BE1021326B1 - Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting. - Google Patents

Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1021326B1
BE1021326B1 BE2014/0093A BE201400093A BE1021326B1 BE 1021326 B1 BE1021326 B1 BE 1021326B1 BE 2014/0093 A BE2014/0093 A BE 2014/0093A BE 201400093 A BE201400093 A BE 201400093A BE 1021326 B1 BE1021326 B1 BE 1021326B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
mudguard
light
bicycle
housing
light device
Prior art date
Application number
BE2014/0093A
Other languages
English (en)
Inventor
Dirk Vens
Original Assignee
Curana Invest Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=50630535&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=BE1021326(B1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Curana Invest Bvba filed Critical Curana Invest Bvba
Priority to BE2014/0093A priority Critical patent/BE1021326B1/nl
Priority to EP15154918.5A priority patent/EP2907733B1/en
Priority to DE202015001028.8U priority patent/DE202015001028U1/de
Priority to DK15154918.5T priority patent/DK2907733T3/da
Application granted granted Critical
Publication of BE1021326B1 publication Critical patent/BE1021326B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J15/00Mud-guards for wheels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J6/00Arrangement of optical signalling or lighting devices on cycles; Mounting or supporting thereof; Circuits therefor
    • B62J6/04Rear lights

Abstract

Deze uitvinding betreft een fietsspatbord (1) met een erin geïntegreerde achterlichtinrichting, omvattende een in een opening in het spatbord opgenomen behuizing (2) met daarin een lichtbron (3), waarbij de behuizing (2) een lichtdoorlatende wand (5) omvat die in gebruik een verlichtingsoppervlak (8) vormt dat uit het spatbordoppervlak uitsteekt en de kromming van het spatbord (1) volgt. De achterlichtinrichting is gemakkelijk te monteren en zorgt voor een betere zijdelingse en/of opwaartse verspreiding van het licht, waardoor dit spatbord niet enkel een esthetische meerwaarde biedt maar ook de veiligheid en het gebruiksgemak van een fiets kan verhogen.

Description

Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting
Deze uitvinding betreft een fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting, omvattende een in het spatbord geïntegreerde behuizing waarin minstens één lichtbron is opgenomen, waarbij de behuizing in een dwarsende opening in het spatbord is opgenomen en een lichtdoorlatende wand omvat die in gebruik een verlichtingsoppervlak vormt. Deze uitvinding betreft ook een fiets voorzien van een dergelijk fietsspatbord.
Het in DE 20 2013 003 875 UI beschreven fietsspatbord omvat een halfcilindrische buis uit halftransparant materiaal waarin een LED-strip is opgenomen. De buis is op het spatbordoppervlak bevestigd doordat het bovenste uiteinde van de buis gevat is in een opneemruimte van een bevestigingskop. De bevestigingskop zelf is op het spatbord bevestigd door middel van een schroef. Het onderste uiteinde van de buis is tegen het spatbordoppervlak geklemd door een beugel die deel uitmaakt van een vleugel die aan het onderste uiteinde van het spatbord wordt bevestigd door middel van schroeven. De buis wordt bijkomend op het spatbordoppervlak gekleefd of is ermee verbonden door middel van in uitsparingen ingrijpende klikelementen.
Een dergelijke achterlichtinrichting is als een afzonderlijke opbouwinrichting door middel van zichtbare schroeven bovenop het spatbordoppervlak bevestigd. Vooral bij fietsen van hoge kwaliteit wordt een dergelijke meerdelige opbouwconstructie vanuit esthetisch oogpunt als storend aanzien. Men wil het aantal zichtbare onderdelen tot een minimum beperken en de zichtbare componenten in het spatbordmateriaal opnemen met een minimum aan zichtbare bevestigingsmiddelen zodat een stijlvol geheel ontstaat waarin de onderdelen onopvallend op elkaar aansluiten.
Doordat de behuizing met de lichtbron zich aan de bovenzijde van het spatbord bevindt zal het, bij stroomtoevoer via een aan de onderzijde van het spatbord voorziene geleider, nodig zijn om een geleider doorheen een opening in het spatbord naar de bovenzijde van het spatbord te brengen, voor de stroomtoevoer naar de behuizing. Dit brengt het nadeel met zich mee dat een bijkomende doorboring of doorgang doorheen het spatbord vereist is. De montage van het spatbord wordt hierdoor bemoeilijkt. Bovendien is zo’n doorboring of doorgang eveneens te vermijden vanuit esthetisch oogpunt. Nog een ander nadeel bestaat erin dat de bovenop het spatbord gemonteerde onderdelen gemakkelijk beschadigd raken.
Het in DE 201 14 617 Ul beschreven achterspatbord omvat een behuizing met LEDlichtbronnen. De behuizing is losneembaar aan de onderzijde van het spatbord bevestigd, zodat de lichtbronnen zich tegenover een passende opening in het spatbord bevinden. Deze opening is afgedekt door middel van een vlak doorschijnend afdekelement.
Het spatbord is zo gevormd dat het spatbordoppervlak, dat zich volgens een cirkelboog uitstrekt, plaatselijk onderbroken is door een lager dan het spatbordoppervlak gelegen ruimte die onderaan begrensd is door een gootvormige wand. Het spatbordoppervlak en het voorste uiteinde van de lager gelegen gootvormige wand gaan via een verticale vlakke wand in elkaar over. De genoemde opening mondt uit in deze verticale wand zodat het vlak afdekelement waarlangs het licht wordt uitgestuurd een verticaal en naar achter gericht oppervlak van het spatbord is. Een fiets met een dergelijke achterlichtinrichting is niet altijd voldoende zichtbaar voor andere weggebruikers. Door de beperkte afmetingen van de verticale wand zijn de mogelijkheden tot esthetische vormgeving van het verlichtingsoppervlak ook eerder beperkt.
Het doel van deze uitvinding is te verhelpen aan de hoger beschreven nadelen van de bestaande spatborden met een achterlichtinrichting.
Deze doelstelling wordt bereikt door te voorzien in een fietsspatbord met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij de lichtdoorlatende wand een uit het spatbordoppervlak uitstekend verlichtingsoppervlak vormt, waarbij dit verlichtingsoppervlak hoofdzakelijk de kromming van het spatbord volgt en waarbij gezien in de montagepositie van het spatbord, het verlichtingsoppervlak uitsteekt boven een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak dat ten opzichte van een verticaal vlak een hoek (a) maakt die minstens 20° en hoogstens 60° is.
Het verlichtingsoppervlak omvat daartoe bij voorkeur een gebogen vlak dat de bovenste begrenzing van het verlichtingsoppervlak vormt en de kromming van het spatbordoppervlak hoofdzakelijk volgt. Het verlichtingsoppervlak is het naar buiten gerichte oppervlak van de lichtdoorlatende wand waarlangs licht dat van de lichtbron afkomstig is wordt uitgestuurd. Bij voorkeur heeft het spatbord een kromming volgens een cirkelboog.
Dit fietsspatbord verhelpt de genoemde nadelen en gebreken van de bestaande fietsspatborden. De behuizing waarin alle elektrische en elektronische componenten en aansluitingen kunnen opgenomen zijn is verborgen onder het spatbordoppervlak terwijl enkel een lichtdoorlatende wand van die behuizing de bijkomende functie van verlichtingsoppervlak krijgt en zichtbaar in het spatbordoppervlak is geïntegreerd. Het verlichtingsoppervlak volgt de kromming van het spatbord waardoor het verlichtingsoppervlak in gebruik een lichtgevend deeloppervlak van het spatbordoppervlak lijkt te zijn. Het oppervlak van die lichtdoorlatende wand kan met een passende esthetische vorm uitgevoerd worden en in het spatbordoppervlak geïntegreerd worden. Hiervoor biedt het spatbordoppervlak voldoende plaats. Alle bevestigingsmiddelen kunnen bovendien ook onder het spatbordoppervlak verborgen blijven. Het spatbord en de achterlichtinrichting kunnen zo tot één esthetisch geheel met op elkaar aansluitende vormen samengevoegd worden.
Doordat het verlichtingsoppervlak boven het spatbordoppervlak uitsteekt wordt bovendien ook licht uitgestuurd in de zijdelingse richtingen en in opwaartse en neerwaartse richting. Een dergelijke achterlichtinrichting zorgt voor een aanzienlijke verbetering van de zichtbaarheid van de fiets voor andere weggebruikers.
Doordat de behuizing in een dwarsende opening in het spatbord is opgenomen, is de behuizing aan de onderzijde van het spatbord bereikbaar zodat een aan de onderzijde van het spatbord voorziene geleider naar een contactpunt in de behuizing kan gebracht worden zonder het spatbordmateriaal te moeten dwarsen. Er moet geen doorgang voorzien worden in het spatbordoppervlak en bovendien vergemakkelijkt dit de montage. Bovendien kan de behuizing zich grotendeels onder het spatbord bevinden en door het spatbord beschermd worden. De elektrische en elektronische componenten en aansluitingen van de achterlichtinrichting kunnen in het zich onder het spatbord bevindende deel van de behuizing opgenomen zijn.
Het verlichtingsoppervlak steekt uit boven een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak, die ten opzichte van een verticaal vlak een hoek (a) maakt die tussen 20° en 60° ligt. Hierdoor zal zelfs een fietser met een relatief kleine lichaamslengte het uitstekend gedeelte van het verlichtingsoppervlak kunnen zien door tijdens het fietsen even achterom te kijken. Zo kan de fietser gemakkelijk vaststellen dat het achterlicht ingeschakeld is en goed werkt.
Bij voorkeur, gezien in de montagepositie van het spatbord, steekt het verlichtingsoppervlak uit boven een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak dat ten opzichte van een verticaal vlak een hoek (a) maakt die minstens 40° is. De genoemde hoek (a) is bijvoorbeeld 40°, 45°, 50°, 55° of 60°.
Verder bij voorkeur is de hoogte waarover het verlichtingsoppervlak uit het spatbordoppervlak uitsteekt niet meer dan 10 mm. Dit is vooral om de esthetische vormgeving en lijn van het spatbord niet te verstoren. In een bijzondere uitvoeringsvorm heeft het verlichtingsoppervlak een maximale uitstekende hoogte die tussen 1 en 5 mm ligt.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het verlichtingsoppervlak, gezien in de montagepositie van het spatbord, aan de beide zijkanten een in de richting van de zijrand naar het spatbordoppervlak toe lopende zone zodat via deze zones in beide zijdelingse richtingen licht kan uitgestuurd worden.
Op die manier kan een lichtbundel met een zeer brede horizontale openingshoek uitgestuurd worden, waardoor de fietser niet enkel vanaf de achterzijde, maar ook zijdelings, veel beter zichtbaar is voor andere weggebruikers. Dit zorgt uiteraard voor een aanzienlijke verbetering van de veiligheid van de fietser.
Bij voorkeur is het uitstekend verlichtingsoppervlak, gezien in de montagepositie van het spatbord, voorzien om een lichtbundel met een horizontale openingshoek van minstens 180° uit te sturen. Bij voorkeur is deze openingshoek minstens 200°. In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een dergelijk spatbord is deze openingshoek minstens ongeveer 220°.
In een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het verlichtingsoppervlak, gezien in de montagepositie van het spatbord, aan de kant die naar de bovenste uiteinde van het spatbord gericht is, een zone waar het verlichtingsoppervlak in de richting van zijn bovenste rand naar het spatbordoppervlak toe loopt.
Via de zone waar het verlichtingsoppervlak in de richting van de bovenste rand naar het spatbordoppervlak toe loopt, kan het licht in een nagenoeg verticale richting uitgestuurd worden. Eventueel kan het licht zelfs naar de fietser toe worden uitgestuurd. Hierdoor kan een fietser tijdens het fietsen met zekerheid vaststellen of zijn achterlicht ingeschakeld is en goed functioneert.
Bij voorkeur bevindt de genoemde zone van het verlichtingsoppervlak zich op een plaats op het spatbord waar een raaklijn aan de cirkelboog die door het spatbordoppervlak wordt gevormd, een hoek van minstens 20° maakt met een verticaal vlak door deze zone, als men het spatbord in de montagepositie beschouwd. In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is deze hoek minstens 30°. Deze hoek heeft bij voorkeur een grootte die tussen 40° en 60° gelegen is, waarbij deze hoek bijvoorbeeld ongeveer 45° is.
Het verlichtingsoppervlak kan in de genoemde zone een vlak oppervlak zijn dat in de richting van de bovenste rand schuin naar het spatbordoppervlak toe loopt of een gebogen oppervlak zijn of eender welke andere regelmatige of onregelmatige vorm aannemen. De genoemde zone is bij voorkeur, maar niet noodzakelijk, het randgedeelte van het verlichtingsoppervlak. Er kunnen tussen de genoemde zone en de bovenste rand van het verlichtingsoppervlak andere deeloppervlakken van het verlichtingsoppervlak of componenten van de achterlichtinrichting voorzien zijn, voor zover deze deeloppervlakken of componenten het via de zone uitgestuurde licht in voldoende mate doorlaten.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van dit spatbord is, gezien in de montagepositie van het spatbord, de genoemde zone voorzien om licht uit te sturen in een opwaartse richting die, in het verticaal symmetrievlak volgens de lengterichting van het spatbord, vanaf de genoemde zone schuin naar boven loopt en daarbij het verticaal dwarsvlak dat door het bovenste uiteinde van het spatbord loopt, nadert. Als een dergelijk spatbord als achterspatbord op een fiets gemonteerd is zal het licht schuin naar boven in de richting van de fietser uitgestuurd worden en dus bijzonder goed waarneembaar zijn wanneer de fietser zich even omdraait tijdens het fietsen.
Deze opwaarts gerichte lichtbundel kan hierbij in een richting uitgestuurd worden waarbij de hoofdas van de lichtbundel een hoek van minstens 20°, bij voorkeur minstens 30°, maakt ten opzichte van een verticaal vlak. Bij voorkeur wordt de lichtbundel hoofdzakelijk binnen een bereik tussen 0° en 45° uitgestuurd. Een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt bekomen als het opwaarts uitgestuurde licht een lichtsterkte heeft van minstens 0,025 candela (cd). Dit garandeert een optimale waarneembaarheid in alle omstandigheden.
In een zeer voordelige uitvoeringsvorm wordt de verlichtingsinrichting zo in het spatbord geïntegreerd dat, gezien in de montagepositie van het spatbord, het verlichtingsoppervlak uitsteekt boven een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak dat ten opzichte van een vertikaal vlak een hoek (a) maakt die minstens 20° en hoogstens 60° is, bij voorkeur minstens 40° is. In een uitvoeringsvorm die vanuit esthetisch oogpunt de voorkeur geniet wordt het verlichtingsoppervlak uitgevoerd als een convex gebogen oppervlak. De vorm van het uitstekende verlichtingsoppervlak gaat dan volgens een vloeiende lijn over in het spatbordoppervlak zodat een esthetisch geheel bekomen wordt. Daarbij is de lichtdoorlatende wand bij voorkeur uitgevoerd als een koepelvormige wand die centraal op een maximale afstand komt van het spatbordoppervlak en in de richting van de omtrekranden met een gelijkmatig gebogen oppervlak naar het spatbordoppervlak toe loopt.
Bij een uitvoeringsvorm die een zeer goede zichtbaarheid van de fietser garandeert is het verlichtingsoppervlak voorzien om in de montagepositie van het spatbord een lichtbundel uit te sturen met, ten opzichte van een verticaal referentievlak en een horizontaal referentievlak met een onderlinge snijlijn die samenvalt met de hoofdas van de lichtbundel, een lichtsterkteverdeling die inhoudt dat de lichtsterkte van het licht dat wordt uitgestuurd in de richtingen die een horizontale hoek van 20° vormen ten opzichte van het verticaal referentievlak en een verticale hoek van 5° vormen ten opzichte van het horizontaal referentievlak, minstens 10 % is van de lichtsterkte van het licht dat volgens de hoofdas wordt uitgestuurd.
De hoofdas van de lichtbundel is de as waarlangs het licht met een maximale lichtsterkte wordt uitgestuurd. De lichtsterkte in andere richtingen wordt uitgedrukt als een percentage van deze maximale lichtsterkte. De hierboven genoemde horizontale hoek kan zowel links als rechts van het verticaal referentievlak beschouwd worden, terwijl de genoemde verticale hoek zowel boven als onder het horizontale referentievlak kan beschouwd worden.
Dit betekent dat de hierboven voorgeschreven lichtsterkteverdeling een minimale lichtsterkte van 10% van de maximale lichtsterkte volgens de hoofdas voorschrijft voor de volgende vier verschillende richtingen ten opzichte van de genoemde referentievlakken: een eerste richting volgens een horizontale hoek van 20° links van het verticale referentievlak en een verticale hoek van 5° boven het horizontale referentievlak; een tweede richting volgens een horizontale hoek van 20° links van het verticale referentievlak en een verticale hoek van 5° onder het horizontale referentievlak; een derde richting volgens een horizontale hoek van 20° rechts van het verticale referentievlak en een verticale hoek van 5° boven het horizontale referentievlak; en een vierde richting volgens een horizontale hoek van 20° rechts van het verticale referentievlak en een verticale hoek van 5° onder het horizontale referentievlak.
In een uitvoeringsvorm die ook een uitstekende zichtbaarheid van de fietser garandeert is het verlichtingsoppervlak voorzien om in de montagepositie van het spatbord een lichtbundel uit te sturen met, ten opzichte van de genoemde referentievlakken, een lichtsterkteverdeling die inhoudt dat de lichtsterkte van het licht dat wordt uitgestuurd in de richtingen die een horizontale hoek van 5° vormen ten opzichte van het verticaal referentievlak en een verticale hoek van 10° vormen ten opzichte van het horizontaal referentievlak, minstens 20 % is van de lichtsterkte van het licht dat volgens de hoofdas wordt uitgestuurd.
Deze lichtsterkteverdeling schrijft dus voor dat de lichtsterkte in de volgende vier richtingen niet kleiner is dan 20 % van de maximale lichtsterkte volgens de hoofdas van de lichtbundel: 5° links van het verticale referentievlak en 10° boven het horizontale referentievlak; 5° links van het verticale referentievlak en 10° onder het horizontale referentievlak; • 5° rechts van het verticale referentievlak en 10° boven het horizontale referentievlak; en 5° rechts van het verticale referentievlak en 10° onder het horizontale referentievlak.
Bovenstaande lichtsterkteverdeling kan toegepast zijn zonder dat daarbij voldaan is aan de hoger aangeduide lichtsterkteverdeling (vier richtingen met minimum lichtsterkte van 10% ). In een uitvoeringsvorm die de voorkeur geniet worden echter beide lichtsterkteverdelingen samen toegepast.
Bij voorkeur voldoet de lichtsterkte aan een of meerdere van de volgende voorwaarden: in de richtingen binnen een bereik van 5° links en rechts van het verticale referentievlak en 5° boven en onder het horizontale referentievlak is de lichtsterkte minstens 1 cd. • In de richtingen binnen een bereik van 110° links en rechts van het verticale referentievlak en 5° boven en onder het verticale referentievlak is de lichtsterkte minstens 0,033 cd.
In een zeer voordelige uitvoeringsvorm van het spatbord volgens deze uitvinding is de behuizing door middel van elastisch vervormbare weerhoudmiddelen, bij voorkeur door middel van één of meerdere klikverbindingen, met het spatbord verbonden. Hierdoor kan de behuizing zeer gemakkelijk en zonder gereedschappen met het spatbord verbonden worden. Er zijn geen afzonderlijke verbindingsmiddelen nodig. De weerhoudmiddelen kunnen gemakkelijk onder het spatbordoppervlak verborgen worden.
De lichtdoorlatende wand van de behuizing wordt het best vervaardigd uit een mat materiaal, bij voorkeur uit kunststof. Door de matheid van het materiaal wordt een zeer homogeen licht bekomen. Bij voorkeur wordt een lichtdoorlatende wand uit kunststof met een rode kleur voorzien.
De lichtbron omvat minstens één LED. Als er meerdere LED’s voorzien zijn kunnen deze op een zogenaamde LED-strip voorzien zijn waarbij meerdere LED’s op eenzelfde drager voorzien zijn. De LED ’s kunnen dan zo opgesteld worden en/of de gemeenschappelijke drager van de LED-strip kan zo uitgevoerd zijn, dat de LED’s in een schuine positie staan ten opzichte van het verlichtingsoppervlak.
In een zeer bijzondere uitvoeringsvorm is de oriëntatie van de of elke lichtbron instelbaar. Men kan ook een lens voorzien om de richting van het licht te wijzigen. Deze lens kan een vast opgestelde lens zijn of een lens waarvan de positie instelbaar is om de richting van het uitgestuurde licht te beïnvloeden. In de behuizing kunnen ook middelen voorzien worden om de richting van het door de lichtbron uitgestuurde licht te wijzigen en/of om het licht te verstrooien. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het binnenste oppervlak van de lichtdoorlatende wand te voorzien van een bepaald reliëf of een oppervlaktestructuur of een laag die een lichtverstrooiing teweegbrengt. Men kan bijvoorbeeld ook een zogenaamde lichtdiffusiebuis of ‘light guide’ voorzien.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het spatbord een sandwichstructuur waarbij twee elektrisch geleidende lagen van elkaar gescheiden zijn door een elektrisch isolerende tussenlaag, waarbij de behuizing met het spatbord verbonden is door middel van een elektrisch geleidend verbindingsmiddel dat het spatbord dwarst, en waarbij het verbindingsmiddel een elektrische verbinding realiseert tussen een elektrisch geleidende laag van het spatbord en een contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de achterlichtinrichting. Bij een dergelijk spatbord moeten geen draadvormige geleiders voorzien worden. Dit vergemakkelijkt de montage aanzienlijk. Bovendien heeft een spatbord dat een sandwichstructuur omvat een verhoogde stijfheid.
Bij voorkeur is het verbindingsmiddel voorzien om een eerste elektrische verbinding te realiseren tussen de ene elektrisch geleidende laag van het spatbord en een eerste contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de achterlichtinrichting, en is het verbindingsmiddel ook voorzien om een tweede elektrische verbinding te realiseren tussen de andere elektrisch geleidende laag van het spatbord en een tweede contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de achterlichtinrichting. Zo nodig worden er isolerende en/of elektrisch geleidende hulpstukken voorzien om beide stroombanen te realiseren en van elkaar gescheiden te houden.
Deze uitvinding betreft ook een fiets omvattende een fietsspatbord met één of meerdere van de hierboven aangeduide bijzondere kenmerken. De achterlichtinrichting kan ook middelen omvatten om minstens één lichtbron in te schakelen wanneer de remmen van de fiets gebruikt worden.
In de hierna volgende beschrijving wordt een mogelijke uitvoeringsvorm van een fietsspatbord volgens deze uitvinding meer in detail omschreven. Deze beschrijving dient enkel om de kenmerken van de uitvinding verder te verduidelijken, en kan dus niet aanzien worden als een beperking van de in de conclusies van deze octrooiaanvraag opgeëiste bescherming voor deze uitvinding, noch van het toepassingsgebied ervan.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hier bij gevoegde figuren, waarbij figuur 1 een zijaanzicht is van een op een fiets bevestigd fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting volgens de uitvinding; figuren 2 en 7 respectievelijk een achteraanzicht en een zijaanzicht zijn van het fietsspatbord met achterlichtinrichting dat op de fiets van figuur 1 is bevestigd; figuur 3 een zijaanzicht is van de achterlichtinrichting die in het spatbord van figuur 2 is geïntegreerd; figuur 4 een bovenaanzicht is van de achterlichtinrichting van figuur 3; figuur 5 een opengewerkt perspectief is van de achterlichtinrichting die op figuur 4 is voorgesteld; en figuur 6 een dwarsdoorsnede volgens de lengteas is van een andere uitvoeringsvorm van een fietsspatbord volgens de uitvinding, waarbij het omcirkelde gedeelte naast de figuur uitvergroot wordt weergegeven.
Op figuur 1 is een gedeelte van het achterwiel (10) van een fiets voorgesteld. Een spatbord (1) met een kromming volgens een cirkelboog is op de gebruikelijke wijze met een kleine tussenafstand tegenover de wielomtrek bevestigd. Daartoe is het spatbord (1) onder meer door middel van een verbindingsstang (11) met een bevestigingspunt nabij de naaf van het achterwiel (10) verbonden.
Het op de figuren voorgestelde fietsspatbord (1) omvat een achterlichtinrichting met een in het spatbord (1) geïntegreerde waterdichte behuizing (2) waarin meerdere LED-lichtbronnen (3) zijn opgenomen. In de behuizing (2) zijn ook de nodige elektrische en/of elektronische componenten voorzien (niet op de figuren voorgesteld) om de LED-lichtbronnen (3) aan te sturen. Verder bevat de fiets ook een stroombron, zoals bijvoorbeeld een naafdynamo of een batterij, alsook geleidingsmiddelen voor de stroomaanvoer naar de genoemde componenten en lichtbronnen in de behuizing (2).
De behuizing (2) bestaat uit een bovenste schelp (4) en een onderste schelp (7) die met tegen elkaar aansluitende randen samengevoegd zijn tot een geheel dat een ingesloten binnenruimte waterdicht afsluit. De onderste schelp (7) bestaat uit een niet-lichtdoorlatende kunststof. De bovenste schelp (4) bestaat uit een convexe wand (5) uit een lichtdoorlatende rode kunststof en een daarop aansluitend gedeelte (6) dat uit dezelfde lichtdoorlatende kunststof bestaat. Het aansluitend gedeelte (6) kan evenwel ook uit een niet-lichtdoorlatende kunststof bestaan.
Het spatbord (1) omvat een opening die het spatbord (1) dwarst. De behuizing (2) is zo in het spatbord (1) geïntegreerd dat de genoemde convexe wand (5) uit lichtdoorlatend materiaal zich in de opening bevindt en aan de buitenzijde van het spatbord (1) boven het spatbordoppervlak uitsteekt. De behuizing (2) bevindt zich met andere woorden hoofdzakelijk aan de naar het wiel (10) gerichte binnenzijde van het spatbord (1), terwijl de convexe lichtdoorlatende wand (5) aan de buitenzijde van het spatbord (1) uit het spatbordoppervlak uitsteekt. De vorm en de afmetingen van de omtrekrand (5a) van de lichtdoorlatende wand (5) komen overeen met de vorm en de afmetingen van de opening in het spatbord (1), zodat de omtrekrand (5a) van de lichtdoorlatende wand (5) zeer nauw aansluit tegen de randen van de opening.
Voor de bevestiging van de behuizing (2) in de opening is deze aan de omtrekrand (5a) van de convexe wand (5) voorzien van een elastisch vervormbare rand of een stel elastisch vervormbare lippen die zijdelings uitsteken en door vervorming voorbij de rand van de opening in het spatbord (1) kunnen gebracht worden, om de behuizing (2) te weerhouden in deze opening.
De bevestiging kan zeer eenvoudig en vlot gebeuren door de behuizing (2) vanaf de binnenzijde van het spatbord (1) met de convexe wand (5) in de opening te brengen totdat voomoemde vervormbare rand of lippen na vervorming voorbij de rand van de opening terechtkomen en weer hun niet-vervormde stand innemen waardoor de behuizing (2) vastklikt in de opening.
De behuizing (2) wordt in de opening weerhouden doordat de vervormbare rand of lippen verhinderen dat de behuizing in de richting van de binnenzijde van het spatbord verplaatst wordt. De behuizing kan ook niet verder in de richting van de buitenzijde van het spatbord ( 1) verplaatst worden aangezien de behuizing (2), met uitzondering van de convexe wand (5), grotere dwarsafmetingen heeft dan de opening. Hiervoor zijn op het schelpvormig onderstuk (7) zijdelings uitstekende vinnen (12) voorzien.
De verbinding tussen het spatbord (1) en de behuizing (2) kan bijkomend verzekerd worden door middel van een bout (13) en een moer (14). In bepaalde esthetische uitvoeringsvormen is een dergelijke verbinding niet gewenst en wordt deze dus niet voorzien of op een andere niet-zichtbare plaats voorzien. In de op de figuren getoonde uitvoeringsvorm zorgen deze bout (13) en moer (14) ook voor de stroomtoevoer naar de behuizing (2), zoals verder zal worden uiteengezet.
Wanneer de lichtbronnen (3) ingeschakeld zijn wordt het licht via de convexe lichtdoorlatende wand (5) uitgestuurd. Het uitstekende convexe bovenoppervlak van de lichtdoorlatende wand (5) vormt daarbij een lichtgevend oppervlak (8) dat met de term ‘verlichtingsoppervlak’ wordt aangeduid. De elektrische en/of elektronische componenten en de LED-lichtbronnen (3) zijn opgenomen in het gedeelte van de behuizing (2) dat zich aan de onderzijde van het spatbord (1) bevindt. Doordat de behuizing (2) zich grotendeels aan de onderkant van het spatbord (1) bevindt, wordt deze door het spatbord (1) beschermd tegen beschadiging.
Het verlichtingsoppervlak (8) is een convex gebogen oppervlak dat in de richtingen van zijn omtrekranden (5a) naar het spatbordoppervlak toe loopt. Het convexe verlichtingsoppervlak (8) heeft dus, gezien in de montagepositie van het spatbord (1), aan de kant die naar het bovenste uiteinde van het spatbord (1) gericht is, een zone (A) waar het verlichtingsoppervlak (8) in de richting van zijn bovenste rand (9) naar het spatbordoppervlak toe loopt. Via het naar het spatbordoppervlak toe lopend verlichtingsoppervlak (8) in deze zone (A) wordt licht uitgestuurd in een opwaartse richting die, gezien in het verticaal symmetrievlak dat zich volgens de lengterichting van het spatbord (1) uitstrekt, vanaf de genoemde zone (A) schuin naar boven loopt en daarbij het verticaal dwarsvlak dat door het bovenste uiteinde van het spatbord (1) loopt, nadert. Dit licht wordt met andere woorden vanaf de zone (A) schuin naar boven toe uitgestuurd in de richting van de fietser.
Als we een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak beschouwen dat een hoek (a) maakt van ongeveer 40° ten opzichte van een vertikaal vlak (zie figuren 1 en 7), dan steekt het verlichtingsoppervlak (8) uit boven dit raakvlak. Op een fiets met een dergelijk achterspatbord kan een fietser met een relatief kleine lichaamslengte het verlichtingsoppervlak zien door tijdens het fietsen achterom te kijken. Hierdoor kan de fietser gemakkelijk controleren of het achterlicht ingeschakeld is en goed werkt.
Ook aan de kanten die naar de respectievelijke zijranden van het spatbord (1) gericht zijn vormt het convexe verlichtingsoppervlak (8) dus respectievelijke zones waar het verlichtingsoppervlak (8) in de richting van de zijrand naar het spatbordoppervlak toe loopt. Via het naar het spatbordoppervlak toe lopend verlichtingsoppervlak (8) in deze zones wordt het licht dus ook in de respectievelijke zijdelingse richtingen, links en rechts van de fiets, uitgestuurd, waardoor een lichtbundel met een zeer grote horizontale openingshoek van ongeveer 220 0 wordt gevormd.
Bovendien zal er ook licht worden uitgestuurd in een richting die schuin naar beneden van de fietser weg gericht is. Er wordt dus in alle richtingen voldoende licht uitgestuurd zodat een fietser op een fiets volgens de uitvinding zeer goed zichtbaar is voor andere weggebruikers en bovendien ook tijdens het fietsen met zekerheid kan vaststellen dat zijn achterlicht ingeschakeld is en goed werkt.
Hierbij bekomt men een lichtsterkteverdeling die, ten opzichte van voomoemde referentievlakken en ten opzichte van de maximale lichtsterkte (100%) volgens de hoofdas van de lichtbundel, voldoet aan de volgende minimumvoorwaarden voor de lichtsterkte.
De LED-lichtbronnen (3) omvatten niet enkel de lichtgevende halfgeleider maar o.m. ook een reflector, contactpunten en een lens. De behuizing omvat meerdere van deze LED-lichtbronnen (3) die in een rij op een gemeenschappelijke drager (15) uit printplaatmateriaal zijn bevestigd (zie figuren 5 en 6). Deze drager (15) bestaat uit een langwerpige strook (15a) waar het printplaatmateriaal flexibel is en een daarop aansluitend breder gedeelte (15b) waar het printplaatmateriaal niet of minder flexibel is. De strook (15a) uit flexibel materiaal bevindt zich op het bodemvlak van de onderste schelp (7), waar dit bodemvlak een reliëf heeft dat gevormd is door een rij van opeenvolgende tanden (16) die door tussenruimtes van elkaar gescheiden zijn, en waarbij elke tand (16) aan de ene zijde een steile flank heeft en aan de andere zijde een minder steile hellende flank heeft. De strook (15a) neemt een golvend verloop aan overeenkomstig het door de tanden gevormde reliëf. Het flexibel printplaatmateriaal vormt daarbij een reeks opeenvolgende toppen met telkens tussen twee toppen een V-vormig dal met hellende flanken, waarbij telkens de flank aan de ene zijde minder steil is dan deze aan de andere zijde. In elk dal is een respectievelijke LED-lichtbron (3) op de strook (15a) bevestigd. De LED-lichtbronnen (3) zijn daarbij telkens op de minst steile hellende flank bevestigd, zodat alle LED’s dezelfde schuine oriëntatie hebben. De helling van de genoemde minst steile flanken is daarbij zo dat deze flanken in een nagenoeg verticale positie komen als het spatbord (1) aan de fiets bevestigd is. De op deze flanken geplaatste LED’s zijn bijgevolg ten opzichte van de fiets naar achter gericht.
In een alternatieve uitvoeringsvorm (niet op de tekeningen voorgesteld) heeft de onderste schelp (7) een bodemvlak zonder de genoemde tanden (16). De strook (15a) wordt dan op het bodemvlak bevestigd en wordt daarbij gebogen tot een oppervlak met nagenoeg dezelfde kromming als het spatbord. De LED’s sturen bijgevolg hun licht uit in een richting die loodrecht staat op het spatbordoppervlak. Met behulp van tegenover de LED’s opgestelde lenzen kan de richting van het uitgestuurde licht beïnvloed worden. Bij voorkeur wordt het licht dan hoofdzakelijk in een nagenoeg horizontale richting naar achter toe uitgestuurd.
In een andere mogelijke uitvoeringsvorm (die ook niet op de tekeningen werd voorgesteld) wordt, door de opstelling van de LED’s en/of door het beïnvloeden van de richting van het uitgestuurde licht, in twee of meer verschillende richtingen licht uitgestuurd. Zo kan het licht van bepaalde LED’s hoofdzakelijk naar achter toe uitgestuurd worden, terwijl het licht van andere LED’s hoofdzakelijk in een zijdelingse richting of in opwaartse richting wordt uitgestuurd.
Om een egaal licht te bekomen is de lichtdoorlatende wand (5) vervaardigd uit een matte kunststof.
Het spatbord (1) heeft een sandwichstructuur waarbij twee elektrisch geleidende lagen (la), (lb) van elkaar gescheiden zijn door een elektrisch isolerende tussenlaag (lc). De schroefverbinding tussen het spatbord (1) en de behuizing (2) van de achterlichtinrichting wordt gerealiseerd met behulp van een elektrisch geleidende bout (13) en een moer (14), en waarbij een isolerende huls (17) en een elektrisch geleidende bus (18) op de boutsteel (13b) worden aangebracht, zodat deze verbinding niet enkel zorgt voor een mechanische bevestiging, maar ook het elektrisch contact met de stroombron tot stand brengt. Dit gebeurt als volgt met verwijzing naar figuur 6.
De stroombron maakt met zijn positieve en zijn negatieve pool elektrisch contact met respectievelijk de ene (la) en de andere geleidende laag (lb) van het spatbord (1). Hierdoor kan de stroomtoevoer naar de behuizing (2) via de geleidende lagen (la), (lb) van het spatbord (1) gebeuren.
Omheen de steel (13a) van de schroef (13) zit een isolerende huls (17), en omheen deze huls ( 17) is een bus ( 18) uit elektrisch geleidend materiaal voorzien. De LED-lichtbronnen (3) staan enerzijds in elektrisch contact met de bovenkant van de printplaat (15). De geleidende bus (18) maakt elektrisch contact met de bovenkant van de printplaat (15) en met de onderste geleidende laag (lb) van het spatbord (1), zodat de ene pool van de stroombron, bijvoorbeeld de positieve pool, via de onderste geleidende laag (lb) van het spatbord (1) en de geleidende bus (18) elektrisch in verbinding komt met de bovenkant van de printplaat (15).
De LED-lichtbronnen (3) staan anderzijds ook in elektrisch contact met de onderkant van de printplaat (15). De op de boutsteel (13a) geschroefde moer (14) maakt elektrisch contact met de onderkant van de printplaat (15) terwijl de boutkop (13b) in contact is met de bovenste geleidende laag (la) van het spatbord (1). De andere pool van de stroombron, bijvoorbeeld de negatieve pool, komt dus via de bovenste geleidende laag ( 1 a) van het spatbord ( 1 ), de boutkop (13a), de boutsteel (13b) en de moer (14) elektrisch in verbinding met de onderkant van de printplaat (15).
De huls (17) uit isolerend materiaal is voorzien om te vermijden dat de boutsteel (13a) ook in elektrisch contact zou komen met de onderste elektrisch geleidende laag (lb) of met de bovenkant van de printplaat (15). Met behulp van de bout (13) en de moer (14) wordt hier dus een elektrisch circuit gevormd waarvan de lichtbronnen (3) deel uitmaken.
De stroomtoevoer kan hierdoor zonder draadvormige elektrische geleiders gebeuren. Het realiseren van de elektrische verbindingen en de mechanische bevestiging van de behuizing (2) aan het spatbord (1) kan gedurende de montage van het spatbord (1) dus eenvoudig en snel gerealiseerd worden door eenzelfde handeling en met behulp van dezelfde onderdelen, door middel van de bout (13), de moer (14), de isolerende huls (17) en de geleidende bus (18).

Claims (18)

  1. CONCLUSIES
    1. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting, omvattende een in het spatbord geïntegreerde behuizing (2) waarin minstens één lichtbron (3) is opgenomen, en waarbij de behuizing (2) in een dwarsende opening in het spatbord (1) is opgenomen en een lichtdoorlatende wand (5) omvat die in gebruik een verlichtingsoppervlak (8) vormt, met het kenmerk dat de lichtdoorlatende wand (5) een uit het spatbordoppervlak uitstekend verlichtingsoppervlak (8) vormt, dat dit verlichtingsoppervlak (8) hoofdzakelijk de kromming van het spatbord (1) volgt en dat gezien in de montagepositie van het spatbord, het verlichtingsoppervlak uitsteekt boven een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak dat ten opzichte van een verticaal vlak een hoek (a) maakt die minstens 20° en hoogstens 60° is.
  2. 2. Fietsspatbord (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat gezien in de montagepositie van het spatbord, het verlichtingsoppervlak uitsteekt boven een raakvlak (R) aan het spatbordoppervlak dat ten opzichte van een verticaal vlak een hoek (a) maakt die minstens 40° is.
  3. 3. Fietsspatbord (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de hoogte, waarover het verlichtingsoppervlak uit het spatbordoppervlak uitsteekt, niet meer is dan 10 mm.
  4. 4. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, gezien in de montagepositie van het spatbord (1), het uitstekend verlichtingsoppervlak (8) aan de beide zijkanten een in de richting van de zijrand naar het spatbordoppervlak toe lopende zone omvat zodat via deze zones in beide zijdelingse richtingen licht kan uitgestuurd worden.
  5. 5. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, gezien in de montagepositie van het spatbord (1), het uitstekend verlichtingsoppervlak (8) voorzien is om een lichtbundel met een horizontale openingshoek van minstens 180° uit te sturen.
  6. 6. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het verlichtingsoppervlak, gezien in de montagepositie van het spatbord (1), aan de kant die naar de bovenste uiteinde van het spatbord (1) gericht is, een zone (A) omvat waar het verlichtingsoppervlak (8) in de richting van zijn bovenste rand (9) naar het spatbordoppervlak toe loopt.
  7. 7. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat, gezien in de montagepositie van het spatbord (1), de genoemde zone (A) voorzien is om licht uit te sturen in een opwaartse richting die, in het verticaal symmetrievlak volgens de lengterichting van het spatbord (1), vanaf de genoemde zone (A) schuin naar boven loopt en daarbij het verticaal dwarsvlak dat door het bovenste uiteinde van het spatbord (1) loopt, nadert.
  8. 8. Fietsspatbord ( 1 ) voorzien van een achterlichtinrichting volgens conclusie 6 of 7 met het kenmerk dat het in opwaartse richting uitgestuurde licht een lichtsterkte heeft van minstens 0,025 cd.
  9. 9. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het verlichtingsoppervlak (8) een convex gebogen oppervlak is.
  10. 10. Fietsspatboid (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het verlichtingsoppervlak (8) voorzien is om in de montagepositie van het spatbord (1) een lichtbundel uit te sturen met, ten opzichte van een verticaal referentievlak en een horizontaal referentievlak met een onderlinge snijlijn die samenvalt met de hoofdas van de lichtbundel, een lichtsterkteverdeling die inhoudt dat de lichtsterkte van het licht dat wordt uitgestuurd in de richtingen die een horizontale hoek van 20° vormen ten opzichte van het verticaal referentievlak en een verticale hoek van 5° vormen ten opzichte van het horizontaal referentievlak, minstens 10 % is van de lichtsterkte van het licht dat volgens de hoofdas wordt uitgestuurd.
  11. 11. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het verlichtingsoppervlak (8) voorzien is om in de montagepositie van het spatbord (1) een lichtbundel uit te sturen met, ten opzichte van een verticaal referentievlak en een horizontaal referentievlak met een onderlinge snijlijn die samenvalt met de hoofdas van de lichtbundel, een lichtsterkteverdeling die inhoudt dat de lichtsterkte van het licht dat wordt uitgestuurd in de richtingen die een horizontale hoek van 5° vormen ten opzichte van het verticaal referentievlak en een verticale hoek van 10° vormen ten opzichte van het horizontaal referentievlak, minstens 20 % is van de lichtsterkte van het licht dat volgens de hoofdas wordt uitgestuurd.
  12. 12. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de behuizing (2) door middel van elastisch vervormbare weerhoudmiddelen, bij voorkeur door middel van één of meerdere klikverbindingen, met het spatbord (1) verbonden is.
  13. 13. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de lichtdoorlatende wand (5) van de behuizing vervaardigd is uit een mat materiaal, bij voorkeur uit kunststof.
  14. 14. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de lichtbron (3) minstens één LED omvat.
  15. 15. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de oriëntatie van de lichtbron (3) instelbaar is.
  16. 16. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de behuizing (2) middelen omvat om de richting van het door de lichtbron (3) uitgestuurde licht te wijzigen en/of om het licht te verstrooien.
  17. 17. Fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het spatbord (1) een sandwichstructuur heeft waarbij twee elektrisch geleidende lagen (la), (lb) van elkaar gescheiden zijn door een elektrisch isolerende tussenlaag (lc), dat de behuizing (2) met het spatbord (1) verbonden is door middel van een elektrisch geleidend verbindingsmiddel (13), (14) dat het spatbord (1) dwarst, en dat het verbindingsmiddel (13), (14) daarbij een elektrische verbinding realiseert tussen een elektrisch geleidende laag (la), (lb) van het spatbord (1) en een contactpunt voor stroomtoevoer naar één of meerdere elektrische of elektronische componenten van de achterlichtinrichting.
  18. 18. Fiets omvattende een fietsspatbord (1) voorzien van een achterlichtinrichting dewelke een in het spatbord (1) geïntegreerde behuizing (2) omvat waarin minstens één lichtbron (3) is opgenomen, en waarbij de behuizing (2) in een dwarsende opening in het spatbord (1) is opgenomen en een lichtdoorlatende wand (5) omvat die in gebruik een verlichtingsoppervlak (8) vormt, met het kenmerk dat het genoemde fietsspatbord een fietsspatbord (1) is volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies.
BE2014/0093A 2014-02-12 2014-02-12 Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting. BE1021326B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0093A BE1021326B1 (nl) 2014-02-12 2014-02-12 Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting.
EP15154918.5A EP2907733B1 (en) 2014-02-12 2015-02-12 Bicycle mudguard with integrated rear light device
DE202015001028.8U DE202015001028U1 (de) 2014-02-12 2015-02-12 Fahrradschutzblech, versehen mit einer Rücklichtvorrichtung
DK15154918.5T DK2907733T3 (da) 2014-02-12 2015-02-12 Cykelskærm med integreret baglygteindretning

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0093A BE1021326B1 (nl) 2014-02-12 2014-02-12 Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021326B1 true BE1021326B1 (nl) 2015-10-29

Family

ID=50630535

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/0093A BE1021326B1 (nl) 2014-02-12 2014-02-12 Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2907733B1 (nl)
BE (1) BE1021326B1 (nl)
DE (1) DE202015001028U1 (nl)
DK (1) DK2907733T3 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE540687C2 (en) * 2016-06-15 2018-10-09 Scania Cv Ab Windshield wiper device, and a method for wiping a windshield
IT202000002335A1 (it) * 2020-02-06 2021-08-06 M A S Medical Analitical Service Di Molinari Giorgio E C Snc Parafango luminoso per ruote di veicoli e relativo processo di fabbricazione
DE202020101524U1 (de) 2020-03-20 2020-03-31 MPR GmbH & Co. KG Radschützer mit Rücklicht sowie Rücklicht für ein Zweirad

Citations (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1053465A (fr) * 1951-07-07 1954-02-02 Procédé pour la signalisation nocturne des cyclistes et lampe de sécurité pour sa réalisation
CH497999A (de) * 1968-10-08 1970-10-31 Heinrich Benzing Praez S Dreht Radschmutzfänger, insbesondere für Zweiräder, mit aus Kunststoff bestehendem Rinnenkörper
EP0274675A1 (fr) * 1986-12-10 1988-07-20 Cipel Dispositif d'éclairage pour bicyclette
US5384693A (en) * 1992-04-14 1995-01-24 Vereinigte Drahtwerke A.G. Tail light for a bicycle
DE19618070A1 (de) * 1996-05-06 1997-11-13 Chuang Hsien Ting Kunststoff-Schutzblech für Fahrräder oder Motorräder und Verfahren zur Herstellung desselben
US20050013138A1 (en) * 2003-06-24 2005-01-20 Honda Motor Co., Ltd. Tail light structure
JP2006142946A (ja) * 2004-11-18 2006-06-08 Cateye Co Ltd リフレクタおよび自転車
DE202009004770U1 (de) * 2009-04-30 2009-09-17 Chen Whua International Co., Ltd., Yongkang City Schutzblech mit einer Warnleuchte
US20110141726A1 (en) * 2009-12-11 2011-06-16 Civilight Shenzhen Semiconductor Lighting Co., Ltd. Large-angle led lighting apparatus
WO2012160281A1 (fr) * 2011-05-25 2012-11-29 Peugeot Citroen Automobiles Sa Garde-boue de roue pour vehicule et vehicule dont les roues sont pourvues d'un tel garde-boue
CN202827882U (zh) * 2012-09-24 2013-03-27 极点股份有限公司 具有尾灯功能的导光挡泥板

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20114617U1 (de) 2001-09-05 2001-10-31 Hemmelskamp Fa H Mit einer Beleuchtungseinrichtung versehenes Schutzblech für ein Zweirad
TW201404646A (zh) * 2012-07-24 2014-02-01 Topeak Inc 具尾燈功能之導光泥除
DE202013003875U1 (de) 2013-04-24 2013-05-13 Cho-Ten Chiu Kotflügel für Fahrrad

Patent Citations (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1053465A (fr) * 1951-07-07 1954-02-02 Procédé pour la signalisation nocturne des cyclistes et lampe de sécurité pour sa réalisation
CH497999A (de) * 1968-10-08 1970-10-31 Heinrich Benzing Praez S Dreht Radschmutzfänger, insbesondere für Zweiräder, mit aus Kunststoff bestehendem Rinnenkörper
EP0274675A1 (fr) * 1986-12-10 1988-07-20 Cipel Dispositif d'éclairage pour bicyclette
US5384693A (en) * 1992-04-14 1995-01-24 Vereinigte Drahtwerke A.G. Tail light for a bicycle
DE19618070A1 (de) * 1996-05-06 1997-11-13 Chuang Hsien Ting Kunststoff-Schutzblech für Fahrräder oder Motorräder und Verfahren zur Herstellung desselben
US20050013138A1 (en) * 2003-06-24 2005-01-20 Honda Motor Co., Ltd. Tail light structure
JP2006142946A (ja) * 2004-11-18 2006-06-08 Cateye Co Ltd リフレクタおよび自転車
DE202009004770U1 (de) * 2009-04-30 2009-09-17 Chen Whua International Co., Ltd., Yongkang City Schutzblech mit einer Warnleuchte
US20110141726A1 (en) * 2009-12-11 2011-06-16 Civilight Shenzhen Semiconductor Lighting Co., Ltd. Large-angle led lighting apparatus
WO2012160281A1 (fr) * 2011-05-25 2012-11-29 Peugeot Citroen Automobiles Sa Garde-boue de roue pour vehicule et vehicule dont les roues sont pourvues d'un tel garde-boue
CN202827882U (zh) * 2012-09-24 2013-03-27 极点股份有限公司 具有尾灯功能的导光挡泥板

Also Published As

Publication number Publication date
EP2907733B1 (en) 2021-08-25
DK2907733T3 (da) 2021-11-15
EP2907733A1 (en) 2015-08-19
DE202015001028U1 (de) 2015-05-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8876331B2 (en) Annular lighting fixture and method for illumination
EP2990720B1 (en) Vehicle lighting unit
JP6380846B2 (ja) 照明装置および照明装置を有する自動車
US7070311B2 (en) Vehicle light for producing light whose form depends on orientations of plural refraction elements
EP3212463B1 (en) A lamp assembly for a vehicle
US9248776B2 (en) Vehicular light unit with multiple light sources
US10293742B2 (en) Lamp assembly for a vehicle
BE1021326B1 (nl) Fietsspatbord voorzien van een achterlichtinrichting.
MY152217A (en) Vehicle tail lamp apparatus
MY167119A (en) Tail lamp device for vehicle
ES2476015T3 (es) Luz trasera y motocicleta
EP3531009A1 (en) Lighting device for vehicle
US20140198517A1 (en) Vehicular headlamp
CN112577017A (zh) 前照灯装置
JP6470020B2 (ja) 照明装置
EP3150430B1 (en) Vehicle-use rear combination lamp and vehicle
JP6516455B2 (ja) 配光レンズ
JP5958708B2 (ja) 照明器具
US20070223240A1 (en) Auxiliary light assembly for a motorcycle
JP5841965B2 (ja) 一方通行のトンネル内道路用非対称照明装置
CN108644735A (zh) 动态信号灯及其控制方法
BE1024037B1 (nl) Fietsspatbord voorzien van een voorlichtinrichting
EP3772447B1 (en) Steering light assembly
JP3238224U (ja) 車両用灯具
JP6981161B2 (ja) 車両用灯具