BE1020659A3 - Buisrailwagen. - Google Patents

Buisrailwagen. Download PDF

Info

Publication number
BE1020659A3
BE1020659A3 BE201200330A BE201200330A BE1020659A3 BE 1020659 A3 BE1020659 A3 BE 1020659A3 BE 201200330 A BE201200330 A BE 201200330A BE 201200330 A BE201200330 A BE 201200330A BE 1020659 A3 BE1020659 A3 BE 1020659A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
drive wheel
pipe rail
rail trolley
wheels
drive
Prior art date
Application number
BE201200330A
Other languages
English (en)
Inventor
Joris Bogaert
Original Assignee
B & A Automation Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by B & A Automation Bvba filed Critical B & A Automation Bvba
Priority to BE201200330A priority Critical patent/BE1020659A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1020659A3 publication Critical patent/BE1020659A3/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/14Greenhouses
    • A01G9/143Equipment for handling produce in greenhouses
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60FVEHICLES FOR USE BOTH ON RAIL AND ON ROAD; AMPHIBIOUS OR LIKE VEHICLES; CONVERTIBLE VEHICLES
    • B60F1/00Vehicles for use both on rail and on road; Conversions therefor
    • B60F1/04Vehicles for use both on rail and on road; Conversions therefor with rail and road wheels on different axles
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Platform Screen Doors And Railroad Systems (AREA)

Description

Buisrailwagen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een buisrailwagen.
Meer bepaald heeft de huidige uitvinding betrekking op zulke buisrailwagen die bedoeld is om over buizen van een tuinbouwserre te rijden, welke buizen dienst doen als rails, waarbij de buisrailwagen voorzien is van railwielen en aandrijfmiddelen voor het voortbewegen van de buisrailwagen over de buizen.
Zulke buisrailwagens zijn reeds bekend volgens de stand van de techniek en ze worden gebruikt in de tuinbouw om verzorgers doorheen de tuinbouwserre te verplaatsen, bijvoorbeeld om de groei van de planten in de serre te controleren en om de planten te verzorgen of om planten of vruchten te oogsten en deze geoogste planten of vruchten af te voeren.
De buizen waarover zulke buisrailwagens rijden bestaan hierbij uit een paar verwarmingsbuizen die zoals rails van een spoorvoertuig parallel aan elkaar doorheen de serre lopen.
Meer bepaald worden zulke buizen gebruikelijk ter plaatse van het vrije pad tussen plantenrijen voorzien.
De beide buizen in één pad vormen in de praktijk één doorlopende buis en zijn daartoe aan het einde van het pad onderling verbonden door middel van een bochtvormig buisdeel.
Wanneer de planten welke bereikbaar zijn vanuit een bepaald pad behandeld of geïnspecteerd zijn, wordt een buisrailwagen van de buizenrail gereden op een lager gelegen verhard dwarspad.
De buizen zijn gebruikelijk zodanig opgesteld dat hun onderzijde even hoog reikt als de bovenzijde van de verharde dwarspad.
Het voornoemde bochtvormig buisdeel aan het einde van elk pad rust gebruikelijk meer bepaald op het bovenvlak van het verharde dwarspad.
Wanneer zulke bekende buisrailwagen van de buizenrail gereden wordt tot op het lager gelegen verhard dwarspad, dient de gebruiker van de buisrailwagen af te treden vooraleer of onmiddellijk nadat de overgang gemaakt wordt van de buizenrails naar het verhard dwarspad.
Inderdaad, de gebruikelijke aandrijvingen en opbouwstructuren voor buisrailwagens brengen bij de overgang van de buizenrails naar het verhard dwarspad een bruuske versnelling of vertraging met zich voorzien.
Een gebruikelijke buisrailwagen is voorzien van twee paar railwielen welke bedoeld zijn om op de buizen te steunen: één paar vooraan en één paar achteraan de buisrailwagen.
Gebruikelijk zijn deze railwielen daartoe voorzien van een halfrond uitgehold contactvlak.
Vaak is minstens één paar railwielen uitgevoerd als zogenaamde flenswielen.
Flenswielen zijn wielen met twee functionele buitendiameters. Zoals de naam aangeeft zijn het wielen met halfrond uitgehold contactvlak en daarnaast voorzien van een flens zodat ze, enerzijds, kunnen steunen op. en samenwerken met de buizen en, anderzijds, kunnen steunen op een gebruikelijke ondergrond welke lager is gelegen dan de buizen, en dit laatste dan door contact van de flens met de ondergrond.
Het is gebruikelijk dat minstens één van de assen van de railwielen voorzien is van een aandrijving.
Het is duidelijk dat de overgang van een buisrailwagen voorzien van flenswielen een versnelling met zich meebrengt bij de overgang van de rails naar het dwarspad of ook middenpad genoemd.
Naast de railwielen zijn zulke buisrailwagens gebruikelijk ook voorzien van zogenaamde manoeuvreerwielen, bedoeld voor het verplaatsen van de buisrailwagen wanneer deze zich niet op de rails bevindt.
Dit kunnen zwenkwielen zijn, één of twee paar bijvoorbeeld, of twee vaste wielen en twee zwenkwielen, of vier haaks op de flenswielen geplaatste vaste wielen, of twee centraal geplaatste vaste wielen.
Zulke manoeuvreerwielen reiken gebruikelijk lager dan het contactvlak van de railwielen welke bedoeld zijn te steunen op de buizen.
In zulk geval zijn ze gebruikelijk verder uit elkaar verwijderd en dus dichter bij de langse zijranden van de buisrailwagen voorzien dan de railwielen, een en ander zodanig dat ze geen belemmering vormen bij het op de rails rijden van de buisrailwagen.
Inderdaad, zoals eerder gesteld zijn de beide buizen in één pad in de praktijk aan het einde van het pad onderling verbonden door middel van een bochtvormig buisdeel.
Dit bochtvormig buisdeel kan worden ontweken door de lager reikende manoeuvreerwielen op grotere onderlinge afstand te voorzien dan de afstand tussen de beide rails.
Alternatief kunnen de manoeuvreerwielen voorzien zijn van een bijvoorbeeld hydraulisch hefsysteem, zodat ze in ingetrokken positie over het bochtvormig buisdeel kunnen verplaatst worden.
Wanneer de buisrailwagen tot op het verharde dwarspad is verplaatst, dient de buisrailwagen te worden verplaatst naar een volgende pad. Dit gebeurt gebruikelijk manueel.
Door de buisrailwagen te manoeuvreren worden de eventuele zwenkwielen gepast gericht zodat de verplaatsing op het dwarspad kan voltrokken worden tot aan een volgend pad.
Bijkomend manoeuvreren met het oog'op in lijn plaatsen van de buisrailwagen voor de set buizen dat door het betreffende pad loopt laat toe vervolgens de overgang te maken van de buisrailwagen van het pad naar de betreffende buizenset.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde nadelen van de bekende buisrailwagens en eventueel aan andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een buisrailwagen welke zowel over een set van buizen of rails kan rijden, als over een gebruikelijke ondergrond, waarbij de buisrailwagen voorzien is van railwielen en aandrijfmiddelen voor het voortbewegen van de buisrailwagen over de buizen, waarbij de aandrijfmiddelen minstens twee aandrijfwielen met onderling verschillende diameters omvatten welke met onderling verschillende omwentelsnelheden kunnen worden aangedreven.
Een belangrijk voordeel bestaat erin dat zulke buisrailwagen bij de overgang van de buizenrails naar een gebruikelijke ondergrond zoals bijvoorbeeld een verhard dwarspad, bruuske versnellingen voorkomen worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvariante omvatten de aandrijfmiddelen een eerste aandrijfwiel met eerste diameter en een tweede aandrijfwiel met tweede diameter omvatten, waarbij de eerste diameter kleiner is dan de tweede diameter, en waarbij het eerste aandrijfwiel zodanig is opgesteld dat het kan samenwerken met de rails wanneer de buisrailwagen op de rails staat, en waarbij het tweede aandrijfwiel zodanig is opgesteld dat het kan samenwerken met de ondergrond wanneer de buisrailwagen zich nabij of op een gebruikelijke ondergrond bevindt.
Voorkeurdragend zijn twee zulke sets voorzien zodat voor elke buis een eerste aandrijfwiel is voorzien, en in de nabijheid ervan een tweede aandrijfwiel voor de samenwerking met de ondergrond.
Bij voorkeur omdat elk zulke set een motor, een eerste overbrenging naar het eerste aandrijfwiel en een tweede overbrenging naar het tweede aandrijfwiel.
Zulke set is bijvoorkeur pendelend doch afgeveerd aan het raamwerk van de buisrailwagen voorzien, een en ander zodanig dat het goede contact tussen eerste aandrijfwiel en tweede aandrijfwiel met respectievelijk railbuis en ondergrond steeds optimaal is.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een buisrailwagen, meer bepaald een bladsnijkar, volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar bijgaande figuren, waarin: figuur 1 in zijaanzicht een buisrailwagen volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 in meer detail een aandrijfset zoals in figuur 1 aangeduid met pijl F2 weergeeft.
In figuur 1 is een buisrailwagen 1 weergegeven, althans zonder weergave van de bovenbouw welke op diverse wijzen kan worden voltrokken, bijvoorbeeld door een in de hoogte verstelbaar werkplatform te voorzien.
De buisrailwagen 1 omvat een raamwerk 2 waaraan vier railwielen 3 zijn voorzien, hier meer bepaald per paar voorzien op een voorste as 4 en een achterste as 5.
Wanneer hier en verder naar voorkant of achterkant wordt verwezen, of bijhorend gelegen voorste of achterste onderdeel, dan mag de linkse zijde op de figuur 1 als voorkant worden aanzien, en visa versa.
De railwielen 3 vertonen een halfrond uitgehold contactvlak zodat ze in zijaanzicht, zoals weergegeven in figuur 1, de buis waarop ze steunen deels verscholen houden.
Merk op dat het hoofdsteunvlak van zulke railwielen 3 met uitgehold contactvlak het meest verdoeken gedeelte is van het uitgeholde contactvlak.
In de nabijheid van elk van de railwielen 3 is een zwenkwiel 6 voorzien, hier meer bepaald verder uit elkaar verwijderd en dus dichter bij de langse zijranden van de buisrailwagen 1 voorzien dan de railwielen 3, althans in naar buiten gezwenkte positie ervan.
Hoofdzakelijk halverwege de voorste as 4 en een achterste as 5 zijn hier twee aandrijfsets 7 voorzien, meer bepaald op gepaste onderlinge afstand, hoofdzakelijk in overeenstemming met de onderlinge afstand tussen de railwielen 3 welke op eenzelfde as zijn voorzien.
Zoals in meer detail weergegeven in figuur 2, omvat elke aandrijfset 7 een draagarm 8 welke scharnierbaar of pendelbaar kan worden aangebracht op het raamwerk 2 van de buisrailwagen 1.
Hiertoe is in deze uitvoeringsvorm een bevestigingsbeugel 9 voorzien welke vast kan worden aangebracht op het raamwerk 2 en waarop de draagarm 8 pendelbaar kan worden aangebracht, hier ter plaatse van een uiteinde van de draagarm 8.
Verder zijn op de draagarm 8 een motor 10 voorzien, een eerste aandrijfwiel 11 met eerste diameter en een tweede aandrijfwiel 12 met tweede diameter, waarbij de eerste diameter kleiner is dan de tweede diameter.
Het eerste aandrijfwiel 11 is.voorzien op een eerste as 13 terwijl het tweede aandrijfwiel 12 is voorzien op een tweede as 14 welke assen hier niet samenvallen.
Tussen de motor 10 en het eerste aandrijfwiel 11 is een eerste overbrenging voorzien, en tussen de motor 10 en het tweede aandrijfwiel 12 is een tweede overbrenging voorzien met bijhorende eerste en tweede overbrengingsverhouding.
Ter plaatse van het uiteinde van de draagarm 8 dat verwijderd is van de scharnierverbinding van de draagarm 8 met het raamwerk 2, hier dus verwijderd van de bevestigingsbeugel 9, is tussen de draagarm 8 en het raamwerk 2 een veer 15 voorzien.
De veer 15 betreft hier meer bepaald een spiraalveer 15 voorzien omheen een cilindervormige bus 16 welke voorzien is op een geleidingsbeugel 17 welke vast kan worden aangebracht op het raamwerk 2.
In figuur 1 is de buisrailwagen 1 op een buizenrail 18 geplaatst, welke buizenrail 18 op regelmatige afstand ondersteund wordt door steunvoeten 18B.
In deze uitvoering, zoals links op de figuur 1 aangegeven, is de buizenrail 18 voorzien van een bochtvormig buisdeel 19 welke de parallelle buisdelen van eenzelfde verwarmingsbuis doorlopend verbindt.
Het bochtvormig buisdeel 19 rust op een verhard dwarspad 20 of tussenpad, bijvoorbeeld vervaardigd uit beton.
Het bovenvalk van het dwarspad 20 is bijgevolg lager gelegen dan de bovenzijde van de buizen van de buizenrail 18, hier meer bepaald 51 millimeter lager.
Hier vertonen de buizen van de buizenrail 18 een buitendiameter van 51 millimeter, doch andere gebruikelijke buitendiameters zijn 45 millimeter of 57 millimeter.
De eerste diameter van het eerste aandrijfwiel 11 en de tweede diameter van het tweede aandrijfwiel 12 zijn zodanig dat het verschil van beide minstens gelijk is aan, doch liever groter is dan het tweevoud van de diameter van de buizen.
In deze uitvoeringsvorm vertoont het eerste aandrijfwiel 11 een eerste diameter gelijk aan 125 millimeter, en het tweede aandrijfwiel 12 een tweede diameter gelijk aan 250 millimeter. Het verschil van 125 millimeter is inderdaad groter dan het tweevoud van de diameter van de buizen, hier 102 millimeter.
De werking van de buisrailwagen 1 volgens de figuren 1 tot 2 is eenvoudig en als volgt.
Wanneer de buisrailwagen 1 op de buizenrail 18 is geplaatst, is het duidelijk dat deze kan worden voortbewogen door het contact of de samenwerking van het eerste aandrijfwiel 11 met de buizen van de buizenrail.
De buisrailwagen 1 steunt daarbij niet enkel op de railwielen 3, maar ook op de centraal gelegen eerste aandrijfwielen 11 van de beide aandrijfsets 7.
Merk op dat de veer 15 de pendelend opgehangen draagarm 8 ten allen tijde neerwaarts drukt, een en ander zodanig dat zelfs bij neerwaarts doorgebogen railbuizen contact van het eerste aandrijfwiel 11 met de buizen van de buizenrail gegarandeerd blijft.
Het is een welgekend probleem dat de buizen van een buizenrail 18 doorbuigen, en afhankelijk van de positie van de buisrailwagen 1 ten opzichte van de steunvoeten 18B
van de buizenrail 18, kan deze doorbuiging opwaarts of neerwaarts zijn.
Door de gepaste geometrie, plaatsing en samenbouw van de draagarm 8 en het daarop aangebrachte eerste aandrijfwiel 11, kan bekomen worden dat deze laatste steeds zowel opwaarts als neerwaarts de voorkomende spelingen kan opvangen.
Zolang de buisrailwagen 1 op de buizenrail 18 is geplaatst en zich op een afstand van het dwarspad 20 bevindt, zweven de zwenkwielen 6 aan de buitenzijde van de buizenrail 18, en zweeft ook het tweede aandrijfwiel 12 van elke aandrijfset 7 contactvrij tussen de buizen van de buizenrail 18.
Bij de overgang van zulke buisrailwagen 1 van de buizenrail 18 naar het dwarspad 20 zullen eerst de voorste railwielen 3 tot voorbij het bochtvormig buisdeel 19 worden verplaatst en vrij zwevend boven het dwarspad 20 plaats nemen.
De voorste zwenkwielen 6 zullen mogelijks als eerste contact maken met het dwarspad 20, hoewel dit niet noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer de buisrailwagen 1 bij de overgang op eerste aandri j f swielen 11 en op de achterste railwielen 3 zou rusten.
Van zodra de aandrijf sets 7 in de nabijheid komen van het dwarspad 20, zullen de tweede aandrijfwielen 12 contact maken met het dwarspad 20.
Merk op dat wanneer het verschil tussen de eerste diameter van het eerste aandrijfwiel 11 en de tweede diameter van het tweede aandrijfwiel 12 groter is dan het tweevoud van de diameter van de buizen, dit contact zich zelfs zal voordoen wanneer de eerste aandrijfwielen 11 zich ter plaatse het buisvormig buisdeel 19 bevinden.
De draagarm 8 zal opwaarts geduwd worden tot de eindslag bereikt is, ten gevolge waarvan de buisrailwagen 1 enigszins opgetild wordt.
Dankzij de gepaste overbrengingsverhoudingen van, enerzijds, de eerste overbrenging tussen de motor 10 en het eerste aandrijfwiel 11 en, anderzijds, van de tweede overbrenging tussen de motor 10 en het tweede aandrijfwiel 12, zal een bruuske versnelling voorkomen worden bij deze overgang.
Inderdaad, de snelheid van de buisrailwagen 1 stemt overeen met de omwentelsnelheid vermenigvuldigd met de halve diameter van het actieve aandrijfwiel 11 of 12.
Door de verhouding van de overbrengingsverhoudingen van de eerste overbrenging en de tweede overbrenging hoofdzakelijk te laten overeenstemmen met de omgekeerde verhouding van de eerste diameter en de tweede diameter, wordt de beoogde vloeiende overgang van buizenrail 18 naar dwarspad 20 bekomen.
De gebruiker van de buisrailwagen 1 volgens de uitvinding dient de buisrailwagen 1 zelfs niet af te treden vooraleer de overgang gemaakt wordt van de buizenrails 18 naar het verhard dwarspad 20.
Eenmaal de buisrailwagen 1 zich volledig op het dwarspad 20 bevindt, wat bekomen wordt door de buisrailwagen 1 uitgaande van de laatst besproken positie hoofdzakelijk rechtdoor te verplaatsen, rust deze steeds geheel of deels op de beide tweede aandrijfswielen 12, en eventueel bijkomend op de voorste of achterste set zwenkwielen 6, of op beide sets zwenkwielen.
Inderdaad, de zwenkwielen 6 kunnen daartoe op gepaste hoogte zijn aangebracht op het raamwerk 2, een en ander afgestemd op de geometrie, de afmetingen en de positionering van de draagarm 8, de instelling van bijhorende eindaanslag en de diameter van het tweede aandrijfwiel 12.
Merk op dat de instelbaarheid van de eindaanslag tevens de mogelijkheid biedt dezelfde maten voor de aandrijfswielen 11 en 12 aan te wenden voor verschillende buizendiameters.
Verder manoeuvreren van de buisrailwagen 1 volgens de uitvinding, bijvoorbeeld draaien en verder verrijden en weerom draaien tot voor een volgende buizenrail 18, kan door de motoren 10 van de aandrijf sets 7 gepast aan te sturen, i.e. verschillend indien het maken van een bocht beoogd wordt.
Deze eenvoudige besturing is een voordeel dat bekomen wordt dankzij de positionering van de aandrijfsets 7, i.e. tussen de voorste as 4 en een achterste as 5.
In de besproken uitvoeringsvorm zijn de aandrijfsets 7 hoofdzakelijk halverwege tussen de voorste as 4 en een achterste as 5 voorzien, welke positie voorkeurdragend is doch niet noodzakelijk.
Deze tussengelegen positie van aandrijfsets 7, en in het bijzonder ook de hoofdzakelijk centrale positie ervan, brengt tevens het voordeel met zich mee dat de last van de buisrailwagen 1, wanneer deze op de buizenrail 18 is geplaatst, over zes draagpunten wordt verdeeld.
Dit brengt, enerzijds, minder doorbuiging van de buizen met zich mee en, anderzijds, biedt de mogelijkheid zoals eerder gesteld mede dankzij de pendelende en geveerde ophanging van de draagarm 8, ten allen tijde op flexibele wijze contact van het eerste aandrijfwiel 11 met de buizen van de buizenrail mogelijk te maken.
Het is duidelijk dat de centrale positie van de aandrijfsets echter geen vereiste is voor het bekomen van een vloeiende overgang van een buisrailwagen 1 volgens de uitvinding van een buizenrail 18 naar een dwarspad of andere gebruikelijke verharde ondergrond.
Het is overigens mogelijk de aandrijfsets vooraan of achteraan de buisrailwagen 1 te voorzien, bijvoorbeeld ter vervanging van een set railwielen 3.
Het is overigens ook mogelijk slechts één aandrijfset 7 te voorzien, of slechts één motor 10 te voorzien welke dan twee assen aandrijft met aan beider uiteinden de betreffende eerste en tweede aandrijfwielen 11 en 12.
Het eventueel voorzien van een differentieel biedt dan opnieuw een verbeterde bestuurbaarheid.
De aandrij fwielen 11 en 12 kunnen overigens ook op één as voorzien worden, waarbij planetaire overbrengingen worden aangewend om de onderscheidende overbrengingsverhoudingen te bekomen.
Het is ook mogelijk dat per aandrijfwiel 11 en 12, een aparte motor 10 voorzien wordt.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van een buisrailwagen 1 volgens de uitvinding, doch zulke buisrailwagen 1 volgens de uitvinding kan op allerlei andere manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (9)

1. Buisrailwagen (1) welke zowel over een set van buizen of een buizenrail (18) kan rijden als over een gebruikelijke ondergrond (20), waarbij de buisrailwagen (1) een raamwerk (2) omvat waarop railwielen (3) en aandrijfmiddelen voor het voortbewegen van de buisrailwagen (1) over de buizen zijn voorzien, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen minstens een eerste aandrijfwiel (11) en een tweede aandrijfwiel (12) omvatten met onderling verschillende diameters, en ofwel - een motor (10) en tussen de motor (10) en het eerste aandrijfwiel (11) een eerste overbrenging met eerste overbrengingsverhouding, en tussen de motor (10) en het tweede aandrijfwiel (12) een tweede overbrenging met tweede overbrengingsverhouding; - ofwel, twee motoren, waarbij een eerste motor direct of indirect met het eerste aandrijfwiel (11) is verbonden, en waarbij een tweede motor direct of indirect met het tweede aandrijfwiel (12) is verbonden, en een besturingseenheid welke de motoren in gepaste verhouding kan aansturen; een en ander zodanig dat de beide aandrijfwielen (11,12) met onderling verschillende doch op elkaar afgestemde omwentelsnelheden kunnen worden aangedreven.
2. Buisrailwagen (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de verhouding van de omwentelsnelheden van de beide aandrijfwielen (11,12) hoofdzakelijk overeenstemt met de omgekeerde verhouding van respectievelijke diameters van de aandrijfwielen (11,12).
3. Buisrailwagen (1) volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste aandrijfwiel (11) en het tweede aandrijfwiel (12) respectievelijk op een eerste as (13) en op een tweede as (14) voorzien zijn.
4. Buisrailwagen (1) volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste aandrijfwiel (11) en het tweede aandrijfwiel (12) op één as zijn voorzien en dat de eerste overbrenging en tweede overbrenging geïntegreerd voorzien zijn in een planetaire overbrenging.
5. Buisrailwagen (1) volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat meerdere sets van eerste aandrijfwiel (11) en tweede aandrijfwiel (12) voorzien zijn, allen gekoppeld met eenzelfde motor, desgevallend met tussenliggend differentieel.
6. Buisrailwagen (1) volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste aandrijfwiel (11) zodanig is aangebracht op het raamwerk (2) dat het kan samenwerken met de buizenrail (18), en waarbij het tweede aandrijfwiel (12) zodanig is aangebracht op het raamwerk (2) dat het kan samenwerken met de ondergrond, dit alles wanneer de buisrailwagen (1) deels op de buizenrail (18) geplaatst is en zich deels zich op een gebruikelijke ondergrond bevindt.
7. Buisrailwagen (1) volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de buisrailwagen (1) minstens één aandrijfset (7) omvat welke een draagarm (8) omvat waarop zijn voorzien een motor (10), een eerste aandrijfwiel (11), een tweede aandrijfwiel (12), tussen de motor (10) en het eerste aandrijfwiel (11) een eerste overbrenging met eerste overbrengingsverhouding, tussen de motor (10) en het tweede aandrijfwiel (12) een tweede overbrenging met tweede overbrengingsverhouding.
8. Buisrailwagen (1) volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de draagarm (8) pendelend of scharnierend en afgeveerd is aangebracht op het raamwerk (2).
9. Buisrailwagen (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het raamwerk (2) voorzien is van zwenkwielen (6) welke in gebruikspositie van de buisrailwagen (1) lager reiken dan de railwielen (3), waarbij de draagarm (8) tot een eindaanslag scharnierbaar is aangebracht op het raamwerk (2), en waarbij de eindaanslag zodanig is ingesteld dat bij een positie van de draagarm (8) tot tegen de eindaanslag, het tweede aandrijfwiel (12) in gebruikspositie lager reikt dan de zwenkwielen (6).
BE201200330A 2012-05-18 2012-05-18 Buisrailwagen. BE1020659A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201200330A BE1020659A3 (nl) 2012-05-18 2012-05-18 Buisrailwagen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201200330 2012-05-18
BE201200330A BE1020659A3 (nl) 2012-05-18 2012-05-18 Buisrailwagen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020659A3 true BE1020659A3 (nl) 2014-02-04

Family

ID=46395429

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE201200330A BE1020659A3 (nl) 2012-05-18 2012-05-18 Buisrailwagen.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1020659A3 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1359084A1 (en) * 2002-05-01 2003-11-05 Altech Logistiek B.V. Work trolley for greenhouses
EP1378381A1 (fr) * 2002-07-01 2004-01-07 Christian Louveau Dispositif de guidage moteur et auto-directeur
DE102004057951A1 (de) * 2004-11-30 2006-06-08 Wolfgang Zappel Zweiwegefahrzeug mit einer Antriebseinrichtung für den Schienenbetrieb
EP2241457A1 (de) * 2009-04-17 2010-10-20 Otto Schmidt Schienenfahreinrichtung für ein Fahrzeug und zugehöriges Fahrzeug

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1359084A1 (en) * 2002-05-01 2003-11-05 Altech Logistiek B.V. Work trolley for greenhouses
EP1378381A1 (fr) * 2002-07-01 2004-01-07 Christian Louveau Dispositif de guidage moteur et auto-directeur
DE102004057951A1 (de) * 2004-11-30 2006-06-08 Wolfgang Zappel Zweiwegefahrzeug mit einer Antriebseinrichtung für den Schienenbetrieb
EP2241457A1 (de) * 2009-04-17 2010-10-20 Otto Schmidt Schienenfahreinrichtung für ein Fahrzeug und zugehöriges Fahrzeug

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1020660A3 (nl) Buisrailwagen.
NL1028118C1 (nl) Kermisattractie met driftend langs een baan beweegbare personendragers.
NL2009716C2 (nl) Buisrailwagen.
MX2007002190A (es) Aparato de acarreo con plataforma de elevacion/descenso.
CN104609334A (zh) 一种带辅助起升块的丝杆驱动升降台
CN212050356U (zh) 一种举升装置及自动导引运输车
BE1020659A3 (nl) Buisrailwagen.
SE524006C2 (sv) Vagn för transport av en last längs ett skenpar
CN1769126A (zh) 六轮式环境探测车悬架机构
JP2018048004A (ja) 物品搬送車
JP6174621B2 (ja) 段差対応型のキャスター装置
CN214933396U (zh) 一种用于线材盘卷的转移小车
CN206202386U (zh) 一种爬升载运车
US1943742A (en) Article handling device
NL2013698B1 (nl) Inrichting voor het transport van producten.
EP2209688B1 (de) Fördervorrichtung für werkstücke mit einer last- hängebahn
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
WO2011099077A1 (ja) 車椅子搬送装置
CN106088741B (zh) 立体停车库的过道移动小车
JP4033629B2 (ja) 産業車両
NL1016505C2 (nl) In een warenhuis of dergelijke te gebruiken wagen.
NL1022847C2 (nl) Steuninrichting voor het ondersteunen van een oppak- en neerzetinrichting voor potplanten.
NL1018455C2 (nl) Portaalwagen voor het verplaatsen van vrachtcontainers.
EP1020397A3 (en) Wheel mounting
NL1023865C2 (nl) Gevelwagen voor gebruik in een kas.