NL2010170C2

NL2010170C2 - Lantaarn met beveiliging tegen schijnen in een ongewenste richting.

Info

Publication number: NL2010170C2
Application number: NL2010170A
Authority: NL
Inventors: Steinar Finn Boye Henskes
Original assignee: Steinar Holding B V
Priority date: 2012-06-22
Filing date: 2013-01-23
Publication date: 2013-12-24
Also published as: CN104620048A; EP2864697B1; WO2013191540A1; US9657929B2; US20150233563A1; US9458997B2; EP2864697A1; AU2013277898B2; US20160369992A1; CN104620048B; AU2013277898A1

Description

Lantaarn met beveiliging tegen schijnen in een ongewenste richting

De onderhavige uitvinding betreft een lantaarn, omvattende een lichtbron voor het opwekken van een zich in de richting van een hoofdas uitstrekkende lichtbundel en een 5 eerste richtingsafhankelijke kantelschakelaar voor het besturen van de lichtbron in afhankelijkheid van de hoek tussen de hoofdas en de verticaal. Een dergelijke lantaarn vindt bijvoorbeeld toepassing bij het verjagen van vogels. De meeste vogels vliegen weg bij nadering van een door een lantaarn veroorzaakte lichtvlek op de bodem. Deze wijze van verjagen van vogels vereist een lichtbron met een grote lichtstroom. Wanneer 10 de lantaarn met zijn lichtbron naar boven wordt gericht en de lichtbundel naar boven schijnt, bestaat het gevaar dat de lichtbundel het vliegverkeer verstoort. Het zal duidelijk zijn dat dit probleem zich in het bijzonder, doch niet uitsluitend voordoet bij het verjagen van vogels van vliegvelden. Tevens bestaat het gevaar dat de lichtbundel wordt gericht op de ogen van mensen, bijvoorbeeld weggebruikers hetgeen 15 onaangenaam is mogelijkerwijs gevaarlijk is. De richtingsafhankelijke kantelschakelaar voorkomt dat de lichtbundel in een richting met een verticale component naar boven schijnt. Uiteraard kan worden ingesteld dat de hoek waarbij de lichtbron wordt uitgeschakeld een andere waarde heeft.

20 Een dergelijke lantaarn is bekend uit NL-C-55525. De uit dit document bekende lantaarn omvat een enkele kantelschakelaar die de lichtbron uitschakelt wanneer de as van de uit de lichtbron tredende lichtbundel in vooraf bepaalde mate afwijkt van de verticaal. Hiermede wordt voorkomen dat de lichtbron meer dan in de vooraf bepaalde mate afwijkend van de verticaal schijnt. Bij deze bekende lantaarn wordt gebruik 25 gemaakt van een kogelschakelaar met een gecompliceerde en kostbare constructie.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke lantaarn waarbij schakelaars van een eenvoudigere constructie kunnen worden gebruikt.

30 Dit doel wordt bereikt door een dergelijke schakelaar, waarbij de schakelrichting van de eerste kantelschakelaar zich uitstrekt in een door de hoofdas heen gaand hoofdvlak. Deze maatregel biedt de mogelijkheid gebruik te maken van een in slechts een enkele richting functionerende kantelschakelaar, die veel simpeler van constructie is dan een in twee dimensies functionerende schakelaar zoals bij de stand van de techniek. Voorts 2 heeft een dergelijke schakelaar het voordeel van een klein volume, zodat een dergelijke schakelaar veel kleiner is dan een in meer richtingen functionerende kantelschakelaar. Ook wanneer er volgens de volgende uitvoeringsvormen meer dan een enkele schakelaar in de lantaarn wordt gebruikt, blijft dit voordeel van een kleiner volume 5 gehandhaafd.

Een dergelijke schakelaar is echter alleen functioneel in een enkele richting. Om zo veel mogelijk effect te verkrijgen, heeft het de voorkeur dat de schakelrichting van de eerste kantelschakelaar zich hoofdzakelijk in de richting van de hoofdas uitstrekt.

10

Bovenstaande maatregel is hoofdzakelijk effectief wanneer de lantaarn zich in een positie bevindt waarin de schakelrichting van de kantelschakelaar samenvalt met een verticaal vlak. Om de lantaarn in deze positie te kunnen handhaven, heeft het de voorkeur dat de lantaarn een behuizing omvat en dat de behuizing is voorzien van 15 markeermiddelen voor het markeren van de positie van de lantaarn waarin het hoofdvlak zich verticaal uitstrekt. Hierbij moet de gebruiker de lantaarn echter wel tot in een positie brengen waarin de markeermiddelen aangeven dat de lantaarn zich de positie bevindt waarin het schakelvlak van de kantelschakelaar zich verticaal uitstrekt.

20 Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm zijn tenminste de lichtbron en de eerste kantelschakelaar in een ten opzichte van de behuizing van de lantaarn om zijn hoofdas roteerbaar frame geplaatst, waarvan het zwaartepunt onder de hoofdas is geplaatst. Door deze maatregel neemt het voor de goede werking van de beperking van de richting van uittreden van de lichtbundel relevante deel van de lantaarn, te weten de combinatie van 25 lichtbron en de kantelschakelaar steeds de verticale positie in.

Het is echter eveneens mogelijk de lantaarn te voorzien van een in serie met de eerste kantelschakelaar geschakelde tweede richtingsafhankelijke kantelschakelaar, welke tweede kantelschakelaar is ingericht voor het in afhankelijkheid van de rotatiepositie 30 van de lantaarn om zijn as besturen van de lichtbron. Hiermede kan de lichtbron alleen worden ingeschakeld in de positie waarin beide richtingsschakelaars aangeven dat de lantaarn de goede positie heeft ingenomen.

3

Bij voorkeur heeft de tweede kantelschakelaar twee schakelrichtingen, die beide in een zich dwars op de hoofdas uitstrekkend dwarsvlak zijn gelegen en is de tweede kantelschakelaar ingericht voor het slechts inschakelen van de lichtbron wanneer de verticaal zich tussen beide schakelrichtingen uitstrekt. Deze tweede kantelschakelaar is 5 uitgevoerd als een enkele schakelaar met twee verschillende schakelrichtingen, die echter wel in eenzelfde vlak liggen, zodat de constructie eenvoudig is.

Het is echter eveneens mogelijk dat de dat de lantaarn is voorzien van een in serie met de eerste en de tweede kantelschakelaar geschakelde richtingsafhankelijke derde 10 kantelschakelaar, dat de tweede kantelschakelaar geplaatst is met zijn schakelrichting in een zich dwars op de hoofdas uitstrekkend dwarsvlak en een eerste hoek insluitend met het hoofdvlak, dat de derde kantelschakelaar geplaatst is met zijn schakelrichting in een zich dwars op de hoofdas uitstrekkend dwarsvlak en een tweede, aan de eerste hoek tegengestelde hoek insluitend met het hoofdvlak en dat de tweede en derde 15 kantelschakelaar zijn ingericht voor het slechts inschakelen van de lichtbron wanneer de verticaal zich tussen beide schakelrichtingen uitstrekt. Hierbij worden in totaal weliswaar drie kantelschakelaars toegepast, doch deze zijn alle enkelvoudig, en daarmede van een simpele constructie en zij zijn bovendien goedkoop.

20 Volgens een simpele voorkeursuitvoeringsvorm is de lantaarn van een met de hand te bedienen handschakelaar voorzien en zijn de kantelschakelaars met de handschakelaar en met de lichtbron en de energiebron in serie geschakeld. Deze uitvoeringsvorm vereist geen verdere elektrische componenten, maar bij het bereiken van een naar boven gerichte positie zal de lichtbron eenvoudigweg worden uitgeschakeld.

25

Het is echter eveneens mogelijk de lantaarn van een dimmer te voorzien die tussen de energiebron en de lichtbron is geschakeld, waarbij de kantelschakelaars zijn ingericht voor het besturen van de dimmer. Hiermede is het mogelijk de lichtsterkte van de lichtbron te verminderen bij het bereiken van een naar boven gerichte positie.

Alhoewel een uitwendige energiebron, zoals een losse accu- of batterijeenheid niet wordt uitgesloten, heeft het de voorkeur dat de energiebron in de vorm van een batterij is opgenomen in de lantaarn.

30 4

Een belangrijk toepassingsgebied van de uitvinding ligt in het verjagen van vogels met behulp van licht, bijvoorbeeld bij luchthavens. Er is gebleken dat de vogels zich effectiever laten verjagen door laserlicht. Het heeft dan ook de voorkeur dat de lichtbron is ingericht voor het opwekken van laserlicht.

5

Om een reeds bestaande lantaarn naderhand te kunnen voorzien van de functies volgens de uitvinding, is het aantrekkelijk wanneer de kantelschakelaars zijn opgenomen in een met van de rest van de lantaarn scheidbaar deel, zoals een deksel voor een batterijvak.

10 Om te voorkomen dat de lichtbron wordt uitgeschakeld bij een ongewenste plotselinge beweging, is de lantaarn bij voorkeur voorzien van een vertragings schakeling voor het vertragen van het uitschakelen van de lichtbron bij verandering van het kantelen van de lantaarn.

15 In het algemeen zal de lantaarn door een gebruiker in de hand gehouden worden. Het is echter eveneens mogelijk dat de lantaarn is gemonteerd in of aan een vast aangebrachte structuur, zoals een statief, een schakelkast of een mast. Een dergelijke uitvoeringsvorm is aantrekkelijk wanneer steeds op eenzelfde plaats overlast van vogels wordt ondervonden, zoals in de nabijheid van start- en landingsbanen van vliegvelden.

20 Ook dat bestaat het potentiële gevaar dat de structuur omwaait of omvalt, zodat het ook in dergelijke situaties de maatregelen volgens de uitvinding nuttig zijn.

Vervolgens wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: 25 Figuur 1: een lengtedoorsnede-aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm;

Figuur 2: een lengtedoorsnede-aanzicht van een batterijdeksel volgens een tweede uitvoeringsvorm;

Figuur 3: een dwarsdoorsnede-aanzicht van het in figuur 2 af geheelde deksel;

Figuur 4: een lengtedoorsnede-aanzicht van een derde uitvoeringsvorm; 30 Figuur 5: een elektrisch schema van een lantaarn volgens de uitvinding; en

Figuur 6: een alternatief schema van een lantaarn volgens de uitvinding.

Een in zijn geheel met 1 aangeduide lantaarn volgens de uitvinding omvat een hoofdzakelijk cilindrisch huis 2, dat aan de voorste kopzijde is voorzien van een 5 reflector 3, in het brandpunt waarvan een lichtbron 4 geplaatst is, bijvoorbeeld in de vorm van een LED of een laserLED. Andere soorten lichtbronnen worden niet uitgesloten. Op de buitenrand van de reflector 3 is ter bescherming een transparante wand 5 aangebracht. Aan de achterste kopzijde van het huis is een deksel 6 aangebracht 5 dat door middel van een schroefdraad 7 is verbonden met het huis 2 en dat van het huis kan worden verwijderd. In het huis 2 en aansluitend op het huis 2 is een met de hand bedienbare handschakelaar 8 geplaatst.

In het huis 2 is een richtingsgevoelige kantelschakelaar 9 aangebracht die met zijn 10 lengterichting parallel aan de as van het cilindrische huis 2 geplaatst is. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de schakelrichting van de kantelschakelaar overeenkomt met de horizontale positie van zijn lengterichting. Deze veronderstelling maakt het begrip van de uitvinding gemakkelijker maar het is eveneens mogelijk dat kantelschakelaars met een andere vorm of met hun schakelrichting afwijkend van de lengterichting worden 15 toegepast. Onder de schakelrichting van de schakelaar wordt de richting verstaan, waarbij tijdens een kantelbeweging in de eerste richting de schakelaar sluit en in de tegengestelde beweging de schakelaar opent.

Voorts is bedrading aangebracht voor het onderling verbinden van de elektrische 20 componenten. In de figuur zijn voorts twee batterijen 10 geplaatst. Het elektrische schema is beperkt tot een serieschakeling van de batterijen 10, de handschakelaar 8, de kantelschakelaar 9 en de lichtbron 4.

Vervolgens wordt het gebruik van de lantaarn 1 toegelicht. Wanneer de lantaarn met 25 zijn as in de weergegeven horizontale positie of met een naar beneden gerichte lichtbundel wordt gehouden, zal, wanneer de handschakelaar 8 wordt ingeschakeld, de lichtbron 4 van elektrische energie worden voorzien en zal de lichtbron 4 ontsteken, zodat een lichtbundel wordt opgewekt. Deze lichtbundel kan dan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het opwekken van een lichtvlek op de grond, die leidt tot het verjagen van 30 vogels. Wanneer echter de lantaarn 1 schuin naar boven wordt gericht, zal de kantelschakelaar 9 aanspreken en de lichtbron 4 uitschakelen, zodat wordt voorkomen dat de lichtbundel met een component naar boven schijnt. Hierbij wordt opgemerkt dat de juiste werking van de kantelschakelaar 9 alleen gewaarborgd kan worden wanneer de lantaarn 1 zich in zijn juiste rotatiepositie ten opzichte van zijn as bevindt. Doordat de 6 handschakelaar 8 zich bij deze juiste positie boven bevindt, kan de gebruiker de lantaarn 1 zodanig draaien dat deze juiste positie wordt bereikt. De schakelaar 8 fungeert hierbij als markering.

5 Bij de hierboven toegelicht uitvoeringsvorm dienst de gebruiker zelf de lantaarn 1 in de juiste rotatiepositie te houden, opdat de beveiliging door middel van de kantelschakelaar 9 goed werkt. Bij de in figuren 2 en 3 afgebeelde uitvoeringsvorm werkt de beveiliging eveneens wanneer de lantaarn 1 niet in de juiste rotatiepositie wordt gehouden. Hiertoe omvat deze lantaarn 1 buiten de eerste kantelschakelaar 9, een tweede en een derde 10 kantelschakelaar 12, respectievelijk 13. De eerste kantelschakelaar 9 is in dezelfde richting in de lantaarn geplaatst als bij de in figuur 1 afgebeelde uitvoeringsvorm. De tweede en de derde kantelschakelaar 12, 13 zijn aangebracht in nagenoeg verticale richting onder insluiting van een kleine hoek met het hoofdvlak. Ook hier wordt - ter verduidelijking - uitgegaan van kantelschakelaars van het type waarbij de 15 schakelrichting samenvalt met de lengterichting van de schakelaars. Alle kantelschakelaars 9, 12, 13 en de handschakelaar 8 zijn in serie geschakeld met de batterij 10 en de lichtbron 4, zoals in figuur 5 is weergegeven.

De tweede en derde kantelschakelaars 12, 13 zijn beide slechts geopend wanneer hun lengterichting de verticaal insluit, oftewel wanneer de lantaarn 1 zich in de positie met 20 de hoofdvlak van de lantaarn in nagenoeg verticale positie bevindt. Slechts in die positie is de positie van de eerste kantelschakelaar 9 bepalend voor het inschakelen van de lichtbron, zodat in deze positie dezelfde functionaliteit wordt verkregen als bij de eerste uitvoeringsvorm.

25 Voorts wijkt de in de figuren 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvorm af van de eerste uitvoeringsvorm doordat de kantelschakelaars 9, 12, 13 in het deksel 16 zijn aangebracht. Deze configuratie biedt de mogelijkheid door vervanging van een ‘normaal’ deksel zonder schakelaars door een deksel 16 volgens deze uitvoeringsvorm alsnog een bestaande lantaarn volgens de uitvinding te creëren.

30

Bij de hierboven toegelichte uitvoeringsvormen is steeds sprake van een serieschakeling van de schakelaars 8, 9, 12, 13, waarmede de lichtbron 4 eenvoudigweg slechts kan worden ingeschakeld wanneer de lantaarn 1 zich in de juiste positie bevindt. Het is echter eveneens mogelijk gebruik te maken van een dimmer 15, die in posities waarin 7 de bij de voorgaande uitvoeringsvormen de lichtbron gedoofd is, de lichtbron 4 met een beperkt vermogen laten branden. Een schakelschema voor toepassing van een dergelijke dimmer is weergegeven in figuur 6, waarbij de handschakelaar 8 de dimmer 15 in- en uit- kan schakelen en de serieschakeling van de kantelschakelaars 9, 12, 13 het 5 vermogen van de dimmer 15 kunnen beperken.

Ten slotte is in figuur 4 een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij de lichtbron 4, de batterijen 10 en de kantel schakelaar 9 steeds automatisch de positie innemen waarin de kantelschakelaar effectief is. Hiertoe zijn deze delen opgenomen in een frame 18 dat 10 door middel van lagers 19 om de lengteas roteerbaar in het huis 2 van de lantaarn 1 is opgenomen. Door de batterijen 10, die het zwaarste deel vormen, excentrisch ten opzichte van de rotatieas in het frame 18 te plaatsen, zal de zwaartekracht het frame 18 automatisch naar de positie brengen waarin de eerste kantelschakelaar 9 zijn functie uit kan voeren.

15

Het zal duidelijk zijn dat de maatregelen van de hierboven toegelichte uitvoeringsvormen onderling kunnen worden gecombineerd en dat de beschermingsomvang van het resulterende octrooi slechts wordt bepaald door de conclusies.

Claims

1. Lantaarn, omvattende een lichtbron voor het opwekken van een zich in de richting van een hoofdas uitstrekkende lichtbundel en een eerste richtingsafhankelijke 5 kantelschakelaar voor het besturen van de lichtbron in afhankelijkheid van de hoek tussen de hoofdas en de verticaal, met het kenmerk, dat de schakelrichting van de eerste kantelschakelaar zich uitstrekt in een door de hoofdas heen gaand hoofdvlak.

2. Lantaarn volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schakelrichting van de 10 eerste kantelschakelaar zich hoofdzakelijk in de richting van de hoofdas uitstrekt.

3. Lantaarn volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lantaarn een behuizing omvat en dat de behuizing is voorzien van markeermiddelen voor het markeren van de positie van de lantaarn waarin het hoofdvlak zich verticaal uitstrekt. 15

4. Lantaarn volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tenminste de lichtbron en de eerste kantelschakelaar in een ten opzichte van de behuizing van de lantaarn om zijn hoofdas roteerbaar frame zijn geplaatst, waarvan het zwaartepunt onder de hoofdas is geplaatst. 20

5. Lantaarn volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lantaarn is voorzien van een in serie met de eerste kantelschakelaar geschakelde tweede richtingsafhankelijke kantelschakelaar, welke tweede kantelschakelaar is ingericht voor het in afhankelijkheid van de rotatiepositie van de lantaarn om zijn as besturen van de 25 lichtbron.

6. Lantaarn volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede kantelschakelaar twee schakelrichtingen heeft, die beide in een zich dwars op de hoofdas uitstrekkend dwarsvlak zijn gelegen en dat de tweede kantelschakelaar is ingericht voor het slechts 30 inschakelen van de lichtbron wanneer de verticaal zich tussen beide schakelrichtingen uitstrekt.

7. Lantaarn volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lantaarn is voorzien van een in serie met de eerste en de tweede kantelschakelaar geschakelde richtingsafhankelijke derde kantelschakelaar, - dat de tweede kantelschakelaar geplaatst is met zijn schakelrichting in een zich dwars 5 op de hoofdas uitstrekkend dwarsvlak en een eerste hoek insluitend met het hoofdvlak; en - dat de derde kantelschakelaar geplaatst is met zijn schakelrichting in een zich dwars op de hoofdas uitstrekkend dwarsvlak en een tweede, aan de eerste hoek tegengestelde hoek insluitend met het hoofdvlak; 10. dat de tweede en derde kantelschakelaar zijn ingericht voor het slechts inschakelen van de lichtbron wanneer de verticaal zich tussen beide schakelrichtingen uitstrekt.

8. Lantaarn volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lantaarn van een met de hand te bedienen handschakelaar is voorzien en dat de 15 kantelschakelaars met de handschakelaar en met de lichtbron en de energiebron is serie zijn geschakeld.

9. Lantaarn volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de lantaarn van een dimmer is voorzien die tussen de energiebron en de lichtbron zijn geschakeld 20 en dat de kantelschakelaars zijn ingericht voor het besturen van de dimmer.

10. Lantaarn volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de energiebron in de vorm van een batterij is opgenomen in de lantaarn.

11. Lantaarn volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lichtbron is ingericht voor het opwekken van laserlicht.

12. Lantaarn volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kantelschakelaars zijn opgenomen in een met van de rest van de lantaarn scheidbaar 30 deel, zoals een deksel voor een batterijvak.

13. Lantaarn volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lantaarn is voorzien van een vertragingsschakeling voor het vertragen van het uitschakelen van de lichtbron bij verandering van het kantelen van de lantaarn.

14. Lantaarn volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lantaarn is gemonteerd in of aan een vast aangebrachte structuur, zoals een statief, een schakelkast of een mast.