NL1023865C2 - Gevelwagen voor gebruik in een kas. - Google Patents

Description

GEVELWAGEN VOOR GEBRUIK IN EEN KAS

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gevelwagen en een kas die daarvan is voorzien, zoals weergegeven in het kenmerkend deel van de navolgende conclusie 1.

Een dergelijke gevelwagen, is algemeen bekend in de kastuinbouw, en is meer in het bijzonder aangeduid als automatische gevelwagen. In eerste commercieel 10 verkrijgbare uitvoeringen was een dergelijke wagen voorzien van een mogelijkheid om gelijktijdig drie plantenhouders, in de praktijk ook wel aangeduid met de termen bakken c.q. containers, naast elkaar te verplaatsen. Een latere ontwikkeling betrof het in een denkbeeldige verticale kolom verplaatsen van deze bakken. Deze uitvoering is bekend door de Nederlandse octrooipublicatie NL-1016S60 ten name van 15 Aanvraagster, welke publicatie hier wordt geacht te zijn ingevoegd. Beide vormen konden worden gecombineerd met een systeem waarbij de rails voor de plantenbakken over het gangpad voor de gevelwagen uit staken. Dit had als nadelen dat de uiteinden van de rails gingen doorhangen en dat het voor personen die tussen de rails aanwezig kunnen zijn niet goed zichtbaar is dat er op het niveau van de 20 onderbenen armen ofwel lepels voor het opnemen van de bakken aankomen.

De genoemde eerste uitvoeringen betroffen zich over een dubbel spoor verplaatsende exemplaren. Onder druk van economisch gewenste besparing op het ruimtebeslag van deze wagens verplaatsen deze zich tegenwoordig over een enkel spoor, en worden de plantenbakken in de denkbeeldige verticale kolom opgenomen 25 door het tussen twee poten van een railsysteem voor de genoemde plantenbakken om een verticale as doen uitslaan van een tot de wagen behorend stel armen of lepels. Hiertoe zijn de lepels van een wagen elk voorzien van een elektromotor met behulp waarvan het in- en uitzwenken daarvan kan worden gerealiseerd.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel de bekende gevelwagen verdergaand te . 30 verbeteren, althans de kosten daarvan sterk te verminderen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met een constructie zoals is weergegeven in combinatie met het kenmerkend deel van conclusie 1.

Een dergelijke constructie beschikt over een vast in de wagen opgenomen motor welke slechts tijdens het verzwenken van een lepel daarmee in contact staat Hiertoe 35 zijn in axiale richting losneembare draaivaste koppelmiddelen voorzien. Met een 1023865

I 2 I

I dergelijke constructie is ongeacht het aantal in de denkbeeldige kolom in de wagen I

I opgenomen lepels slechts een motor nodig. Hierbij komt dat ook op montagekosten I

I beperkt kan worden doordat slechts een enkele bedrading nodig is, welke bovendien I

I niet hoeft te zijn vooibereid op verticale verplaatsing. I

I 5 De constructie volgens de uitvinding behoud zijn robuustheid doordat conform I

I een verder uitwerking van de uitvinding in een rechtgeleiding is voorzien welke de I

I lepel na zijn ontkoppeling met de motor in zijn uitgeklapte stand houdt Bij een I

I onverhoopte noodstop heeft deze constructie het voordeel dat de massatraagheid van I

I delepels niet tegen de motor wordt afgezet. De noodzaak van een zelfremmende I

I 10 motor komt hiermee te vervallen, terwijl bovendien een relatief licht uitgevoerde motor I

I kan worden toegepast _ I

I Voordefigerwijs is het behoud van de positie van een lepel in een horizontaal I

I vlak gerealiseerd met behulp van een rechtgeleider die in een geïntegreerde functie I

I tevens een staander voor het verticale raamwerk van de wagen vormt De staander is I

I 15 hiertoe bij voorkeur voorzien van een in essentie l-vormig profiel. I

I Het principe volgens de uitvinding leent zich er bij uitstek voor om te worden I

I uitgevoerd met een vanaf de overbrenging 26 van de elektromotor opwaarts zich I

I uitstrekkende aandrijfas welke is voorzien van meerdere werkgebieden, dat wil zeggen I

I van meerdere niveaus voor het bedienen van een lepel. Hierbij is elk werkgebied van I

I 20 een of meer in- en uitklapniveaus voorzien van een of meer aantal aangrijpingen, I

I bijvoorbeeld in de vorm van een of meer spieën. Met een dergetijke constructie kan I

I een set lepels tussen de genoemde niveaus rotatievrij in verticale richting bewegen, I

I en kunnen zij ter plaatse van het werkgebied door passende aangrijping ten behoeve I

I van het in- en uitklappen in rotatie worden gebracht. Hierdoor kunnen met de I

I 25 gevelwagen volgens de uitvinding op voordelige wijze tevens houders worden op-en I

I afgenomen van op afstand boven elkaar, dat wil zeggen op verschillende niveaus I

I geplaatste rails. I

I De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld:

I waarin: I

I 30 Figuur 1 perspectivisch een deel van een bekende gevelwagen weergeeft; I

I Figuur 2 is een zijaanzicht in de richting van het spoor van een gevelwagen I

I volgens de uitvinding; I

I Figuur 3 toont in een zijaanzicht conform figuur 2 een deel met een vast I

I opgestelde motor voor het bedienen van meerdere armen; I

I 35 Figuur 4 is een bovenaanzicht van het deel volgens figuur 3; I

1023865 I

3

Figuur 5 is een bovenaanzicht van een deel van een kas en toont de wijze van gebruik van de lepels van de geveiwagen;

Figuur 6 geeft toont in een aanzicht conform figuur 5 een alternatieve uitvoering van een deel van de uitvinding; 5 In de figuren zijn overeenkomstige constructieve delen met gelijke verwijzingstekens aangeduid.

Figuur 1 toont een bekend gebruik van meerdere lepels voor het heffen van houders van kasplanten. Hierbij is een basaal raamwerk 1 voorzien van twee paar hefmasten 2,3, langs welke telkens een stel lepels met een daarop aanwezige houder 10 omhoog werkt met behulp van kabels en/of kettingen welke via niet weergegeven katrollen en/of rollen door een motorisch aangedreven opwind-inrichting worden aangetrokken. Hierbij wordt de middelste lepel niet geheven en worden de binnenste en buitenste lepels met enige onderlinge vertraging geheven. Dit wordt gerealiseerd met behulp van een met de binnenste lepels verbonden dwarsbalk welke op een 15 voorbepaalde hoogte door de centrale lepel wordt aangeslagen en derhalve mee opgetild, en welke op een tweede voorbepaalde hoogte aanslaat tegen een haak van de buitenste lepels. De laatste houder wordt eenvoudig op de vat aangebrachte middelste lepels getrokken. Het basale raamwerk 1 is voorzien van een viertal niet weergeven wielen via welke de opgetitde houders langs de gevel van een kas naar 20 een ander spoor worden getransporteerd.

Figuur 2 toont een uitvoering van een geveiwagen van het type volgens de uitvinding, waarbij het gevelpad voor een optimaal gebruik van de kasruimte voordeligerwijs zeer smal is gehouden. De geveiwagen 5 steunt slechts op twee wielen 6, al dan niet opgenomen in een daartoe aangelegd spoor, welke in verticale 25 lijn met de hefmast 10 van de geveiwagen zijn opgenomen. Aan de bovenzijde steunt de geveiwagen zich af tegen de gevel, via aan weerszijden van een rechtgeleiding 8 aangebrachte rollen 7. De geveiwagen is voorzien van om een verticale as zwenkbare lepels 11. Deze zijn in niet operationele toestand ingekiapt opgesteld in de rijrichting van de geveiwagen 5, en worden voor het opnemen van een houder 12 tussen een 30 stel poten 13 voor rails 14 haal® op het gevelvlak uitgeklapt. De getoonde geveiwagen is slechts voorzien van een enkele set lepels 11 en toont de wijze waarop een opgenomen houder over rails 14 van een kas naar een verder gelegen positie getransporteerd kan worden. De op de geveiwagen aanwezige houder 12 is bij het opnemen ten opzichte van de eindpositie van een houder in een rij enigszins in de 35 richting van de geveiwagen verplaatst 1023865

I 4 I

I Figuur 3 toont in een aanzicht in de bewegingsrichting van de gevelwagen de I

I onderste horizontale balken 16 van een verticaal raamwerk van de gevelwagen, met I

I twee staanders 17 welke een rechtgeleiding vormen voor verticaal beweegbare wagen I

I 18 welke een arm ofwel lepel 11 draagt De staanders 17 ondersteunen nabij de I

I 5 bovenzijde van de vragen een niet weergegeven hefinstaNatie voor de lepels 11. De I

I lepels 11 zijn verzwenkbaar om een verticale as 19 in een raamwerk 20-22 I

I opgenomen. In dit raamwerk vormen gaffeldelen 21,22 een lagering voor de as 19, en I

I zijn deze bevestigd aan wangen 20. De wangen 20 zijn aan de binnenzijde voorzien I

I van met bouten 23 bevestigde rollers die zich bewegen langs de naar buiten, dat wil I

I 10 zeggen in de rijrichting van de gevelwagen 5 gerichte wangen van een U-vormig I

I profiel van de staander 17. I

I De lepels 11 worden volgens de uitvinding van en naar een uitgeklapte toestand I

I verzwenkt met behulp van een vast in de gevelwagen opgenomen elektromotor 25. I

I deze brengt via een al dan niet reducerende overbrenging 26 zijn roterende beweging I

I 15 over op een aan de bovenzijde daarvan buiten de behuizing van de overbrenging 26 I

I uitstekende draaikop 27. Deze komt bij het doen zakken van de lepel 11 in aangrijping I

I met een corresponderend profiel dat in het onderste uiteinde van de as 19 is I

I opgenomen. Bij het in aangrijping zijn van de draaikop 27 en de as 19 wordt de I

I elektromotor 25 bekrachtigd en veroorzaakt de roterende beweging van de motor, I

I 20 afhankelijk van de bekrachtiging het zwenken van de lepels 11, zowel tijdens het I

I inklappen als tijdens het uitklappen daarvan. Hierbij wordt voor het afslaan van de I

I motor gebruik gemaakt van eindschakelaars, bijvoorbeeld in de vorm van een I

I elektronisch uitgevoerde sensor. In een voorkeursuitvoering is per lepel, dat wil I

I zeggen per zijde van de vragen een elektromotor voorzien. Het is conform een verder I

I 25 aspect van de uitvinding echter ook mogelijk de roterende overbrenging via een I

I horizontale as naar de andere zijde van de wagen te brengen en deze aldaar via een I

I tweede overbrengingskast 26 in een rotatie om verticale as om te zetten. Evenzeer I

I kan het principe volgens de uitvinding zijn toegepast door bijvoorbeeld de I

I rotatiebeweging om een verticale as van de overbrengingskast 26 via een ketting naar I

I 30 een verticale as aan de andere zijde van de wagen te transporteren. I

I In een niet weergegeven voorkeursuitvoering is de draaikop 27 vervangen door I

I een verticale bedieningsas welke door de overigens holle assen 19 van de aanwezige I

I zwenkarmen is gevoerd. Ter hoogte van de niveaus waar de lepels naar wens dienen I

I te worden uitgeklapt, bijvoorbeeld nabij de onderzijde van de wagen, en op een I

I 35 hoogte twee meter waar zich een tweede niveau van rails 13 kan bevinden, is de I

I 023865 I

5 bedieningas voorzien van een profilering welke draaivast in een hoHe as 19 kan zijn opgenomen. Op de overige plaatsen is de as verjongd, althans niet voorzien van draaivaste aansluitmiddelen voor aangrijping met de binnenzijde van de as, waardoor de bedieningsas hierin vrij kan ronddraaien.

5 Figuur 4 toont dat de lepels 11, bij het omhoog bewegen daarvan, in hun stand worden gehouden met behulp van een rechtgeleiding. Hiertoe is een lepel voorzien van een geleidewiel 30 dat zich beweegt tussen de wangen van een U-vormig rechtgefeidingsprofiel. In de onderhavige uitvoering is deze gevormd door een U-balk 31, welke hier gekoppeld is met een l-profiel waarin de staander 17 bij voorkeur is 10 uitgevoerd. De lepel 11 is dan ook voorzien van een met de as 19 verbonden console welke het geleidewiel 30 draagt, en welke in deze uitvoering althans quasi in het verlengde van het nabij de as 19 gelegen deel van de lepel is opgenomen. Zoals in figuur 3 is weergegeven is de geleider 31 nabij zijn onderzijde voorzien van een voor het geleidewiel 30 passende uitsparing 32, ter hoogte waarvan de arm in- en 15 uitgezwenkt kan worden. De hoogte van de uitsparing correspondeert met de positie waarin een arm 11, althans het as~deel 19 daarvan in aangrijping komt met de draaikop 27. In een mogelijke uitvoering is voor het bepalen van de gewenste positie van een tepel 11, een aanslag in de gevelwagen opgenomen voor het in een onderste stand doen rusten van de lepel of arm 11, waarbij deze in draaivaste aangrijping is 20 met de draaikop 27. Een dergelijke aanslag kan bijvoorbeeld worden gevormd door de bovenzijde van een onderste bint 16.

Figuur 5 toont de positie van de armen 11 in ingekiapte toestand, waarbij deze althans in hoofdzaak in de bewegingsrichting van de gevelwagen 5 zijn georiënteerd. De uitgeklapte toestand voor het opnemen van een houder 12 is weergegeven in een 25 gestreepte lijn. De lepels 11 verzwenken hierbij tussen de poten 14 van de rails 13 voor een spoor houders 12. Het principe volgens de uitvinding kan echter evenzeer worden toegepast met in figuur 6 weergegeven alternatieve uitvoering van de lepels 11, waarbij deze buiten de poten 14 van een spoor om verzwenken. De lepels 11 zijn hiertoe, gezien in bovenaanzicht haaks gevormd. De lengte van het binnenste haakse 30 deel wordt hierbij bepaald door de positie van een in de ruimte tussen twee sporen aanwezige eerste paal 33 voor het ondersteunen van het kasdek.

Opgemerkt wordt dat het principe volgens de uitvinding, ofschoon toegelicht aan de hand van een gevelwagen met een enkel stel lepels 11, bij uitstek geschikt is voor toepassing in combinatie met een veelvoud aan lepel paren 11, doordat de 35 draaibeweging van de as 19 eenvoudig doorgekoppeld kan worden naar de assen van 1023865 I 6 I een of meer bovenliggend opgenomen stellen lepels 11. Het vervolgens met voor de I respectieve houders 12 benodigde op onderlinge afstand heffen van de lepels 11 I wordt eenvoudig gerealiseerd met behulp van bijvoorbeeld onderling koppelende

I flexibele koppetelementen zoals kettingen, dan wel met vaste haken die volgens het in I

I 5 figuur 1 weergegeven principe werken. Voordefigerwijs kan hierbij ongeacht het aantal I in de gevelwagen opgenomen stel lepels worden volstaan met slechte een I elektromotor per arm of stel armen. Deze kan bovendien op een vaste positie in de I wagenzijnopgesteld, hetgeen in verband met de aanvoer van elektriciteit voordelig is.

I De uitvinding heeft behalve op het in het voorgaande beschrevene eveneens I 10 betrekking op alle details in de figuren, althans voor zover deze onmiddeliijk en I eenduidig voor een vakman herleidbaar zijn, en op al hetgeen is beschreven in het navolgende stel conclusies.

I 1 0 2.? 8 β s

Claims (10)

1. Gevelwagen (5) voor gebruik in een kas of warenhuis, voorzien van lepels (11) voor het opnemen van houders (12) voor kasgewassen, welke lepels (11) voor 5 het in- en uit een werkzame, respectievelijk onwerkzame stand klappen, zwenkbaar om een as (19) in de wagen (5) zijn opgenomen, welke zwenkbaarheid wordt gerealiseerd met behulp van een tot de wagen (5) behorende motor (25, 26), in het --------bijzonder een elektromotor-met het kenmerk, dat de motor (25, 26) vast in de wagen (5) is opgenomen, en ten behoeve van het b> en uitklappen van een lepel (11) 10 daarmee in aangnjping wordt gebracht, en zijn rotatie-beweging op de tepel (27) overbrengt via een met de lepel (11) in aangnjping brengbaar koppeideel (27).

2. Wagen volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de rotatiebeweging op de as (19) van de lepel (11) wordt overgebracht.

3. Wagen (5) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de motor is 15 opgenomen nabij de onderzijde van de wagen (5), en de lepel (11), door een verticale beweging draaivast in- en uit aangnjping wordt gebracht met het koppeideel (27) van de motor (25,26)

4. Wagen (5) volgens conclusie 1, 2 of 3 met het kenmerk, dat de rotatiebeweging van de motor (25) via een onderlinge, in axiale richting losneembare, 20 draaivaste doorkoppeling op een veelvoud van in een wagen (5) opererende lepels (11) wordt overgebracht.

5. Wagen (5) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk dat het koppeideel (27) is gevormd door, althans aansluit op een verticaal opgestelde aandrijf-ofwel bedieningas, welke, althans bij voorkeur, ter hoogte van de respectieve, nabij de - 25 onderzijde van de wagen (5) op elkaar rustende, althans in eikaars nabijheid gebrachte lepels (11) is voorzien van met een as (19) van een lepel (11) draaivast aansluitende koppelmiddelen (27), bijvoorbeeld in de vorm van een spie verbinding.

6. Wagen (5) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een lepel (11) tijdens zijn verticale beweging in de wagen (5) in zijn uitgeklapte 30 stand wordt gehouden met behulp van een rechtgeleiding (30,31).

7. Wagen (5) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk dat de rechtgeleiding (30, 31) ter hoogte van een koppelpunt van motor (25, 26) en een 1023865 I 8 I I betreffende lepel (11), is voorzien van een uitsparing (32) via welke deze lepel (11) in- I I en uit zijn rechtgeleiding (30,31) kan geraken. I

8. Wagen volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, I I dat de bedieningsas op ten minste twee niveaus i$ voorzien van een of meer I I 5 koppeldelen voor het doen verzwenken van een of meer lepels (11), zodanig dat de I I lepels (11) op een overeenkomstig aantal niveaus in de wagen (5) in- en uitgeldapt I I kunnen worden, zodat de wagen (5) op verschillende niveaus, bijvoorbeeld boven I I elkaar, in een kas aangebrachte rails (13) voor houders kan bedienen, en uitwisseling I I daartussen mogelijk maakt. I I 10

9. Wagen (5) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, I I dat de staanders (17) van een wagen (5) een rechtgeleiding voor een lepel (11) I I vormen. I

10. Wagen volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk dat een staander I I (17) althans in essentie een l-profiel vertoond en dat een lepel (11) wordt rechtgeleid I I 15 met behulp van van rollen voorziene wangen (18) die aan weerzijden van het l-profiel I I (17) zich uitstrekken en tussen de benen van de betreffende zijde van het l-profiel I I (17) · I I 1023865 I