BE1017146A3 - Scherminrichting met een aan weerszijden van een geleiding voorzien scherm. - Google Patents

Abstract

Een scherminrichting omvat een scherm (1) uit doek- of velmateriaal en dergelijke, een cilindrisch rolorgaan (2) voor het oprollen dan wel afrollen van het scherm (1) alsmede geleidingen (4,5) ter weerszijden van het scherm (1), welke geleidingen (4,5) zich evenwijdig naast elkaar uitstrekken vanaf het rolorgaan (2) en een in dwarsdoorsnede ondersneden holte (12) bezitten die uitmondt aan de naar het scherm (1) gekeerde zijde, welk scherm (1) aan elke naar een geleiding (4,5) gekeerde rand een soepele, verdikte rand (14) bezit die is opgenomen in een ondersneden holte (12) van een bijbehorende geleiding (4,5), op welk rolorgaan (2) aan beide tegenoverliggende roleinden eindstukken (17) aansluiten waarvan althans het van het rolorgaan afgekeerde deel een gereduceerde diameter bezit, ter hoogte van welke eindstukken zicht telkens een soepele, verdikte rand (14) van het scherm (1) bevindt. Het naar het rolorgaan (2) toegekeerde deel van elk eindstuk (17) bezit een bol gekromd uitwendig oppervlak (19) bezit, gezien in langsdoornede door de hartlijn van het rolorgaan (2), teneinde plooivormig in het scherm te voorkomen.

Description

Scherminrichting met een aan weerszijden van een geleiding voorzien scherm

De uitvinding heeft betrekking op een scherminrichting, omvattende een scherm uit doek- of velmateriaal en dergelijke, een cilindrisch rolorgaan voor het oprollen dan wel afrollen van het scherm alsmede geleidingen ter weerszijden van het scherm, welke geleidingen zich evenwijdig naast elkaar uitstrekken vanaf het rolorgaan en een in dwarsdoorsnede ondersneden holte bezitten die uitmondt aan de naar het scherm gekeerde zijde, welk scherm aan elke naar een geleiding gekeerde rand een soepele, verdikte rand bezit die is opgenomen in een ondersneden holte van een bijbehorende geleiding, op welk rolorgaan aan beide tegenoverliggende roleinden eindstukken aansluiten waarvan althans het van het rolorgaan afgekeerde deel een gereduceerde diameter bezit, ter hoogte van welke eindstukken zich telkens een soepele, verdikte rand van het scherm bevindt.

Een dergelijke scherminrichting is bekend uit de Franse octrooiaanvrage 2.602.539. Bij deze bekende scherminrichting wordt een scherm toegepast waarvan de langsranden relatief dik zijn. Door middel van deze relatief dikke langsranden kan het scherm goed worden vastgehouden in de geleidingen. Dit heeft als voordeel dat het scherm ook bij stevige wind geen klappemeigingen vertoont. Dat levert niet alleen minder overlast op, maar ook wordt door deze geleidingen verhinderd dat het scherm onder invloed van windkrachten zou scheuren. Bovendien is een goede afsluiting tegen licht gewaarborgd, hetgeen vooral bij verduisteringsschermen van belang is.

Omdat, zoals reeds vermeld, de langsranden relatief dik zijn, worden aldaar bij het oprollen ook relatief dikke gebieden gevormd. Om die reden moet aan de einden van het rolorgaan ruimte beschikbaar zijn waarin die relatief dikke opgerolde gebieden kunnen worden opgenomen. Dat opnemen van de relatief dikke opgerolde gebieden moet plaatsvinden ter hoogte van de eindstukken met gereduceerde diameter. Bij het oprollen van het scherm buigen de verdikte windingen van de langsranden naar binnen, in de ruimte die beschikbaar is ter plaatse van de eindstukken. In de praktijk blijkt echter dat als gevolg van het ombuigen van de langsranden van het scherm, plooivorming in het scherm optreedt. Dat is ongewenst, aangezien daardoor het scherm op den duur kan beschadigen. Bovendien is een dergelijk geplooid scherm vanuit esthetisch oogpunt minder aanvaardbaar.

Het doel van de uitvinding is daarom een scherminrichting van het hiervoor genoemde type te verschaffen, waarbij ondanks de aanwezigheid van verdikte langsranden aan het scherm een onberispelijke, geen aanleiding tot plooivorming gevende opgerolde toestand van het scherm wordt mogelijk gemaakt. Dat doel wordt bereikt doordat het naar het rolorgaan toegekeerde deel van elk eindstuk een bol gekromd uitwendig oppervlak bezit, gezien in langsdoorsnede door de hartlijn van het rolorgaan.

Een dergelijk bol gekromd uitwendige oppervlak, dat direct aan het cilindrische rolorgaan grenst, van beide eindstukken leidt tot een meer gelijkmatige ombuiging naar binnen toe van de verdikte langsranden bij het oprollen van het scherm. Het bol gekromde uitwendige oppervlak vormt een zeer geleidelijke overgang tussen het cilindrische oppervlak van het rolorgaan en het meer naar binnen liggende oppervlak van de eindstukken. Bij de bekende scherminrichting werd die overgang gevormd door een zeer abrupte overgang, die plooivorming in de hand werkt. Die abrupte overgang werd gevormd door de overgang van een rolgedeelte met relatief grote diameter, naar een rolgedeelte met relatief kleine diameter door middel van een radiaal gericht vlak, loodrecht op de hartlijn.

De beste resultaten kunnen in dit verband worden verkregen indien de diameter van het naar het cilindrische rolorgaan gekeerde eind van elk eindstuk gelijk is aan de diameter van het cilindrische rolorgaan. In dat geval valt bij voorkeur, gezien in langsdoorsnede door de hartlijn van het rolorgaan, de raaklijn aan het naar het rolorgaan gekeerde eind van elk eindstuk in wezen samen met het oppervlak van dat cilindrische rolorgaan. Bij een dergelijke uitvoering van het rolorgaan wordt een zeer gelijkmatige, goed ondersteunde gekromde toestand van de verdikte eindranden bewerkstelligd, waarbij geen enkele plooivorming blijkt op te treden.

Verder kunnen de eindstukken elk in aansluiting op het bol gekromde uitwendige oppervlak, een hol gekromd uitwendig oppervlak bezitten. Bij voorkeur sluit dat bol gekromde uitwendige oppervlak vloeiend aan op het hol gekromde uitwendige oppervlak van de eindstukken. Dat hol gekromde uitwendige oppervlak strekt zich dan tot het andere eind van het eindstuk uit. Een dergelijke uitvoeringsvorm van de eindstukken biedt niet alleen een goede ondersteuning van de verdikte eindranden, doch bezit ook nog een relatieve grote diameter aan het uiterste eind, zodanig dat daarin tevens nog een buismotor kan worden opgenomen.

Op bekende wijze kunnen de geleidingen elk een basisprofiel omvatten alsmede een in het basisprofiel opgenomen geleidingsprofiel. Verder kan het geleidingsprofiel met speling in de richting evenwijdig aan de hartlijn van het cilindrische rolorgaan passen in het basisprofiel. Indien in dat geval de geleidingsprofielen onder verende voorspanning in de richting van elkaar af aangedrukt gehouden worden in de betreffende basisprofielen, kan het scherm bij eventuele overbelasting enigszins uitwijken. De geleidingsprofielen kunnen immers enigszins elkaar toe bewegen, tegen de voorspanning in, waardoor overbelasting op het scherm beperkt blijft.

De verdikte langsranden die toegepast worden bij de scherminrichting volgens de uitvinding kunnen op verschillende manieren worden uitgevoerd. De voorkeur gaat echter uit naar een uitvoeringsvorm waarbij elke naar een geleiding gekeerde rand van het scherm is voorzien van een ritssluitinghelft, en de haken van elke ritssluitinghelft zijn opgenomen in de ondersneden holte van een bijbehorende geleiding.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een aanzicht op de scherminrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een aanzicht in perspectief en een doorsnede van de scherminrichting.

Figuur 3 toont een doorsnede volgens III-III van figuur 1.

Figuur 4 toont een axiale doorsnede door het linker einde van de rolophanging.

Figuur 5 toont een axiale doorsnede door het rechter einde van de rolophanging.

De in figuur 1 weergegeven scherminrichting volgens de uitvinding omvat een scherm 1 uit bijvoorbeeld gaasmateriaal, welk scherm opgerold en afgerold kan worden van de in figuur 2 in perspectief en in doorsnede weergegeven cilindrische rol. Zoals verder weergegeven in figuur 2 begint de rol zich in een huis 3, aan de onderzijde waarvan zich de zij geleidingen 4,5 uitstrekken. Zoals weergegeven in figuur 1 is aan de onderzijde van het scherm een onderlat 6 bevestigd. Deze onderlat 6 bezit een zeker gewicht, zodanig dat bij het afrollen van het scherm 1 van de rol 2, het scherm 1 strak gehouden wordt.

De zij geleidingen 4, 5 bezitten elk de in figuur 3 weergegeven dwarsdoorsnede. Daarin is te zien dat de zij geleidingen 4, 5 een basisprofiel, bijvoorbeeld uit aluminium, 7 bevatten, waar een het eigenlijke geleidingsprofiel 8, bij voorkeur uit kunststof, is opgenomen. Dit geleidingsprofiel 8 bezit een strip 9 alsmede twee naar elkaar gekeerde lippen 10, 11 die onderling een ondersneden holte 12 bepalen. Via de tussen de lippen 10, 11 overgebleven spleet 13 mondt deze ondersneden holte 12 naar buiten toe uit.

Het scherm 1 bezit aan de langsranden een lokale verdikking 14, welke zich bevindt in de ondersneden holte 12. Via de spleet 13 loopt het scherm 1 vanaf de verdikking 14 naar buiten uit het geleidingsprofïel 8. De lokale verdikking 14 wordt bij voorkeur gevormd door de tanden van een ritssluiting.

Het geleidingsprofiel 8, in het bijzonder de strip 9 daarvan, is door middel van de elastische strips 15 afgesteund ten opzichte van het basisprofiel 7. Daardoor wordt het scherm 1 onder voorspanning gehouden. Bij grotere krachten op het scherm 1, bijvoorbeeld als gevolg van sterke wind, kunnen de elastische strips 15 enigszins meegeven waardoor overbelasting op het scherm 1 wordt vermeden.

Deze lokale verdikking 14 kan bij het oprollen van het bekende scherm een probleem opleveren. Zoals weergegeven in figuur 4 en 5 bezitten de windingen 16 van het scherm 11 geringere dikte dan de bijbehorende verdikking 14. Aan beide einden van het scherm 1 moet daarom ruimte worden verschaft om die op elkaar liggende lokale verdikkingen, die bij de windingen 16 van het scherm 1 horen, op te nemen. Bij het bekende scherm een wet die opname verschaft door de cilindrische rol 2 abrupt te versmallen. Daardoor bogen de einden van de windingen 16 echter zodanig sterk naar binnen, dat plooivorming in het opgerolde scherm 1 optrad.

Om deze plooivorming te vermijden zijn bij de cilindrische rol 2 volgens de uitvinding de speciaal gevormde eindstukken 17 toegepast. Deze eindstukken 17 bezitten een insteekgedeelte 18 dat is gestoken in het bijbehorende eind van de cilindrische rol 2. Direct in aansluiting op het cilindrische oppervlak van de rol 2, bezittende eindstukken elk een bol gekromd oppervlak 19, dat vervolgens overgaat in een hol gekromd oppervlak 20. Als gevolg van het bol gekromd oppervlak 19 worden de naar binnen onder invloed van de lokale verdikkingen 14 gebogen randen van het scherm 1 gelijkmatig ondersteund, zodanig dat plooivorming wordt vermeden. In plaats van een hol gekromd oppervlak kan een konisch oppervlak worden toegepast.

Het in figuur 4 getoonde linker eindstuk is verder voorzien van het inzetlager 21, dat een asstomp de 22 heeft. Deze asstomp 22 is opgenomen in de overeenkomstig gevormde boring 23 van het lagerstuk 24 dat is bevestigd aan het huis 3. Het lagerstuk 24 bezit aan de onderzijde een uitsteeksel 25, waarop een van de geleidingen 4 is bevestigd. Het in figuur 5 getoonde rechter eindstuk is voorzien van een buismotor 26 die aangrijpt op het lager stuk 27. Ook dit lager stuk 27 is aan de onderzijde voorzien van het uitsteeksel 25, waarop nu de geleidingen 5 is gestoken.

Claims (12)

1. Scherminrichting, omvattende een scherm (1) uit doek- of velmateriaal en dergelijke, een cilindrisch rolorgaan (2) voor het oprollen dan wel afrollen van het scherm (1) alsmede geleidingen (4, 5) ter weerszijden van het scherm (1), welke geleidingen (4,5) zich evenwijdig naast elkaar uitstrekken vanaf het rolorgaan (2) en een in dwarsdoorsnede ondersneden holte (12) bezitten die uitmondt aan de naar het scherm (1) gekeerde zijde, welk scherm (1) aan elke naar een geleiding (4,5) gekeerde rand een soepele, verdikte rand (14) bezit die is opgenomen in een ondersneden holte (12) van een bijbehorende geleiding (4,5), op welk rolorgaan (2) aan beide tegenoverliggende roleinden eindstukken (17) aansluiten waarvan althans het van het rolorgaan afgekeerde deel een gereduceerde diameter bezit, ter hoogte van welke eindstukken zich telkens een soepele, verdikte rand (14) van het scherm (1) bevindt, met het kenmerk dat het naar het rolorgaan (2) toegekeerde deel van elk eindstuk (17) een bol gekromd uitwendig oppervlak (19) bezit, gezien in langsdoorsnede door de hartlijn van het rolorgaan (2).

2. Scherminrichting volgens conclusie 1, waarbij de diameter van het naar het cilindrische rolorgaan (2) gekeerde eind van elk eindstuk (17) gelijk is aan de diameter van het cilindrische rolorgaan (2).

3. Scherminrichting volgens conclusie 2, waarbij, gezien in langsdoorsnede door de hartlijn van het rolorgaan (2), de raaklijn aan het naar het rolorgaan (2) gekeerde eind van elk eindstuk (17) in wezen samenvalt met het oppervlak van dat cilindrische rolorgaan (2).

4. Scherminrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eindstukken (17) elk in aansluiting op het bol gekromde uitwendige oppervlak (19), een hol gekromd of konisch uitwendig oppervlak (20) bezitten.

5. Scherm inrichting volgens conclusie 4, waarbij het bol gekromde uitwendige oppervlak (19) vloeiend aansluit op het hol gekromde uitwendige oppervlak (20) van elk eindstuk (17).

6. Scherminrichting volgens conclusie 5, waarbij het hol gekromde uitwendige oppervlak (20) zich uitstrekt tot het andere eind van het eindstuk (17).

7. Scherminrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de geleidingen (4,5) elk een basisprofiel (7) omvatten alsmede een in het basisprofiel (7) opgenomen geleidingsprofiel (8).

8. Scherminrichting volgens conclusie 7, waarbij het geleidingsprofiel (8) met speling in de richting evenwijdig aan de hartlijn van het cilindrische rolorgaan (2) past in het basisprofiel (7).

9. Scherminrichting volgens conclusie 8, waarbij de geleidingsprofielen (8) onder verende voorspanning in de richting van elkaar af aangedrukt gehouden worden in de betreffende basisprofielen (7).

10. Scherminrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het rolorgaan (2) is opgenomen in een kast (3), op welke kast (3) de geleidingen (4,5) vast zijn aangesloten.

11. Scherminrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke naar een geleiding (8) gekeerde rand van het scherm (1) is voorzien van een ritssluitinghelft (14), en de haken van elke ritssluitinghelft (14) zijn opgenomen in de ondersneden holte (12) van een bijbehorende geleiding (4,5).

12. Scherminrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eind van het scherm (1) dat ligt tegenover het met het cilindrische rolorgaan (2) verbonden eind is verbonden met een onderlat (6).