BE1004895A3 - Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1004895A3 BE1004895A3 BE9100489A BE9100489A BE1004895A3 BE 1004895 A3 BE1004895 A3 BE 1004895A3 BE 9100489 A BE9100489 A BE 9100489A BE 9100489 A BE9100489 A BE 9100489A BE 1004895 A3 BE1004895 A3 BE 1004895A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- valves
- blower
- weft thread
- passage
- supply line
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3026—Air supply systems
- D03D47/3053—Arrangements or lay out of air supply systems
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3026—Air supply systems
- D03D47/3033—Controlling the air supply
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Werkwijze voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines, waarbij de inslagdraad (1) in de gaap (2) wordt gebracht door middel van minstens één blazer (5, 6; 5A, 6A), daardoor gekenmerkt dat de blazer (5,6;5A,6A) met perslucht wordt gevoed via minstens drie parallel geschakelde kleppen (22-30) die elk afzonderlijk door een stuureenheid (21) worden bevolen.
Description
<Desc/Clms Page number 1> Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. Het is bekend dat bij luchtweefmachines de inslagdraden aan de ingang van de gaap worden toegevoerd door middel van één of meer blazers, zoals een hoofdblazer en eventueel een hulphoofdblazer. De blaaslucht wordt hierbij aan deze blazers toegevoerd via een voedingsleiding die is aangesloten op een kompressor, een drukregelaar, een buffervat waarvan de druk geregeld wordt door middel van de voornoemde drukregelaar, een elektromagnetische klep om de blaaslucht aan de blazer toe te voeren en een toevoerleiding tussen de elektromagnetische klep en de blazer. Het gebruik van deze bekende inrichting heeft als nadelen dat de drukopbouw in de hoofdblazer zeer bruusk <Desc/Clms Page number 2> gebeurt na het openen van de elektromagnetische klep, waardoor de inslagdraden soms stuk worden geblazen, en dat de drukafbouw na het sluiten van de elektromagnetische klep onkontroleerbaar is, waardoor de inslagdraden soms ongunstig worden belast en breken. De huidige'uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het inbrengen van inslagdraad die de voornoemde nadelen niet vertonen. Meer speciaal nog heeft de uitvinding een werkwijze en een inrichting tot doel die het mogelijk maken dat de drukopbouw en drukafbouw op een gekontroleerde wijze kunnen worden gerealiseerd. Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines, waarbij de inslagdraad in de gaap wordt gebracht door middel van minstens één blazer, daardoor gekenmerkt dat de blazer met perslucht wordt gevoed via minstens drie parallel geschakelde kleppen die elk afzonderlijk door een stuureenheid worden bevolen. Bij voorkeur wordt hierbij gebruik gemaakt van kleppen met een doortocht die een fraktie is van de doortocht van de toevoerleiding naar de blazer. Bij voorkeur wordt <Desc/Clms Page number 3> een parallelschakeling van minimum vijf en maximum twaalf kleppen aangewend waarbij de totale doortocht van deze kleppen de doortocht van de toevoerleiding naar de blazer benadert. Doordat de doortocht van elke klep slechts een fraktie van de totale doortocht bedraagt, kunnen zeer lichte en kleine kleppen worden aangewend met korte responsietijden, hetgeen voordelig is bij snellopende weefmachines. Doordat de blazer of blazers door middel van meerdere kleppen worden gestuurd kan in een optimale luchttoevoer worden voorzien, waarbij-met zeer korte responsietijden kan worden gewerkt. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de verschillende kleppen bij het begin van de insertie opeenvolgend geopend. Dit biedt het voordeel dat bij het begin van de insertie een specifieke luchttoevoer kan worden gerealiseerd die toelaat dat de inslagdraad minder wordt beschadigd. Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de kleppen bij het einde van de insertie opeenvolgend gesloten. Dit biedt het voordeel <Desc/Clms Page number 4> dat de inslagdraad gunstig wordt belast waardoor ook minder draadbreuken voorkomen. Tevens laat de werkwijze volgens de uitvinding toe dat in de optimale toevoer van blaaslucht kan worden voorzien ook op elk ander ogenblik van de insertie, evenals tijdens het lossnijden van de hoeveelheid ingebrachte inslagdraad, voor en na de insertie om het draadeinde van de inslagdraad in de blazer gestrekt te houden, en'tijdens het bedraden van de blazer. Doordat de luchttoevoer stuurbaar is ontstaat het voordeel dat gebruik kan worden gemaakt van een konstante druk in het buffervat. Tot op heden was het bekend dat deze druk werd ingesteld in funktie van het type te weven draad. Volgens de huidige uitvinding kan het buffervat met een konstante druk worden gevoed, waarbij de juiste luchttoevoer in de blazer dan wordt ingesteld door middel van de optimale inschakeling van minder of meer kleppen. De huidige uitvinding biedt eveneens het voordeel dat, wanneer met meerdere hoofdblazers en met verschillende inslagdraden wordt geweven, één gemeenschappelijk buffervat kan worden aangewend om de verschillende hoofdblazers met perslucht te voeden. Dit is zeer <Desc/Clms Page number 5> kostenbesparend, daar niet alleen minder buffervaten, maar ook minder drukregelaars vereist zijn. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting om de voornoemde werkwijze te realiseren. Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 schematisch de inschakeling van de verschillende kleppen weergeeft ; figuur 3 het verloop van de luchttoevoer in de blazers uit figuur 1 weergeeft. In figuur 1 is schematisch een inrichting voor het inbrengen van inslagdraad 1 in de gaap 2 van een weefmachine weergegeven, waarbij de inslagdraad 1 vanaf een voorraadspoel 3 langs een voorafwikkelaar 4 naar de blazers, in dit geval een hoofdblazer 5 en een hulphoofdblazer 6, wordt geleid. <Desc/Clms Page number 6> In figuur 1 is tevens de lade 7 met het riet 8 afgebeeld. Zoals bekend worden de blazers 5 en 6 met perslucht gevoed door middel van een persluchtbron 9. De blazers 5 en 6 zijn op de persluchtbron 9 aangesloten via een voedingsleiding 10, een drukregelaar 11, een buffervat 12 en een toevoerleiding 13 waarin een afsluitelement 14 is aangebracht. Tijdens het weven wordt de inslagdraad 1 door middel van een blokkeerelement 15 intermitterend vrijgelaten aan de voorafwikkelaar 4, zodanig dat steeds een welbepaalde lengte aan''inslagdraad l in de gaap 2 wordt gebracht. Tij dens de insertie worden de blazers 5 en 6 ingeschakeld door het afsluitelement 14 te bevelen. Nadat een lengte inslagdraad 1 in de gaap 2 is gebracht, wordt deze losgesneden door middel van een inslagschaar 16. Het gevormde uiteinde 17 van de losgesneden inslagdraad 1 wordt in de hoofdblazer 5 gestrekt gehouden door hierin permanent een zwakke luchtstroom te kregen via een toevoerleiding 18 waarin een drukregelaar 19 en een smoorkraan 20 zijn aangebracht. <Desc/Clms Page number 7> Het blokkeerelement 15, de inslagschaar 16 en het afsluitelement 14 worden bevolen door middel van een stuureenheid 21. De uitvinding bestaat erin dat minstens één van de blazers 5 of 6 met perslucht wordt gevoed via minstens drie afzonderlijk inschakelbare kleppen die in funktie van de insertie worden gestuurd. Hiertoe bestaat het afsluitelement 14 uit een reeks parallel geschakelde kleppen 22-30 die elk door middel van de stuureenheid 21 worden bevolen, met andere woorden een aantal kleppen 22-30 waarvan de ingangen, respektievelijk de uitgangen met elkaar in verbinding staan. Bij voorkeur bedraagt het aantal kleppen minimum vijf en maximum twaalf. In het weergegeven voorbeeld zijn negen kleppen 22-30 weergegeven. De doortocht van elke klep 22-30 is slechts een fraktie van de doortocht van de toevoerleiding 13, waardoor per klep slechts in een fraktie van de mogelijk toe te voeren blaaslucht aan de blazer 5 en/of 6 kan voorzien worden. De totale doortocht van alle kleppen 22-30 samen benadert bij voorkeur de doortocht van de toevoerleiding 13. <Desc/Clms Page number 8> Zoals weergegeven in figuur 2 worden volgens de uitvinding de kleppen 22-30 bij voorkeur opeenvolgend geopend zodat de gewenste luchttoevoer wordt bekomen bij het begin van de insertie. Het begin van de insertie is hierbij weergegeven als periode Tl en het openen van het blokkeerelement 15 als ogenblik S. Analoog kan volgens de uitvinding een gewenste luchttoevoer worden gerealiseerd door de kleppen 22-30 opeenvolgend te sluiten bij het einde van de insertie, waardoor de inslagdraad 1 tijdens de afremming gedurende het einde van de insertie gunstiger wordt belast. Het einde van de insertie is hierbij weergegeven als periode T2 en het sluiten van het blokkeerelement 15 als ogenblik E. Volgens de uitvinding kunnen ook een aantal kleppen intermitterend geopend en gesloten worden tijdens de insertie van de inslagdraad 1. In figuur 2 zijn dit de kleppen 27 en 28. Dit biedt het voordeel dat tijdens de insertie van de inslagdraad 1 in de gaap 2 elk gewenst verloop van de luchttoevoer in de blazer 5 en/of 6 kan worden bekomen door de inschakelduur van deze kleppen te wijzigen. <Desc/Clms Page number 9> Volgens de uitvinding kunnen tijdens het bekrachtigen van de inslagschaar 16 enkele van de kleppen 22-30 geopend worden. Hierdoor wordt het elastisch terugveren van het uiteinde 17 bij het lossnijden van de ingebrachte hoeveelheid inslagdraad 1 vermeden. Volgens figuur 2 worden hiertoe de kleppen 22-25 gedurende een korte periode T3 ingeschakeld. Volgens de huidige uitvinding kan, om het uiteinde 17 gestrekt te houden in de blazer 5, in de plaats van gebruik te maken van de toevoerleiding 18, ook gebruik worden gemaakt van het afsluitelement 14, waarbij om een zwakke luchtstroom te bekomen één klep of enkele van de kleppen 22-30 permanent geopend blijven. Zoals in streeplijn in figuur 2 is aangeduid kan hiertoe bijvoorbeeld de klep 24 permanent ingeschakeld blijven. Volgens een variante kan bijvoorbeeld de klep 24 intermitterend geopend worden met een bepaalde frekwentie zodat een gewenste luchttoevoer in de blazers 5 en/of 6 bekomen wordt. Volgens nog een kenmerk van de uitvinding wordt de luchttoevoer in de blazer 5 en/of 6 aangepast in funktie van de beweging van de inslagdraad 1 in de gaap 2, meer speciaal in funktie van de aankomsttijden van de <Desc/Clms Page number 10> inslagdraad. De beweging kan gekontroleerd worden door middel van de inslagwachter 31 of de wikkelsensor 32. Figuur 3 geeft het verloop van de luchttoevoer Q in de blazer 5 en/of 6 weer in funktie van de tijd t in het geval dat de kleppen 22-30 worden bevolen zoals weergegeven in figuur 2. Doordat de luchttoevoer Q in de blazer 5 en/of 6 kan worden gestuurd, kan gebruik worden gemaakt van een buffervat 12 waarin steeds een konstante druk heerst. Het volstaat hierbij dat de drukregelaar 11 slechts in EMI10.1 één regeldruk voorziet. Bij het weven met een ander type inslagdraad kan de luchttoevoer immers aangepast worden door het juiste aantal kleppen 22-30 gedurende een bepaalde tijd te openen. De uitvinding laat ook toe dat wanneer met meerdere blazers verschillende inslagdraden worden ingebracht, alle blazers op hetzelfde buffervat kunnen worden aangesloten. In het voorbeeld van figuur 1 is dit verduidelijkt door middel van de weergegeven blazers 5A en 6A, die door middel van een afsluitelement 14A, dat tevens minstens drie kleppen bezit, aangesloten zijn op de uitgang van het voornoemde buffervat 12. <Desc/Clms Page number 11> Volgens nog een kenmerk van de uitvinding worden de blazers 5 en/of 6 tijdens het bedraden bekrachtigd door slechts enkele van de kleppen 22-30 te openen. Hierbij kunnen de kleppen ook meerdere malen bekrachtigd worden. De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op de hiervoor beschreven inrichting. Bij voorkeur zijn de kleppen 22-30 ingebouwd in één gemeenschappelijke behuizing 33 met één ingang 34 en één uitgang 35. De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Claims (10)
1.- Werkwijze voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines, waarbij de inslagdraad (1) in de gaap
EMI12.1
(2) wordt gebracht door middel van minstens één blazer (5, daardoor gekenmerkt dat de blazer
6i5A, 6A),(5, 6 ; 5A, 6A) met perslucht wordt gevoed via minstens drie parallel geschakelde kleppen (22-30) die elk afzonderlijk door een stuureenheid (21) worden bevolen.
2.-Werkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat gebruik wordt gemaakt van kleppen (22-30) met een doortocht die een fraktie is van de doortocht van de toevoerleiding (13) naar de betreffende blazer (5, 6 ; 5A, 6A).
3.-Werkwijze volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat gebruik wordt gemaakt van een parallelschakeling van minimum vijf kleppen (22-30).
4.-Werkwijze volgens één der konklusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (22-30) bij het begin van de insertie opeenvolgend worden geopend.
<Desc/Clms Page number 13>
5.- Werkwijze volgens één der konklusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (22-30) bij het einde van de insertie opeenvolgend worden gesloten.
6.-Werkwijze volgens één der konklusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat tijdens het lossnijden van een ingebrachte hoeveelheid inslagdraad (1) tijdelijk enkele van de voornoemde kleppen (22-25) worden geopend.
EMI13.1
7.-Inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines bestaande uit minstens één blazer (5, om een inslagdraad (1) in een gaap (2) te brengen en een afsluitelement (14) om de blazer (5, 6 ; 5A, 6A) van blaaslucht te voorzien, daardoor gekenmerkt dat het afsluitelement (14) bestaat uit minstens drie parallel geschakelde kleppen (22-30) die elk afzonderlijk door een stuureenheid (21) worden bevolen.
8.-Inrichting volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (22-30) een doortocht vertonen die een fraktie is van de doortocht van de toevoerleiding (13) naar de betreffende blazer (5, 6 ; 5A, 6B).
9.-Inrichting volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat de totale doortocht van alle kleppen (22-30) samen
<Desc/Clms Page number 14>
de doortocht van de voornoemde toevoerleiding (13) benadert.
10.-Inrichting volgens konklusie 7,8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de kleppen (22-30) in een gemeenschappelijke behuizing (33) met één ingang (34) en een uitgang (35) zijn aangebracht.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9100489A BE1004895A3 (nl) | 1991-05-23 | 1991-05-23 | Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9100489A BE1004895A3 (nl) | 1991-05-23 | 1991-05-23 | Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1004895A3 true BE1004895A3 (nl) | 1993-02-16 |
Family
ID=3885515
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE9100489A BE1004895A3 (nl) | 1991-05-23 | 1991-05-23 | Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1004895A3 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0919653A2 (de) * | 1997-11-28 | 1999-06-02 | Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H | WEbmaschine, insbesondere Luftdüsenwebmaschine |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3300934A1 (de) * | 1982-01-18 | 1983-07-21 | Rueti Te Strake Bv | Verfahren zum eintragen verschiedener schussfaeden von unterschiedlicher garnbeschaffenheit in das webfach einer duesenwebmaschine und duesenwebmaschine zum durchfuehren des verfahrens |
EP0114047A2 (en) * | 1983-01-13 | 1984-07-25 | Tsudakoma Corporation | Method and apparatus for inserting weft threads in multiple-color air jet looms |
-
1991
- 1991-05-23 BE BE9100489A patent/BE1004895A3/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3300934A1 (de) * | 1982-01-18 | 1983-07-21 | Rueti Te Strake Bv | Verfahren zum eintragen verschiedener schussfaeden von unterschiedlicher garnbeschaffenheit in das webfach einer duesenwebmaschine und duesenwebmaschine zum durchfuehren des verfahrens |
EP0114047A2 (en) * | 1983-01-13 | 1984-07-25 | Tsudakoma Corporation | Method and apparatus for inserting weft threads in multiple-color air jet looms |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0919653A2 (de) * | 1997-11-28 | 1999-06-02 | Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H | WEbmaschine, insbesondere Luftdüsenwebmaschine |
EP0919653A3 (de) * | 1997-11-28 | 2000-03-15 | Lindauer Dornier Gesellschaft M.B.H | Webmaschine, insbesondere Luftdüsenwebmaschine |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4673004A (en) | Adjustable control of the weft on a weaving loom | |
BE1006295A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het registreren van draadbreukkenmerken bij weefmachines. | |
BE1013392A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het instellen van een weefmachine. | |
DE4137681A1 (de) | Verfahren und vorrichtung zur verhinderung der erzeugung eines schussstreifens in einem duesenwebstuhl | |
EP0778364A3 (de) | Verfahren und Webmaschine zur Handhabung eines Schussfadens | |
US4722370A (en) | Method for conveying a weft thread by means of a flowing fluid through the weaving shed in a shuttleless weaving machine, as well as weaving machine adapted for applying said method | |
DE2228131C3 (de) | SchuBsuchvorrichtung an einer pneumatischen Düsenwebmaschine | |
BE1004895A3 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. | |
CS8800487A3 (en) | Automatic control of weft thread feeding on air-operated jet weaving machine. | |
JPH0314935B2 (nl) | ||
DE3730480A1 (de) | Verfahren zum entfernen eines fehlerhaft eingebrachten schussfadens an einer luftwebmaschine | |
NL8503439A (nl) | Apparaat om een inslagdraad aan een hoofdblazer toe te voeren bij weefmachines. | |
EP0683256A1 (en) | Weft cutter for air loom | |
NL8600713A (nl) | Werkwijze voor de sturing van bijblazers bij het inbrengen van een inslagdraad, bij weefmachines; en inrichting hiertoe aangewend. | |
BE1016639A6 (nl) | Werkwijze voor het inbrengen van inslagdraden. | |
BE1002532A4 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines. | |
BE1003244A3 (nl) | Werkwijze voor het toevoeren van inslagdraden aan de gaap van een weefmachine en inrichting die deze werkwijze toepast. | |
EP0134377A1 (de) | Vorrichtung zum Einschlagen der Schussfadenenden bei einer Webmachine | |
US4494577A (en) | Weft inserting device for jet looms | |
US5423355A (en) | Method and apparatus for limiting stresses in weft yarn advancing towards a weft insertion mechanism | |
EP0297040B1 (de) | Verfahren zum Eintragen von Schussfäden in eine pneumatische Mehrfarben-Webmaschine und Webmaschine zur Durchführung des Verfahrens | |
EP0290383B1 (de) | Anordnung zum Bergen eines defekten Schussfadens aus dem Webfach für Webmaschinen | |
BE1003689A3 (nl) | Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast. | |
JP4805580B2 (ja) | 緯糸をストレッチする装置および方法 | |
BE1004738A6 (nl) | Werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Owner name: PICANOL N.V. Effective date: 19950531 |