BE1009178A5 - Plantmachine. - Google Patents

Plantmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1009178A5
BE1009178A5 BE9500198A BE9500198A BE1009178A5 BE 1009178 A5 BE1009178 A5 BE 1009178A5 BE 9500198 A BE9500198 A BE 9500198A BE 9500198 A BE9500198 A BE 9500198A BE 1009178 A5 BE1009178 A5 BE 1009178A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
plant
arm
transport means
planting machine
guide
Prior art date
Application number
BE9500198A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Perdu Geert
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Perdu Geert filed Critical Perdu Geert
Priority to BE9500198A priority Critical patent/BE1009178A5/nl
Priority to DE69613024T priority patent/DE69613024T2/de
Priority to AT96200579T priority patent/ATE201552T1/de
Priority to EP96200579A priority patent/EP0730820B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1009178A5 publication Critical patent/BE1009178A5/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C5/00Making or covering furrows or holes for sowing, planting or manuring
    • A01C5/04Machines for making or covering holes for sowing or planting
    • A01C5/045Machines for making or covering holes for sowing or planting with piercing buckets
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Abstract

Plantmachine, omvattende een verrijdbaar frame (1), met een over twee van elkaar verwijderd opgestelde geleidingsrollen (6), (6') verdraaibaar eindeloos transportmiddel (7), waarop een reeks armen (14) bevestigd zijn, zodat deze armen (14) nagenoeg overdraaibaar zijn ten opzichte van het transportmiddel (7). Aan elke arm (14) is een planthouder (15) verdraaibaar bevestigd. Bij het verrijden van het frame (1) wordt het transportmiddel (7) aangedreven, zodat de planthouders (15) volgens een gesloten baan verplaatst worden, om telkens op het bovenste baagedeelte van een plantje voorzien te worden en om dit plantje op een vaste plaats op het onderste bangedeelte te laten neervallen in een door een ploeg (4) gevormde vore, die nadien door aandrukwielen (3) opgevuld wordt. Een op deze plantmachine zittende operator heeft telkens een relatief groot aantal planthouders (15) binnen zijn bereik.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Plantmachine" 
De onderhavige uitvinding heeft betrekking tot een plantmachine, omvatttende een verrijdbaar frame voorzien van een eindeloos transportmiddel dat, zich in een werkvlak uitstrekkend, verdraaibaar is over twee van elkaar verwijderd opgestelde geleidingsrollen ; minstens twee aan het transportmiddel bevestigde armen, dewelke zich tot op een radiale afstand van het transportmiddel uitstrekken ; en minstens twee verdraaibare planthouders, dewelke met een respectievelijke arm kunnen samenwerken, en door het verdraaien van het transportmiddel volgens een gesloten baan kunnen verplaatst worden, om telkens op een eerste baangedeelte van een plant voorzien te worden en deze plant op een tweede baangedeelte los te laten. 



   Deze uitvinding heeft meer bepaald betrekking tot een plantmachine voor het planten van vooraf in perspotten gezaaide gewassen. 



   Voor het telen van bepaalde gewassen gaat men immers steeds vaker de volgende werkwijze toepassen. De zaadjes van het gewas worden in geperste blokjes aarde (perspotten) gebracht, waarna de plantjes in ideale omstandigheden, (bijvoorbeeld in een serre) gekweekt worden, totdat ze een bepaalde hoogte bereikt hebben. Deze perspotten met plantjes worden vervolgens in de aarde op het veld geplaatst, waar het plantje verder kan groeien. 



   Het planten vereist de volgende opeenvolgende handelingen : het maken van een opening in de aarde, het in de opening plaatsen van het plantje, en het vullen van de opening met aarde. Men kan daarbij voor elk plantje een afzonderlijke opening voorzien. Dikwijls wordt echter (bijvoorbeeld met een ploeg) een doorlopende vore gemaakt, waarin dan een reeks plantjes naast elkaar kunnen geplaatst worden. 



   Voor het uitvoeren van de hierboven genoemde 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 handelingen kan men gebruik maken van gekende plantmachine. 



   In het Amerikaans octrooi nr.   3. 815. 524   wordt een plantmachine beschreven met de in de eerste pararaaf van deze beschrijving genoemde kenmerken. Deze plantmachine omvat twee roteerbare wielen met zieh radiaal uitstrekkende armen. Tussen een arm van het ene wiel en een arm van het andere wiel is telkens een planthouder verdraaibaar bevestigd. Gedurende het verrijden van het frame worden de wielen aangedreven en beschrijft elke planthouder een hoofdzakelijk cirkelvormige baan, waarbij hij steeds in een nagenoeg vertikale positie gehouden worden door de armen waaraan hij bevestigd is. De draaizin van de wielen is zodanig dat de planthouders op hun onderste baangedeelte verplaatst worden in de richting die tegengesteld is aan de rijrichting van het frame.

   De planthouders zijn voorzien om in hun laagste stand een opening te vormen in de aarde, en om een vastgehouden plantje in deze opening te deponeren. Verder omvat de machine ook aandrukwielen om de openingen waarin een plantje gedeponeerd werd, dicht te drukken zodat het plantje rechtop blijft staan. De wielen worden gedurende het verrijden van het frame aangedreven met een constande snelheid, zodat de afstand tussen de plantjes telkens dezelfde is. 



   Om een ononderbroken werking van de plantmachine mogelijk te maken moet elke planthouder, telkens nadat hij een plantje heeft losgelaten, voorzien worden van een nieuw plantje. Dit gebeurt manueel door een persoon die op een op het frame voorziene zitplaats zit, en over een voorraad plantjes beschikt. In hetgeen volgt wordt deze persoon de operator genoemd. De afmetingen van de plantmachine zijn zodanig dat de operator nagenoeg alle zieh op hun bovenste baangedeelte bevindende planthouders kan bereiken om ze van een plantje te voorzien. 



   Het aantal planthouders dat op een dergelijke 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 plantmachine kan voorzien worden is beperkt doordat er voldoende tussenruimte moet zijn tussen de armen van naburige planthouders. De planthouders moeten immers ongehinderd kunnen verdraaien ten opzichte van hun armen, om hun vertikale stand te behouden. 



   Het aantal planthouders dat zieh terzelfdertijd binnen het bereik van de operator bevindt is bijgevolg ook beperkt. Dit bemoeilijkt het werk van de operator aanzienlijk. De operator neemt immers telkens een voldoende voorraad plantjes in de   handen,   om alle zich binnen zijn bereik bevindende planthouders te vullen met eenzelfde ononderbroken armbeweging. 



  Het werk van de operator verloopt gemakkelijker en vlugger naarmate hij een groter aantal planthouders met eenzelfde ononderbroken armbeweging kan vullen. Door de tijdsbesparing heeft hij immers meer tijd om een nieuwe voorraad plantjes in de handen te nemen, zodat hij gemakkelijker het ritme van de machine kan volgen. 



  Als het aantal terzelfdertijd bereikbare planthouders klein is wordt een grotere oplettendheid en ervaring van de operator vereist. 



   Door deze plantmachine zo aan te passen dat de planthouders zieh op een grotere afstand van de rotatieassen van de wielen bevinden zou een groter aantal planthouders met een voldoende tussenafstand kunnen voorzien worden. Het hierboven aangeduide probleem zou hierdoor echter niet opgelost zijn, doordat de vergroting van de draaicirkel van de planthouders als gevolg zou hebben dat niet alle zieh op het bovenste baangedeelte bevindende planthouders bereikbaar zijn voor de operator. 



   In het Amerikaans octrooi nr.   3. 103. 186   wordt een plantmachine beschreven, waaraan de planthouders rechtstreeks bevestigd zijn aan een over kettingwielen verdraaibare gesloten ketting. Ook bij deze plantmachine bevindt zieh slechts een beperkt aantal planthouders binnen 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 het bereik van de operator. De tussenafstand tussen de opeenvolgende planthouders moet immers voldoende zijn opdat de planthouders ongehinderd zouden kunnen verdraaien ten opzichte van de ketting om hun vertikale stand te behouden. 



  Bovendien betekent ook het verlengen van het bovenste trajekt van de ketting geen oplossing aangezien een gedeelte van dit trajekt hierdoor onbereikbaar zou zijn voor de operator. 



   In GB-852, 113 wordt een plantmachine beschreven met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken. De planthouders en de planten zijn op het gedeelte van hun baan waar ze van planten voorzien worden zo opgesteld, dat ze verplaatst worden volgens de lengterichting. De armen moeten hierdoor met een voldoende grote tussenafstand (groter dan de lengte van de planthouders) op het transportmiddel bevestigd worden, zodat ook bij deze plantmachine slechts een beperkt aantal planthouders terzelfdertijd binnen het bereik van een operator komt. 



   Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een plantmachine met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken, en zonder de hierboven genoemde nadelen van de gekende plantmachines. 



   Dit doel wordt bereikt bij een plantmachine waavan elke planthouder, op een radiale afstand van het transportmiddel verwijderd, roteerbaar bevestigd is aan een arm, waarbij de rotatieas het genoemde werkvlak snijdt ; en waarvan elke planthouder op het eerste baangedeelte een positie ten opzichte van zijn arm inneemt, waarbij de van een plant voorziene planthouder niet volgens de lengterichting verplaatst wordt. 



   De armen kunnen hierdoor met een kleinere tussenafstand op het transportmiddel bevestigd worden. Op het eerste baangedeelde bevinden de planthouders zieh dicht bij elkaar zodat een groot aantal planthouders zich daar 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 binnen het bereik van de operator kan bevinden. Op de zieh op de geleidingsrollen bevindende omgebogen gedeelten van het transportmiddel verdraaien de armen ten opzichte van elkaar, zodat de planthouders voldoende ruimte krijgen om ongehinderd te verdraaien ten opzichte van hun armen. 



   Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt elke planthouder boven zijn zwaartepunt opgehangen aan een arm, zodat hij zieh vanaf het ophangpunt steeds in een neerwaartse richting uitstrekt. 



  De genoemde postitie van de planthouders ten opzichte van hun arm (op het eerste baangedeelte) kan hierdoor bekomen worden onder invloed van de zwaartekracht, zodat geen bijkomende inrichting voor het verdraaien van de planthouders vereist is. 



   Het hoger genoemde probleem wordt op een bijzonder doeltreffende wijze opgelost als elke arm zich nagenoeg radiaal ten opzichte van het transportmiddel uitstrekt, terwijl elke planthouder zich op het eerste baangedeelte in de richting van het transportmiddel uitstrekt. 



   Bij voorkeur omvatten de planthouders een koker met een open bovenzijde en een door een klep afsluitbare open onderzijde, terwijl de planthouders zo aan de armen opgehangen zijn dat hun bovenzijde zieh steeds bovenaan bevindt, en terwijl de plantmachine middelen omvat om de klep automatisch te openen op het tweede baangedeelte en te   sluiten voor   de planthouder het eerste baangedeelte bereikt. 



   Het automatisch openen en sluiten van de klep gebeurt met eenvoudig te realiseren middelen als de klep gedragen wordt door een scharnierbaar aan een zijwand van de koker bevestigde arm, dewelke voorzien is van een loopwieltje, terwijl het frame voorzien is van een vaste geleidingsbaan voor dit loopwieltje, en terwijl deze geleidingsbaan voorzien is om het loopwieltje zo te 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 geleiden dat de klep van een door het transportmiddel voortbewogen planthouder automatisch geopend wordt op het tweede baangedeelte, om een zich in de koker bevindende plant te laten neervallen, en daarna terug gesloten wordt. 



   Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de koker voorzien van een loopwieltje, terwijl het frame voorzien is van een vaste geleidingsbaan voor dit loopwieltje, en terwijl deze geleidingsbaan voorzien is om dit loopwieltje zo te geleiden dat de koker na het openen van de klep kantelt tot een stand, waarbij de koker met zijn bovenzijde in de richting van de rijzichting gericht is. 



   Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de plantmachine volgens deze uitvinding wordt het frame voorzien van een geleidingsinrichting voor de armen, zodat de baan van de planthouders zeer precies door de geleidingsinrichting kan bepaald worden. Bovendien wordt het gewicht van de armen en de planthouders opgevangen door de geleidingsrichting, zodat het eindeloos transportmiddel niet te veel wordt belast. 



   Bij voorkeur is elke arm bevestigd op een geleidingswagen met twee volgens de lengterichting van het transportmiddel van elkaar verwijderde geleidingsmiddelen, dewelke bij het verdraaien van het transportmiddel door de geleidingsinrichting geleid worden. 



   Bij een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze plantmachine is het eindeloos transportmiddel een gesloten ketting, bestaande uit een reeks verdraaibaar aan elkaar bevestigde schakels, terwijl slechts   een   van beide geleidingsmiddelen van elke arm verbonden is met een schakel van het transportmiddel. 



   Als beide geleidingsmiddelen met eenzelfde schakel verbonden worden, wordt immers vastgesteld dat de richtingsveranderingen van die schakel (op zijn kettingwiel) een te grote versnelling of vertraging van de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 planthouder van de op die schakel bevestigde arm teweegbrengen. Als gevolg daarvan gaat deze planthouder te veel schommelen om zijn rotatieas. Bij een bevestiging van een enkel geleidingsmiddel doet dit probleem zich in veel mindere mate voor. 



   Bij een andere bijzondere uitvoeringsvorm is elke arm een U-vormig stuk met twee van het transportmiddel weg gerichte benen terwijl elke planthouder verdraaibaar bevestigd is op een as die deze benen verbindt. 



   Op het ogenblik dat de planten in de planthouders voorzien worden, (op een recht gedeelte van het transportmiddel) is de tussenafstand tussen de naburige planthouders minimaal, waardoor een groot aantal planthouders terzelfdertijd bereikbaar is voor de operator. Op het ogenblik dat de planten moeten losgelaten worden (om ze te planten) moet de afstand tussen de naburige planthouders echter meestal groter zijn dan de genoemde minimale tussenafstand. 



   Dit probleem wordt op een doeltreffende manier, en zonder bijkomende middelen, opgelost door de planten los te laten als de planthouders verplaatst worden door een omgebogen gedeelte van het transportmiddel. 



  Op dat ogenblik bevinden de op de radiaal uitstekende armen bevestigde planthouders zieh immers verder van elkaar dan het geval is op een recht gedeelte van het transportmiddel. 



   Deze uitvinding wordt verder verduidelijkt aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van de plantmachine volgens deze uitvinding. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren : figuur 1 is een gedeeltelijk zijaanzicht van de plantmachine voorzien van slechts   een   plantmechanisme met veertien   planthulzen ;   figuur 2 is een perspektieftekening van een gedeelte van een ketting en van de geleidingsprofielen, een 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 met deze ketting verbindbare geleidingswagen met een arm, en een met deze arm verbindbare planthuls ; figuur 3 is een perspektieftekening van een plantshuls met gesloten klep en van een planthuls met geopende klep. 



   Zoals op figuur 1 kan gezien worden bestaat de plantmachine hoofdzakelijk uit een verrijdbaar frame (1), dat ondersteund wordt door wielen (2), (3). Het frame   (1)   is voorzien cm voortgetrokken te worden, (bijvoorbeeld door een tractor), maar kan ook zelf voorzien zijn van een motor 
 EMI8.1 
 die een of meerdere wielen aandrijft. 



  Op het frame (1) is onderaan een U-vormige ploeg (4) voorzien. Deze ploeg (4) bevindt zieh op een gepaste hoogte om gedurende het verrijden van het frame (1) een vore te vormen in de bodem, waarover het frame (1) verrijdt. 



   De achterste wielen (3) van het frame   (1)   zijn op schuine assen bevestigd, zodat ze naar onder toe naar elkaar toe lopen. Deze achterste wielen (3), de aandrukwielen genoemd, zijn voorzien om de door de ploeg (4) gevormde vore terug op te vullen met de door de ploeg (4) losgemaakte aarde. De rijrichting van het frame   (1)   is op figuur 1 met een pijl aangeduid. 



   Op het frame (1) zijn verschillende plantmechanismen (5) naast elkaar opgesteld. Op figuur 1 is slechts een plantmechanisme (5) voorgesteld. 



  Elk plantmechanisme (5) bestaat uit een over twee kettingwielen (6), (6') verdraaibare gesloten ketting (7), dewelke bestaat uit een reeks door middel van verbindingspennen (23) verdraaibaar aan elkaar bevestigde schakels (8). De kettingwielen (6), (6') zijn volgens de lengteas van het frame   (1)   ten opzichte van elkaar verwijderd, terwijl het zieh dichtst bij de voorzijde van het frame (1) bevindende kettingwiel (6) hoger opgesteld is dan het ander kettingwiel (6'). De kettingwielen (6) 

 <Desc/Clms Page number 9> 

   (6')   zijn verder ook zo opgesteld dat de ketting (7) zich in een vertikaal vlak, evenwijdig met de rijrichting uitstrekt. 



   Op de as van het zieh dichtst bij de achterzijde van het frame   (1)   bevindende kettingwiel (6') is een eerste aandrijfkettingwiel (9) bevestigd. Op   de as van de voorste   wielen (2) van het frame   (1)   is een tweede aandrijfkettingwiel (10) bevestigd. Door middel van een over het eerste (9) en het tweede aandrijfkettingwiel (10) verdraaibare aandrijfketting (11) wordt de draaibeweging van de voorste wielen (2) overgebracht op het achterste kettingwiel (6') van het plantmechanisme (5). Dit achterste kettingwiel (61) neemt de ketting (7) van het plantmechanisme (5) mee, zodat deze ketting (7) een ronddraaiende beweging uitvoert, waarbij uiteraard ook het voorste kettingwiel (6) verdraait om zijn   as.   



   Over de ganse lengte van de ketting (7) is aan weerszijden een U-vormig geleidingsprofiel (12), (12') opgesteld (zie figuur 2). 



   Verder omvat het plantmechanisme (5) veertien geleidingswagens (13), respectievelijk voorzien van een Uvormige arm (14) die een planthuls (15) draagt. 



   Elke geleidingswagen (13) bestaat hoofdzakelijk uit twee evenwijdige flankstukken (16), (17), waaraan vier wielen (18), (19) bevestigd zijn. 



   Twee wielen (18) zijn respectievelijk bevestigd op de uiteinden van een as (20) die beide flankstukken (16), (17) dwarst en zieh loodrecht op deze flankstukken (16), (17) uitstrekt. 



   De twee andere wielen (19) zijn elk op een verschillende as (21), (22) bevestigd. Deze assen (21), (22) zijn in elkaars verlengde, en loodrecht op de respectievelijke flankstukken (16), (17) bevestigd, en strekken zieh vanaf op de van elkaar weg gerichte zijden van deze flankstukken (16), (17) uit. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



   De as (20) die beide flankstukken (16), (17) dwarst, strekt zich uit door de holle verbindingspen (23) van een schakel (8) van de ketting (7). De afstand tussen beide flankstukken (16), (17) is groter dan de breedte van de ketting (7). Als de ketting (7) aangedreven wordt, wordt de geleidingswagen (13) verplaatst volgens de door de geledingsprofielen (12), (12') bepaalde gesloten baan. 



   Elke geleidingswagen (13) is voorzien van een arm (14). Deze arm (14) is een U-vormig stuk met twee evenwijdige benen (14'), en een basisgedeelte   (14")   dat beide benen (14') verbindt. Het basisgedeelte   (14")   is op de flankstukken (16), (17) bevestigd terwijl de benen (14') zich nagenoeg loodrecht op de geleidingsprofielen   (12),   (12') uitstrekken. 



   Een as (24) die beide benen (14') in de omgeving van hun vrij uiteinde verbindt dient als ophangas voor een planthuls (15). 



   Elke planthuls (15) bestaat uit een koker (25) met open bovenzijde en open onderzijde (zie figuur 3), en uit een klep (26) waarmee de open onderzijde kan afgesloten worden. Deze klep (26) is voorzien van een zich langs de buitenwand van de koker (25) naar boven toe uitstrekkende arm (27) dewelke in de nabijheid van de bovenzijde van de koker (25), scharnierbaar bevestigd is aan deze buitenwand, door middel van een holle as (28). Een veer (niet voorgesteld op figuur 3) oefent een naar de koker (25) gerichte veerkracht uit op de arm (27), zodat de klep (26) naar zijn gesloten stand wordt getrokken. De arm (27) van de klep (26) is voorzien van een loopwieltje (29). Ook aan een zijwand van de koker (25) is een loopwielje (30) voorzien. 



   Aan het frame   (1)   zijn geleidingsbanen (31), (32) bevestigd voor de respectievelijke loopwieljes (29), (30) (zie figuur   1).   De ene geleidingsbaan (31) dient om het loopwielje (29) van de kleparm (27) te geleiden zodat de 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 klep (26) van een voorbijkomende planthouder (15) geopend wordt op het ogenblik dat deze planthouder (15) zich in de vore bevindt, en zodat deze klep (26) geleidelijk terug gesloten wordt (door de trekkracht van de veer) gedurende het terug naar boven toe bewegen van de planthouder (15). 



  De klep (26) is volledig gesloten als de planthouder (15) binnen het bereik komt van de operator. 



   De andere geleidingsbaan (32) dient om het loopwieltje (30) van de koker (25) te geleiden zodat de koker   (25) - vanaf   het ogenblik dat de klep (26) geopend is-geleidelijk een steeds schuinere stand-met de bovenzijde naar de voorkant van de plantmachine gerichtinneemt. 



   Na het openen van de klep (26) wordt de voorwaartse snelheid van de koker (25) ten opzichte van de bodem, steeds groter. Indien de koker (25) zijn vertikale stand zou behouden, zou het bovenste gedeelte van het plantje meegetrokken worden door de koker (25), zodat het plantje scheef zou geplant worden. Doordat de koker de genoemde schuine stand inneemt, wordt dit voorkomen. 



   Op het achterste gedeelte van het frame   (1)   is een zitplaats (33) voorzien voor de operator. De afmetingen van het plantmechanisme zijn zodanig dat de vijf zich op het bovenste rechte gedeelte van de ketting (7) bevindende planthouders (15) bereikbaar zijn voor de operator. Doordat dit bovenste rechte gedeelte van de ketting (7), in de richting van de voorzijde van de plantmachine, schuin naar boven loopt zijn alle open bovenzijden van de kokers (25) op dit kettinggedeelte bijzonder goed bereikbaar en zichtbaar voor de operator.

Claims (10)

  1. CONCLUSIES 1. Plantmachine, omvattende een verrijdbaar frame (1) voorzien van - een eindeloos transportmiddel (7) dat, zieh in een werkvlak uitstrekkend, verdraaibaar is over twee van elkaar verwijderd opgestelde geleidingsrollen (6), (6') ; - minstens twee aan het transportmiddel (7) bevestigde armen (14), dewelke zieh tot op een radiale afstand van het transportmiddel (7) uitstrekken; - en minstens twee verdraaibare planthouders (15), dewelke met een respectievelijke arm (14) kunnen samenwerken, en door het verdraaien van het transportmiddel (7) volgens een gesloten baan kunnen verplaatst worden, om telkens op een eerste baangedeelte van een plant voorzien te worden en deze plant op een tweede baangedeelte los te laten ;
    met het kenmerk - dat elke planthouder (15), op een radiale afstand van het transportmiddel (7) verwijderd, roteerbaar bevestigd is aan een arm (14), waarbij de rotatieas het genoemde werkvlak snijdt ; - en dat elke planthouder (15) op het eerste baangedeelte een positie ten opzichte van zijn arm (14) inneemt, waarbij de van een plant voorziene planthouder (15) niet volgens de lengterichting verplaatst wordt.
  2. 2. Plantmachine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elke planthouder (15) boven zijn zwaartepunt roteerbaar opgehangen is aan een arm (14), zodat hij zieh vanaf het ophangpunt steeds in een neerwaartse richting <Desc/Clms Page number 13> uitstrekt.
  3. 3. Plantmachine, volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat elke arm (14) zieh nagenoeg radiaal ten opzichte van het transportmiddel (7) uitstrekt ; en dat elke planthouder (15) zieh op het eerste baangedeelte in de richting van het transportmiddel (7) uitstrekt.
  4. 4. Plantmachine, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de planthouders (15) een koker (25) met een open bovenzijde en een door een klep (26) afsluitbare open onderzijde omvatten ; dat de planthouders (15) aan de armen (14) opgehangen zijn zodat hun bovenzijde zieh steeds bovenaan bevindt ; en dat de plantmachine middelen (29), (31) omvat om de klep (26) automatisch te openen op het tweede baangedeelte entesluiten voor de planthouder (15) het eerste baangedeelte bereikt.
  5. 5. Plantmachine, volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de klep (26) gedragen wordt door een scharnierbaar aan een zijwand van de koker (25) bevestigde arm (27), dewelke voorzien is van een loopwieltje (29) ; dat het frame (1) voorzien is van een vaste geleidingsbaan (31) voor dit loopwieltje (29) ; en dat deze geleidingsbaan (31) voorzien is om het loopwieltje (29) zo te geleiden dat de klep (26) van een door het transportmiddel (7) voortbewogen planthouder automatisch (15) geopend wordt op het tweede baangedeelte, om een zich in de koker (25) bevindende plant te laten neervallen, en daarna terug gesloten wordt.
  6. 6. Plantmachine, volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk EMI13.1 dat de koker (25) voorzien is van een loopwieltje (30) dat het frame (1) voorzien is van een vaste <Desc/Clms Page number 14> geleidingsbaan (32) voor dit loopwieltje (30) ; en dat deze geleidingsbaan (32) voorzien is om dit loopwieltje (30) zo te geleiden dat de koker (25) na het openen van de klep (26) kantelt tot een stand, waarbij de koker (25) met zijn bovenzijde in de richting van de rijzichting gericht is.
  7. 7. Plantmachine, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het frame (1) een geleidingsinrichting voor de armen (14) omvat ; dat elke arm (14) bevestigd is op een geleidingswagen (13) met twee volgens de lengterichting van het transportmiddel (7) van elkaar verwijderde geleidingsmiddelen (18), (19), dewelke bij het verdraaien van het transportmiddel (7) door de geleidingsinrichting (12), (12') geleid worden.
  8. 8. Plantmachine, volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het transportmiddel een gesloten ketting (7) is, bestaande uit een reeks verdraaibaar aan elkaar bevestigde schakels (8), en dat slechts een van beide geleidingsmiddelen (18), (19) van elke arm (14) verbonden is met een schakel (8) van het transportmiddel (7).
  9. 9. Plantmachine, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke arm een U-vormig (14) stuk is met twee van het transportmiddel (7) weg gerichte benen (14') i en dat elke planthouder (15) verdraaibaar bevestigd is op een as (24) die deze benen (14') verbindt.
  10. 10. Plantmachine, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het transportmiddel (7) twee boven elkaar gelegen rechte gedeelten omvat, dewelke door <Desc/Clms Page number 15> twee over de geleidingsrollen (6), (6') omgebogen gedeelten met elkaar verbonden zijn ; dat de planthouders (15) die via hun arm (14) door het bovenste recht gedeelte verplaatst worden door een operator van een plant kunnen voorzien worden ; en dat de planthouders (15) voorzien zijn om een plant los te laten, als ze via hun arm (14) door een omgebogen gedeelte van het transportmiddel (7) verplaatst worden in een richting die tegengesteld is aan de rijrichting van het frame (1).
BE9500198A 1995-03-07 1995-03-07 Plantmachine. BE1009178A5 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500198A BE1009178A5 (nl) 1995-03-07 1995-03-07 Plantmachine.
DE69613024T DE69613024T2 (de) 1995-03-07 1996-03-04 Pflanzmaschine
AT96200579T ATE201552T1 (de) 1995-03-07 1996-03-04 Pflanzmaschine
EP96200579A EP0730820B1 (en) 1995-03-07 1996-03-04 Planting machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500198A BE1009178A5 (nl) 1995-03-07 1995-03-07 Plantmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1009178A5 true BE1009178A5 (nl) 1996-12-03

Family

ID=3888830

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9500198A BE1009178A5 (nl) 1995-03-07 1995-03-07 Plantmachine.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0730820B1 (nl)
AT (1) ATE201552T1 (nl)
BE (1) BE1009178A5 (nl)
DE (1) DE69613024T2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1014320A3 (nl) 2001-07-31 2003-08-05 Perdu Geert Aanvoerinrichting voor kluitplanten en plantmachine voorzien van zo'n aanvoerinrichting.
DE102011104902A1 (de) 2010-06-16 2011-12-22 Technische Universität Dresden Landwirtschaftliche Maschine zum Pflanzen von Steckhölzern

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2009785A (en) * 1930-10-27 1935-07-30 Transplanters Holding Company Planting machine
GB852113A (en) * 1956-03-07 1960-10-26 Vyzk Ustav Zemedelskych Stroju A machine for planting cartridges containing grown plant seedlings
EP0165672A1 (en) * 1984-04-24 1985-12-27 Specialised Harvesting Services Limited Planting apparatus
GB2228910A (en) * 1989-03-08 1990-09-12 British Res Agricult Eng Increasing the spacing between receptacles of an endless conveyor
EP0390289A1 (en) * 1989-03-31 1990-10-03 Visser 's-Gravendeel Holding B.V. Apparatus for relocating arranged plants

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2009785A (en) * 1930-10-27 1935-07-30 Transplanters Holding Company Planting machine
GB852113A (en) * 1956-03-07 1960-10-26 Vyzk Ustav Zemedelskych Stroju A machine for planting cartridges containing grown plant seedlings
EP0165672A1 (en) * 1984-04-24 1985-12-27 Specialised Harvesting Services Limited Planting apparatus
GB2228910A (en) * 1989-03-08 1990-09-12 British Res Agricult Eng Increasing the spacing between receptacles of an endless conveyor
EP0390289A1 (en) * 1989-03-31 1990-10-03 Visser 's-Gravendeel Holding B.V. Apparatus for relocating arranged plants

Also Published As

Publication number Publication date
EP0730820B1 (en) 2001-05-30
EP0730820A1 (en) 1996-09-11
ATE201552T1 (de) 2001-06-15
DE69613024D1 (de) 2001-07-05
DE69613024T2 (de) 2001-09-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8902316A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gerangschikte stekken.
EP0547885B1 (en) Harvester for agricultural products
BE1009178A5 (nl) Plantmachine.
US5641008A (en) Potting machine
JP6590151B2 (ja) 苗移植機
NL7811699A (nl) Inrichting voor het seriematig planten van bomen, heesters en planten of dergelijke.
BE1006345A3 (nl) Machine voor het planten van stekplanten.
JP4697401B2 (ja) 野菜移植機
JP2022170239A (ja) 移植機
JP3717840B2 (ja) 移植機
JP3514334B2 (ja) 苗移植機
JP3885401B2 (ja) 苗移植機
JP3945934B2 (ja) 苗移植機
CN214482230U (zh) 一种秧苗自动移栽机的移栽装置
JPH08130931A (ja) 苗移植機
JPH0327375Y2 (nl)
JP4200743B2 (ja) 苗移植機
US2725022A (en) Planting machine
US1082055A (en) Combined planter, pulverizer, and weed-destroyer.
JP4348497B2 (ja) 複数条植え式苗移植機
JP3489254B2 (ja) 苗移植機
BE903064A (nl) Plaatsingsmechanisme voor het machinaal planten van vooraf en perspotten gezaaide gewassen en landbouwwerktuig voorzien van dergelijke mechanisme
JPH09308330A (ja) 移植機
JP3827683B2 (ja) 移植機
JP3586982B2 (ja) 苗植装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: *PERDU GEERT

Effective date: 20020331