<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines. Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines.
Het is bekend dat bij luchtweefmachines de inslagdraden aan de ingang van de gaap worden toegevoerd door middel van één of meer blazers, zoals een hoofdblazer en eventueel een hulphoofdblazer. De blaaslucht wordt hierbij aan deze blazers toegevoerd via een voedingsleiding die is aangesloten op een kompressor, een drukregelaar, een buffervat waarvan de druk geregeld wordt door middel van de voornoemde drukregelaar, een elektromagnetische klep om de blaaslucht aan de blazer toe te voeren en een toevoerleiding tussen de elektromagnetische klep en de blazer.
Het gebruik van deze bekende inrichting heeft als nadelen dat de drukopbouw in de hoofdblazer zeer bruusk
<Desc/Clms Page number 2>
gebeurt na het openen van de elektromagnetische klep, waardoor de inslagdraden soms stuk worden geblazen, en dat de drukafbouw na het sluiten van de elektromagnetische klep onkontroleerbaar is, waardoor de inslagdraden soms ongunstig worden belast en breken.
De huidige'uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het inbrengen van inslagdraad die de voornoemde nadelen niet vertonen.
Meer speciaal nog heeft de uitvinding een werkwijze en een inrichting tot doel die het mogelijk maken dat de drukopbouw en drukafbouw op een gekontroleerde wijze kunnen worden gerealiseerd.
Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines, waarbij de inslagdraad in de gaap wordt gebracht door middel van minstens één blazer, daardoor gekenmerkt dat de blazer met perslucht wordt gevoed via minstens drie parallel geschakelde kleppen die elk afzonderlijk door een stuureenheid worden bevolen.
Bij voorkeur wordt hierbij gebruik gemaakt van kleppen met een doortocht die een fraktie is van de doortocht van de toevoerleiding naar de blazer. Bij voorkeur wordt
<Desc/Clms Page number 3>
een parallelschakeling van minimum vijf en maximum twaalf kleppen aangewend waarbij de totale doortocht van deze kleppen de doortocht van de toevoerleiding naar de blazer benadert.
Doordat de doortocht van elke klep slechts een fraktie van de totale doortocht bedraagt, kunnen zeer lichte en kleine kleppen worden aangewend met korte responsietijden, hetgeen voordelig is bij snellopende weefmachines.
Doordat de blazer of blazers door middel van meerdere kleppen worden gestuurd kan in een optimale luchttoevoer worden voorzien, waarbij-met zeer korte responsietijden kan worden gewerkt.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de verschillende kleppen bij het begin van de insertie opeenvolgend geopend. Dit biedt het voordeel dat bij het begin van de insertie een specifieke luchttoevoer kan worden gerealiseerd die toelaat dat de inslagdraad minder wordt beschadigd.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de kleppen bij het einde van de insertie opeenvolgend gesloten. Dit biedt het voordeel
<Desc/Clms Page number 4>
dat de inslagdraad gunstig wordt belast waardoor ook minder draadbreuken voorkomen.
Tevens laat de werkwijze volgens de uitvinding toe dat in de optimale toevoer van blaaslucht kan worden voorzien ook op elk ander ogenblik van de insertie, evenals tijdens het lossnijden van de hoeveelheid ingebrachte inslagdraad, voor en na de insertie om het draadeinde van de inslagdraad in de blazer gestrekt te houden, en'tijdens het bedraden van de blazer.
Doordat de luchttoevoer stuurbaar is ontstaat het voordeel dat gebruik kan worden gemaakt van een konstante druk in het buffervat. Tot op heden was het bekend dat deze druk werd ingesteld in funktie van het type te weven draad. Volgens de huidige uitvinding kan het buffervat met een konstante druk worden gevoed, waarbij de juiste luchttoevoer in de blazer dan wordt ingesteld door middel van de optimale inschakeling van minder of meer kleppen.
De huidige uitvinding biedt eveneens het voordeel dat, wanneer met meerdere hoofdblazers en met verschillende inslagdraden wordt geweven, één gemeenschappelijk buffervat kan worden aangewend om de verschillende hoofdblazers met perslucht te voeden. Dit is zeer
<Desc/Clms Page number 5>
kostenbesparend, daar niet alleen minder buffervaten, maar ook minder drukregelaars vereist zijn.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting om de voornoemde werkwijze te realiseren.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 schematisch de inschakeling van de verschillende kleppen weergeeft ; figuur 3 het verloop van de luchttoevoer in de blazers uit figuur 1 weergeeft.
In figuur 1 is schematisch een inrichting voor het inbrengen van inslagdraad 1 in de gaap 2 van een weefmachine weergegeven, waarbij de inslagdraad 1 vanaf een voorraadspoel 3 langs een voorafwikkelaar 4 naar de blazers, in dit geval een hoofdblazer 5 en een hulphoofdblazer 6, wordt geleid.
<Desc/Clms Page number 6>
In figuur 1 is tevens de lade 7 met het riet 8 afgebeeld.
Zoals bekend worden de blazers 5 en 6 met perslucht gevoed door middel van een persluchtbron 9. De blazers 5 en 6 zijn op de persluchtbron 9 aangesloten via een voedingsleiding 10, een drukregelaar 11, een buffervat 12 en een toevoerleiding 13 waarin een afsluitelement 14 is aangebracht.
Tijdens het weven wordt de inslagdraad 1 door middel van een blokkeerelement 15 intermitterend vrijgelaten aan de voorafwikkelaar 4, zodanig dat steeds een welbepaalde lengte aan''inslagdraad l in de gaap 2 wordt gebracht.
Tij dens de insertie worden de blazers 5 en 6 ingeschakeld door het afsluitelement 14 te bevelen.
Nadat een lengte inslagdraad 1 in de gaap 2 is gebracht, wordt deze losgesneden door middel van een inslagschaar 16. Het gevormde uiteinde 17 van de losgesneden inslagdraad 1 wordt in de hoofdblazer 5 gestrekt gehouden door hierin permanent een zwakke luchtstroom te kregen via een toevoerleiding 18 waarin een drukregelaar 19 en een smoorkraan 20 zijn aangebracht.
<Desc/Clms Page number 7>
Het blokkeerelement 15, de inslagschaar 16 en het afsluitelement 14 worden bevolen door middel van een stuureenheid 21.
De uitvinding bestaat erin dat minstens één van de blazers 5 of 6 met perslucht wordt gevoed via minstens drie afzonderlijk inschakelbare kleppen die in funktie van de insertie worden gestuurd. Hiertoe bestaat het afsluitelement 14 uit een reeks parallel geschakelde kleppen 22-30 die elk door middel van de stuureenheid 21 worden bevolen, met andere woorden een aantal kleppen 22-30 waarvan de ingangen, respektievelijk de uitgangen met elkaar in verbinding staan.
Bij voorkeur bedraagt het aantal kleppen minimum vijf en maximum twaalf. In het weergegeven voorbeeld zijn negen kleppen 22-30 weergegeven.
De doortocht van elke klep 22-30 is slechts een fraktie van de doortocht van de toevoerleiding 13, waardoor per klep slechts in een fraktie van de mogelijk toe te voeren blaaslucht aan de blazer 5 en/of 6 kan voorzien worden. De totale doortocht van alle kleppen 22-30 samen benadert bij voorkeur de doortocht van de toevoerleiding 13.
<Desc/Clms Page number 8>
Zoals weergegeven in figuur 2 worden volgens de uitvinding de kleppen 22-30 bij voorkeur opeenvolgend geopend zodat de gewenste luchttoevoer wordt bekomen bij het begin van de insertie. Het begin van de insertie is hierbij weergegeven als periode Tl en het openen van het blokkeerelement 15 als ogenblik S.
Analoog kan volgens de uitvinding een gewenste luchttoevoer worden gerealiseerd door de kleppen 22-30 opeenvolgend te sluiten bij het einde van de insertie, waardoor de inslagdraad 1 tijdens de afremming gedurende het einde van de insertie gunstiger wordt belast. Het einde van de insertie is hierbij weergegeven als periode T2 en het sluiten van het blokkeerelement 15 als ogenblik E.
Volgens de uitvinding kunnen ook een aantal kleppen intermitterend geopend en gesloten worden tijdens de insertie van de inslagdraad 1. In figuur 2 zijn dit de kleppen 27 en 28. Dit biedt het voordeel dat tijdens de insertie van de inslagdraad 1 in de gaap 2 elk gewenst verloop van de luchttoevoer in de blazer 5 en/of 6 kan worden bekomen door de inschakelduur van deze kleppen te wijzigen.
<Desc/Clms Page number 9>
Volgens de uitvinding kunnen tijdens het bekrachtigen van de inslagschaar 16 enkele van de kleppen 22-30 geopend worden. Hierdoor wordt het elastisch terugveren van het uiteinde 17 bij het lossnijden van de ingebrachte hoeveelheid inslagdraad 1 vermeden. Volgens figuur 2 worden hiertoe de kleppen 22-25 gedurende een korte periode T3 ingeschakeld.
Volgens de huidige uitvinding kan, om het uiteinde 17 gestrekt te houden in de blazer 5, in de plaats van gebruik te maken van de toevoerleiding 18, ook gebruik worden gemaakt van het afsluitelement 14, waarbij om een zwakke luchtstroom te bekomen één klep of enkele van de kleppen 22-30 permanent geopend blijven. Zoals in streeplijn in figuur 2 is aangeduid kan hiertoe bijvoorbeeld de klep 24 permanent ingeschakeld blijven.
Volgens een variante kan bijvoorbeeld de klep 24 intermitterend geopend worden met een bepaalde frekwentie zodat een gewenste luchttoevoer in de blazers 5 en/of 6 bekomen wordt.
Volgens nog een kenmerk van de uitvinding wordt de luchttoevoer in de blazer 5 en/of 6 aangepast in funktie van de beweging van de inslagdraad 1 in de gaap 2, meer speciaal in funktie van de aankomsttijden van de
<Desc/Clms Page number 10>
inslagdraad. De beweging kan gekontroleerd worden door middel van de inslagwachter 31 of de wikkelsensor 32.
Figuur 3 geeft het verloop van de luchttoevoer Q in de blazer 5 en/of 6 weer in funktie van de tijd t in het geval dat de kleppen 22-30 worden bevolen zoals weergegeven in figuur 2.
Doordat de luchttoevoer Q in de blazer 5 en/of 6 kan worden gestuurd, kan gebruik worden gemaakt van een buffervat 12 waarin steeds een konstante druk heerst. Het volstaat hierbij dat de drukregelaar 11 slechts in
EMI10.1
één regeldruk voorziet. Bij het weven met een ander type inslagdraad kan de luchttoevoer immers aangepast worden door het juiste aantal kleppen 22-30 gedurende een bepaalde tijd te openen.
De uitvinding laat ook toe dat wanneer met meerdere blazers verschillende inslagdraden worden ingebracht, alle blazers op hetzelfde buffervat kunnen worden aangesloten. In het voorbeeld van figuur 1 is dit verduidelijkt door middel van de weergegeven blazers 5A en 6A, die door middel van een afsluitelement 14A, dat tevens minstens drie kleppen bezit, aangesloten zijn op de uitgang van het voornoemde buffervat 12.
<Desc/Clms Page number 11>
Volgens nog een kenmerk van de uitvinding worden de blazers 5 en/of 6 tijdens het bedraden bekrachtigd door slechts enkele van de kleppen 22-30 te openen. Hierbij kunnen de kleppen ook meerdere malen bekrachtigd worden.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op de hiervoor beschreven inrichting. Bij voorkeur zijn de kleppen 22-30 ingebouwd in één gemeenschappelijke behuizing 33 met één ingang 34 en één uitgang 35.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslagdraad bij luchtweefmachines kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Method and device for the insertion of weft thread in airjet weaving machines. This invention relates to a method and a device for inserting weft thread into airjet weaving machines.
It is known that in airjet weaving machines the weft threads are fed to the entrance of the shed by means of one or more blowers, such as a main blower and possibly an auxiliary main blower. The blown air is supplied to these blowers via a supply line that is connected to a compressor, a pressure regulator, a buffer vessel whose pressure is controlled by means of the aforementioned pressure regulator, an electromagnetic valve to supply the blower air to the blower and a supply line between the solenoid valve and the blower.
The use of this known device has the drawbacks that the pressure build-up in the main blower is very brusque
<Desc / Clms Page number 2>
happens after opening the solenoid valve, which sometimes blows the weft threads, and the pressure reduction after closing the solenoid valve is uncontrollable, so that the weft threads are sometimes unfavorably loaded and break.
The present invention relates to a method and an apparatus for inserting weft thread which do not have the above-mentioned drawbacks.
More specifically, the object of the invention is a method and an apparatus which make it possible for the pressure build-up and pressure relief to be realized in a controlled manner.
To this end, the invention relates to a method for inserting the weft thread into airjet weaving machines, wherein the weft thread is introduced into the shed by means of at least one blower, characterized in that the blower is supplied with compressed air via at least three valves connected in parallel, each of which is controlled by a control unit be ordered.
Preferably, use is made here of valves with a passage which is a fraction of the passage from the supply line to the blower. Preferably
<Desc / Clms Page number 3>
a parallel connection of a minimum of five and a maximum of twelve valves is used, the total passage of these valves approximating the passage of the supply line to the blower.
Since the passage of each valve is only a fraction of the total passage, very light and small valves can be used with short response times, which is advantageous with fast running weaving machines.
Because the blower or blowers are controlled by multiple valves, an optimal air supply can be provided, while working with very short response times.
According to a preferred embodiment, the different valves are opened successively at the beginning of the insertion. This offers the advantage that a specific air supply can be realized at the beginning of the insertion, which allows the weft thread to be less damaged.
According to another preferred embodiment of the method, the valves are successively closed at the end of the insertion. This offers the advantage
<Desc / Clms Page number 4>
that the weft thread is loaded favorably so that fewer thread breaks also occur.
The method according to the invention also allows the optimum supply of blowing air to be provided also at any other time of the insertion, as well as during the cutting of the quantity of weft thread introduced, before and after the insertion around the thread end of the weft thread in the keep the blower straight, and while wiring the blower.
Because the air supply is controllable, there is the advantage that use can be made of a constant pressure in the buffer tank. Until now it was known that this pressure was set in function of the type of thread to be woven. According to the present invention, the buffer vessel can be supplied with a constant pressure, whereby the correct air supply in the blower is then adjusted by means of the optimum activation of fewer or more valves.
The present invention also offers the advantage that when woven with multiple main blowers and with different weft threads, one common buffer vessel can be used to supply the different main blowers with compressed air. This is very
<Desc / Clms Page number 5>
cost effective, as not only fewer buffer vessels, but also fewer pressure regulators are required.
The invention also relates to a device for realizing the aforementioned method.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, a preferred embodiment is described below, by way of example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a device according to the invention; figure 2 schematically represents the activation of the different valves; figure 3 shows the course of the air supply in the blowers of figure 1.
Figure 1 schematically shows a device for inserting weft thread 1 into the shed 2 of a weaving machine, in which the weft thread 1 is fed from a supply reel 3 past a pre-winder 4 to the blowers, in this case a main blower 5 and an auxiliary main blower 6. led.
<Desc / Clms Page number 6>
Figure 1 also shows the drawer 7 with the reed 8.
As is known, the blowers 5 and 6 are supplied with compressed air by means of a compressed air source 9. The blowers 5 and 6 are connected to the compressed air source 9 via a supply line 10, a pressure regulator 11, a buffer vessel 12 and a supply line 13 in which a shut-off element 14 is fitted.
During weaving, the weft thread 1 is released intermittently to the pre-wrapper 4 by means of a blocking element 15, such that a specific length of weft thread 1 is always introduced into the shed 2.
During the insertion, the blowers 5 and 6 are turned on by commanding the closure element 14.
After a length of weft thread 1 has been introduced into the shed 2, it is cut loose by means of weft scissors 16. The shaped end 17 of the cut weft thread 1 is kept stretched in the main blower 5 by permanently receiving a weak air flow therein via a supply line 18 in which a pressure regulator 19 and a throttle valve 20 are arranged.
<Desc / Clms Page number 7>
The blocking element 15, the weft scissors 16 and the closing element 14 are ordered by means of a control unit 21.
The invention consists in that at least one of the blowers 5 or 6 is supplied with compressed air via at least three separately switchable valves which are controlled in function of the insertion. For this purpose, the closing element 14 consists of a series of valves 22-30 connected in parallel, each of which is ordered by means of the control unit 21, in other words a number of valves 22-30, the inputs and the outputs of which are connected to each other.
The number of valves is preferably at least five and at most twelve. In the example shown, nine valves 22-30 are shown.
The passage of each valve 22-30 is only a fraction of the passage of the supply pipe 13, so that only a fraction of the possible blowing air to be supplied to the blower 5 and / or 6 can be provided per valve. The total passage of all valves 22-30 together preferably approaches the passage of the supply line 13.
<Desc / Clms Page number 8>
As shown in Figure 2, according to the invention, valves 22-30 are preferably opened sequentially so that the desired air supply is obtained at the start of the insertion. The beginning of the insertion is shown here as period T1 and the opening of the blocking element 15 as moment S.
Analogously, according to the invention, a desired air supply can be realized by closing the valves 22-30 successively at the end of the insertion, whereby the weft thread 1 is more favorably loaded during braking during the end of the insertion. The end of the insert is shown here as period T2 and the closing of the blocking element 15 as moment E.
According to the invention, a number of flaps can also be opened and closed intermittently during the insertion of the weft thread 1. In figure 2 these are the flaps 27 and 28. This offers the advantage that during the insertion of the weft thread 1 in the shed 2 any The flow of air supply in blower 5 and / or 6 can be achieved by changing the duty cycle of these valves.
<Desc / Clms Page number 9>
According to the invention, some of the flaps 22-30 can be opened when the weft shears 16 are energized. This prevents elastic spring-back of the end 17 when cutting off the inserted quantity of weft thread 1. According to figure 2, the valves 22-25 are switched on for a short period T3 for this purpose.
According to the present invention, in order to keep the end 17 stretched in the blower 5, instead of using the supply line 18, use can also be made of the closing element 14, in order to obtain a weak air flow one valve or a few of valves 22-30 remain permanently open. As indicated in dashed line in Figure 2, for example, the valve 24 can remain permanently switched on for this purpose.
According to a variant, for example, the valve 24 can be opened intermittently at a certain frequency so that a desired air supply in the blowers 5 and / or 6 is obtained.
According to another feature of the invention, the air supply in the blower 5 and / or 6 is adapted in function of the movement of the weft thread 1 in the shed 2, more particularly in function of the arrival times of the
<Desc / Clms Page number 10>
weft thread. The movement can be controlled by means of the weft guard 31 or the winding sensor 32.
Figure 3 shows the course of the air supply Q in the blower 5 and / or 6 in function of the time t in case the valves 22-30 are ordered as shown in figure 2.
Because the air supply Q can be controlled in blower 5 and / or 6, use can be made of a buffer vessel 12 in which there is always constant pressure. It suffices here that the pressure regulator 11 is only in
EMI10.1
one regulatory burden is anticipated. After all, when weaving with a different type of weft thread, the air supply can be adjusted by opening the correct number of flaps 22-30 for a certain time.
The invention also makes it possible that when several wefts are introduced with several blowers, all blowers can be connected to the same buffer vessel. In the example of figure 1 this is illustrated by means of the blowers 5A and 6A shown, which are connected to the outlet of the aforementioned buffer vessel 12 by means of a closing element 14A, which also has at least three valves.
<Desc / Clms Page number 11>
According to another feature of the invention, the blowers 5 and / or 6 are energized during wiring by opening only some of the valves 22-30. The valves can also be energized several times.
The present invention also relates to the above-described device. Preferably, valves 22-30 are built into one common housing 33 with one inlet 34 and one outlet 35.
The present invention is in no way limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such method and device for inserting weft thread in airjet weaving machines can be realized in different variants without departing from the scope of the invention.