aan de bovenzijde (A) van het spatbord (1). Een afdekkap (20) wordt aan de bovenzijde (A) van het spatbord (1) bevestigd op de uitstekende kragen (14),(19), bijvoorbeeld door middel van een klikverbinding, zodat de opening (11) voor de stelschroef (10), de kragen (14), (19) en de bevestigingsschroef (12) bedekt worden (zie figuren 4 en 5). De drukknop (15) is in een opening in de afdekkap (20) voorzien, met zijn bovenzijde ongeveer in het vlak van de bovenzijde van de afdekkap (20). De drukknop (15) is op die manier vrij onopvallend in het spatbord (1) geïntegreerd en toch gemakkelijk bereikbaar. De afdekkap (20) verbergt alle elementen die vanuit esthetisch oogpunt storend kunnen zijn. De drukknop (15,15a) kan ook met de afdekkap (20) verbonden zijn of integraal deel uitmaken van deze afdekkap (20).
In een alternatieve uitvoeringsvorm heeft het spatbord (1) een sandwichstructuur waarbij twee elektrisch geleidende lagen (la), (lb) van elkaar gescheiden zijn door een elektrisch isolerende tussenlaag (lc), en is de printplaat (5) waarop de LED-lichtbron (7) bevestigd is vast opgesteld in de behuizing (2).
Zoals voorgesteld op figuur 9 wordt de verbinding tussen het spatbord (1) en de behuizing (2) van de voorlichtinrichting hier gerealiseerd met behulp van een elektrisch geleidende bout (40) en een moer (41), waarbij een isolerende huls (42) en een elektrisch geleidende bus (43) op de boutsteel (40a) worden aangebracht, zodat deze verbinding niet enkel zorgt voor een mechanische bevestiging, maar ook het elektrisch contact met de stroombron tot stand brengt. Dit gebeurt als volgt met verwijzing naar figuur 9.
De stroombron maakt met zijn positieve en zijn negatieve pool elektrisch contact met respectievelijk de ene (la) en de andere geleidende laag (lb) van het spatbord (1). Hierdoor kan de stroomtoevoer naar de behuizing (2) via de geleidende lagen (la), (lb) van het spatbord (1) gebeuren.
Omheen de steel (40a) van de bout (40) zit een isolerende huls (42), en omheen deze huls (42) is een bus (43) uit elektrisch geleidend materiaal voorzien. De LED-lichtbron (7) staat enerzijds in elektrisch contact met de bovenkant van de printplaat (5). De geleidende bus (43) maakt elektrisch contact met de bovenkant van de printplaat (5) en met de onderste geleidende laag (lb) van het spatbord (1), zodat de ene pool van de stroombron, bijvoorbeeld de positieve pool, via de onderste geleidende laag (lb) van het spatbord (1) en de geleidende bus (43) elektrisch in verbinding komt met de bovenkant van de printplaat (5).
De LED-lichtbron (7) staat anderzijds ook in elektrisch contact met de onderkant van de printplaat (5). De op de boutsteel (40a) geschroefde moer (41) maakt elektrisch contact met de onderkant van de printplaat (5) terwijl de houtkop (40b) in contact is met de bovenste geleidende laag (la) van het spatbord (1). De andere pool van de stroombron, bijvoorbeeld de negatieve pool, komt dus via de bovenste geleidende laag (la) van het spatbord (1), de houtkop (40b), de boutsteel (40a) en de moer (41) elektrisch in verbinding met de onderkant van de printplaat (5).
De huls (42) uit isolerend materiaal is voorzien om te vermijden dat de boutsteel (40a) ook in elektrisch contact zou komen met de onderste elektrisch geleidende laag (lb) of met de bovenkant van de printplaat (5). Met behulp van de bout (40) en de moer (41) wordt hier dus een elektrisch circuit gevormd waarvan de LED-lichtbron (7) deel uitmaakt.
De stroomtoevoer kan hierdoor zonder draadvormige elektrische geleiders gebeuren. Het realiseren van de elektrische verbindingen en de mechanische bevestiging van de behuizing (2) aan het spatbord (1) kan gedurende de montage van het spatbord (1) dus eenvoudig en snel gerealiseerd worden door eenzelfde handeling en met behulp van dezelfde onderdelen, door middel van de bout (40), de moer (41), de isolerende huls (42) en de geleidende bus (43).

Claims (17)

  1. CONCLUSIES
    1. Fietsspatbord (1) omvattende een voorlichtinrichting, waarbij de voorlichtinrichting minstens één lichtbron (7) omvat die voorzien is om, in de montagepositie van het spatbord (1), vanaf een positie onder het spatbord (1), een voorwaarts gerichte lichtbundel uit te sturen, met het kenmerk dat de lichtbron (7) voorzien is in een behuizing (2) die tegen de onderzijde (B) van het spatbord (1) bevestigd is en dat de ingeschakelde lichtbron (7) een lichtbundel uitstuurt die door de onderzijde (B) van het spatbord (1) begrensd wordt.
  2. 2. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het spatbord in de lengterichting (1) zo gevormd is dat het een eerste deel (I) omvat waarvan de onderzijde (B) zich nagenoeg volgens een cirkelboog uitstrekt met een bepaalde kromtestraal (Ri) en een bepaald krommingsmiddelpunt (C), en minstens één tweede deel (Π), (ΙΠ) omvat waarvan de onderzijde (B) zich ten opzichte van het krommingsmiddelpunt (C) op een afstand (R2) bevindt die groter is dan de genoemde kromtestraal (Ri), en dat de voorlichtinrichting aan de onderzijde (B) van een tweede deel (Π), (ΙΠ) van het spatbord (1) bevestigd is.
  3. 3. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de behuizing (2) achteraan begrensd wordt door twee met een scherpe hoek op elkaar aansluitende eindvlakken (2b), (2c).
  4. 4. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat op de onderzijde van de bodem (2e) van de behuizing (2) twee of meer ribben (4), (5) of groeven voorzien zijn die in de richting van de voorzijde van de behuizing (2) divergeren.
  5. 5. Fietsspatbord (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de behuizing (2) aan de voorzijde een lichtdoorlatende wand (3) omvat waarlangs het van de lichtbron (7) afkomstige licht wordt uitgestuurd, en dat op de onderzijde (2e) van de behuizing (2) minstens één eerste ribbe (4) of groef en minstens één tweede ribbe (5) of groef voorzien is, waarbij de eerste (4) en tweede ribben (5) of groeven achteraan op elkaar aansluiten en naar voor toe onderling divergeren om aan de rand van de behuizing (2) te eindigen aan weerszijden van de lichtdoorlatende wand (3).
  6. 6. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de behuizing (2) een zich voorbij de onderste rand van de lichtdoorlatende wand (3) uitstrekkende lip (2f) omvat.
  7. 7. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze positioneermiddelen (9,10,11) omvat om de positie van minstens één lichtbron (7) ten opzichte van het spatbord (1) te wijzigen, zodat de oriëntatie van de uitgestuurde lichtbundel kan gewijzigd worden.
  8. 8. Fietsspatbord (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de voorlichtinrichting een drager (5) omvat waarop één of meerdere lichtbronnen (7) bevestigd zijn, en dat de positioneermiddelen (9, 10, 11) voorzien zijn om de positie van de drager (5) ten opzichte van het spatbord (1) te wijzigen.
  9. 9. Fietsspatbord (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de drager (5) kantelbaar in een behuizing (2) van de voorlichtinrichting is voorzien, en dat de positie van de drager (5) door middel van één of meerdere vanaf de buitenkant van de behuizing bereikbare stelschroeven (10) wijzigbaar is.
  10. 10. Fietsspatbord (1) volgens een van de conclusies 7 tot 9, met het kenmerk dat de voorlichtinrichting een behuizing (2) omvat waarin één of meerdere lichtbronnen (7) voorzien zijn, en dat er positioneermiddelen voorzien zijn om de positie van deze behuizing ten opzichte van het spatbord (1) te wijzigen.
  11. 11. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het spatbord (1) minstens één positioneerbaar spatborddeel omvat dat voorzien is om na montage van het spatbord (1) op een fiets, ten opzichte van de fiets gepositioneerd te worden, en dat de voorlichtinrichting bevestigd is aan een positioneerbaar spatboiddeel zodat de oriëntatie van de uitgestuurde lichtbundel, door het positioneren van dit spatborddeel, kan gewijzigd worden.
  12. 12. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, in de montagepositie van het spatbord (1), het door de lichtbron (7) uitgestuurde licht in een opwaartse richting die een hoek van 3,4° of meer maakt met een horizontaal vlak, een lichtsterkte heeft van hoogstens 2,0 lux.
  13. 13. Fietsspatbord (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het spatbord (1) een sandwichstructuur heeft waarbij twee elektrisch geleidende lagen (la), (lb) van elkaar gescheiden zijn door een elektrisch isolerende tussenlaag (lc), dat de behuizing (2) met het spatbord (1) verbonden is door middel van een elektrisch geleidend verbindingsmiddel (40), (41) dat het spatbord (1) dwarst, en dat het verbindingsmiddel (40), (41) daarbij een elektrische verbinding realiseert tussen een elektrisch geleidende laag (la), (lb) van het spatbord (1) en een contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de voorlichtinrichting.
  14. 14. Fiets omvattende een voorspatbord (1) en een voorlichtinrichting, waarbij de voorlichtinrichting een lichtbron (7) omvat die voorzien is om een naar voor gerichte lichtbundel uit te sturen vanaf een positie onder het spatbord (1), met het kenmerk dat de lichtbron (7) voorzien is in een behuizing (2) die tegen de onderzijde (B) van het spatbord (1) bevestigd is en dat de ingeschakelde lichtbron (7) een lichtbundel uitstuurt die door de onderzijde (B) van het spatbord (1) begrensd wordt.
  15. 15. Fiets volgens conclusie 14, met het kenmerk dat het voorspatbord (1) een fietsspatbord is volgens een van de conclusies 1 tot 13.
  16. 16. Fiets volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk dat het voorspatbord in de lengterichting zo gevormd is dat een eerste deel (I) en een tweede deel (Π), (ΙΠ) van het spatbord (1) zich respectievelijk op een eerste (a) en een tweede (b), onderling verschillende, afstand van het fietswiel (30) uitstrekken.
  17. 17. Fiets volgens een van de conclusies 14 tot 16, met het kenmerk dat er middelen voorzien zijn om het spatbord (1) ten opzichte van de fiets te positioneren zodat de oriëntatie van de uitgestuurde lichtbundel, door het positioneren van het spatbord (1), kan gewijzigd worden.
BE2014/0111A 2014-02-18 2014-02-18 Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting BE1024037B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0111A BE1024037B1 (nl) 2014-02-18 2014-02-18 Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting
DE202015001196.9U DE202015001196U1 (de) 2014-02-18 2015-02-18 Fahrradschutzblech, versehen mit einer Vorderlichtvorrichtung

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0111A BE1024037B1 (nl) 2014-02-18 2014-02-18 Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1024037B1 true BE1024037B1 (nl) 2017-10-31

Family

ID=50630538

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/0111A BE1024037B1 (nl) 2014-02-18 2014-02-18 Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1024037B1 (nl)
DE (1) DE202015001196U1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102020105764A1 (de) 2020-03-04 2021-09-09 Emmaljunga Barnvagnsfabrik Ab Radsystem, Kinderwagen mit Radsystem und Herstellungsverfahren des Radsystems

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2675464A (en) * 1950-12-05 1954-04-13 Frank W Schwinn Cycle fender with built-in light
CH497999A (de) * 1968-10-08 1970-10-31 Heinrich Benzing Praez S Dreht Radschmutzfänger, insbesondere für Zweiräder, mit aus Kunststoff bestehendem Rinnenkörper
JPH04100978U (ja) * 1991-02-07 1992-09-01 株式会社三ツ葉電機製作所 自転車用泥除け
DE19618070A1 (de) * 1996-05-06 1997-11-13 Chuang Hsien Ting Kunststoff-Schutzblech für Fahrräder oder Motorräder und Verfahren zur Herstellung desselben
CN2556106Y (zh) * 2002-07-05 2003-06-18 戴人豪 一种自行车后挡泥板结构
DE102007030318A1 (de) * 2006-10-30 2008-05-08 Shimano Inc., Sakai Fahrradbeleuchtungsvorrichtung
DE102008037515A1 (de) * 2008-11-03 2010-05-06 Peter Michael Weisse Fahrradleuchte und Verfahren zur Ausrichtung einer Fahrradleuchte
DE202009018065U1 (de) * 2009-06-22 2010-12-02 Scott Sports S.A. Schutzblech mit Hohlkammerprofil

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20114617U1 (de) 2001-09-05 2001-10-31 Hemmelskamp Fa H Mit einer Beleuchtungseinrichtung versehenes Schutzblech für ein Zweirad

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2675464A (en) * 1950-12-05 1954-04-13 Frank W Schwinn Cycle fender with built-in light
CH497999A (de) * 1968-10-08 1970-10-31 Heinrich Benzing Praez S Dreht Radschmutzfänger, insbesondere für Zweiräder, mit aus Kunststoff bestehendem Rinnenkörper
JPH04100978U (ja) * 1991-02-07 1992-09-01 株式会社三ツ葉電機製作所 自転車用泥除け
DE19618070A1 (de) * 1996-05-06 1997-11-13 Chuang Hsien Ting Kunststoff-Schutzblech für Fahrräder oder Motorräder und Verfahren zur Herstellung desselben
CN2556106Y (zh) * 2002-07-05 2003-06-18 戴人豪 一种自行车后挡泥板结构
DE102007030318A1 (de) * 2006-10-30 2008-05-08 Shimano Inc., Sakai Fahrradbeleuchtungsvorrichtung
DE102008037515A1 (de) * 2008-11-03 2010-05-06 Peter Michael Weisse Fahrradleuchte und Verfahren zur Ausrichtung einer Fahrradleuchte
DE202009018065U1 (de) * 2009-06-22 2010-12-02 Scott Sports S.A. Schutzblech mit Hohlkammerprofil

Also Published As

Publication number Publication date
DE202015001196U1 (de) 2015-04-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
USRE47688E1 (en) Bicycle light
US7722231B2 (en) Bicycle safety lighting
US10151471B2 (en) Lighted ladder
US8246224B2 (en) Apparatus to provide variable illuminated signals for the presence of bicycles and other vehicles
US20070147027A1 (en) Safety helmet with a direction indicating device
WO2012070169A1 (ja) 前照灯及びこれを備えた鞍乗型車両
BE1024037B1 (nl) Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting
NL2010170C2 (nl) Lantaarn met beveiliging tegen schijnen in een ongewenste richting.
US11173082B2 (en) Wheelchair footrest
US8434921B2 (en) Apparatus to provide variable illuminated signals for the presence of bicycles and other vehicles
ES2476015T3 (es) Luz trasera y motocicleta
IES86965B2 (en) A bicycle light
CN212861744U (zh) 减振效果较佳的电动滑板车
JP2018052263A (ja) 車両用灯火器構造
US20140254183A1 (en) Headset lighting system for a bicycle
BE1021326B1 (nl) Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting.
JPH10119581A (ja) 自動車のサンル−フ用デフレクタ
JP3205109U (ja) 自転車用ライト
WO2016017554A1 (ja) ランプ付き車両用アウターミラー
KR101689537B1 (ko) 신호등에 내장된 일체형 led 투광등
JP6753820B2 (ja) 光源制御装置、及び光源制御装置を備えた自転車用照明装置
NL2023008B1 (en) A bicycle light
JP3169372U (ja) 照明を具有するランプユニット
US11951899B1 (en) Accessory lights for a two-wheeled vehicle
CH165014A (fr) Dispositif indicateur de direction à effet lumineux de véhicule à guidon.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20171031