BE1016639A6 - METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES - Google Patents

METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES Download PDF

Info

Publication number
BE1016639A6
BE1016639A6 BE2005/0303A BE200500303A BE1016639A6 BE 1016639 A6 BE1016639 A6 BE 1016639A6 BE 2005/0303 A BE2005/0303 A BE 2005/0303A BE 200500303 A BE200500303 A BE 200500303A BE 1016639 A6 BE1016639 A6 BE 1016639A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
speed
weft thread
weaving machine
irregularity
weft
Prior art date
Application number
BE2005/0303A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2005/0303A priority Critical patent/BE1016639A6/en
Priority to CN2006800210728A priority patent/CN101198733B/en
Priority to DE602006019859T priority patent/DE602006019859D1/en
Priority to PCT/EP2006/005406 priority patent/WO2006133833A1/en
Priority to AT06754173T priority patent/ATE497039T1/en
Priority to EP06754173A priority patent/EP1891257B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1016639A6 publication Critical patent/BE1016639A6/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/342Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means knot detection
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D51/00Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions
    • D03D51/14Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions for reducing speed temporarily

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Yarns And Mechanical Finishing Of Yarns Or Ropes (AREA)

Abstract

Weaving machine and method for introducing a weft thread (2, 3, 4) in a weaving machine, comprising introducing a specific weft thread (2, 3, 4) into a shed (8) at a lower speed than the normal speed for this specific weft thread (2, 3, 4), if a knot or irregularity (39, 41) has been detected in a specific weft thread (2, 3, 4).

Description

Werkwijze voor het inbrengen van inslagdraden.Method for inserting weft threads.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine, meer in het bijzonder bij een grijperweefmachine.The invention relates to a method for introducing a weft thread into a weaving machine, more particularly to a gripper weaving machine.

Grijperweefmachines zijn gekend waarbij meerdere inslagdraden opeenvolgend volgens een bepaald patroon door middel van grijpers in een weefvak worden gebracht. Bij de meeste grijperweefmachines blijft de inslagdraad tussen opeenvolgende inbrengen verbonden met de weefselrand en wordt de inslagdraad bij het begin van een inbreng van de weefselrand geknipt door een inslagschaar. Een dergelijke inslagschaar is onder meer beschreven in US 3621885.Gripper weaving machines are known in which several weft threads are successively introduced into a weaving compartment by means of grippers by means of grippers. In most gripper weaving machines, the weft thread remains connected to the fabric edge between successive insertions and the weft thread is cut at the start of an insertion of the fabric edge by a weft scissors. Such an impact scissors is described, inter alia, in US 3621885.

Een grijperweefmachine bevat meestal een draadwachter om een gebroken inslagdraad vast te stellen, die opgesteld is tussen een draadvoorraad zoals een bobijn en het weefvak. Tevens kan een grijperweefmachine detectiemiddelen bevatten om een onregelmatigheid zoals een knoop, een verdunning, een verdikking en dergelijke in een inslagdraad te detecteren.A gripper weaving machine usually includes a thread guard to determine a broken weft thread, which is arranged between a thread stock such as a bobbin and the weaving pocket. A gripper weaving machine can also contain detection means for detecting an irregularity such as a knot, a thinner, a thickening and the like in a weft thread.

Het is gekend het einde van een bobijn waarvan inslagdraad wordt getrokken, te verbinden of te knopen aan het begin van een reservebobijn en tussen beide bobijnen een bobijnwisselsensor te voorzien om een dergelijke verbinding of knoop te detecteren.It is known to connect or tie the end of a bobbin from which a weft thread is pulled at the start of a spare bobbin and to provide a bobbin change sensor between the two bobbin to detect such a connection or knot.

Het is gekend uit EP 656.437 BI het inbrengen van een bepaalde inslagdraad te onderbreken nadat een knoop in die inslagdraad werd gedetecteerd, zodat een lengte inslagdraad die een knoop bevat niet in het weefvak wordt gebracht. Dit biedt als voordeel dat een weefsel zonder knopen kan vervaardigd worden. De voornoemde werkwijze kan toegepast worden wanneer een bepaald type inslagdraad vanaf meerdere voedingskanalen kan voorzien worden. Bij de voornoemde werkwijze gaat een lengte inslagdraad verloren, hetgeen vooral bij dure garens een nadeel kan zijn. Bij zwakke inslagdraden kan de tussenafstand tussen twee knopen hierbij in de orde van grootte van de lengte inslagdraad zijn, die dient verwijderd te worden. Dit kan voor gevolg hebben dat gedurende lange tijd geen inslagdraad vanaf het betreffende voedingskanaal wordt gevoed. Bovendien is de lengte inslagdraad die verwijderd wordt met de werkwijze volgens EP 656.437 BI meestal aanzienlijk groter dan strikt noodzakelijk om de knoop te verwijderen, daar een veiligheidsmarge in acht dient genomen te worden gezien de positie van de knoop niet exact kan bepaald worden en afhankelijk is van de voorraad inslagdraad op een voorafwikkelaar.It is known from EP 656,437 B1 to interrupt the introduction of a specific weft thread after a knot has been detected in that weft thread, so that a length of weft thread containing a knot is not introduced into the weaving pocket. This offers the advantage that a fabric can be made without knots. The aforementioned method can be applied when a certain type of weft thread can be provided from a plurality of feed channels. With the aforementioned method, a length of weft thread is lost, which can be a disadvantage, especially with expensive yarns. In the case of weak weft threads, the distance between two knots can be of the order of magnitude of the length of the weft thread, which must be removed. This can result in no weft thread being fed from the relevant feed channel for a long time. Moreover, the length of the weft thread that is removed with the method according to EP 656,437 B1 is usually considerably larger than is strictly necessary to remove the knot, since a safety margin must be taken into account since the position of the knot cannot be determined precisely and depends on of the stock weft thread on a pre-winder.

Indien men toelaat dat het weefsel knopen mag bevatten en het inbrengen van een bepaalde inslagdraad nadat een knoop in die inslagdraad werd gedetecteerd niet onderbreekt, ontstaat bij grijperweefmachines en in het bijzonder bij snellopende grijperweefmachines het gevaar dat door het met behulp van een grijper continu trekken op een inslagdraad die een knoop bevat, deze inslagdraad ter hoogte van die knoop zal breken.If it is permitted that the fabric may contain knots and the insertion of a specific weft thread after a knot has been detected in that weft thread is not interrupted, gripper weaving machines and in particular fast-running gripper weaving machines create the danger that continuous pulling on a weft thread containing a knot will break this weft thread at the level of that knot.

De uitvinding heeft als doel het breken van een inslagdraad tijdens het inbrengen van een inslagdraad, meer in het bijzonder tijdens het inbrengen van een inslagdraad door middel van minstens één grijper in een grijperweefmachine te verbeteren.The invention has for its object to improve the breaking of a weft thread during the insertion of a weft thread, more particularly during the insertion of a weft thread by means of at least one gripper in a gripper weaving machine.

Tot dit doel bevat een werkwijze volgens de uitvinding het inbrengen van een bepaalde inslagdraad met een lagere snelheid dan de normale snelheid voor die bepaalde inslagdraad, in geval een knoop of onregelmatigheid in een bepaalde inslagdraad werd gedetecteerd.To this end, a method according to the invention comprises introducing a particular weft thread at a lower speed than the normal speed for that particular weft thread, in case a knot or irregularity was detected in a certain weft thread.

De uitvinding biedt als voordeel dat vermeden wordt dat een knoop of onregelmatigheid in een bepaalde inslagdraad aanleiding geeft tot een draadbreuk en zodoende stops van de weefmachine door draadbreuken vermeden worden. Het aanwezig zijn van knopen of onregelmatigheden in een weefsel vormt bij sommige weefsels geen probleem. Verder vereist de werkwijze niet noodzakelijk extra mechanische of pneumatische middelen om een knoop te verwijderen vooraleer die ingeweven zou worden.The invention has as an advantage that it is avoided that a knot or irregularity in a certain weft thread gives rise to a thread break and thus stops of the weaving machine due to thread breaks are avoided. The presence of knots or irregularities in a fabric is not a problem with some fabrics. Furthermore, the method does not necessarily require additional mechanical or pneumatic means to remove a knot before it would be woven.

De uitvinding is vooral voordelig voor het weven van zwakke inslagdraden die ten gevolge van de voorbereidende processen zoals spinnen, bobineren, twisten en dergelijke reeds een aanzienlijk aantal knopen bevatten. Bij dergelijke inslagdraden zijn meestal de knopen eveneens relatief zwak en kunnen vanaf een bepaalde garenspanning uit elkaar getrokken worden.The invention is particularly advantageous for weaving weak weft threads that already contain a considerable number of knots as a result of the preparatory processes such as spinning, bobbinating, twisting and the like. With such weft threads the knots are usually also relatively weak and can be pulled apart from a certain yarn tension.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het inbrengen van een bepaalde inslagdraad met een lagere snelheid nadat de knoop of onregelmatigheid werd gedetecteerd en vooraleer de knoop of onregelmatigheid wordt ingebracht. Dit laat toe de snelheid pas te verlagen een zekere tijd of een zeker aantal inbrengen na het vaststellen van een knoop of onregelmatigheid.According to a preferred embodiment, a method includes introducing a particular weft thread at a lower speed after the node or irregularity has been detected and before the node or irregularity is introduced. This allows the speed to be lowered only a certain time or a certain number of insertions after establishing a node or irregularity.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het inbrengen van een bepaalde inslagdraad met een lagere snelheid minstens tot het ogenblik dat de knoop of onregelmatigheid is ingebracht. Dit laat toe de snelheid terug te verhogen wanneer een knoop of onregelmatigheid met zekerheid is ingebracht.According to a preferred embodiment, a method comprises introducing a particular weft thread at a lower speed at least until the node or irregularity has been introduced. This makes it possible to increase the speed again when a node or irregularity has been inserted with certainty.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het verlagen van de snelheid van de weefmachine, nadat een knoop of onregelmatigheid in die bepaalde inslagdraad werd gedetecteerd. Deze werkwijze is bijzonder geschikt om toegepast te worden bij een weefmachine waarbij de snelheid van de inslagdraad bepaald wordt door de snelheid van de weefmachine, meer in het bijzonder bij een weefmachine zoals een grijperweefmachine.According to a preferred embodiment, a method includes reducing the speed of the weaving machine after a knot or irregularity has been detected in that particular weft thread. This method is particularly suitable for use with a weaving machine where the speed of the weft thread is determined by the speed of the weaving machine, more particularly with a weaving machine such as a gripper weaving machine.

Volgens een uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het detecteren van een knoop of onregelmatigheid die zich tussen de draadvoorraad en de weefselrand bevindt. Dit kan gebeuren met behulp van detectiemiddelen voor het bepalen van een knoop of onregelmatigheden die een bobijnwisselsensor bevatten die tussen twee bobijnen is opgesteld en die een signaal levert wanneer overgeschakeld wordt van de ene bobijn naar de andere bobijn. Dergelijke detectiemiddelen kunnen ook een draadsensor bevatten die een knoop of onregelmatigheid in een inslagdraad kan detecteren. Een onregelmatigheid kan bestaan uit een knoop, een verdunning, een verdikking en dergelijke. In geval een onregelmatigheid aanwezig is, kan men aannemen dat de lokale treksterkte van de inslagdraad aanzienlijk lager is dan de nominale treksterkte van de inslagdraad, dit betekent de treksterkte wanneer geen onregelmatigheid aanwezig is. Bij sommige inslagdraden bestaan de onregelmatigheden normalerwijze uit knopen.According to an embodiment, a method comprises detecting a knot or irregularity that is located between the wire supply and the fabric edge. This can be done with the aid of detection means for determining a node or irregularities comprising a bobbin change sensor which is arranged between two bobins and which supplies a signal when switching from one bobbin to the other bobbin. Such detection means may also include a thread sensor that can detect a knot or irregularity in a weft thread. An irregularity can consist of a knot, a thinning, a thickening and the like. In case an irregularity is present, it can be assumed that the local tensile strength of the weft thread is considerably lower than the nominal tensile strength of the weft thread, this means the tensile strength when no irregularity is present. With some weft threads, the irregularities normally consist of knots.

De uitvinding betreft tevens een weefmachine, meer in het bijzonder een grijperweefmachine waarbij een werkwijze volgens de uitvinding wordt aangewend, die een aandrijfeenheid, bijvoorbeeld een aandrijfmotor, bevat waarvan de snelheid stuurbaar is.The invention also relates to a weaving machine, more particularly a gripper weaving machine wherein a method according to the invention is used, which comprises a drive unit, for example a drive motor, the speed of which can be controlled.

Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 een grijperweefmachine volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een verloop van de snelheid van de weefmachine in functie van de tijd weergeeft; figuur 3 een verloop van de breukkans van een inslagdraad en de snelheid van de weefmachine in functie van de trekspanning in de inslagdraad weergeeft.In order to more clearly present the features according to the invention, the invention is further elucidated below with reference to drawings with exemplary embodiments, in which: figure 1 shows a gripper weaving machine according to the invention; Figure 2 shows a variation of the speed of the weaving machine as a function of time; Figure 3 shows a change in the chance of breaking a weft thread and the speed of the weaving machine as a function of the tensile stress in the weft thread.

In figuur 1 is een grijperweefmachine weergegeven die een voeding 1 voor de inslagdraden 2, 3 en 4 bevat. De voeding 1 bevat bijvoorbeeld drie voedingskanalen 5, 6 en 7, die bedoeld zijn om tijdens opeenvolgende inbrengen een bepaalde inslagdraad in het weefvak 8 te brengen. Hierbij blijft de inslagdraad van elk voedingskanaal tussen opeenvolgende inbrengen verbonden met de rand 9 en wordt bij het begin van een inbreng van een inslagdraad van een bepaald voedingskanaal van de rand 9 losgemaakt door een schematisch weergeven inslagschaar 10 die bijvoorbeeld aangedreven wordt door de weefmachine. De rand 9 bevindt zich hierbij ter hoogte van de eerste kettingdraad 11. In geval er geweven wordt zonder afval is de rand 9 tevens de weefselrand.Figure 1 shows a gripper weaving machine which contains a feed 1 for the weft threads 2, 3 and 4. The feed 1 comprises, for example, three feed channels 5, 6 and 7, which are intended to introduce a specific weft thread into the weaving section 8 during successive insertion. Hereby, the weft thread of each feed channel remains connected to the edge 9 between successive insertions and, at the start of an insertion of a weft thread of a certain feed channel, is detached from the edge 9 by a schematically represented weft scissors 10 driven, for example, by the weaving machine. The edge 9 is then located at the level of the first warp thread 11. In the case of weaving without waste, the edge 9 is also the fabric edge.

De inslagschaar 10 is opgesteld ter hoogte van de rand 9 en van de aanslaglijn 12 van het weefsel. De inslagschaar 10 is bedoeld om een inslagdraad tijdens het begin van zijn inbreng in het weef vak 8 van de rand 9 los te maken. Daarnaast bevat de weefmachine een stuureenheid 14 die onder meer een draadpresentator 13 stuurt. De draadpresentator 13 staat in om inslagdraden vanaf een bepaald voedingskanaal 5, 6 of 7 aan een grijper, meer in het bijzonder aan de gevergrijper 15 te presenteren. De gevergrijper 15 neemt aldaar de gepresenteerde inslagdraad op, brengt de opgenomen inslagdraad naar het midden van het weefvak 8 en geeft die inslagdraad op gekende wijze over aan een nemergrijper 40 (zoals in figuur 1 in streeplijn weergegeven). De nemergrijper 40 brengt vervolgens op gekende wijze de overgenomen inslagdraad verder naar de overzijde van het weefvak 8.The weft scissors 10 are arranged at the level of the edge 9 and of the stop line 12 of the fabric. The weft scissors 10 are intended to detach a weft thread from the edge 9 during the commencement of its insertion into the weaving pocket 8. In addition, the weaving machine comprises a control unit 14 which, inter alia, controls a wire presenter 13. The wire presenter 13 is responsible for presenting weft threads from a certain feed channel 5, 6 or 7 to a gripper, more particularly to the gripper 15. The gripper 15 picks up the weft thread presented there, brings the picked up weft thread to the center of the weaving section 8 and passes that weft thread in a known manner to a taker gripper 40 (as shown in broken line in Figure 1). The gripper gripper 40 then, in a known manner, further transports the weft thread taken over to the opposite side of the weaving section 8.

De voeding 1 bevat hierbij tevens een draadwachter 16 om gebroken inslagdraden te detecteren, meer in het bijzonder om een gebroken inslagdraad 2, 3 of 4 te detecteren. Het voedingskanaal 5 bevat twee bobijnen 17, 18, het voedingskanaal 6 bevat twee bobijnen 19, 20 en het voedingskanaal 7 bevat twee bobijnen 21, 22. Zoals schematisch aangeduid werd het einde van de in werking zijnde bobijnen 17, 19 en 21 geknoopt aan het begin van een bijhorende reservebobijn 18, 20 of 22. Verder bevat elk voedingskanaal 5, 6 of 7 een bijhorende voorafwikkelaar 23, 24 of 25. Tussen de bobijnen zijn bobijnwisselsensoren 26, 27 en 28 opgesteld om een overgang van de ene naar de andere bobijn vast te stellen. Voor elke voorafwikkelaar 23, 24, 25 is tevens nog een draadsensor 29, 30, 31 opgesteld om een knoop of onregelmatigheid in een inslagdraad te detecteren.The feed 1 here also comprises a thread guard 16 for detecting broken weft threads, more particularly for detecting a broken weft thread 2, 3 or 4. The feed channel 5 contains two coils 17, 18, the feed channel 6 contains two coils 19, 20 and the feed channel 7 contains two coils 21, 22. As schematically indicated, the end of the coils 17, 19 and 21 in operation was tied to the start of an associated spare bobbin 18, 20 or 22. Furthermore, each feed channel 5, 6 or 7 includes an associated pre-winder 23, 24 or 25. Bobbin change sensors 26, 27 and 28 are arranged between the bobbin to make a transition from one bobbin to the other to establish. A thread sensor 29, 30, 31 is also arranged for each pre-winder 23, 24, 25 to detect a knot or irregularity in a weft thread.

De bobijnen zijn vast opgesteld op een bobijnstand 32. Op die bobijnstand 32 worden tevens de voorafwikkelaars bevestigd. Nabij de aanslaglijn 12 van het weefsel 33 is tevens een geleidingsbaar 34 voorzien die bedoeld is om een inslagdraad tussen de rand 9 en een grijper 15 naar de inslagschaar 10 te geleiden. Tevens is een riet 35 weergegeven. De draadpresentator 13 bevat meerdere draadpresentatienaalden 36, 37 en 38 die elk met een draadgeleider zijn voorzien.The bobins are fixedly arranged on a bobbin position 32. The pre-wrappers are also attached to said bobbin position 32. Near the stop line 12 of the fabric 33 there is also provided a guide bar 34 which is intended to guide a weft thread between the edge 9 and a gripper 15 to the weft scissors 10. A cane 35 is also shown. The thread presenter 13 comprises a plurality of thread presentation needles 36, 37 and 38, each provided with a thread guide.

Volgens de uitvinding bevat de grijperweefmachine een stuureenheid 14 die kan samenwerken met detectiemiddelen die bepalen wanneer een knoop of onregelmatigheid zich tussen een bobijn en de rand 9 bevindt, meer in het bijzonder met de bobijnwisselsensoren 26, 27 of 28 en/of met de draadsensoren 29, 30 of 31. De bobijnwisselsensoren 26, 27 en 28 leveren een signaal wanneer overgeschakeld wordt van de ene bobijn naar de andere bobijn, waardoor die signalen ook representatief zijn voor een aldaar aanwezige knoop 39. De draadsensoren 29, 30 of 31 kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van het principe van diktemeting en zijn hierbij in staat een verschillend signaal af te leveren wanneer een knoop 41 of onregelmatigheid in de inslagdraad voorbij de draadsensor komt dan in geval een normale inslagdraad voorbij komt. Dergelijke draadsensor 29, 30 of 31 wordt bij voorkeur toegepast wanneer naast de knopen ontstaan door het knopen van twee bobijnen, zich tevens andere knopen 41 of onregelmatigheden in de aanwezige inslagdraad op de bobijnen bevinden. Dit laatste is vooral het geval bij zwakke inslagdraden.According to the invention, the gripper weaving machine comprises a control unit 14 which can cooperate with detection means which determine when a knot or irregularity is situated between a bobbin and the edge 9, more in particular with the bobbin change sensors 26, 27 or 28 and / or with the wire sensors 29 30 or 31. The bobbin change sensors 26, 27 and 28 provide a signal when switching from one bobbin to the other bobbin, so that those signals are also representative of a node 39 present there. The wire sensors 29, 30 or 31 can, for example, use making the thickness measurement principle and are thereby able to deliver a different signal when a node 41 or irregularity in the weft thread passes the thread sensor than in the case of a normal weft thread. Such a thread sensor 29, 30 or 31 is preferably used when, in addition to the knots caused by the knots of two bobbins, there are also other knots 41 or irregularities in the weft thread present on the bobins. The latter is especially the case with weak weft threads.

Hierbij valt op te merken dat de voornoemde detectiemiddelen bij voorkeur zodanig zijn opgesteld dat de lengte inslagdraad tussen de detectiemiddelen en de rand 9 groter is dan de lengte van een in te brengen inslagdraad. Dit laat toe de knoop of onregelmatigheid te detecteren vooraleer die in het weefvak 8 wordt gebracht. Aangezien een zekere voorraad 42, 43 en 44 met inslagdraad zich op de voorafwikkelaar 5, 6 of 7 bevindt zal steeds voldoende inslaglengte aanwezig zijn wanneer de voornoemde detectiemiddelen voor de voorafwikkelaar zijn opgesteld.It is to be noted here that the aforementioned detection means are preferably arranged such that the length of weft thread between the detection means and the edge 9 is greater than the length of a weft thread to be inserted. This makes it possible to detect the knot or irregularity before it is introduced into the weaving section 8. Since a certain supply of weft threads 42, 43 and 44 is on the pre-winder 5, 6 or 7, sufficient weft length will always be present when the aforementioned detection means are arranged for the pre-winder.

De gevergrijper 15 en de nemergrijper 40 worden door middel van gri jperbanden 50 en 51 op gekende wijze doorheen een door kettingdraden 52 gevormd weefvak 8 getransporteerd. De kettingdraden 52 worden door middel van gekende gaapvormingsmiddelen volgens een patroon op en neer bewogen. De grijperbanden 50 en 51 worden bijvoorbeeld volgens een bepaald bewegingsverloop aangedreven door middel van een grijperaandrijving 53 en 54. Dergelijke grijperaandrijvingen 53 en 54 worden aangedreven door een aandrijfas 55 en zijn onder meer gekend uit EP 077.087 Al en FR 2315558 Al. De aandrijfas 55 wordt synchroon aangedreven door middel van de aandrijfas 56 van de aandrijfmotor 57 van de weefmachine. Hierbij leggen de grijperaandrijfmiddelen 53, 54 een bewegingsverloop aan de grijpers 15, 40 op dat bepaald wordt door de hoekpositie van de aandrijfas 56. Het bewegingsverloop van de ingebrachte inslagdraad wordt hierbij bepaald door het bewegingsverloop van de grijper 15 of 40 die samenwerkt met de inslagdraad.The gripper 15 and the gripper gripper 40 are transported in known manner by means of gripper straps 50 and 51 through a weaving section 8 formed by warp threads 52. The warp threads 52 are moved up and down according to a pattern by known shed forming means. The gripper belts 50 and 51 are driven, for example, according to a specific movement course by means of a gripper drive 53 and 54. Such gripper drives 53 and 54 are driven by a drive shaft 55 and are known from, inter alia, EP 077 087 A1 and FR 2315558 A1. The drive shaft 55 is driven synchronously by means of the drive shaft 56 of the drive motor 57 of the weaving machine. The gripper drive means 53, 54 impose a movement of movement on the grippers 15, 40 which is determined by the angular position of the drive shaft 56. The movement of the inserted weft thread is hereby determined by the movement movement of the gripper 15 or 40 which cooperates with the weft thread .

De weefmachine bevat een aandrijfeenheid 45 waarvan de snelheid stuurbaar is. De aandrijfeenheid 45 bevat een aandri j fmotor 57. Een hoeksensor 58 is voorzien om de hoekpositie van de aandrijfas 56 van de aandrijfmotor 57 te bepalen. Die hoeksensor 58 is verbonden met de stuureenheid 14. Het is duidelijk dat volgens een variante de aandrijfas 55 kan samenvallen met de aandrijfas 56. De aandrij fmotor 57 wordt door middel van de stuureenheid 14 met een bepaald snelheidsverloop gestuurd. Dit kan gebeuren op een wijze zoals beschreven in EP 1.032.867 BI of WO 03/032481. Gedurende een weefcyclus voor het inbrengen van een inslagdraad kan de aandrij fmotor 57 met een bijhorend snelheidsverloop gestuurd worden. Op die manier kan een inslagdraad met een bijhorend snelheidsverloop in een weefvak gebracht worden, dat afhankelijk is van en bepaald wordt door het snelheidsverloop van de aandrijfmotor.The weaving machine comprises a drive unit 45 whose speed is controllable. The drive unit 45 includes a drive motor 57. An angle sensor 58 is provided to determine the angular position of the drive shaft 56 of the drive motor 57. Said angle sensor 58 is connected to the control unit 14. It is clear that, according to a variant, the drive shaft 55 can coincide with the drive shaft 56. The drive motor 57 is controlled by means of the control unit 14 with a determined speed variation. This can be done in a manner as described in EP 1,032,867 BI or WO 03/032481. During a weaving cycle for introducing a weft thread, the drive motor 57 can be controlled with a corresponding speed curve. In this way, a weft thread with a corresponding speed trend can be introduced into a weaving section, which is dependent on and determined by the speed trend of the drive motor.

Verder bevat de weefmachine een ingave-eenheid 46 om gegevens in de stuureenheid 14 in te geven. Die gegevens bevatten het patroon waarmee opeenvolgende inslagdraden 2, 3 of 4 dienen ingebracht te worden en het patroon van de snelheid waarmee de aandrij fmotor 57 voor opeenvolgende inslagdraden dient gestuurd te worden. Hierbij wordt opgemerkt dat zoals later nog verduidelijkt zal worden elk type inslagdraad 2, 3 of 4 tijdens opeenvolgende inbrengen tevens met een verschillende snelheid kan worden ingebracht. Dit laatste door de snelheid van de aandrijfmotor 57 passend te sturen.Furthermore, the weaving machine comprises an input unit 46 for entering data into the control unit 14. This data contains the pattern with which successive weft threads 2, 3 or 4 are to be inserted and the pattern of the speed with which the drive motor 57 for successive weft threads must be controlled. It is noted here that, as will be explained later, any type of weft thread 2, 3 or 4 can also be introduced at a different speed during successive insertion. The latter by appropriately controlling the speed of the drive motor 57.

Bijvoorbeeld wordt met de ingave-eenheid 46 volgend patroon voor het weven ingegeven. De weefmachine zal bijvoorbeeld met volgend patroon door de stuureenheid 14 gestuurd worden.For example, the following weaving pattern is entered with the input unit 46. The weaving machine will, for example, be controlled by the control unit 14 with the following pattern.

Insertie Inslagdraad Toerental wee£machine 1 2 550 toeren/minuut 2 3 500 toeren/minuut 3 4 450 toeren/minuut 4 2 500 toeren/minuut 5 4 450 toeren/minuut 6 3 500 toeren/minuut 7 2 550 toeren/minuut 8 2 550 toeren/minuutInsertion Weft thread Speed machine speed 1 2 550 revolutions / minute 2 3 500 revolutions / minute 3 4 450 revolutions / minute 4 2 500 revolutions / minute 5 4 450 revolutions / minute 6 3 500 revolutions / minute 7 2 550 revolutions / minute 8 2 550 revolutions / minute

Indien de draadsensor 29 bijvoorbeeld een knoop 41 vaststelt en een bijhorend signaal aan de stuureenheid 14 stuurt, zal een werkwijze volgens de uitvinding toegepast worden. Daar de voorafwikkelaar 23 nog een voorraad 42 bevat, dient de stuureenheid 14 niet onmiddellijk te reageren.If the wire sensor 29 determines, for example, a node 41 and sends an associated signal to the control unit 14, a method according to the invention will be applied. Since the pre-winder 23 still contains a supply 42, the control unit 14 does not have to respond immediately.

De werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad bij een weefmachine volgens de uitvinding bevat het inbrengen van een bepaalde inslagdraad met een lagere snelheid dan de normale snelheid voor die bepaalde inslagdraad wanneer een knoop of onregelmatigheid werd gedetecteerd.The method for introducing a weft thread into a weaving machine according to the invention comprises introducing a particular weft thread at a lower speed than the normal speed for that particular weft thread when a knot or irregularity was detected.

In het weergegeven voorbeeld wordt bij de vierde, zevende en achtste insertie de snelheid voor het inbrengen van de inslagdraad 2 verlaagd, bijvoorbeeld door de snelheid van de weefmachine te beperken tot 500 toeren/minuut en op die manier de snelheid van de bijhorende inslagdraad evenredig te beperken. In dit geval wordt de weefmachine bijvoorbeeld met volgend patroon door de stuureenheid 14 gestuurd worden.In the example shown, the speed for inserting the weft thread 2 is reduced with the fourth, seventh and eighth insertions, for example by limiting the speed of the weaving machine to 500 revolutions per minute and in this way proportionally adjusting the speed of the weft thread. limit. In this case the weaving machine is, for example, controlled by the control unit 14 with the following pattern.

Insertie Inslagdraad Toerental weefmachine 1 2 500 toeren/minuut 2 3 500 toeren/minuut 3 4 450 toeren/minuut 4 2 500 toeren/minuut 5 4 450 toeren/minuut 6 3 500 toeren/minuut 7 2 500 toeren/minuut 8 2 500 toeren/minuutInsertion Weft thread Speed of weaving machine 1 2 500 revs / minute 2 3 500 revs / minute 3 4 450 revs / minute 4 2 500 revs / minute 5 4 450 revs / minute 6 3 500 revs / minute 7 2 500 revs / minute 8 2 500 revs / minute

Daar de snelheid waarmee de inslagdraad in een weefvak 8 wordt gebracht evenredig daalt met de verlaagde snelheid van de aandrij fmotor 57, zal tevens de spanning in de inslagdraad dalen. Bij grijperweefmachines is de spanning in de inslagdraad immers rechtstreeks afhankelijk van de snelheid van de weefmachine. Door de snelheid van de weefmachine te laten dalen, is het mogelijk de spanning in de inslagdraad te laten dalen zodat die spanning met zekerheid onder de verwachte sterkte van de knoop blijft. Dit laat toe breuken van inslagdraden door breuken ter hoogte van zwakke knopen of onregelmatigheden te vermijden.Since the speed at which the weft thread is introduced into a weaving section 8 decreases proportionally with the reduced speed of the drive motor 57, the tension in the weft thread will also decrease. With gripper weaving machines, the tension in the weft thread is, after all, directly dependent on the speed of the weaving machine. By lowering the speed of the weaving machine, it is possible to lower the tension in the weft thread so that that tension certainly remains below the expected strength of the knot. This allows breaks of weft threads by avoiding breaks at weak knots or irregularities.

Hierbij wordt opgemerkt dat bij het weergegeven voorbeeld bij de vierde insertie het toerental 500 toeren/minuut voor het inbrengen van de inslagdraad 2 niet wordt verlaagd. Dit toerental wordt niet verlaagd daar dit reeds voor de detectie van de knoop reeds zo laag was. Dit toerental voor de vierde insertie werd laag ingesteld om het verschil in toerental met de vorige en/of de volgende insertie te beperken.It is noted here that in the example shown for the fourth insertion the speed of rotation 500 rpm for insertion of the weft thread 2 is not reduced. This speed is not lowered since it was already so low before the detection of the node. This speed for the fourth insertion was set low to limit the difference in speed with the previous and / or the next insertion.

Indien men volgens een variante kiest om de snelheid voor de inslagdraad 2 te verlagen naar 400 toeren/minuut, dan zal bijvoorbeeld de snelheid voor alle inserties van de inslagdraad 2 verlaagd worden, zoals aangeduid met volgend patroon.If one chooses in accordance with a variant to reduce the speed for the weft thread 2 to 400 revolutions per minute, then for example the speed for all insertions of the weft thread 2 will be lowered, as indicated by the following pattern.

Insertie Inslagdraad Toerental weefmachine 1 2 400 toeren/minuut 2 3 500 toeren/minuut 3 4 450 toeren/minuut 4 2 400 toeren/minuut 5 4 450 toeren/minuut 6 3 500 toeren/minuut 7 2 400 toeren/minuut 8 2 400 toeren/minuutInsertion Weft thread Speed of weaving machine 1 2 400 revolutions / minute 2 3 500 revolutions / minute 3 4 450 revolutions / minute 4 2 400 revolutions / minute 5 4 450 revolutions / minute 6 3 500 revolutions / minute 7 2 400 revolutions / minute 8 2 400 revolutions / minute

In dit laatste geval is het aangewezen om ook het toerental voor het inbrengen van andere inslagdraden te verlagen, bijvoorbeeld om het verschil in toerental tussen twee inserties te beperken, zodat een patroon wordt bekomen waarbij het verschil in snelheid tussen twee opeenvolgende inserties relatief beperkt blijft.In the latter case it is also advisable to lower the speed for inserting other weft threads, for example to limit the difference in speed between two inserts, so that a pattern is obtained in which the difference in speed between two consecutive insertions remains relatively limited.

Insertie Inslagdraad Toerental weefmachine 1 2 400 toeren/minuut 2 3 450 toeren/minuut 3 4 450 toeren/minuut 4 2 400 toeren/minuut 5 4 450 toeren/minuut 6 3 450 toeren/minuut 7 2 400 toeren/minuut 8 2 400 toeren/minuutInsertion Weft thread Speed of weaving machine 1 2 400 turns / minute 2 3 450 turns / minute 3 4 450 turns / minute 4 2 400 turns / minute 5 4 450 turns / minute 6 3 450 turns / minute 7 2 400 turns / minute 8 2 400 turns / minute

Daar er een draadvoorraad 42 aanwezig is, laat de uitvinding toe te wachten om de normale snelheid vl voor het inbrengen van een inslagdraad te verlagen tot de verlaagde snelheid v2. Zoals verduidelijkt in figuur 2, kan dit wachten vanaf het ogenblik tl dat een knoop wordt gedetecteerd tot het ogenblik t2 waarbij de knoop normalerwijze nog niet wordt ingebracht. Het ogenblik t3 stelt het ogenblik voor dat de knoop wordt ingebracht. Vanaf het ogenblik t4 waarbij de knoop met zekerheid werd ingebracht kan men de snelheid terug verhogen van de verlaagde snelheid v2 tot de normale waarde vl. Daar normaal draadvoorraad 42 aanwezig is voor minstens drie en hoogstens vijf inserties van een bepaalde inslagdraad 2, is het bijvoorbeeld mogelijk nog twee inserties te wachten om de snelheid te verlagen. Om zeker te zijn dat de knoop werd ingebracht kan men pas de snelheid verhogen nadat bijvoorbeeld zeven inserties werden ingebracht.Since a thread supply 42 is present, the invention allows to wait to reduce the normal speed v1 for inserting a weft thread to the reduced speed v2. As clarified in Figure 2, this can wait from the moment t1 that a node is detected until the moment t2 at which the node is not normally introduced yet. The moment t3 represents the moment that the node is inserted. From the moment t4 at which the node was introduced with certainty, the speed can be increased again from the reduced speed v2 to the normal value v1. Since normal thread stock 42 is present for at least three and at most five insertions of a given weft thread 2, it is possible, for example, to wait two more insertions to lower the speed. To be sure that the node was inserted, one can only increase the speed after, for example, seven insertions have been entered.

Het is duidelijk dat het detecteren van een knoop in een bepaalde inslagdraad voor gevolg heeft dat bij bepaalde inserties van die inslagdraad de snelheid verlaagd wordt. Die snelheid dient echter niet verlaagd te worden voor alle inserties van die inslagdraad, wanneer de snelheid van voor de detectie van de knoop reeds voldoende laag was. Uiteraard kan een verlagen van de snelheid voor een bepaalde inslagdraad ook voor gevolg hebben dat de snelheid voor een insertie van een andere inslagdraad dient te verlagen om bijvoorbeeld snelheidsvariaties tussen twee opeenvolgende inserties te beperken.It is clear that the detection of a knot in a certain weft thread results in the speed being reduced with certain insertions of that weft thread. However, that speed should not be reduced for all insertions of that weft thread if the speed prior to the detection of the node was already sufficiently low. Of course, lowering the speed for a given weft thread can also cause the speed for an insertion of a different weft thread to decrease, for example, to limit speed variations between two consecutive insertions.

In het weergegeven voorbeeld bevinden de detectiemiddelen 26, 27, 28, 29, 30 en 31 voor het detecteren van een knoop of onregelmatigheid zich tussen een draadvoorraad en de rand 9, meer in het bijzonder tussen de voorafwikkelaar 23, 24 en 25 en een bijhorende bobijn. Dit biedt als voordeel dat het verlagen van de snelheid mogelijk is vooraleer de betreffende inslagdraad zou ingébracht worden.In the example shown, the detection means 26, 27, 28, 29, 30 and 31 for detecting a knot or irregularity are located between a wire supply and the edge 9, more particularly between the pre-winder 23, 24 and 25 and an associated bobbin. This offers the advantage that reducing the speed is possible before the weft thread in question would be introduced.

Door het opeenvolgend volgens een patroon inbrengen van inslagdraden, waarbij elke opeenvolgende inslagdraad met een volgens het patroon bepaalde bijhorende snelheid wordt ingebracht, kan in geval een knoop of onregelmatigheid in een bepaalde inslagdraad wordt gedetecteerd de bijhorende snelheid van minstens één insertie van een bepaalde inslagdraad verlaagd worden, teneinde een breuk van die inslagdraad ter hoogte van de knoop of onregelmatigheid te vermijden. In het weergegeven voorbeeld van een grijperweefmachine wordt de snelheid van de inslagdraad bepaald door de snelheid van de weefmachine, meer in het bijzonder de snelheid van de aandrijfmotor 57. Hierbij wordt het snelheidspatroon van de snelheid van de weefmachine aangepast om de snelheid van de inslagdraad aan te passen.By successively inserting weft threads according to a pattern, wherein each successive weft thread is introduced at a corresponding speed determined according to the pattern, in case a knot or irregularity is detected in a certain weft thread, the corresponding speed of at least one insertion of a certain weft thread can be lowered in order to avoid a break of that weft thread at the level of the knot or irregularity. In the illustrated example of a gripper weaving machine, the speed of the weft thread is determined by the speed of the weaving machine, more particularly the speed of the drive motor 57. Here, the speed pattern of the speed of the weaving machine is adjusted to match the speed of the weft thread to fit.

De weefmachine bevat tevens opslageenheid 47 voor het opslaan van gegevens die verband houden met de snelheid waarmee inslagdraden worden ingebracht, de opeenvolging waarmee inslagdraden worden ingebracht en bijvoorbeeld een voornoemd patroon. De gegevens in de opslageenheid 47 kunnen via de ingave-eenheid 46 ingegeven worden.The weaving machine also includes storage unit 47 for storing data related to the speed at which weft threads are inserted, the sequence with which weft threads are inserted and, for example, a aforementioned pattern. The data in the storage unit 47 can be entered via the input unit 46.

In geval één van de detectiemiddelen 26 tot 31 een signaal naar de stuureenheid 14 stuurt, stuurt de stuureenheid 14 tevens een signaal naar een teller 48 die bijvoorbeeld het aantal inbrengen vanaf een bepaald voedingskanaal 5, 6 of 7 telt. Afhankelijk van het aantal getelde inserties zal de stuurheid 14 zoals voornoemd het patroon aanpassen en de snelheid voor het inbrengen van bepaalde inslagdraden op een gepast ogenblik verlagen en vervolgens terug verhogen. Het aantal inserties is uiteraard afhankelijk van de voorraad 42, 43 of 44.In case one of the detection means 26 to 31 sends a signal to the control unit 14, the control unit 14 also sends a signal to a counter 48 which, for example, counts the number of inputs from a certain supply channel 5, 6 or 7. Depending on the number of counted inserts, the control unit 14 as aforementioned will adjust the pattern and reduce the speed for introducing certain weft threads at an appropriate moment and then increase them again. The number of insertions naturally depends on the stock 42, 43 or 44.

Volgens een variante kan de teller 48 in plaats van het aantal inserties de tijd tellen vanaf een dergelijk signaal. Die nodige tijd is hierbij afhankelijk van de snelheid van de weefmachine en van het patroon. Die tijd kan bepaald worden als de tijd vereist voor het inbrengen van het aantal inserties vanaf een bepaald voedingskanaal. Het voornoemd aantal inserties of de voornoemde tijd kan met een ingave-eenheid 46, bijvoorbeeld een toetsenbord, ingesteld worden.According to a variant, the counter 48 can count the time from such a signal instead of the number of insertions. The necessary time depends on the speed of the weaving machine and the pattern. That time can be determined as the time required for introducing the number of insertions from a particular feed channel. The aforementioned number of insertions or the aforementioned time can be set with an input unit 46, for example a keyboard.

De uitvinding laat toe verder te blijven weven vanaf elk voedingskanaal 5, 6 en 7 zodat de voeding vanaf geen enkel voedingskanaal dient onderbroken te worden. Het opeenvolgend patroon voor het inbrengen van inslagdraden kan zodoende eveneens behouden blijven. Indien echter een draadbreuk wordt vastgesteld, kan uiteraard het betreffende voedingskanaal uitgeschakeld worden en kan indien het type inslagdraad bij meerdere voedingskanalen van hetzelfde type is, verder geweven worden vanaf de overige voedingskanalen op een wijze zoals gekend uit EP 195.469 B2. In dit geval kan de snelheid van het inbrengen van inslagdraden eveneens verlaagd worden om een volgende draadbreuk te vermijden.The invention makes it possible to continue to weave from each feed channel 5, 6 and 7, so that the feed must not be interrupted from any feed channel. The sequential pattern for inserting weft threads can thus also be retained. However, if a wire break is determined, the relevant feed channel can of course be switched off and if the type of weft thread for several feed channels is of the same type, it can be further woven from the other feed channels in a manner as known from EP 195 469 B2. In this case, the speed of inserting weft threads can also be lowered to prevent a subsequent thread break.

In geval de weefmachine gestopt wordt na een draadbreuk in één of meerdere voedingskanalen kan de wever bij het herstellen van de draadbreuken tevens de knoop of onregelmatigheid uit het uitgeschakelde voedingskanaal verwijderen en met de ingave-eenheid 46 de werkwijze volgens de uitvinding stopzetten. Hierdoor kan na de start van de weefmachine het voedingskanaal waarin de knoop of onregelmatigheid aanwezig was onmiddellijk terug in werking worden gesteld en/of kan onmiddellijk met normale snelheid geweven worden.If the weaving machine is stopped after a wire break in one or more feed channels, the weaver can also remove the knot or irregularity from the switched off feed channel when the wire breaks are repaired and stop the method according to the invention with the input unit 46. As a result, after the start of the weaving machine, the feed channel in which the knot or irregularity was present can immediately be put back into operation and / or can be woven immediately at normal speed.

De werkwijze volgens de uitvinding kan uiteraard ook uitgeschakeld worden met behulp van ingave-eenheid 46, bijvoorbeeld in geval men inslagdraden weeft waarbij de knopen geen aanleiding geven tot draadbreuken. De teller 48 kan tevens aangewend worden om het aantal knopen of onregelmatigheden te registreren of te tellen. Verder kan de stuureenheid 14 eveneens verbonden worden met een weergave-eenheid of display 49.The method according to the invention can of course also be switched off with the aid of input unit 46, for example in the case of weft wefts where the knots do not give rise to thread breaks. The counter 48 can also be used to register or count the number of nodes or irregularities. Furthermore, the control unit 14 can also be connected to a display unit or display 49.

Het is duidelijk dat de werkwijze volgens de uitvinding kan toegepast worden bij een weefmachine met eender welk aantal voedingskanalen. Volgens een variante kunnen de voorafwikkelaars 23, 24 en 25 voorzien worden van een gekende windingsdetector met behulp waarvan het aantal windingen op een respectievelijke voorafwikkelaar 23, 24 en 25 bij benadering kan bepaald worden. Op basis van dit aantal windingen kan de stuureenheid 14 het aantal inserties bepalen wanneer de snelheid dient verlaagd te worden en wanneer de snelheid terug kan verhoogd worden. Dit laat toe meer nauwkeurig te bepalen wanneer een knoop of onregelmatigheid in het weefvak 8 zal ingebracht worden en op die manier de tijd of het aantal inserties aan verlaagde snelheid te beperken.It is clear that the method according to the invention can be applied to a weaving machine with any number of feed channels. According to a variant, the pre-wrappers 23, 24 and 25 can be provided with a known winding detector with the aid of which the number of windings on a respective pre-winder 23, 24 and 25 can be determined approximately. On the basis of this number of turns, the control unit 14 can determine the number of insertions when the speed is to be lowered and when the speed can be increased again. This makes it possible to determine more precisely when a knot or irregularity will be introduced into the weaving section 8 and in this way to limit the time or the number of insertions at a reduced speed.

De snelheid hoeft niet alleen verlaagd te worden voor een bepaalde inslagdraad met knopen, maar kan eveneens verlaagd worden voor alle andere inslagdraden die geen knopen bevatten. Uiteraard zal steeds gestreefd worden te weven met zo hoog mogelijke snelheid. Het is immers voordelig zo lang mogelijk met normale snelheid inslagdraad in te brengen, als zo vroeg mogelijk terug met normale snelheid inslagdraad in te brengen.The speed does not only have to be lowered for a certain weft thread with knots, but can also be lowered for all other weft threads that do not contain knots. Naturally, the aim will always be to weave at the highest possible speed. After all, it is advantageous to introduce weft thread as long as possible with normal speed, and to insert weft thread as soon as possible back with normal speed.

Het is duidelijk dat de detectiemiddelen niet beperkt zijn tot de weergegeven detectiemiddelen. Eveneens kunnen dergelijke detectiemiddelen voor het detecteren van knopen of onregelmatigheden voorzien worden aan de uitgang of zelfs na de voorafwikkelaar. In dit geval geniet het de voorkeur onmiddellijk na de detectie van de knoop en zodoende tijdens het inbrengen van die inslagdraad de snelheid onmiddellijk te verlagen. Dit laat toe de kans van een draadbreuk als gevolg van een knoop te verkleinen door de snelheid van het inbrengen van een inslagdraad te verlagen. Indien de knoop te laat gedetecteerd zou worden en zodoende door de gevergrijper 15 reeds gedeeltelijk ingebracht zou zijn, is het toch voordelig tijdens dit inbrengen de snelheid te verlagen. Hierdoor kan bijvoorbeeld nog voorkomen worden dat de inslagdraad door de beweging van de nemergrijper 40 zou breken als gevolg van een knoop of onregelmatigheid.It is clear that the detection means are not limited to the detection means shown. Such detection means for detecting knots or irregularities can also be provided at the exit or even after the pre-winder. In this case, it is preferable to reduce the speed immediately after the detection of the knot and thus during the introduction of that weft thread. This makes it possible to reduce the chance of a thread break as a result of a knot by reducing the speed of inserting a weft thread. If the node was detected too late and thus had already been partially introduced by the gripper 15, it is nevertheless advantageous to reduce the speed during this insertion. As a result, for example, it can still be prevented that the weft thread would break due to the movement of the gripper gripper 40 as a result of a knot or irregularity.

Hoewel de werkwijze bijzonder geschikt is om toegepast te worden bij grijperweefmachines, waarbij de snelheid van de weefmachine bepalend is voor de snelheid van inbrengen van de inslagdraden, kan de uitvinding ook bij andere types weefmachines aangewend worden. Bijvoorbeeld kan de uitvinding aangewend worden bij luchtweefmachines, waarbij dan niet alleen de snelheid van de weefmachine verlaagd wordt, maar tevens bijvoorbeeld de druk van de perslucht verlaagd of gesmoord wordt teneinde te bekomen dat de inslagdraad trager doorheen het weefvak wordt bewogen. Hoewel de uitvinding bijzonder geschikt is om aangewend te worden bij grijperweefmachines, is de uitvinding uiteraard ook toepasbaar bij grijperschietspoelweefmachines, projectielweefmachines, waterstraalweefmachines, meerfazige weefmachines en andere types weefmachines.Although the method is particularly suitable for use with gripper weaving machines, where the speed of the weaving machine determines the speed of insertion of the weft threads, the invention can also be applied to other types of weaving machines. For example, the invention can be applied to air-weaving machines, in which then not only the speed of the weaving machine is reduced, but also, for example, the pressure of the compressed air is lowered or throttled in order to ensure that the weft thread is moved more slowly through the weaving section. Although the invention is particularly suitable for use in rapier weaving machines, the invention is of course also applicable to rapier shot reel weaving machines, projectile weaving machines, water jet weaving machines, multi-phase weaving machines and other types of weaving machines.

Indien tijdens het weven met verlaagde snelheid nog een knoop in eenzelfde voedingskanaal wordt vastgesteld, kan men verder weven met lagere snelheid tot eveneens de volgende knoop met zekerheid wordt ingeweven. Indien tijdens het weven met verlaagde snelheid tevens een knoop in een ander voedingskanaal wordt vastgesteld, wordt eveneens de snelheid van een inslagdraad van dit ander voedingskanaal volgens de uitvinding aangepast en kan de snelheid van de inslagdraden van de andere voedingskanalen eveneens aangepast worden. In geval van twee of meer draadbreuken gedetecteerd werden, kan men bijvoorbeeld volgens volgend patroon weven.If during knotting at a reduced speed another knot is found in the same feed channel, it is possible to continue weaving at a lower speed until the next knot is also woven with certainty. If, during weaving at a reduced speed, a knot is also established in another feed channel, the speed of a weft thread of this other feed channel according to the invention is also adjusted and the speed of the weft threads of the other feed channels can also be adjusted. In the case of two or more thread breaks being detected, one can for instance weave according to the following pattern.

Insertie Inslagdraad Toerental weefmachine 1 2 400 toeren/minuut 2 3 400 toeren/minuut 3 4 400 toeren/minuut 4 2 400 toeren/minuut 5 4 400 toeren/minuut 6 3 400 toeren/minuut 7 2 400 toeren/minuut 8 2 400 toeren/minuutInsertion Weft thread Speed of weaving machine 1 2 400 turns / minute 2 3 400 turns / minute 3 4 400 turns / minute 4 2 400 turns / minute 5 4 400 turns / minute 6 3 400 turns / minute 7 2 400 turns / minute 8 2 400 turns / minute

Op die manier kunnen alle mogelijke snelheden voor eender welke inslagdraad van een voedingskanaal in de opslageenheid 47 opgeslagen worden en dit in functie van het voedingskanaal en/of de voedingskanalen waar een knoop of onregelmatigheid werd vastgesteld. Die opgeslagen gegevens kunnen verband houden met de snelheid waarmee inslagdraden worden ingebracht en kunnen afhankelijk zijn van de en/of het aantal voedingskanalen waarin knopen of onregelmatigheden werden gedetecteerd.In this way, all possible speeds for any weft thread of a feed channel can be stored in the storage unit 47 and this as a function of the feed channel and / or the feed channels where a knot or irregularity was found. That stored data may be related to the speed at which weft threads are inserted and may depend on the and / or the number of feed channels in which nodes or irregularities were detected.

Het is duidelijk dat met een onregelmatigheid eender welke onregelmatigheid in een inslagdraad wordt bedoeld, bijvoorbeeld een verdunning, een verdikking, een nop, een prop, een knoop, een splitslas of eender welke andere onregelmatigheid. Indien in de voornoemde beschrijving de term knoop werd aangewend, is het duidelijk dat elke vermelding in verband met knoop eveneens voor elke andere onregelmatigheid geldt. Dit betekent dat de term knoop overal in de beschrijving door de term onregelmatigheid kan vervangen worden en dat dit eveneens deel uitmaakt van de beschrijving van deze octrooiaanvraag.It is clear that an irregularity is understood to mean any irregularity in a weft thread, for example a thinner, a thickening, a stud, a plug, a knot, a splice or any other irregularity. If the term "node" is used in the aforementioned description, it is clear that every mention related to node also applies to any other irregularity. This means that the term node can be replaced anywhere in the description by the term irregularity and that this is also part of the description of this patent application.

De uitvinding laat toe draadbreuken ten gevolge van knopen te vermijden door gedurende de periode nadat een knoop werd gedetecteerd verder te weven met lagere snelheid tot de knoop hoogstwaarschijnlijk ingeweven werd, en vervolgens de snelheid terug te verhogen tot de oorspronkelijke waarde. Door het weven met lagere snelheid verlaagt ook de spanning in de inslagdraad waardoor de kans op een draadbreuk, in het bijzonder een draadbreuk ter hoogte van een zwakke knoop vermeden kan worden.The invention makes it possible to avoid thread breaks due to knots by further weaving at a lower speed during the period after a knot was detected until the knot was most likely woven, and then increasing the speed back to the original value. By weaving at a lower speed, the tension in the weft thread also decreases, so that the risk of a thread break, in particular a thread break at the level of a weak knot, can be avoided.

Het is duidelijk dat de beschreven snelheden van de weefmachine alleen bij wijze van voorbeeld zijn. De normale snelheid kan uiteraard 700, 800, 900, 1000, 1100 of zelfs 1200 toeren/minuut zijn, terwijl een bijhorende respectievelijke verlaagde snelheid tussen 300 en 800 toeren/minuut kan liggen. De verlaagde snelheid kan bijvoorbeeld 100 tot 400 toeren/minuut lager zijn dan de normale snelheid, met andere woorden de verlaagde snelheid is beduidend lager dan de normale snelheid. Deze verlaagde snelheid kan zowel absoluut als relatief bepaald worden, met andere woorden een bepaalde vermindering in toerental of een relatieve of procentuele vermindering in toerental, bijvoorbeeld een snelheid die ongeveer 25% lager is dan de normale snelheid.It is clear that the described speeds of the weaving machine are only exemplary. The normal speed can of course be 700, 800, 900, 1000, 1100 or even 1200 revolutions / minute, while a corresponding respective reduced speed can be between 300 and 800 revolutions / minute. For example, the reduced speed may be 100 to 400 revolutions / minute lower than the normal speed, in other words the reduced speed is significantly lower than the normal speed. This reduced speed can be determined both absolutely and relatively, in other words a certain reduction in speed or a relative or percentage reduction in speed, for example a speed that is approximately 25% lower than the normal speed.

In figuur 3 wordt met verloop 60 de breukkans "f" van een inslagdraad weergegeven in functie van de trekspanning "T" die bijvoorbeeld in cN wordt uitgedrukt. Bij een waarde tA treedt gemiddeld een draadbreuk op, terwijl bij een waarde lager dan tB de kans op een draadbreuk gering is. Die waarde tB is een trekspanning die bereikt kan worden bij een toerental "v" van de weef machine van bijvoorbeeld 700 toeren/minuut. Indien de inslagdraad een knoop 41 bevat heeft de breukkans bij het weergegeven voorbeeld een verloop 61 met een gemiddelde breukwaarde tC en een waarde tD waaronder de kans op een draadbreuk gering is. Die waarde tD is hierbij representatief voor een toerental van bijvoorbeeld 475 toeren/minuut. Dus zonder knoop 41 kan men probleemloos 700 toeren/minuut weven of weven met normale snelheid, terwijl bij een aanwezige knoop men slechts probleemloos 450 toeren/minuut kan weven of weven met lagere snelheid. Bij een grijperweefmachine verloopt het verloop 62 voor de trekspanning in de inslagdraad in functie van het bijhorende toerental nagenoeg lineair.In FIG. 3, the fracture probability "f" of a weft thread is represented with the gradient 60 as a function of the tensile stress "T" which is expressed, for example, in cN. With a value tA an average wire break occurs, while with a value lower than tB the chance of a wire break is small. That value tB is a tensile stress that can be achieved at a speed "v" of the weaving machine of, for example, 700 revolutions / minute. If the weft thread contains a knot 41, the risk of breakage in the example shown has a gradient 61 with an average break value tC and a value tD below which the chance of a thread break is small. That value tD is hereby representative of a speed of, for example, 475 revolutions / minute. Thus, without node 41, one can effortlessly weave or weave at 700 revolutions / minute at normal speed, while with a knot present one can only weave or weave at least 450 revolutions / minute at a lower speed. In a gripper weaving machine, the gradient 62 for the tensile stress in the weft thread is substantially linear as a function of the associated speed.

De werkwijze en weefmachine volgens de uitvinding beperken zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding in verschillende varianten en combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen worden verwezenlijkt.The method and weaving machine according to the invention are of course not limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but can be realized within the scope of the invention in various variants and combinations of the embodiments shown.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het inbrengen van een inslagdraad (2.3.4) bij een weef machine, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het inbrengen in een weefvak (8) bevat van een bepaalde inslagdraad (2,3,4) met een lagere snelheid dan de normale snelheid voor die bepaalde inslagdraad (2,3,4), in geval een knoop of onregelmatigheid (39,41) in een bepaalde inslagdraad (2,3,4) werd gedetecteerd.Method for introducing a weft thread (2.3.4) into a weaving machine, characterized in that the method comprises introducing into a weaving section (8) a specific weft thread (2,3,4) at a speed lower than the normal speed for that particular weft thread (2,3,4), in case a knot or irregularity (39,41) in a certain weft thread (2,3,4) was detected. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het inbrengen bevat van een bepaalde inslagdraad (2,3,4) met een lagere snelheid nadat de knoop of onregelmatigheid (39,41) werd gedetecteerd en vooraleer de knoop of onregelmatigheid (39,41) wordt ingebracht.Method according to claim 1, characterized in that the method comprises introducing a specific weft thread (2,3,4) with a lower speed after the node or irregularity (39,41) has been detected and before the node or irregularity (39 , 41) is inserted. 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het inbrengen bevat van een bepaalde inslagdraad (2,3,4) met een lagere snelheid minstens tot het ogenblik dat de knoop of onregelmatigheid (39,41) is ingebracht.Method according to claim 1 or 2, characterized in that the method comprises introducing a specific weft thread (2,3,4) at a lower speed at least until the node or irregularity (39,41) has been introduced. 4. Werkwijze volgens êên van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het verlagen bevat van de snelheid van de weefmachine, nadat een knoop of onregelmatigheid (39,41) in die bepaalde inslagdraad (2.3.4) werd gedetecteerd.Method according to one of Claims 1 to 3, characterized in that the method comprises reducing the speed of the weaving machine after a knot or irregularity (39.41) has been detected in that particular weft thread (2.3.4). 5. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het detecteren bevat van een knoop of onregelmatigheid (39,41) die zich tussen een draadvoorraad (17,18,19,20,21,22) en de rand (9) bevindt.Method according to one of claims 1 to 4, characterized in that the method comprises detecting a knot or irregularity (39.41) located between a wire supply (17.18.19.20.21.22) and the edge (9). 6. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het opeenvolgend volgens een patroon inbrengen van inslagdraden (2,3,4) bevat, waarbij elke opeenvolgende inslagdraad (2,3,4) met een volgens het patroon bepaalde bijhorende snelheid wordt ingebracht, waarbij in geval een knoop of onregelmatigheid (39,41) in een bepaalde inslagdraad (2,3,4) wordt gedetecteerd de bijhorende snelheid van minstens één insertie van een bepaalde inslagdraad (2,3,4) wordt verlaagd.Method according to one of Claims 1 to 5, characterized in that the method comprises successively inserting weft threads (2,3,4) according to a pattern, each successive weft thread (2,3,4) having a pattern according to the pattern certain associated speed is introduced, wherein in the event of a knot or irregularity (39.41) being detected in a certain weft thread (2,3,4) the corresponding speed of at least one insertion of a certain weft thread (2,3,4) is detected reduced. 7. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het opslaan bevat van meerdere patronen voor het inbrengen van inslagdraden (2,3,4) die gegevens bevatten die verband houden met de snelheid waarmee inslagdraden (2,3,4) worden ingebracht en die afhankelijk zijn van de voedingskanalen (5,6,7) waarin knopen of onregelmatigheden (39,41) gedetecteerd werden.Method according to one of claims 1 to 6, characterized in that the method comprises storing multiple patterns for inserting weft threads (2, 3, 4) containing data related to the speed with which weft threads (2, 3) 4) are introduced and which depend on the feed channels (5,6,7) in which nodes or irregularities (39,41) were detected. 8. Weefmachine voor het toepassen van een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een aandrijf eenheid (45) bevat waarvan de snelheid stuurbaar is.Weaving machine for applying a method according to one of claims 1 to 7, characterized in that the weaving machine comprises a drive unit (45) whose speed is controllable. 9. Weefmachine volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een weefmachine is waarbij de snelheid van een inslagdraad (2,3,4) bepaald wordt door de snelheid van de weefmachine, meer in het bijzonder een grijperweefmachine is.The weaving machine according to claim 8, characterized in that the weaving machine is a weaving machine wherein the speed of a weft thread (2,3,4) is determined by the speed of the weaving machine, more particularly a gripper weaving machine. 10. Weefmachine volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een opslageenheid (47) bevat voor het opslaan van gegevens die verband houden met de snelheid waarmee inslagdraden (2,3,4) worden ingebracht en die afhankelijk zijn van de voedingskanalen (5,6,7) waarin knopen of onregelmatigheden (39,41) gedetecteerd werden.The weaving machine according to claim 8 or 9, characterized in that the weaving machine comprises a storage unit (47) for storing data related to the speed at which weft threads (2,3,4) are inserted and which depend on the feed channels ( 5,6,7) in which nodes or irregularities (39,41) were detected.
BE2005/0303A 2005-06-15 2005-06-15 METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES BE1016639A6 (en)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0303A BE1016639A6 (en) 2005-06-15 2005-06-15 METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES
CN2006800210728A CN101198733B (en) 2005-06-15 2006-06-07 Method for introducing weft threads
DE602006019859T DE602006019859D1 (en) 2005-06-15 2006-06-07 Method for introducing weft threads and weaving machine for carrying out this method
PCT/EP2006/005406 WO2006133833A1 (en) 2005-06-15 2006-06-07 Method for introducing weft threads
AT06754173T ATE497039T1 (en) 2005-06-15 2006-06-07 METHOD FOR INSERTING WEFT THREADS AND WEAVING MACHINE FOR PERFORMING SUCH METHOD
EP06754173A EP1891257B1 (en) 2005-06-15 2006-06-07 Method for introducing weft threads and weaving machine for applying this method

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200500303 2005-06-15
BE2005/0303A BE1016639A6 (en) 2005-06-15 2005-06-15 METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016639A6 true BE1016639A6 (en) 2007-03-06

Family

ID=36950604

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2005/0303A BE1016639A6 (en) 2005-06-15 2005-06-15 METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP1891257B1 (en)
CN (1) CN101198733B (en)
AT (1) ATE497039T1 (en)
BE (1) BE1016639A6 (en)
DE (1) DE602006019859D1 (en)
WO (1) WO2006133833A1 (en)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2157218A1 (en) * 2008-08-18 2010-02-24 ITEMA (Switzerland) Ltd. Method and device for operating a loom
EP2175058B1 (en) * 2008-10-10 2011-08-03 Gebrüder Loepfe AG Loom with yarn quality sensor
JP5901030B2 (en) 2010-11-25 2016-04-06 ウステル・テヒノロジーズ・アクチエンゲゼルシヤフト Method and apparatus for controlling a jet loom
EP2643510B1 (en) 2010-11-25 2016-05-11 Uster Technologies AG A method and apparatus for controlling a jet loom
BR112014000920A2 (en) 2011-07-15 2017-02-14 Toyota Ind Corp assigned wire sensor loom and method for operating it
CN111691049B (en) * 2020-04-29 2022-08-12 广东前进牛仔布有限公司 Yarn treatment process and device

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS59192751A (en) * 1983-04-11 1984-11-01 ユニチカ株式会社 Loom driving method
JP3089056B2 (en) * 1991-09-19 2000-09-18 津田駒工業株式会社 Operating speed control device for multicolor weft weaving loom
BE1007850A3 (en) * 1993-12-01 1995-11-07 Picanol Nv METHOD AND NUTRITION FOR A weaving machine with weft threads.
JPH07316952A (en) * 1994-05-24 1995-12-05 Toyota Autom Loom Works Ltd Picking method in rapier loom and device therefor
JPH07316953A (en) * 1994-05-24 1995-12-05 Toyota Autom Loom Works Ltd Picking condition setting device in rapier loom
DE19740307A1 (en) * 1997-09-13 1999-03-18 Dornier Gmbh Lindauer Loom control
JP2005120517A (en) * 2003-10-16 2005-05-12 Toyota Industries Corp Method for joint treatment in jet loom and system therefor, and yarn cutting system in jet loom

Also Published As

Publication number Publication date
WO2006133833A1 (en) 2006-12-21
EP1891257B1 (en) 2011-01-26
ATE497039T1 (en) 2011-02-15
CN101198733A (en) 2008-06-11
EP1891257A1 (en) 2008-02-27
CN101198733B (en) 2011-06-08
DE602006019859D1 (en) 2011-03-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016639A6 (en) METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES
BE1001819A3 (en) Device and method for the supply of impact on wires looms.
BE1007850A3 (en) METHOD AND NUTRITION FOR A weaving machine with weft threads.
BE1004150A3 (en) Method and apparatus for supplying weft yarn to the shed in a weaving machine.
US4832091A (en) Method and mechanism for repairing the weft supply on weaving machines in case of an interruption between the supply package and the weft accumulator
CN101676459A (en) Method and apparatus for operating a loom
BE1000883A3 (en) METHOD FOR REMOVING AN INCORRECT WOOF THREAD FROM THE GAAP AND of a loom weaving machine which APPLYING THIS METHOD
BE1013392A3 (en) METHOD AND DEVICE FOR MAKING A loom.
EP0292044B1 (en) Method of weaving, and a weaving machine which uses this method
EP2230342A1 (en) Storage device and method for storing weft threads in a loom
BE1000898A3 (en) METHOD FOR RESTORING a weft thread in LOOMS.
JP4234044B2 (en) Weaving a fabric with few defects by removing uneven weft parts
BE1023583B1 (en) Process for introducing a weft thread
US5150739A (en) Weft feeding through an accumulator without substantial twist
US4942909A (en) Weft-feeder with automatic adjustment of the delay time, for weft feeders of shuttleless looms
EP2435609B1 (en) Method for inserting a weft thread and airjet weaving machine
BE1016857A3 (en) Introducing method for weft thread in an air weaving machine by determining an instant when the supply of compressed air to one set of auxiliary blowers is interrupted to control measurements on the transported weft thread
NL1014537C2 (en) Method for controlling a weaving device, as well as a weaving device for carrying out this method.
US4091512A (en) Deweaving apparatus for textile tapes
JP2003221747A (en) Method for controlling electrically driven selvage device of fluid jet loom
JPH08284045A (en) Method for carrying out weaving operation of loom and apparatus therefor
NL8602191A (en) Defective warp thread removal method - by bringing thread to top of textile material by new thread
BE1019702A3 (en) METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE
BE1018036A3 (en) METHOD AND WEAVING MACHINE WITH A DEVICE FOR AVOIDING A WOVEN.
JP2968799B2 (en) Method of discharging inner and outer layers of yarn feeder of loom and discharge control device used therefor

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *PICANOL N.V.

Effective date: 20110615