NL2013698B1 - Inrichting voor het transport van producten. - Google Patents

Inrichting voor het transport van producten. Download PDF

Info

Publication number
NL2013698B1
NL2013698B1 NL2013698A NL2013698A NL2013698B1 NL 2013698 B1 NL2013698 B1 NL 2013698B1 NL 2013698 A NL2013698 A NL 2013698A NL 2013698 A NL2013698 A NL 2013698A NL 2013698 B1 NL2013698 B1 NL 2013698B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide
cross
carrier
wheel
carrier unit
Prior art date
Application number
NL2013698A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Maria Vertogen Martinus
Maria Adrianus Van Vught Gregorius
Original Assignee
Vanderlande Ind Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanderlande Ind Bv filed Critical Vanderlande Ind Bv
Priority to NL2013698A priority Critical patent/NL2013698B1/nl
Priority to PCT/NL2015/050751 priority patent/WO2016068705A1/en
Priority to EP15820315.8A priority patent/EP3212545B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2013698B1 publication Critical patent/NL2013698B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G39/00Rollers, e.g. drive rollers, or arrangements thereof incorporated in roller-ways or other types of mechanical conveyors 
    • B65G39/10Arrangements of rollers
    • B65G39/20Arrangements of rollers attached to moving belts or chains

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Branching, Merging, And Special Transfer Between Conveyors (AREA)
  • Discharge Of Articles From Conveyors (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het sorteren van producten, omvattende achtereenvolgende dragereenheden en transportmiddelen met geleidingselementen voor het ondersteunen en transporteren van de dragereenheden, iedere dragereenheid omvattende een onderstel met een langsligger en een dwarsligger, aan weerszijden van de langsligger een loopwiel en een geleidingswiel, en een door het onderstel ondersteund ondersteuningsorgaan met een dragend oppervlak voor het ondersteunen van ten minste een product. Ten minste een van de aan weerszijden van de langsligger voorziene geleidingswielen is zodanig aan de dwarsligger voorzien dat het geleidingswiel in de dwarsrichting heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het onderstel en onder veerspanning aanligt tegen een geleidingselement.

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het transport van producten Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transport van producten, omvattende achtereenvolgende dragereenheden en omvattende transportmiddelen voor het in een transportrichting volgens een transporttraject transporteren van de dragereenheden, waarbij de transportmiddelen twee zich naast elkaar volgens het transporttraject uitstrekkende geleidingselementen omvatten voor het ondersteunen van de achtereenvolgende dragereenheden, de dragereenheden ieder omvattende: - een onderstel met een zich in de transportrichting uitstrekkende centrale langsligger en een ter plaatse van of althans ten minste nabij een uiteinde van de langsligger voorziene daarmee verbonden zich dwars op de transportrichting ofwel dwars op de langsligger uitstrekkende dwarsligger, - aan weerszijden van de langsligger een respectievelijk loopwiel dat roteerbaar aan de dwarsligger is voorzien, voor het op een respectievelijk geleidingselement van de geleidingselementen afsteunen van de dragereenheid en voor het rollend volgens het transporttraject verplaatsen van de dragereenheid, - aan weerszijden van de langsligger een respectievelijk geleidingswiel dat roteerbaar aan de dwarsligger is voorzien, voor het tijdens het volgens het transporttraject verplaatsen van de dragereenheid, in de dwarsrichting langs een respectievelijk geleidingselement van de geleidingselementen geleiden van de dragereenheid, en - een door het onderstel ondersteund ondersteuningsorgaan met een dragend oppervlak voor het ondersteunen van ten minste een product. W02012033408 openbaart een inrichting volgens de inleiding. Hoewel deze bekende inrichting op zich goed functioneert, blijken de dragereenheden tijdens het transport ervan langs het transporttraject een onrustige loop te vertonen en relatief veel geluid te produceren.
Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een inrichting te verschaffen met dragereenheden die in bedrijf een meer rustige loop hebben en minder geluid produceren.
Het genoemde doel is bereikt met de inrichting volgens de uitvinding, die is gekenmerkt doordat ten minste een geleidingswiel van de aan weerszijden van de langsligger voorziene respectievelijke geleidingswielen zodanig aan de dwarsligger is voorzien dat het geleidingswiel in de dwarsrichting heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het onderstel en onder veerspanning aanligt tegen het respectievelijke geleidingselement.
Doordat volgens de uitvinding per dragereenheid ten minste een geleidingswiel onder veerspanning tegen een geleidingselement aanligt, worden spelingen als gevolg van bijvoorbeeld maak- en montagetoleranties van zowel de dragereenheid maar ook de geleidingselementen gecompenseerd waardoor de dragereenheden een rustiger loop vertonen met een lagere geluidsproductie. Bovendien wordt in de praktijk op gebogen delen ofwel in bochten van het transporttraject dezelfde afstand aangehouden tussen de twee naast elkaar gelegen geleidingselementen, waarop de respectievelijke loopwielen aan weerszijden van de langsligger afsteunen. De uitvinding berust ten minste mede op het inzicht dat door de specifieke configuratie van de dragereenheden met een langsligger en een ter plaatse van of althans ten minste nabij een kops uiteinde ervan voorziene dwarsligger, de dwarsligger, of althans een lengte-aslijn ervan die haaks op de lengte-aslijn van de langsligger staat, bij verplaatsing door een bocht het centrum van de bocht niet zal snijden. Doordat de dwarsligger in bochten dus een weinig “scheef” op het transporttraject is georiënteerd, ontstaat een grotere ruimte tussen geleidingswielen en geleidingselementen. De dragereenheden van de inrichting volgens de uitvinding ondervinden hiervan geen nadeel in de vorm van een onrustige loop door het bovengenoemde geveerde geleidingswiel. De onderhavige uitvinding is dus in het bijzonder van voordeel bij bochten in het transporttraject.
Bij voorkeur is de dwarsligger ter plaatse van het uiteinde van de langsligger voorzien. Onder “nabij een uiteinde van de langsligger voorziene” dwarsligger wordt binnen het kader van de uitvinding begrepen dat een afstand in de langsrichting van de langsligger tussen het uiteinde en de positie waar de dwarsligger is voorzien, minder is dan 25 procent van de lengte van de langsligger, bij voorkeur minder dan 15 procent. Indien de lengte van de langsligger althans ongeveer overeenkomt met de lengte van de dragereenheid is de dwarsligger dus op maximaal 25 procent, bij voorkeur maximaal 15 procent, van de lengte van de dragereenheid vanaf een uiteinde in langsrichting ervan voorzien.
Bij voorkeur zijn alle van de aan weerszijden van de langsligger voorziene respectievelijke geleidingswielen zodanig aan de dwarsligger voorzien dat elk geleidingswiel in de dwarsrichting heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het onderstel en onder veerspanning aanligt tegen het respectievelijke geleidingselement. Hierdoor wordt een nog rustiger loop verkregen waarbij stoten aan beide zijden doelmatig kunnen worden opgevangen.
De dwarsligger kan uit één integraal onderdeel bestaan dat zich in dwarsrichting aan weerszijden van de langsligger uitstrekt. Alternatief kan de dwarsligger uit afzonderlijke gedeelten bestaan, bij voorkeur een aan een zijde met de langsligger verbonden eerste gedeelte en een aan de andere zijde met de langsligger verbonden tweede gedeelte, waarbij het eerste en tweede gedeelte in lijn met elkaar zijn gelegen.
Bij grote voorkeur omvat de dragereenheid een tussen het onderstel en het ten minste ene beweegbare geleidingswiel werkzaam veerkrachtig element voor het in bedrijf in rollend contact met het geleidingselement dwingen van dat geleidingswiel. Alternatief kunnen twee aan weerszijden van de langsligger voorziene geleidingswielen direct ten opzichte van elkaar zijn voorgespannen ten behoeve van aanligging onder veerspanning tegen de geleidingselementen.
Het is gunstig indien het ten minste ene beweegbare geleidingswiel een asorgaan heeft dat in de dwarsrichting beweegbaar met de dwarsligger is verbonden en waaromheen het wiel in bedrijf roteert, waarbij het veerkrachtig element werkzaam is tussen het onderstel en het asorgaan.
Bij voorkeur heeft hierbij het onderstel een zwenkarm die het asorgaan scharnierend met de dwarsligger verbindt, waarbij het veerkrachtig element werkzaam is tussen de dwarsligger en de zwenkarm. Een dergelijke uitvoeringsvorm is constructief eenvoudig en robuust.
Het is verder gunstig indien het onderstel van de dragereenheid voor elk genoemd in dwarsrichting beweegbaar geleidingswiel voorzien is van ten minste één aanslagelement voor het begrenzen van de beweging in dwarsrichting van dat geleidingswiel.
Ten behoeve van het verder verhogen van een rustige loop is het gunstig indien het aanslagelement een demper omvat.
Bij voorkeur hebben de geleidingselementen elk een bovenvlak waaroverheen in bedrijf een loopwiel van de loopwielen afrolt en tegen een zijvlak waarvan een geleidingswiel van de geleidingswielen afrolt.
Bij voorkeur is elke dragereenheid voorzien van sorteermiddelen voor het in een richting in hoofdzaak dwars op de transportrichting verplaatsen van een op het dragend oppervlak aanwezig product, en bij voorkeur tevens van een aandrijving voor het aandrijven van de sorteermiddelen, waarbij de inrichting stuurmiddelen omvat voor het aansturen van de afzonderlijke aandrijvingen van afzonderlijke dragereenheden.
Bij grote voorkeur heeft elke dragereenheid van de achtereenvolgende dragereenheden aan diens beide kopse uiteinden koppelelementen waarmee de betreffende dragereenheid aan aangrenzende van de achtereenvolgende dragereenheden is gekoppeld. Het aan het ene uiteinde voorziene koppelelement is hierbij van een eerste soort, zoals een kogelscharnier, en het aan het tegenovergelegen uiteinde is hierbij van een tweede soort, zoals een opname voor een kogelscharnier, ingericht voor aangrijping met het koppelelement van de eerste soort. Bij grote voorkeur verhinderen de koppelelementen van twee achtereenvolgende dragereenheden in gekoppelde toestand translatie van de ene ten opzichte van de andere dragereenheid, en laten ze rotatie van de ene ten opzichte van de andere dragereenheid om een door de koppelelementen bepaald rotatiepunt vrij. Hierdoor kunnen de onderling gekoppelde achtereenvolgende dragereenheden bochten met zowel een horizontale en een verticale component doorlopen.
Het is verder gunstig indien elke dragereenheid door middel van diens aan de dwarsligger ervan voorziene loopwielen op de geleidingselementen afsteunt, en tevens, ter plaatse van het uiteinde van de langsligger tegenovergelegen aan het uiteinde ervan waar de dwarsligger is voorzien, via het aan dat tegenovergelegen uiteinde voorziene koppelelement aan de aan die zijde aangrenzende van de achtereenvolgende dragereenheden is opgehangen.
De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren, waarin:
Figuur 1 in schematisch bovenaanzicht een sterk vereenvoudigde weergave van een deel van een transportinrichting volgens de stand van de techniek toont ten behoeve van een toelichting op de werking ervan;
Figuur 2 in schematisch bovenaanzicht een sterk vereenvoudigde weergave van een deel van een voorkeursuitvoeringsvorm van een transportinrichting volgens de uitvinding toont ten behoeve van een toelichting op de werking ervan;
Figuur 3 een isometrische weergave een een gedeelte van de transportinrichting volgens figuur 2 toont;
Figuur 4 in isometrische weergave een gedeelte van de transportinrichting volgens figuur 2 toont; en
Figuur 5 een gedeelte van figuur 2 in meer detail en in gedeeltelijke explosieweergave toont;
Figuur 1 toont een schematische weergave van een deel van een transportinrichting 1 zoals in de stand van de techniek gebruikt wordt onder andere in apparaten voor het sorteren van producten. In de schematische weergave worden onderstellen 3 van de dragereenheden en geleidingselementen 2a, 2b van de transportmiddelen weergegeven. Het is bekend om op deze onderstellen sorteermiddelen te plaatsen waarop goederen geladen kunnen worden. Door een actie van de sorteermiddelen wordt een opgelegd product op een vooraf geprogrammeerde plaats dwars op de transportrichting verplaatst waardoor het product van de sorteermiddelen in een opvangplaats op de vaste wereld wordt gedeponeerd. Door selectieve aansturing van de sorteermiddelen is zo sortering van producten mogelijk is. Bekende vormen van sorteermiddelen zijn kantelende schalen, dwars geplaatste lopende banden en vlakke schalen met daar over schuivende schoenen of balken. De sorteermiddelen zijn geen onderwerp van de onderhavige uitvinding en worden hier dus niet verder besproken of weergegeven.
In de bekende transportinrichting 1 worden de onderstellen 3 gedragen door draagrails 2a en 2b, die op een vaste afstand naast elkaar geplaatst worden door middel van dwarsverbindingen (niet weergegeven) en zich zodoende onderling parallel volgens het transporttraject uitstrekken. Om de transportinrichting langs een gesloten traject te kunnen verplaatsen moeten de draagrails een gesloten eindloos traject volgen. Hiertoe wordt het transporttraject opgebouwd uit draagrails in zowel rechte vorm als draagrails die horizontale of verticale gebogen zijn, beter bekend als bochten. Uit oogpunt van eenvoudige fabricage en installatie zijn de draagrails daarbij gebogen met een constante radius. In de figuren 1 en 2 is uit oogpunt van overzichtelijkheid slechts een deel van dit gesloten eindloos traject weergegeven.
In de transportinrichting 1 worden een aantal achtereenvolgende onderstellen 3 van dragereenheden met koppelelementen aan elkaar gekoppeld tot een gesloten trein. In de figuren 1 en 2 is uit oogpunt van overzichtelijkheid ook hiervan slechts een deel weergegeven. Een onderstel 3 wordt opgebouwd uit een centrale langsligger 3a en een aan een uiteinde ervan haaks daarop geplaatste dwarsligger 3b.
De beweging van een onderstel 3 langs de draagrails 2a, 2b wordt gestuurd door de koppelelementen met de naburige onderstellen 3 en twee geleidingswielen 4. De geleidingswielen 4 worden bevestigd aan de dwarsligger 3b, ieder aan een kant van de centrale langsligger 3a. Bij transport door rechte delen van het transporttraject liggen de geleidingswielen 4 aan tegen een zijkant van de draagrail 2a, 2b aan dezelfde zijde van de centrale langsligger 3a. Het is bekend om de dwarsligger 3b met de geleidingswielen 4 te plaatsen aan of in de buurt van een van de uiteinden van het onderstel 3, dat hierdoor een T-vorm krijgt.
Als het onderstel 3 in een bocht loopt vormen de onderstellen 3 een regelmatige veelhoek met hun langsligger 3a. Dit heeft tot gevolg dat een denkbeeldige lijn haaks op deze langsligger 3a alleen door het middelpunt van de radius van de bocht gaat, als de lijn getrokken wordt vanuit het midden van de langsligger 3a. Alleen op die positie bewegen de onderdelen van onderstel 3 op dat moment zowel in langsrichting van langsligger 3a als in een cirkelboog om door het middelpunt van de radius van de bocht. Omdat de dwarsligger 3b op enige afstand van het midden van de langsligger 3a is gemonteerd, en die dwarsligger 3b dus niet op het midden van de radius van de bocht gericht zijn, geldt dat niet voor de dwarsligger 3b en de geleidingswielen 4.
De verbindingen tussen de draagrails 2a, 2b in de bocht worden wel allemaal op het midden van de radius gericht om uit oogpunt van constructieve eenvoud dezelfde verbindingen te kunnen gebruiken op rechte en gebogen delen van het transporttraject. Hierdoor is de afstand tussen de draagrails 2a, 2b, ook bekend als spoorwijdte, constant.
Omdat de dwarsligger 3b in een bocht niet gericht is op het middelpunt van die bocht, kan ze niet de gehele afstand tussen de draagrails 2a en 2b overspannen en er ontstaat ruimte tussen minstens één van de geleidingswielen 4 en de draagrail 2a, 2b waar dit wiel in het rechte deel tegenaan loopt.
Als de dwarsligger 3b van onderstel 3 aan de achterzijde van dat onderstel 3 geplaatst wordt, begint dat onderstel 3 zich al naar een bocht te richten nog voordat de geleidingswielen 4 in die bocht zijn. Daardoor ontstaat al ruimte tussen geleidingswielen 4 en draagrail 2a, 2b voor de bocht. Op het moment dat een onderstel 3 een dwarskracht moet ondervinden om van een rechtlijnige beweging over te gaan naar een cirkelvormige beweging om de loop van de bocht te volgen, juist geen geleiding plaats door de draagrail 2a, 2b. Het gedrag van de onderstellen 3 op deze plek, in figuur 1 voor drie dragereenheden met verwijzingscijfer 5 aangeduid, wordt daardoor ongecontroleerd, wat zich uit in trillingen, geluid en slijtage.
Figuur 2 toont een deel van een voorkeursuitvoeringsvorm van een transportinrichting 10 volgens de uitvinding. Delen die ongewijzigd zijn ten opzichte van de transportinrichting 1 hebben een identiek verwijzingscijfer gekregen. De uitvinding is mede gelegen in het inzicht in het bovenomschreven probleem. Volgens de uitvinding wordt de ongecontroleerde beweging van onderstel 3 van de dragereenheid, omvattende de langsligger 3a en dwarsligger 3b bij het begin van een bocht voorkomen door het aanbrengen van een in dwarsrichting beweegbare ophanging van de geleidingswielen 4 aan de dwarsligger 3b. Over het gehele gesloten traject worden de geleidingswielen 4 door een veerkrachtig element 7a, 7b naar buiten gedrukt en hebben daardoor voortdurend contact met de draagrails 2a, 2b. Hierdoor verloopt het inlopen van die bocht geleidelijk en zonder nadelige effecten. De draagrails 2a, 2b vormen geleidingselementen van de transportmiddelen.
Figuur 3 toont een isometrische weergave van twee achtereenvolgende onderstellen 3 volgens de uitvinding. Van draagrail 2a is een deel weggelaten om het zicht op de onderstellen 3 te verbeteren.
In figuur 3 wordt getoond dat ieder onderstel 3 wordt ondersteund door het contact tussen de beide loopwielen 6 en het bovenvlak van de draagrails 2a en 2b en door een koppelelement 13 met het voorgaande onderstel 3. Op dezelfde manier steunt het navolgende onderstel 3 af op het koppelelement 14 van het onderstel 3. Koppelelement 14 is aangegeven in figuur 4.
De loopwielen 6 zijn zwenkbaar en roteerbaar bevestigd aan de uiteinden van de dwarsligger 3b.
Figuur 4 toont een isometrische weergave van een onderstel 3. Figuur 5 toont een isometrische weergave van het achterste deel van het onderstel 3 uit figuur 4. In deze figuren zijn de eerder benoemde delen van de onderstellen 3 met een zelfde verwijzingscijfer aangeduid. Ze zullen hier niet meer besproken worden.
De beweegbare ophanging van de geleidingswielen 4 bestaat uit een framedeel 12a, 12b dat tegen de dwarsligger 3b wordt bevestigd. Aan dit framedeel 12a, 12b zit een zwenkas 8a, 8b bevestigd. De zwenkarm 9a, 9b is aan het eerste uiteinde roteerbaar gelagerd om de zwenkas 8a, 8b. Aan het tweede uiteinde draagt de zwenkarm 9a, 9b het geleidingswiel 4, welk roteerbaar om asorgaan 15 bevestigd is aan de zwenkarm 9a, 9b.
In figuur 5 is zwenkarm 9b weergegeven in een positie verschoven langs de rotatieas van zwenkas 8b om de details van het veerkrachtig element 7a, 7b beter weer te kunnen geven. Het veerkrachtig element bestaat uit een veer 16 en een dempende aanslag 11. De veer 16 dient ervoor om het geleidingswiel 4 naar buiten, dat wil zeggen weg van de centrale langsligger 3a, te drukken en het zo het stuurwiel 4 in voortdurend contact te houden met het zijvlak van de draagrail 2a, 2b. In de getoonde uitvoeringsvorm is hiervoor een metalen spiraalveer 16 gebruikt, maar anders soorten veren zoals bijvoorbeeld een bladveer of andere materialen zijn ook toepasbaar.
Transportinrichtingen zoals in onderhavige uitvinding kennen een aanzienlijke kracht in langsrichting van de centrale langsliggers 3a. Deze kracht wordt veroorzaakt door het gewicht van onderstellen die zich in een hellend deel van het transporttraject bevinden of door doorbewust voorspannen van de onderstellen ten opzichte van het geleidingsorgaan. Deze kracht wordt algemeen aangeduid als een voorspankracht.
Als het onderstel 3 door een bocht loopt wordt door de voorspankracht een aanzienlijke dwarskracht uitgeoefend op het onderstel omdat de voorspankrachten op de koppelelementen aan de voor- en achterkant van het onderstel niet in één lijn liggen. Deze dwarskracht moet opgevangen worden door het geleidingswiel 4 dat zich op dat moment aan de binnenzijde van de bocht bevindt. Als de veer 16 stijf genoeg gemaakt wordt om deze kracht te weerstaan zonder volledig ingedrukt te worden, leidt dat tot een zeer grote, voortdurende aandrukkracht van de geleidingswielen 4 tegen de draagrails 2a, 2b. De nadelige gevolgen daarvan zijn toenemende rolweerstand van de geleidingswielen 4 en dus extra benodigd vermogen om de transportinrichting aan te drijven.
De dempende aanslag 11 zorgt ervoor dat het zwenkwiel niet te ver naar binnen, dat wil zeggen naar de centrale langsligger 3a toe, gedrukt kan worden. Daardoor hoeft de veer 16 niet de volledige dwarskracht op te kunnen vangen en kan dus minder stijf uitgevoerd worden. Dit beperkt de rolweerstand van de geleidingswielen 4 tegen de draagrails 2a, 2b en dus ook de daardoor veroorzaakte verliezen.
De dempende aanslag 11 heeft tevens de functie om de zwenkarm 9a, 9b geleidelijk op te vangen. Door de genoemde dwarskracht zal veer 16 geheel ingedrukt worden. Als dan geen dempende aanslag 11 aanwezig is zal de zwenkarm 9a, 9b direct in contact komen met het dragende framedeel 12a, 12b. Dit metaal-metaal contact leidt tot trillingen, geluid en slijtage. Met de aanwezigheid van dempende aanslag 11 wordt de beweging van de zwenkarm 9a, 9b afgeremd zodat er een geleidelijke overdracht ontstaat van de dwarskracht van de veer 16 op de aanslag 11 en daarmee op het framedeel 12a, 12b.
Figuur 4 toont de koppelelementen 13 en 14 in detail. Koppelelement 13 omvat een vast aan de langsligger 3a bevestigde as. Koppelelement 14 omvat een vast aan het onderstel bevestigd oog waarin een bollager is geplaatst. Wanneer nu het koppelelement 13 van een onderstel bevestigd wordt door het lager van koppelelement 14 van het voorafgaande onderstel, is een doelmatige verbinding gemaakt tussen de twee onderstellen. De verbinding laat geen translaties toe van het ene onderstel ten opzichte van het nadere, zodat er een goede ondersteuning van het einde van langsligger 3a wordt verkregen. Er zijn wel rotaties mogelijk in alle richtingen van het ene onderstel ten opzichte van het andere, zodat de onderstellen horizontale en verticale bochten kunnen doorlopen.

Claims (11)

1. Inrichting voor het transport van producten, omvattende achtereenvolgende dragereenheden en omvattende transportmiddelen voor het in een transportrichting volgens een transporttraject transporteren van de dragereenheden, waarbij de transportmiddelen twee zich naast elkaar volgens het transporttraject uitstrekkende geleidingselementen omvatten voor het ondersteunen van de achtereenvolgende dragereenheden, de dragereenheden ieder omvattende: - een onderstel met een zich in de transportrichting uitstrekkende centrale langsligger en een ter plaatse van of althans ten minste nabij een uiteinde van de langsligger voorziene daarmee verbonden zich dwars op de transportrichting uitstrekkende dwarsligger, - aan weerszijden van de langsligger een respectievelijk loopwiel dat roteerbaar aan de dwarsligger is voorzien, voor het op een respectievelijk geleidingselement van de geleidingselementen afsteunen van de dragereenheid en voor het rollend volgens het transporttraject verplaatsen van de dragereenheid, - aan weerszijden van de langsligger een respectievelijk geleidingswiel dat roteerbaar aan de dwarsligger is voorzien, voor het tijdens het volgens het transporttraject verplaatsen van de dragereenheid, in de dwarsrichting langs een respectievelijk geleidingselement van de geleidingselementen geleiden van de dragereenheid, en - een door het onderstel ondersteund ondersteuningsorgaan met een dragend oppervlak voor het ondersteunen van ten minste een product, met het kenmerk, dat ten minste een geleidingswiel van de aan weerszijden van de langsligger voorziene respectievelijke geleidingswielen zodanig aan de dwarsligger is voorzien dat het geleidingswiel in de dwarsrichting heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het onderstel en onder veerspanning aanligt tegen het respectievelijke geleidingselement.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij alle van de aan weerszijden van de langsligger voorziene respectievelijke geleidingswielen zodanig aan de dwarsligger zijn voorzien dat elk geleidingswiel in de dwarsrichting heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het onderstel en onder veerspanning aanligt tegen het respectievelijke geleidingselement.
3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dragereenheid een tussen het onderstel en het ten minste ene beweegbare geleidingswiel werkzaam veerkrachtig element omvat voor het in bedrijf in rollend contact met het geleidingselement dwingen van het geleidingswiel.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het ten minste ene beweegbare geleidingswiel een asorgaan heeft dat in de dwarsrichting beweegbaar met de dwarsligger is verbonden en waaromheen het wiel in bedrijf roteert, waarbij het veerkrachtig element werkzaam is tussen het onderstel en het asorgaan.
5. Inrichting volgens conclusies 4, waarbij het onderstel een zwenkarm heeft die het asorgaan scharnierend met de dwarsligger verbindt, waarbij het veerkrachtig element werkzaam is tussen de dwarsligger en de zwenkarm.
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het onderstel van de dragereenheid voor elk genoemd in dwarsrichting beweegbaar geleidingswiel voorzien is van ten minste één aanslagelement voor het begrenzen van de beweging in dwarsrichting van dat geleidingswiel.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het aanslagelement een demper omvat.
8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingselementen elk een bovenvlak hebben waaroverheen in bedrijf een loopwiel van de loopwielen afrolt en tegen een zijvlak waarvan een geleidingswiel van de geleidingswielen afrolt.
9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elke dragereenheid is voorzien van sorteermiddelen voor het in een richting in hoofdzaak dwars op de transportrichting verplaatsen van een op het dragend oppervlak aanwezig product, en bij voorkeur tevens van een aandrijving voor het aandrijven van de sorteermiddelen, waarbij de inrichting stuurmiddelen omvat voor het aansturen van de afzonderlijke aandrijvingen van afzonderlijke dragereenheden.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elke dragereenheid van de achtereenvolgende dragereenheden aan diens beide kopse uiteinden koppelelementen heeft waarmee de betreffende dragereenheid aan aangrenzende van de achtereenvolgende dragereenheden is gekoppeld.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij elke dragereenheid door middel van diens aan de dwarsligger ervan voorziene loopwielen op de geleidingselementen afsteunt, en tevens, ter plaatse van het uiteinde van de langsligger tegenovergelegen aan het uiteinde ervan waar de dwarsligger is voorzien, via het aan dat tegenovergelegen uiteinde voorziene koppelelement aan de aan die zijde aangrenzende van de achtereenvolgende dragereenheden is opgehangen.
NL2013698A 2014-10-28 2014-10-28 Inrichting voor het transport van producten. NL2013698B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013698A NL2013698B1 (nl) 2014-10-28 2014-10-28 Inrichting voor het transport van producten.
PCT/NL2015/050751 WO2016068705A1 (en) 2014-10-28 2015-10-28 Device for conveying products
EP15820315.8A EP3212545B1 (en) 2014-10-28 2015-10-28 Device for conveying products on carrier units.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013698A NL2013698B1 (nl) 2014-10-28 2014-10-28 Inrichting voor het transport van producten.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013698B1 true NL2013698B1 (nl) 2016-10-04

Family

ID=52293119

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013698A NL2013698B1 (nl) 2014-10-28 2014-10-28 Inrichting voor het transport van producten.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3212545B1 (nl)
NL (1) NL2013698B1 (nl)
WO (1) WO2016068705A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT524624B1 (de) * 2020-12-21 2023-09-15 Faigle Kunststoffe Gmbh Fahrwerk für ein schienengebundenes Transportfahrzeug

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES2320188A1 (es) * 2006-11-21 2009-05-19 Asas Systems, S.L. Transportador de banda con carro de acumulo.
WO2012033408A1 (en) * 2010-09-09 2012-03-15 Vanderlande Industries B.V. Device for sorting products

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITMI20020786A1 (it) * 2002-04-12 2003-10-13 Sandvik Sorting Systems S P A Dispositivo per trasferire energia meccanica a bordo di un treno di carrelli di una macchina smistatrice

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES2320188A1 (es) * 2006-11-21 2009-05-19 Asas Systems, S.L. Transportador de banda con carro de acumulo.
WO2012033408A1 (en) * 2010-09-09 2012-03-15 Vanderlande Industries B.V. Device for sorting products

Also Published As

Publication number Publication date
EP3212545A1 (en) 2017-09-06
WO2016068705A1 (en) 2016-05-06
EP3212545B1 (en) 2021-09-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6443161B2 (ja) 縦循環コンベア装置
NL2012822B1 (nl) Sorteerinrichting.
RU2529590C2 (ru) Сортировочный конвейер
NL2004675C2 (nl) Inrichting voor het sorteren van producten.
CN111727160B (zh) 用于运输包装食品的输送系统
NL1033567C2 (nl) Transportsysteem.
KR101534043B1 (ko) 마찰구동식 트롤리 컨베이어기구
NL2011058C2 (nl) Systeem voor het opslaan van producthouders.
JP2009084057A (ja) 荷の搬送および制御された荷下ろしのための装置および搬送用コンテナ
US9481529B2 (en) Tilt-tray conveying carriage and tilt-tray sorting installation
EP0999152B1 (en) Device for transferring goods
NL2008454C2 (nl) Wagen alsmede opslagsysteem voorzien van een dergelijke wagen.
KR20120060735A (ko) 벌크물질운반용 컨베이어
CN103754635A (zh) 配合升降机使用的输送线限位装置及使用该装置的输送线
JP6043388B2 (ja) 従動キャリッジに支持される運搬キャリッジを有する仕分けコンベヤ
NL2013698B1 (nl) Inrichting voor het transport van producten.
NL1022682C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het sorteren van producten.
NL2007278C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van lege dozen.
BE1020660A3 (nl) Buisrailwagen.
CN108112247A (zh) 用于输送运输结构的输送设备
JP2018520072A (ja) 傾動可能なウェブを有するトランスポーター
CN101941572B (zh) 带升降机构的轨道行走台车
CN104773108B (zh) 一种超大吨位输送小车用锁紧机构
NL1018061C2 (nl) Stelling voor het opslaan van productdragers en werkwijze voor het vervaardigen en gebruiken daarvan.
US3291283A (en) Flexible conveyors

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20221101