BE1022758B1

BE1022758B1 - Omheining, kit en werkwijze voor het opstellen van genoemde omheining

Info

Publication number: BE1022758B1
Application number: BE2015/5159A
Authority: BE
Inventors: Bart Cnudde
Original assignee: GENERALE MAATSCHAPPIJ VOOR PLASTIEK INTERNATIONAAL, naamloze vennootschap
Priority date: 2014-03-18
Filing date: 2015-03-18
Publication date: 2016-08-30
Also published as: EP2924193B1; BE1021263B1; BE1022758A1; FR3018843A1; EP2924193A1; BE1022758A9; FR3018843B1; ES2795352T3

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: een raamwerk van verticaal opgestelde piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; waarbij een reeks lamellen is voorzien tussen genoemde piketten, waarbij een of meerdere lamellen worden ondersteund door een inklemmingselement, genoemd inklemmingselement omvattende een ophanging corresponderend met genoemde dwarslat en een steunvoet corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel; alsook op een kit en werkwijze voor het opstellen van genoemde omheining.

Description

OMHEINING, KIT EN WERKWIJZE VOOR HET OPSTELLEN VAN GENOEMDE OMHEINING

TECHNISCH VELD

De huidige uitvinding heeft betrekking op een omheining omvattende een raamwerk van verticaal opgestelde piketten met een inklemmingselement voor het ondersteunen van een lamel op dergelijke omheining.

ACHTERGROND

De lamellen zijn doorgaans holle profielen op lengte die vervaardigd zijn uit kunststof en die in verschillende afwerkingen en kleuren kunnen voorkomen.

Bij de montage van zulk tuindraadpaneel worden de lamellen in hun lengte in het raster geschoven tot aan de onderste dwarsdraad waar ze tegen doorzakken ondersteund worden door inklemmingselementen die uitgevoerd zijn als een profieldeel met een haakvormig gedeelte waarmee het inklemmingselement over een dwarsdraad kan gehaakt worden en een steungedeelte, ter ondersteuning van een onderste uiteinde van een lamel in de vorm van een lip die aan de ophanging omhoog steekt en zich in het onderste holle uiteinde van een lamel bevindt.

Hierbij wordt elke inklemmingselement afzonderlijk eerst aan de onderste dwarsdraad gehaakt en gedraaid om de voornoemde lip in een geschikte positie te brengen om er vervolgens een lamel met het onderste uiteinde te kunnen overheen schuiven terwijl het inklemmingselement in deze positie wordt vastgehouden.

Zulke montage is relatief lastig en kost extra tijd en behendigheid van de uitvoerder.

Een ander nadeel dat bij zulke tuindraadpanelen wordt ondervonden is dat er soms lamellen met de wind worden meegesleurd omdat de inklemming door middel van de dwarsprofielen niet altijd voldoende is om de lamellen tegen te houden bij krachtige windstoten.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

SAMENVATTING

Tot dit doel verschaft de uitvinding een omheining volgens conclusie 1.

In een eerste aspect verschaft de uitvinding een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: een raamwerk van verticaal opgestelde piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; waarbij een reeks lamellen is voorzien tussen genoemde piketten, waarbij een of meerdere lamellen worden ondersteund door een inklemmingselement, genoemd inklemmingselement omvattende een ophanging corresponderend met genoemde dwarslat en een steunvoet corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel. Dit biedt als voordeel dat genoemde lamellen kunnen worden ingesloten in een raamwerk voor gebruik als omheining, waarbij genoemde lamellen zodanig zijn gefixeerd op hun positie, dat verplaatsing of trilling ten gevolge van inspelende wind onmogelijk of minstens sterk verminderd is.

In een tweede aspect voorziet de onderhavige uitvinding in een kit voor het opstellen van een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: - een raamwerk van piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; - een reeks lamellen; - een reeks inklemmingselementen; waarbij genoemde inklemmingselementen een ophanging en een steunvoet omvatten, genoemde ophanging corresponderend met genoemde dwarslat en genoemde steunvoet corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel. Dit biedt als voordeel dat genoemde kit of pakket eenvoudig kan worden getransporteerd in de juiste verhouding van aantal lamellen en inklemmingselementen overeenkomstig het geleverde of getransporteerde raamwerk.

In een derde aspect voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze voor het opstellen van een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende de stappen van: - het voorzien van een raamwerk van verticaal opgestelde piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; - het aanbrengen van een inklemmingselement via een ophanging op een of meerdere dwarslatten tussen aanliggende piketten van genoemd raamwerk; en - het positioneren van een of meerdere lamellen op een voetsteun van genoemde inklemmingselementen.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

De expliciete karakteristieken, voordelen en objectieven van de onderhavige uitvinding zullen verder duidelijk worden voor de vakman in het technisch veld van de uitvinding na lezen van de hier volgende gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvorm van de uitvinding en van de figuren hierin bijgesloten. De figuren dienen daartoe de uitvinding verder toe te lichten, zonder daarbij de omvang van de uitvinding te beperken.

Figuren 1 tot 8 stellen een vereenvoudigde weergave voor van een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch en in perspectief een gedeelte van een tuindraadpaneel dat is voorzien van inklemmingselementen volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een onderaanzicht volgens pijl F2 in Figuur 1.

Figuur 3 toont een aanzicht volgens pijl F3 in Figuur 2.

Figuur 4 toont een doorsnede volgens lijn IV-IV in Figuur 3.

Figuur 5 toont een doorsnede van het inklemmingselement die in Figuur 4 door F5, doch in losse, niet gemonteerde toestand.

Figuren 6 en 7 tonen hetzelfde inklemmingselement van Figuur 5, doch klemmend gemonteerd op een draad met twee verschillende diameters.

Figuur 8 toont een illustratie is van het montagestap tijdens het assembleren van een tuindraadpaneel.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING

Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. "Een", "de" en "het" refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, "een segment" betekent een of meer dan een segment.

Wanneer "ongeveer" of "rond" in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term "ongeveer" of "rond" gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.

De termen "omvatten", "omvattende", "bestaan uit", "bestaande uit", "voorzien van", "bevatten", "bevattende", "behelzen", "behelzende", "inhouden", "inhoudende" zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.

Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.

De term "omheining" dient te worden begrepen als synoniem voor de term "omheiningsstructuur", "afrastering", "betuining", "hek", "omrastering", "omtuining", "palissade", "schutting", en verwijst naar een of meerdere tuindraadpanelen dewelke hoofdzakelijk aansluitend in een vooropgestelde, gesloten of open geometrie worden opgesteld. Aldus kan de omheining een scheiding tussen twee grondoppervlakken definiëren en/of een grondoppervlak deels of geheel omsluiten.

De term "piket" dient te worden begrepen als synoniem voor de term "staaf", "steng", "staak", "stang", "steel", "spijl", en verwijst naar een dunne, langwerpige, doorgaans cilindrische draad, bij voorkeur een gecoate staaldraad of een staaldraad uit roestvrij staal.

De term "dwarslat" dient te worden begrepen als synoniem voor de term "dwarsdraad" en verwijst naar een doorgaans dunne, cilindrische staaf waarop meerdere piketten worden bevestigd, bijvoorbeeld door thermisch lassen, waarbij de dwarslat hoofdzakelijk in de dwarse richting ten opzichte van genoemde piktetten is georiënteerd. Aldus wordt een raamwerk bekomen. Bij voorkeur omvat genoemde dwarslat een gecoate staaldraad of een staaldraad uit roestvrij staal.

De term "raamwerk" dient te worden begrepen als synoniem voor de term "tuindraadpaneel", "kader", "raster", en verwijst naar het geassembleerde geheel van piketten met dwarslatten. Genoemd raamwerk kan rechtopstaand in een ondergrond worden bevestigd door middel van een of meerdere pijlers dewelke minstens gedeeltelijke in de ondergrond zijn verankerd. Alternatief kan genoemd raamwerk tegen een wand worden bevestigd.

De term "inklemmingselement" dient te worden begrepen als synoniem voor de term "steunbeugel" en verwijst in de context van de onderhavige uitvinding naar een overgangselement verbindingselement geschikt om een lamel te fixeren ten opzichte van een raamwerk. Genoemd inklemmingselement omvat bij voorkeur (i) een steunvoet of steungedeelte en (ii) een ophanging of haakvormig gedeelte. Steunvoet en ophanging zijn bij voorkeur met elkaar geconnecteerd door middel van een overgangsbrug dewelke is uitgevoerd als een gemeenschappelijke wand met een eerste zijde gericht naar de steunvoet en een tweede zijde gericht naar de ophanging. Genoemde steunvoet dient te worden begrepen als een ondersteunend oppervlak waarop een lamel kan worden geplaatst. Bij voorkeur omvat genoemde steunvoet een protrusie dewelke in een uitsparing aan de onderzijde van genoemde lamel kan worden gepositioneerd. Genoemde ophanging dient te worden begrepen als een haak voor het ophangen van het inklemmingselement aan horizontale wand of draad.

De term "lamel" dient te worden begrepen als een overwegend balkvormig object met een lengte, breedte en diepte, waarbij in de lengterichting de lamel begrenst wordt door een eerste, onderste en een tweede, bovenste uiteinde. Bij voorkeur is genoemde lamel hol uitgevoerd met een open grond- en bovenvlak; daarmee wordt bedoeld dat het eerste, onderste en het tweede, bovenste uiteinde een open oppervlak omvatten, hetwelke de inwendige holte van de lamel omschrijft.

In een eerste aspect verschaft de uitvinding een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: een raamwerk van verticaal opgestelde piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; waarbij een reeks lamellen is voorzien tussen genoemde piketten, waarbij een of meerdere lamellen worden ondersteund door een inklemmingselement, genoemd inklemmingselement omvattende een ophanging corresponderend met genoemde dwarslat en een steunvoet corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel.

Meer specifiek betreft de uitvinding een omheining met inklemmingselement 13 voor het ondersteunen van een lamel 5 van een tuindraadpaneel 1 van het type dat is opgebouwd uit een draadraster 2 met verticale draden 3 waartussen de lamellen 5 zijn aangebracht en uit horizontale dwarsdraden 4 waartegen de lamellen 5 worden aangedrukt door middel van één of meer dwarsprofielen 8, waarbij het inklemmingselement 13 is uitgevoerd als een profiel met een haakvormig gedeelte 14 waarmee het inklemmingselement 13 over een dwarsdraad 4 kan gehaakt worden en een steungedeelte 15 met een lip 16 ter ondersteuning van een onderste uiteinde 12 van een lamel 5, daardoor gekenmerkt dat de ophanging 14 van het inklemmingselement 13 is uitgevoerd als een elastische klem waarmee het inklemmingselement 13 op een dwarsdraad 4 kan worden vastgeklemd en dat de steunvoet 15 wordt gevormd door een elastisch klemstuk voor het vastklemmen van het betreffende uiteinde 12 van de lamel 5 in het inklemmingselement 13.

Verder omvat de uitvinding een inklemmingselement van het voornoemde type waarbij de ophanging van het inklemmingselement is uitgevoerd als een elastische klem waarmee het inklemmingselement op een dwarsdraad kan worden vastgeklemd en waarbij de steunvoet wordt gevormd door een elastisch klemstuk voor het vastklemmen van het betreffende uiteinde van de lamel in het inklemmingselement.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde steunvoet voorzien is van een protrusie dewelke in gemonteerde toestand een uitsparing aan het onderste uiteinde van een lamel penetreert.

Een voordeel van een inklemmingselement volgens de uitvinding is dat de ophanging kan vastgeklemd worden op de dwarsdraad met de lip of protrusie van de steunvoet omhoog gedraaid om er een lamel met haar onderste uiteinde te kunnen overheen schuiven zonder dat het nodig is om het inklemmingselement in deze stand te blijven vasthouden tot wanneer de lamel op haar plaats is geschoven. Dit maakt de montage dus een stuk makkelijker en minder tijdrovend en vergt ook minder behendigheid van de uitvoerder.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde protrusie een spanningselement omvat voor het vastklemmen van een lamel. Genoemd spanningselement kan worden voorzien als een elastisch verende lip dewelke een schuifspanning voorziet tussen het inklemmingselement en de lamel.

Dit biedt als voordeel dat de steunvoet van het inklemmingselement een klemmende werking bezit die de lamel bijkomend belet om door de wind uit het draadraster gelicht en meegenomen te worden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde ophanging voorzien is van een eerste gedeelte met een cirkelvormige binnendiameter en van een tweede gedeelte omvattende een veerkrachtig spanningselement of spanningslip.

Bij voorkeur is de ophanging 14 zodanig is uitgevoerd dat deze geschikt is om vastgeklemd te kunnen worden op dwarsdraden 4 met minstens twee verschillende diameters, bijvoorbeeld op dwarsdraden 4 met een gebruikelijke diameter van 4 mm en op dwarsdraden 4 met een gebruikelijke diameter van 5 mm. Het is namelijk gebruikelijk dat voor tuindraadpanelen met grotere afmetingen ook draadrasters worden gebruikt met draden met een grotere stevigheid en dus met een grotere diameter. Het is bijvoorbeeld courant om de dwarsdraden te gebruiken met diameters van 4 mm en 5 mm.

Het voordeel van een inklemmingselement 13 die op meerdere maten van draden past is dat er slechts één type van inklemmingselementen nodig is en er dus ook maar één type van inklemmingselementen moet vervaardigd en gestockeerd worden en er dus ook geen meerdere matrijzen nodig zijn die doorgaans een belangrijke kost vertegenwoordigen.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemd veerkrachtig spanningselement van genoemde ophanging 14 beweegbaar is tussen een rustpositie waarbij geen spanning in genoemd veerkrachtig spanningselement is, een eerste positie corresponderende met een cirkelvormige binnendiameter d en een tweede positie corresponderende met een cirkelvormige binnendiameter D.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij de ophanging 14 wordt gevormd door een hoofdzakelijk Uvormig rond gebogen gedeelte 17 met twee benen 18, 19 waarvan minstens één been 19 bij voorkeur een S-vormig gebogen been is dat samen met het andere been 18 een insnoering 20 vormt ter vorming van een versmalde opening waarmee de ophanging 14 over een betreffende dwarsdraad 4 kan vastgeklemd worden, waarbij de breedte (A) van de insnoering smaller is dan de diameter (d) van de dunste dwarsdraad 4 waarop het inklemmingselement 13 bedoeld is vastgeklemd te worden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij het andere been 18 een recht been is dat op de bodem 21 van het U-vormig rond gebogen gedeelte 17 aansluit op een verdikking 22 via een bocht 23 in de binnenwand 24 met een kromtestraal (R) ongeveer overeenstemmend met deze van een dwarsdraad 4 met de grootste diameter (D) waarop het inklemmingselement 13 bedoeld is vastgeklemd te worden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij in een richting loodrecht op de insnoering 20 van de ophanging 14, de insnoering 20 op een afstand (B) is gelegen van de voornoemde verdikking 22 op de bodem 21 van het U-vormig gebogen gedeelte 17 die ongeveer gelijk is aan de diameter (D) van de dikste dwarsdraad 4 waarvoor het inklemmingselement 13 bedoeld is, terwijl de kortste afstand (C) tussen de bocht 23 en het S-vormig been 19 kleiner is dan de kleinste diameter (d).

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij voor dwarsdraden 4 met een gebruikelijke diameter van 4 mm, respectievelijk 5 mm, de breedte (A) van de insnoering 20 gelegen is tussen 2.4 mm en 2.8 mm, bij voorkeur ongeveer 2.6 mm is.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde ophanging en genoemde steunvoet zijn verbonden door middel van een overbrugging 18, genoemde overbrugging omvattende een eerste zijde 23 vormende een cirkelvormige uitsparing 23 en een tweede zijde, tegenover genoemde eerste zijde gelegen, vormende een verticale uitsparing 25 met protrusie 26.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij de steunvoet 15 wordt gevormd door een gootvormige zitting 25 voor het ondersteunen van een onderste uiteinde 12 van een lamel 5 of van een gedeelte ervan, waarbij deze zitting 25 wordt begrensd door twee wanden, respectievelijk een eerste wand en een tweede wand, waarvan de eerste wand wordt gevormd door een elastisch verende lip 16 met een gebogen deel 27 dat in de richting van de tweede wand 18 is gebogen ter vastklemming van een betreffend uiteinde 12 van een lamel 5 of van een gedeelte ervan dat in de gootvormige zitting 25 is aangebracht.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij het gebogen deel 27 van de elastisch verende lip 16 zich schuin overheen de middellijn 28 van de gootvormige zitting 25 uitstrekt, bij voorkeur tot tegen of voorbij het meetkundig vlak 29 van de binnenzijde van de tweede wand 18 van de zitting 25.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij de tweede wand 18 van de gootvormig zitting 25 wordt gevormd door het voornoemd recht been 18 van het U-vormig rond gebogen gedeelte 17 van het haakvormig gedee1te 14 van het inklemmingselement 13.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij de verende lip 16 een recht deel 26 bezit dat evenwijdig is aan de tweede wand 18 en een gebogen deel 27 dat een verlengde vormt van het recht deel 26.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij genoemd inklemmingselement 13 bedoeld is voor het vastklemmen van een holle lamel 5 met twee overstaande wanden 10, 11, waarbij de gootvormige zitting 25 van het inklemmingselement 13 bedoeld is om één van beide wanden 10, 11 aan het uiteinde 12 van de lamel 5 te ondersteunen en vast te klemmen.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij de breedte (E) van de gootvormige zitting 25 iets groter is dan de dikte (F) van de wand 10 van de lamel 5 die moet ingeklemd worden, bij voorkeur dubbel zo groot.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, waarbij de vorm en de afmetingen van de varende lip 16 zodanig zijn dat zij in de inwendige holte 30 van een lamel 5 kan geschoven worden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde verticaal opgestelde piketten voorzien zijn van een of meerdere uit het verticale vlak tredende lussen 6 voor het insluiten van een of meerdere dwarsliggers 8 in genoemde een of meerdere lussen. In deze context dient de term "verticaal vlak" worden begrepen als het vlak gedefinieerd door het raamwerk, hetwelke in opgestelde uitvoering verticaal is opgesteld.

Genoemde lussen treden uit genoemd verticale vlak over een afstand groter dan de dikte van de in te sluiten lamellen 5, zodat in de lussen ingesloten een dwarsligger 8 kan worden gepositioneerd dewelke de ingesloten lamellen aandrukt tegen de dwarslatten 4 van het raamwerk. Door dit aandrukken, wordt een inklemspanning aangelegd op genoemde lamellen 5 in het raamwerk. Deze inklemspanning verzekert mede dat de lamellen 5 niet uit het raamwerk worden meegesleept ten gevolge van bijvoorbeeld windstoten. Genoemde uit het vlak tredende lussen 6 kunnen worden voorzien in open, halfopen of gesloten uitvoering en in ronde of in hoekige vorm, zoals bijvoorbeeld in driehoekige of in vierhoekige uitvoering. Figuur 2 toont een halfopen driehoekige uitvoering.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde lamellen omvat zijn met een breedte corresponderend met de afstand tussen twee naast elkaar gelegen verticale piketten. De breedte van genoemde lamellen dient kleiner te zijn dan de tussenafstand tussen twee opeenvolgende piketten, maar mag ook niet veel kleiner zijn dan genoemde tussenafstand, omdat dit leidt tot het trillen van de lamel in het raamwerk door het inspelen van de wind. Belangrijk is daarom dat de breedte van de lamel overeenstemt met genoemde tussenafstand.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde lamellen omvat zijn met een dikte corresponderend met de afstand tussen het verticale vlak door genoemde dwarslatten en het verticale vlak door genoemde dwarsliggers. Daardoor wordt verzekert dat ook in de richting loodrecht op het vlak van het raamwerk genoemde lamellen afdoende zijn ingesloten, en eventueel zijn ingesloten met een welbepaalde inklemspanning, zodat eventuele windstoten geen trillingen van de lamellen veroorzaakt.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een omheining volgens het eerste aspect van de uitvinding, verder omvattende een inklemmingslat (zie bovenaan Figuur 1) voor het inklemmen van de bovenste uiteinden van genoemde lamellen 5. Dergelijke inklemmingslat voorziet bijkomend in een beveiliging om te verhinderen dat een of meerdere lamellen worden meegesleurd ten gevolge van windstoten. Daarenboven zorgt de inklemmingslat voor een overdekking van de lamellen, waardoor de binnenkant van de holle lamellen niet in contact kan komen met regen. Dergelijk contact is nadelig voor de lamellen en/of de inklemmingselementen, dewelke doorgaans uit kunststof zijn vervaardigd, en ten gevolge van contact met water sneller hun goede materiaaleigenschappen verliezen, wat uiteindelijk leidt tot materiaalbreuk.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm omvat het inklemmingselement 13 een ophanging 14, gevormd uit kunststof, bij voorkeur een doorschijnende kunststof, en meer bij voorkeur uit een transparante kunststof.

In een tweede aspect voorziet de onderhavige uitvinding in een kit voor het opstellen van een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: - een raamwerk van piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; - een reeks lamellen; - een reeks inklemmingselementen; waarbij genoemde inklemmingselementen een ophanging en een steunvoet omvatten, genoemde ophanging corresponderend met genoemde dwarslat en genoemde steunvoet corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel.

Aldus kan worden voorzien in een kit of bouwpakket voor het samenstellen van een tuindraadpaneel 1 bevattende een draadraster 2 gevormd door met elkaar verbonden lengtedraden 3 en dwarsdraden 4; lamellen 5 die in hun lengterichting tussen de lengtedraden 3 in het draadraster 2 kunnen worden geschoven ter vorming van een paneel, één of meer dwarsprofielen 8 die in het draadraster 2 dwars over de lamellen 5 kunnen worden aangebracht voor het aandrukken van de lamellen 5 tegen de dwarsdraden 4; en één of meer inklemmingselementen 13 volgens het eerste aspect van de uitvinding.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een kit volgens het tweede aspect van de uitvinding, verder omvattende een inklemmingslat voor het inklemmen en/of overdekken van de bovenste uiteinden van genoemde lamellen in gemonteerde toestand.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het derde aspect van de uitvinding, waarbij een inklemmingslat wordt aangebracht voor het inklemmen van de bovenste uiteinden van genoemde lamellen.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het derde aspect van de uitvinding, waarbij een of meerdere dwarsliggers worden voorzien in een of meerdere uittredende lussen voorzien op genoemde verticale piketten.

Voorbeeld

De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld, zonder hiertoe overigens te worden beperkt.

Het in figuur 1 weergegeven tuindraadpaneel 1 is opgebouwd op een draadraster 2 dat gevormd wordt door met elkaar verbonden verticaal opstaande lengtedraden 3 en horizontaal liggende dwarsdraden 4.

Tussen de lengtedraden 3 zijn lamellen 5 aangebracht die tegen de dwarsdraden 4 steunen en die als het ware een scherm vormen tegen inkijk in de tuin en ook de tuin afschermen voor de wind.

Op bepaalde hoogtes zijn alle lengtedraden 3 op dezelfde manier op drie plaatsen geknikt om identieke driehoekige uitstulpingen 6 te vormen die samen met de lamellen 5 een horizontale gang 7 definiëren waarin, vanaf de zijkant van het tuindraadpaneel 1, een driehoekig dwarsprofiel 8 of zogenaamde neusprofiel kan ingeschoven worden ter aandrukking en ondersteuning van de lamellen 5 tegen de dwarsdraden 4 om het rammelen van de lamellen bij wind tegen te gaan. Naargelang de hoogte van het tuindraadpaneel worden er twee of meer van zulke uitstulpingen of zogenaamde neuzen voorzien.

De lamellen 5 zijn in dit geval holle profielen uit PVC of andere kunststof met een geribbelde oppervlaktestructuur met opliggende ribben 9, alhoewel andere structuren niet uitgesloten zijn.

De lamellen 5 zitten met twee overstaande wanden 10 en 11 ingeklemd tussen de dwarsdraden 4 en de dwarsprofielen 8.

Aan hun onderste uiteinde 12 worden de lamellen 5 ondersteund door een inklemmingselement 13 volgens de uitvinding zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 en meer in detail in figuur 4 waaruit duidelijk kan afgeleid worden dat het inklemmingselementen twee functionele gedeelten bevatten, namelijk een haakvormig gedeelte 14 waarmee het inklemmingselement 13 over een dwarsdraad 4 kan gehaakt worden en een steungedeelte 15 met een lip 16 ter ondersteuning van het onderste uiteinde 12 van een lamel 5, waarbij de lip 16 in dit uiteinde 12 steekt.

De ophanging 14 van het inklemmingselement 13 is uitgevoerd als een elastische klem waarmee het inklemmingselement 13 op een dwarsdraad 4 kan worden vastgeklemd zoals geïllustreerd met figuur 4, terwijl de steunvoet 15 is uitgevoerd als een elastisch klemstuk voor het vastklemmen van het betreffende uiteinde 12 van de lamel 5 in het inklemmingselement 13, in dit geval door het vastklemmen van de wand 10 van de lamel 5.

Bij voorkeur is het inklemmingselement zodanig uitgevoerd dat hij het geschikt is om vastgeklemd te kunnen worden op dwarsdraden 4 met verschillende diameters, bijvoorbeeld op een dwarsdraad met een diameter d van bi j voorbeeld 4 mm, zoals weergegeven in figuur 6, en op een dwarsdraad 4 met een grotere diameter D van bijvoorbeeld 5,2 mm, zoals weergegeven in figuur 7.

Hiertoe is de ophanging 14 van het inklemmingselement 13 als volgt opgebouwd, verwijzend naar figuur 5 waarin het inklemmingselement 13 is weergegeven in niet gemonteerde rusttoestand.

De ophanging 14 wordt gevormd door een hoofdzakelijk U-vormig rond gebogen gedeelte met twee benen, respectievelijk 18 en 19, waarvan in het voorbeeld van figuur 5 het been 18 recht gestrekt is en het andere been 19 S-vormig gebogen is dat samen met het been 18 een insnoering 20 vormt tussen de benen 18 en 19 ter vorming van een versmalde opening waarmee de ophanging 14 over een betreffende dwarsdraad 4 kan vastgeklemd worden.

De breedte A van de insnoering 20 is smaller is dan de diameter d van de dunste dwarsdraad 4 waarop het inklemmingselement bedoeld is vastgeklemd te worden, bijvoorbeeld smaller dan een diameter van 4 mm.

Op de bodem van het U-vormig rond gebogen gedeelte 17 is een verdikking 22 voorzien waarop het recht been 18 aansluit via een bocht 23 in de binnenwand 24 haakvormig gedeelte 14, welke bocht 23 is uitgevoerd met een kromtestraal R die ongeveer overeenstemt met deze van een dwarsdraad 4 met de grootste diameter D waarop het inklemmingselement 13 bedoeld is vastgeklemd te worden, bijvoorbeeld een kromtestraal van 2.6 mm voor een dikste dwarsdraad 4 van 5 mm.

Voor dwarsdraden met een gebruikelijke diameter van 4 mm en 5 mm, respectievelijk, is de breedte A van de insnoering 20 bij voorkeur gelegen tussen 2.4 en 2.8 mm, bij voorkeur ongeveer 2.6 mm.

Uit figuur 5 blijkt eveneens dat in een richting loodrecht op de insnoering 20 of met andere woorden in een richting evenwijdig met het been 18, de insnoering op een afstand B is gelegen van de voornoemde verdikking 22, welke afstand B ongeveer gelijk kleiner is aan de diameter D van de dikste dwarsdraad 4 waarvoor het inklemmingselement 13 bedoeld is, terwijl de kortste afstand C tussen de bocht 23 en het S-vormig been 19 kleiner is dan de kleinste diameter d.

Door deze vormgeving en afmetingen bekomt men dat het inklemmingselement 13 stevig vastgeklemd kan worden op dwarsdraden 4 van verschillende diameters d en D zonder dat het inklemmingselement 13 zich niet ongewild vrij rond de dwarsdraad 4 kan verdraaien.

De steunvoet 15 wordt gevormd door een gootvormige zitting 25 voor het ondersteunen van een onderste uiteinde 12 van een lamel 5, waarbij deze zitting wordt begrensd door twee wanden, respectievelijk een eerste wand die wordt gevormd door een onderste recht deel 26 van de lip 16 dat ongeveer evenwijdig is met de wand 18 en een tweede wand die in dit geval wordt gevormd door het recht been 18 van de ophanging 14.

De lip 16 is een elastisch verend uitgevoerd met een gebogen deel 27 dat zich in het verlengde van het recht deel 26 van de lip 16 uitstrekt en dat in de richting van de wand 18 is gebogen ter vastklemming van de wand 10 aan het onderste uiteinde 12 van de lamel 5 in de gootvormige zitting 25 zoals weergegeven in figuur 4.

Het gebogen deel 27 van de elastisch verende lip 16 strekt zich schuin uit overheen het middenvlak 28 van de gootvormige zitting 25, bij voorkeur tot tegen of voorbij het meetkundig vlak 29 dat de wand 18 begrensd aan de binnenzijde van de zitting 25.

De breedte E van de gootvormige zitting 25 is iets groter is dan de dikte F van de wand 10 van de lamel 5 die moet ingeklemd worden, bij voorkeur ongeveer dubbel zo groot.

Op deze manier wordt er voor gezorgd dat lamel stevig vastzit aan het raster met een voldoende klemkracht op te beletten dat de wind de lamellen 5 zou kunnen losrukken en meevoeren met de wind.

Het gebruik van een inklemmingselement 13 volgens de uitvinding volgt genoegzaam aan voorgaande beschrijving en wordt geïllustreerd aan de hand van figuur 8.

Eerst wordt inklemmingselement 13 te midden tussen twee lengtedraden 3 op een dwarsdraad 4 geclipst met de lip 16 naar boven gericht. Vervolgens wordt een lamel 5 tussen de betreffende lengtedraden 3 naar beneden geschoven tot over de lip 16, daarbij geleid zijnde tussen de dwarsdraden 4 en de dwarsprofielen 8.

De wand 10 aan het onderste uiteinde 12 van de lamel 5 schuift daarbij in de zitting 25 en drukt daarbij de lip 16 naar de wand 11 toe, waardoor de lip 16 door haar verende werking een klemmende reactiekracht uitoefent op de binnenzijde van de wand 10 die voldoende is om te beletten dat de lamel 5 bij een forse windstoot zou wegwaaien.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een inklemmingselement volgens de uitvinding kan in aller lei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

CONCLUSIES

1. Omheining (1) voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: een raamwerk van verticaal opgestelde piketten (3), parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten (4); waarbij een reeks lamellen (5) is voorzien tussen genoemde piketten (3) en waarbij een of meerdere lamellen (5) worden ondersteund door een inklemmingselement (13), met het kenmerk, dat genoemd inklemmingselement (13) een ophanging (14) omvat corresponderend met genoemde dwarslat (4) en een steunvoet (15) omvat corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel (5).
2. Omheining (1) volgens conclusie 1, waarbij genoemde steunvoet (15) voorzien is van een protrusie (26) dewelke in gemonteerde toestand een uitsparing (30) aan het onderste uiteinde van een lamel (5) penetreert.
3. Omheining (1) volgens conclusie 2, waarbij genoemde protrusie (26) een spanningselement (16, 27, 28) omvat voor het vastklemmen van een lamel (5).
4. Omheining (1) volgens minstens een van de voorgaande conclusies 1 tot 3, waarbij genoemde ophanging (14) voorzien is van een eerste gedeelte (21, 22, 23) met een cirkelvormige binnendiameter (R) en van een tweede gedeelte (17, 19, 24) omvattende een veerkrachtig spanningselement (17, 19).
5. Omheining (1) volgens conclusie 4, waarbij genoemd veerkrachtig spanningselement (17, 19) beweegbaar is tussen een eerste positie corresponderende met een cirkelvormige binnendiameter d en een tweede positie corresponderende met een cirkelvormige binnendiameter D.
6. Omheining (1) volgens minstens een van de voorgaande conclusies 1 tot 5, waarbij genoemde ophanging (14) en genoemde steunvoet (15) zijn verbonden door middel van een overbrugging (18), genoemde overbrugging (18) omvattende een eerste zijde vormende een cirkelvormige uitsparing (23) en een tweede zijde, tegenover genoemde eerste zijde gelegen, vormende een verticale uitsparing (25) met protrusie (26).
7. Omheining (1) volgens minstens een van de voorgaande conclusies 1 tot 6, waarbij genoemde verticaal opgestelde piketten (3) voorzien zijn van een of meerdere uit het verticale vlak tredende lussen (6) voor het insluiten van een of meerdere dwarsliggers (8) in genoemde een of meerdere lussen (6).
8. Omheining (1) volgens minstens een van de voorgaande conclusies 1 tot 7, waarbij genoemde lamellen (5) omvat zijn met een breedte corresponderend met de afstand tussen twee naast elkaar gelegen verticale piketten (3).
9. Omheining (1) volgens minstens een van de voorgaande conclusies 1 tot 8, waarbij genoemde lamellen (5) omvat zijn met een dikte corresponderend met de afstand tussen het verticale vlak door genoemde dwarslatten (4) en het verticale vlak door genoemde dwarsliggers (8).
10. Omheining (1) volgens minstens een van de voorgaande conclusies 1 tot 9, verder omvattende een inklemmingslat voor het inklemmen van de bovenste uiteinden van genoemde lamellen (5).
11. Kit voor het opstellen van een omheining (1) voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende: - een raamwerk van piketten (3), parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten (4); - een reeks lamellen (5); - een reeks inklemmingselementen (13); met het kenmerk, dat genoemde inklemmingselementen (13) een ophanging (14) en een steunvoet (15) omvatten, genoemde ophanging (14) corresponderend met genoemde dwarslat (4) en genoemde steunvoet (15) corresponderend met een onderste uiteinde van een lamel (5).
12. Kit volgens conclusie 11, verder omvattende een inklemmingslat voor het inklemmen en/of overdekken van de bovenste uiteinden van genoemde lamellen (5) in gemonteerde toestand.
13. Werkwijze voor het opstellen van een omheining voor het omsluiten van een grondoppervlak, omvattende de stappen van: - het voorzien van een raamwerk van verticaal opgestelde piketten, parallel en op een afstand van elkaar voorzien en gefixeerd door middel van een of meerdere dwarslatten; - het aanbrengen van een inklemmingselement via een ophanging op een of meerdere dwarslatten tussen aanliggende piketten van genoemd raamwerk; en - het positioneren van een of meerdere lamellen op een voetsteun van genoemde inklemmingselementen.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij een inklemmingslat wordt aangebracht voor het inklemmen van de bovenste uiteinden van genoemde lamellen.
15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, waarbij een of meerdere dwarsliggers worden voorzien in een of meerdere uittredende lussen voorzien op genoemde verticale piketten.