BE1019702A3 - METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE - Google Patents

METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE Download PDF

Info

Publication number
BE1019702A3
BE1019702A3 BE2010/0740A BE201000740A BE1019702A3 BE 1019702 A3 BE1019702 A3 BE 1019702A3 BE 2010/0740 A BE2010/0740 A BE 2010/0740A BE 201000740 A BE201000740 A BE 201000740A BE 1019702 A3 BE1019702 A3 BE 1019702A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
storage element
weaving
moment
thread
Prior art date
Application number
BE2010/0740A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol filed Critical Picanol
Priority to BE2010/0740A priority Critical patent/BE1019702A3/en
Priority to CN201180060332.3A priority patent/CN103370463B/en
Priority to PCT/EP2011/070012 priority patent/WO2012079877A2/en
Priority to EP11782611.5A priority patent/EP2652186A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1019702A3 publication Critical patent/BE1019702A3/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • D03D47/361Drum-type weft feeding devices
    • D03D47/362Drum-type weft feeding devices with yarn retaining devices, e.g. stopping pins
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • D03D47/368Air chamber storage devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Werkwijze en inrichting voor het voeden van inslagdraad (2) bij een weefmachine, waarbij een referentieogenblik in de weefcyclus bepaald wordt dat een maat is voor het ogenblik in de weefcyclus waarbij tijdens het inbrengen van inslagdraad (2) in het weefvak (6) de inslagdraad (2) in het opslagelement (11) overgaat van opgeslagen toestand naar gestrekte toestand, en dat het openen van de tweede draadhouder (20) die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar (3) en het opslagelement (11) gestuurd wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik en de weefcyclus.Method and device for feeding weft thread (2) in a weaving machine, wherein a reference moment in the weaving cycle is determined which is a measure for the moment in the weaving cycle at which, during the insertion of weft thread (2) into the weaving shed (6), the weft thread (2) in the storage element (11) changes from the stored state to the stretched state, and that the opening of the second wire holder (20) arranged between the pre-winder (3) and the storage element (11) is controlled according to the determined reference moment and the weaving cycle.

Description

Werkwijze en inrichting voor het voeden van inslagdraad.Method and device for feeding weft thread.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het voeden van inslagdraad bij een weefmachine. De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het voeden van inslagdraad bij een weefmachine die ontworpen is voor het toepassen van een werkwijze volgens de uitvinding.The invention relates to a method for feeding weft thread in a weaving machine. The invention also relates to a device for feeding weft thread in a weaving machine designed for applying a method according to the invention.

Een inrichting voor het voeden van inslagdraad aan een weefvak van een luchtweefmachine is gekend uit US 4,947,898 of WO 2010/006774 A2. De inrichting bevat een opslagelement voor het opslaan van inslagdraad, welk opslagelement een door zijwanden begrensde holte bevat, welke holte een ingang en een uitgang voor inslagdraad heeft. In de zijwanden zijn openingen voorzien die het ontsnappen van perslucht toelaten. De inrichting bevat een klemelement voor het klemmen van inslagdraad, welk klemelement nabij de uitgang van de holte is aangebracht. Het klemelement kan gesloten worden voor het opslaan van inslagdraad en kan geopend worden voor het verwijderen van inslagdraad. Het klemelement kan tevens de uitgang van de holte voor perslucht afsluiten. De inrichting bevat tevens een blaasinrichting om inslagdraad in het opslagelement te blazen, zodat inslagdraad in het opslagelement kan opgeslagen worden. De blaasinrichting is nabij de ingang van het opslagelement aangebracht en dient voor het blazen van inslagdraad naar het opslagelement en voor het blazen van inslagdraad in de richting van de ingang naar de uitgang van het opslagelement. Verder bevat de inrichting een voorafwikkelaar voor het vrijgeven van inslagdraad. De inrichting laat toe inslagdraad onder lage spanning in het opslagelement op te slaan, zodat inslagdraad onder lage spanning uit het opslagelement kan verwijderd worden, wat toelaat hogere weefsnelheden te bereiken of inslagdraad met minder luchtverbruik en met lagere spanning in het weefvak in te brengen. De voorafwikkelaar laat toe een inslagdraad met een gepaste lengte vrij te geven.A device for feeding weft thread to a weaving section of an airjet weaving machine is known from US 4,947,898 or WO 2010/006774 A2. The device comprises a storage element for storing weft thread, which storage element comprises a cavity bounded by side walls, which cavity has an entrance and an exit for weft thread. Openings are provided in the side walls that allow the escape of compressed air. The device comprises a clamping element for clamping weft thread, which clamping element is arranged near the exit of the cavity. The clamping element can be closed for storing the weft thread and can be opened for removing the weft thread. The clamping element can also close the outlet of the cavity for compressed air. The device also comprises a blowing device for blowing weft thread into the storage element, so that weft thread can be stored in the storage element. The blowing device is arranged near the entrance of the storage element and serves for blowing weft thread to the storage element and for blowing weft thread in the direction from the entrance to the exit of the storage element. The device further comprises a pre-wrapper for releasing weft thread. The device allows low-tension weft thread to be stored in the storage element, so that low-tension weft thread can be removed from the storage element, allowing higher weaving speeds to be achieved or inserting weft thread with less air consumption and with lower tension into the weaving section. The pre-wrapper allows the release of a weft thread of an appropriate length.

Een werkwijze voor het voeden van inslagdraad aan een weefvak van een luchtweefmachine is bijvoorbeeld gekend uit US 4,947,898 en WO 2010/006774 A2. Een dergelijke werkwijze beschrijft het aansturen van een draadhouder van een voorafwikkelaar, een blaasinrichting van een opslagelement, een draadhouder van een opslagelement en een hoofdblazer. Dergelijke werkwijze heeft als nadeel dat indien een bepaalde inslagdraad te traag aan het opslagelement wordt toegevoerd, deze inslagdraad te traag in het weefvak zal ingebracht worden, zodat de inslagdraad in de weefcyclus te laat aankomt aan de overzijde van het weefvak en een inslagfout kan ontstaan. Dergelijke werkwijze heeft eveneens als nadeel dat indien een bepaalde inslagdraad te snel aan het opslagelement wordt toegevoerd, deze inslagdraad te snel in het weefvak zal ingebracht worden, zodat de inslagdraad in de weefcyclus te vroeg aankomt aan de overzijde van het weefvak en zodat de inslagdraad bij aankomst onderhevig is aan een hoge spanning, waardoor een breuk van de inslagdraad kan plaatsvinden.A method for feeding weft thread to a weaving section of an airjet weaving machine is known, for example, from US 4,947,898 and WO 2010/006774 A2. Such a method describes driving a wire holder of a pre-winder, a blower of a storage element, a wire holder of a storage element and a main blower. Such a method has the disadvantage that if a certain weft thread is supplied too slowly to the storage element, this weft thread will be introduced too slowly into the weaving section, so that the weft thread arrives too late at the opposite side of the weaving section during the weaving cycle and a weft error can occur. Such a method also has the disadvantage that if a certain weft thread is supplied too quickly to the storage element, this weft thread will be introduced into the weaving section too quickly, so that the weft thread arrives too early on the opposite side of the weaving section in the weaving cycle and so that the weft thread arrives at arrival is subject to a high tension, which can cause a break in the weft thread.

Het is een doel van de uitvinding een dergelijke werkwijze te verbeteren zodat inslagdraad onder een relatief lage spanning en met een gewenste snelheid aan het opslagelement wordt toegevoerd en zodat inslagdraad onder een relatief lage spanning en met een gewenste snelheid in het weefvak wordt ingebracht.It is an object of the invention to improve such a method so that weft thread is supplied to the storage element under a relatively low tension and with a desired speed and so that weft thread is introduced into the weaving section under a relatively low tension and with a desired speed.

Deze opgave wordt opgelost door een werkwijze voor het voeden van inslagdraad bij een weefmachine, waarbij een lengte inslagdraad vanaf een voorafwikkelaar wordt vrijgegeven om in een weefvak ingebracht te worden, waarbij inslagdraad afkomstig van de voorafwikkelaar via een ingang van een opslagelement aan een opslagelement wordt toegevoerd, waarbij inslagdraad via een uitgang van het opslagelement uit het opslagelement wordt verwijderd om in het weefvak ingebracht te worden, waarbij voor het begin van het inbrengen van inslagdraad in, het weefvak inslagdraad in het opslagelement wordt opgeslagen/ waarbij minstens gedurende een deel van een periode van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak een gelijktijdige opslag en verwijdering van inslagdraad uitgevoerd wordt, waarbij minstens op het einde van de gelijktijdige opslag en verwijdering van inslagdraad, de inslagdraad opgeslagen in het opslagelement sneller verwijderd wordt uit het opslagelement dan inslagdraad afkomstig van de voorafwikkelaar toegevoerd wordt aan het opslagelement, zodat bij een strekogenblik in de weefcyclus gedurende de periode van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak de inslagdraad opgeslagen in het opslagelement wijzigt van opgeslagen toestand naar gestrekte toestand, waarbij het strekogenblik is bepaald als referentieogenblik.This object is solved by a method for feeding weft thread in a weaving machine, wherein a length of weft thread is released from a pre-winder to be introduced into a weaving section, wherein weft thread originating from the pre-winder is supplied to a storage element via an entrance of a storage element , wherein weft thread is removed from the storage element via an exit of the storage element to be introduced into the weaving section, wherein before the introduction of weft thread into the weaving section, the weft thread is stored in the storage element / wherein at least part of a period of introducing weft thread into the weaving section, simultaneous storage and removal of weft thread is performed, whereby at least at the end of the simultaneous storage and removal of weft thread, the weft thread stored in the storage element is removed from the storage element faster than weft thread originating from the weft ear winder is supplied to the storage element, so that at a stretch moment in the weaving cycle during the period of insertion of weft thread into the weaving section, the weft thread stored in the storage element changes from stored state to stretched state, the stretch moment being determined as a reference moment.

In het kader van de beschrijving wordt met het begrip "strekogenblik" bedoeld het ogenblik in de weefcyclus waarbij tijdens het inbrengen van inslagdraad in het weefvak de inslagdraad opgeslagen in het opslagelement overgaat van opgeslagen toestand naar gestrekte toestand. In het kader van beschrijving wordt met de term "opgeslagen toestand" bedoeld opgeslagen in niet gestrekte toestand in het opslagelement, bijvoorbeeld opgeslagen in zigzagvorm in het opslagelement. Het "referentieogenblik" is een maat voor het "strekogenblik", maar zoals verder blijkt uit de beschrijving hoeft dit "referentieogenblik" niet noodzakelijk exact samen te vallen met het "strekogenblik".In the context of the description, the term "stretching moment" is understood to mean the moment in the weaving cycle at which, during the introduction of weft thread into the weaving section, the weft thread stored in the storage element changes from the stored state to the stretched state. In the context of description, the term "stored state" is intended to mean being stored in an unstretched state in the storage element, for example stored in zigzag form in the storage element. The "reference moment" is a measure for the "stretch moment", but as further appears from the description, this "reference moment" does not necessarily have to coincide exactly with the "stretch moment".

De uitvinding biedt als voordeel dat door het bepalen van een referentieogenblik dat een maat is voor het ogenblik in de weefcyclus waarbij de inslagdraad in het opslagelement wordt gestrekt, is het mogelijk specifieke stuurparameters voor het beïnvloeden van het referentieogenblik te beïnvloeden of in te stellen om het referentieogenblik te sturen. In een uitvoeringsvorm, om het referentieogenblik te sturen, wordt de snelheid waarmee inslagdraad aan het opslagelement wordt toegevoerd aangepast worden aan de snelheid waarmee inslagdraad in het weefvak wordt ingebracht.The invention has the advantage that by determining a reference moment which is a measure of the moment in the weaving cycle in which the weft thread is stretched into the storage element, it is possible to influence or adjust specific control parameters for influencing the reference moment to reference moment. In one embodiment, to control the reference moment, the speed at which weft thread is supplied to the storage element is adjusted to the speed at which weft thread is introduced into the weaving section.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het begin van het opslaan van inslagdraad in het opslagelement gestuurd door een openen van een tweede draadhouder die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement, waarbij het openen van de tweede draadhouder gestuurd wordt in functie van het referentieogenblik in de weefcyclus. Dit betekent dat afhankelijk van de snelheid waarmee inslagdraad aan het opslagelement wordt toegevoerd, en afhankelijk van de snelheid waarmee inslagdraad in het weefvak wordt ingebracht, de tweede draadhouder die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement op een geschikt ogenblik geopend wordt, zodat de inslagdraad op een gewenst ogenblik in de weefcyclus van opgeslagen toestand in het opslagelement naar gestrekte toestand in het opslagelement overgaat. Dit laat ook toe de spanning in de inslagdraad relatief laag te houden tijdens het opslaan in het opslagelement en tijdens het inbrengen in het weefvak.According to a preferred embodiment, the start of storing weft thread in the storage element is controlled by an opening of a second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element, the opening of the second thread holder being controlled as a function of the reference moment in the weaving cycle . This means that depending on the speed at which weft thread is supplied to the storage element, and depending on the speed at which weft thread is introduced into the weaving compartment, the second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element is opened at a suitable moment, so that the weft thread is opened. at a desired moment in the weaving cycle changes from stored state in the storage element to stretched state in the storage element. This also allows the tension in the weft thread to be kept relatively low during storage in the storage element and during introduction into the weaving section.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het ogenblik van het openen van de tweede draadhouder die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement zodanig bepaald dat het bepaalde referentieogenblik gerelateerd is aan een ingesteld ogenblik in de weefcyclus. Het kiezen van een ingesteld ogenblik in de weefcyclus laat toe het ogenblik van openen van de tweede draadhouder te sturen zodat het bepaalde referentieogenblik gerelateerd is aan dit ingesteld ogenblik. Het referentieogenblik in de weefcyclus kan bepaald worden in functie van het ogenblik in de weefcyclus waarop de eerste draadhouder die aangebracht is tussen het opslagelement en het weefvak wordt geopend en/of het ogenblik in de weefcyclus waarop de inslagdraad verwacht wordt aan te komen aan de overzijde van het weefvak. De werkwijze volgens de uitvinding heeft als gevolg dat het openen van de tweede draadhouder tevens beïnvloed wordt door het ogenblik in de weefcyclus waarop de inslagdraad aan de overzijde van het weefvak verwacht wordt aan te komen.According to a preferred embodiment, the moment of opening the second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element is determined such that the determined reference moment is related to a set moment in the weaving cycle. Selecting a set moment in the weaving cycle makes it possible to control the moment of opening of the second thread holder so that the determined reference moment is related to this set moment. The reference moment in the weaving cycle can be determined as a function of the moment in the weaving cycle at which the first thread holder arranged between the storage element and the weaving compartment is opened and / or the moment in the weaving cycle at which the weft thread is expected to arrive on the opposite side of the weaving section. The method according to the invention has the result that the opening of the second thread holder is also influenced by the moment in the weaving cycle at which the weft thread on the opposite side of the weaving section is expected to arrive.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt een werkwijze voorzien waarbij een lengte inslagdraad vanaf een voorafwikkelaar wordt vrijgegeven om in een weefvak ingebracht te worden, waarbij inslagdraad afkomstig van de voorafwikkelaar via een ingang van een opslagelement aan een opslagelement wordt toegevoerd, waarbij inslagdraad via een uitgang van het opslagelement uit het opslagelement wordt verwijderd om in het weefvak ingebracht te worden, waarbij voor het begin van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak inslagdraad bijvoorbeeld in zigzag vorm in het opslagelement wordt opgeslagen, waarbij bij het begin van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak gelijktijdig inslagdraad in het opslagelement wordt opgeslagen en uit het opslagelement wordt verwijderd, waarbij bij het einde van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak inslagdraad in gestrekte toestand vanaf een voorafwikkelaar via het opslagelement in het weefvak wordt ingebracht, waarbij het begin van het in het weefvak inbrengen van inslagdraad gestuurd wordt door het openen van een eerste draadhouder die aangebracht is tussen het opslagelement en het weefvak, waarbij het einde van het in het weefvak inbrengen van inslagdraad gestuurd wordt door het sluiten van een tweede draadhouder die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement, waarbij het begin van het opslaan van inslagdraad in het opslagelement gestuurd wordt door het openen van de tweede draadhouder die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement, waarbij een referentieogenblik in de weefcyclus bepaald wordt dat een maat is voor het ogenblik in de weefcyclus waarop tijdens het inbrengen van inslagdraad in het weefvak de inslagdraad opgeslagen in het opslagelement overgaat van opgeslagen toestand naar gestrekte toestand, en waarbij het openen van de tweede draadhouder die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement gestuurd wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus.According to an embodiment, a method is provided in which a length of weft thread is released from a pre-winder to be introduced into a weaving section, weft thread originating from the pre-winder being supplied to a storage element via an input of a storage element, wherein weft thread via an output of the storage element is removed from the storage element to be introduced into the weaving section, wherein before the introduction of weft thread into the weaving section, weft thread is stored in the storage element, for example, in zigzag shape, while at the start of the introduction of weft thread into the weaving section, weft thread is simultaneously inserted is stored in the storage element and removed from the storage element, at the end of the introduction of weft thread into the weaving section, weft thread is stretched into the weaving section from a pre-winder via the storage element, the beginning of the introduction into the weaving section weft thread is controlled by opening a first thread holder arranged between the storage element and the weaving pocket, the end of the weft thread inserting into the weaving pocket being controlled by closing a second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element, wherein the start of storing weft thread in the storage element is controlled by opening the second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element, wherein a reference moment in the weaving cycle is determined which is a measure of the moment in the weaving cycle on which, during the introduction of weft thread into the weaving compartment, the weft thread stored in the storage element changes from stored state to stretched state, and wherein the opening of the second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element is controlled as a function of the determined reference moment in the weaving cycle.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt inslagdraad afkomstig van een voorafwikkelaar door middel van een blaasinrichting die tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement is aangebracht via een ingang van het opslagelement in het opslagelement geblazen, waarbij deze blaasinrichting op een ogenblik in de weefcyclus wordt geactiveerd dat bepaald wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus. Dit laat toe dat deze blaasinrichting geactiveerd wordt zodat de blaasinrichting reeds op de inslagdraad heeft geblazen gedurende een korte tijd voor openen van de tweede draadhouder die tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement is aangebracht. Dit laat toe inslagdraad in het opslagelement te blazen vanaf het ogenblik waarop de tweede draadhouder wordt geopend. Dit betekent dat het openen van de tweede draadhouder het ogenblik in de weefcyclus bepaalt waarbij inslagdraad in het opslagelement wordt opgeslagen.According to an embodiment, weft thread from a pre-winder is blown into the storage element via an entrance of the storage element via a blower arranged between the pre-winder and the storage element, this blower being activated at a time in the weaving cycle that is determined in function of the determined reference moment in the weaving cycle. This allows this blower to be activated so that the blower has already blown onto the weft thread for a short time before opening the second thread holder arranged between the pre-winder and the storage element. This makes it possible to blow weft thread into the storage element from the moment the second thread holder is opened. This means that the opening of the second thread holder determines the moment in the weaving cycle at which weft thread is stored in the storage element.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de blaasinrichting op een deactiveerogenblik in de weefcyclus gedeactiveerd zodat het blazen van de blaasinrichting op de inslagdraad afneemt voor het referentieogenblik. Met andere woorden eindigt het activeren van de blaasinrichting vooraleer de inslagdraad in het opslagelement naar gestrekte toestand overgaat. Dit is voordelig om het ogenblik in de weefcyclus dat de inslagdraad in het opslagelement overgaat naar gestrekte toestand te beïnvloeden. Kort voor het bereiken van de gestrekte toestand wordt inslagdraad slechts door een restluchtstroom van de blaasinrichting met lage snelheid in het opslagelement geblazen. Hiertoe worden het begin en het einde van het blazen van deze blaasinrichting in de weefcyclus bepaald in functie van onder meer de snelheid waarmee geweven wordt.According to a preferred embodiment, the blower is deactivated at a deactivation moment in the weaving cycle so that the blowing of the blower on the weft thread decreases for the reference moment. In other words, the activation of the blowing device ends before the weft thread in the storage element changes to the extended state. This is advantageous to influence the moment in the weaving cycle that the weft thread in the storage element changes to the extended state. Shortly before reaching the stretched state, the weft thread is only blown into the storage element by a residual air stream from the low speed blower. To this end, the start and end of the blowing of this blower in the weaving cycle are determined as a function of, among other things, the speed at which the weaving takes place.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt het deactiveerogenblik in de weefcyclus bepaald afhankelijk van een ingesteld gedeelte inslagdraad afkomstig van de voorafwikkelaar dat aan een opslagelement wordt toegevoerd via een ingang van het opslagelement.According to an embodiment, the deactivation moment in the weaving cycle is determined depending on a set portion of weft thread from the pre-winder that is supplied to a storage element via an input of the storage element.

Verder wordt de kracht van het blazen van deze blaasinrichting zodanig gekozen dat de inslagdraad niet naar de uitgang van het opslagelement wordt geblazen wanneer een gedeelte van de opgeslagen inslagdraad reeds uit het opslagelement werd verwijderd. Hiertoe worden bijvoorbeeld de druk van de perslucht die geleverd wordt aan de blaasinrichting en het debiet van de perslucht dat via de blaasinrichting geleverd wordt aan het opslagelement aangepast aan het type inslagdraad, aan de snelheid waarmee geweven wordt en/of aan andere dergelijke parameters. De kracht van de luchtstroom van de blaasinrichting dient voldoende te zijn om een inslagdraad met een gewenste snelheid in het opslagelement te blazen, maar dient toch beperkt te zijn zodat vermeden wordt dat inslagdraad verward raakt tijdens het opslaan van inslagdraad in het opslagelement.Furthermore, the blowing force of this blower is selected such that the weft thread is not blown towards the outlet of the storage element when a portion of the stored weft thread has already been removed from the storage element. For this purpose, for example, the pressure of the compressed air supplied to the blower and the flow rate of the compressed air supplied via the blower to the storage element are adapted to the type of weft thread, to the speed at which it is woven and / or to other such parameters. The force of the air flow from the blower should be sufficient to blow a weft thread into the storage element at a desired speed, but it should nevertheless be limited so that the weft thread is prevented from becoming entangled during the storage of the weft thread in the storage element.

Volgens een andere uitvoeringsvorm, wordt het begin van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak gestuurd door het openen van een eerste draadhouder die aangebracht is tussen het opslagelement en het weefvak en/of wordt het einde van het inbrengen van inslagdraad in het weefvak gestuurd door het sluiten van een tweede draadhouder die is aangebracht is tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement. De termen "eerste" en "tweede" in de "eerste draadhouder" en de "tweede draadhouder" zijn alleen bedoeld om aan te duiden dat er twee verschillende draadhouders zijn en om aan te duiden welke van beide draadhouders bedoeld wordt.According to another embodiment, the start of the introduction of weft thread into the weaving section is controlled by opening a first thread holder arranged between the storage element and the weaving section and / or the end of the introduction of weft thread into the weaving section is controlled by the closing a second wire holder arranged between the pre-winder and the storage element. The terms "first" and "second" in the "first wire holder" and the "second wire holder" are only intended to indicate that there are two different wire holders and to indicate which of both wire holders is intended.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het referentieogenblik bepaald aan de hand van signalen van een draaddetector of een aantal draaddetectoren die zijn aangebracht ter hoogte van de voorafwikkelaar, meer in het bijzonder een zogenaamde windingsdetector die telkens een signaal afgeeft indien een winding afkomstig van de trommel van de voorafwikkelaar voorbij de draaddetector wordt bewogen. Het referentieogenblik wordt in uitvoeringsvormen bepaald aan de hand van tijdsverschillen, gemiddelde tijdsverschillen en/of statistische afwijkingen van tijdsverschillen tussen signalen van een draaddetector die aangebracht is ter hoogte van de voorafwikkelaar.According to a preferred embodiment, the reference moment is determined on the basis of signals from a wire detector or a number of wire detectors arranged at the level of the pre-winder, more in particular a so-called winding detector, which in each case emits a signal if a winding originating from the drum of the pre-winder is moved past the wire detector. The reference moment is determined in embodiments on the basis of time differences, average time differences and / or statistical deviations of time differences between signals from a wire detector arranged at the pre-winder.

Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt het referentieogenblik in alternatief of in aanvulling bepaald aan de hand van signalen van een aanwezigheidssensor of een aantal aanwezigheidssensoren die aangebracht zijn ter hoogte van het opslagelement.According to another embodiment, the reference moment is determined alternatively or additionally on the basis of signals from a presence sensor or a number of presence sensors arranged at the level of the storage element.

Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt het referentieogenblik in alternatief of in aanvulling bepaald aan de hand van signalen van een spanningssensor voor inslagdraad,die aangebracht is tussen een voorafwikkelaar en een opslagelement en/of een spanningssensor voor inslagdraad, die aangebracht is tussen een opslagelement en het weefvak.According to another embodiment, the reference moment is determined, alternatively or additionally, on the basis of signals from a tension sensor for weft thread arranged between a pre-winder and a storage element and / or a tension sensor for weft thread arranged between a storage element and the weaving pocket .

Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt het referentieogenblik in alternatief of in aanvulling bepaald aan de hand van signalen van een bewegingssensor voorinslagdraad, bijvoorbeeld een bewegingssensor voor inslagdraad diede beweging, in het bijzonder de snelheid van een langsde bewegingssensor bewegende inslagdraad kan detecteren.De bewegingssensor is in voorkeu rdragendeuitvoeringsvormen aangebracht tussen een voorafwikkelaar en een opslagelement en/of tussen een opslagelement en het weefvak.According to another embodiment, the reference moment is determined, alternatively or additionally, on the basis of signals from a movement sensor lead-in thread, for example a movement sensor for weft thread that can detect the movement, in particular the speed of a weft movement moving along the movement sensor. The movement sensor is preferred Bearing embodiments arranged between a pre-winder and a storage element and / or between a storage element and the weaving compartment.

Deze opgave wordt tevens opgelost door een inrichting met een voorafwikkelaar, een opslagelement voor inslagdraad en een draadhouder die tussen de voorafwikkelaar en het opslagelement is aangebracht, waarbij de draadhouder door een stuureenheid gestuurd wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus. Het opslagelement kan een opslagelement zijn dat toelaat een inslagdraad in zigzag vorm in het opslagelement op te slaan, bijvoorbeeld een opslagelement zoals gekend uit WO 2010/006774 A2.This task is also solved by a device with a pre-winder, a weft thread storage element and a wire holder arranged between the pre-winder and the storage element, the wire holder being controlled by a control unit in function of the determined reference moment in the weaving cycle. The storage element can be a storage element that allows a weft thread to be stored in the storage element in zigzag form, for example a storage element as known from WO 2010/006774 A2.

De uitvinding biedt tevens als voordeel dat inslagdraad die met lage spanning in het opslagelement is opgeslagen, met lage spanning en/of met hogere snelheid in een weefvak kan ingebracht worden. Dit laat bij luchtweefmachines onder meer toe de weefsnelheid te verhogen of het verbruik van perslucht nódig voor het in brengen van een inslagdraad te verlagen. Het verbruik van perslucht kan verlaagd worden door de druk van de perslucht te verlagen en/of door de hoeveelheid geleverde perslucht te verminderen. De hoeveelheid geleverde perslucht wordt bijvoorbeeld bepaald door onder meer de doorstroomopening naar de blazers en/of het tijdsinterval van blazen. De uitvinding biedt tevens als voordeel dat de invloed van een wijziging van de luchtvriendelijkheid van een inslagdraad op het toevoeren van inslagdraad aan het opslagelement en op het inbrengen van een inslagdraad in het weefvak eenvoudig in rekening kan worden gebracht.The invention also offers the advantage that weft thread which is stored in the storage element with low tension can be introduced into a weaving section at low tension and / or at a higher speed. With airjet weaving machines, this allows, among other things, to increase the weaving speed or to reduce the consumption of compressed air necessary for the introduction of a weft thread. The consumption of compressed air can be reduced by reducing the pressure of the compressed air and / or by reducing the amount of compressed air supplied. The amount of compressed air supplied is, for example, determined by, among other things, the flow opening to the blowers and / or the time interval for blowing. The invention also offers the advantage that the influence of a change in the air-friendliness of a weft thread on the supply of weft thread to the storage element and on the insertion of a weft thread into the weaving section can easily be taken into account.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen.Further features and advantages of the invention result from the following description of the embodiments shown in the drawings.

Figuur 1 toont een perspectief aanzicht van een gedeelte van een weefmachine volgens de uitvinding met een aantal inrichtingen voor het voeden van inslagdraden.Figure 1 shows a perspective view of a portion of a weaving machine according to the invention with a number of devices for feeding weft threads.

Figuur 2 toont een doorsnede volgens pijl F2 uit figuur 1 van een blaasinrichting en een opslagelement van een inrichting volgens de uitvinding vooraf aan het opslaan van een inslagdraad in het opslagelement.Figure 2 shows a cross-section according to arrow F2 from Figure 1 of a blower device and a storage element of a device according to the invention prior to storing a weft thread in the storage element.

Figuur 3 toont schematisch een stand vooraf aan het opslaan van ( .Figure 3 shows schematically a position prior to storing (.

de inslagdraad in het opslagelement van figuur 2.the weft thread in the storage element of figure 2.

Figuur 4 toont een stand tijdens het opslaan van de inslagdraad in het opslagelement van figuur 2.Figure 4 shows a position during the storage of the weft thread in the storage element of Figure 2.

Figuur 5 toont een stand bij het begin van het verwijderen van de inslagdraad uit het opslagelement van figuur 2, terwijl verder inslagdraad wordt opgeslagen in het opslagelement van figuur 2. Figuur 6 toont een stand voor het strekogenblik bij het verder verwijderen van de inslagdraad uit het opslagelement van figuur 2.Fig. 5 shows a position at the start of removal of the weft thread from the storage element of Fig. 2, while further weft thread is stored in the storage element of Fig. 2. Fig. 6 shows a position for the extension moment during further removal of the weft thread from the weft thread. storage element of figure 2.

Figuur 7 toont een stand na een strekogenblik bij het verder verwijderen van de inslagd;raad uit het opslagelement van figuur 2.Figure 7 shows a position after an elongated moment when further removing the weft board from the storage element of Figure 2.

Figuur 8 toont een stand voor het einde van het verwijderen van de inslagdraad uit het opslagelement van figuur 2.Figure 8 shows a position for the end of the removal of the weft thread from the storage element of Figure 2.

Figuur 9 toont een stand op hét einde van het verwijderen van de inslagdraad uit het opslagelement van figuur 2.Figure 9 shows a position at the end of the removal of the weft thread from the storage element of Figure 2.

Figuur 10 toont een schematisch zicht volgens pijl F10 in figuur 1 van een trommel van een voorafwikkelaar.Figure 10 shows a schematic view according to arrow F10 in Figure 1 of a drum of a pre-winder.

Figuur 11 toont opeenvolgende signalen van draaddetectors die ter hoogte van een voorafwikkelaar zijn opgesteld.Figure 11 shows successive signals from wire detectors arranged at the level of a pre-winder.

Figuur 12 toont een variante van figuur 2.Figure 12 shows a variant of Figure 2.

Figuur 13 toont verlopen van signalen van spanningssensoren die de spanning van de inslagdraad meten.Figure 13 shows progress of signals from voltage sensors that measure the tension of the weft thread.

Figuur 14 toont een zicht volgens pijl F14 in figuur 1 van nog een opslagelement.Figure 14 shows a view according to arrow F14 in Figure 1 of another storage element.

Figuur 15 toont verlopen van signalen van bewegingssensoren die de spanning van de inslagdraad meten.Figure 15 shows progress of signals from motion sensors that measure the tension of the weft thread.

De in figuur 1 weergegeven weefmachine bevat vier inrichtingen 1 voor het voeden van inslagdraden 2. Een dergelijke inrichting 1 is gekend uit WO 2010/006774 A2 waarvan de beschrijving deel uitmaakt van deze octrooiaanvraag. Elke inrichting I bevat een voorafwikkelaar 3 waarop een inslagdraad 2 afkomstig van een bobijn 4 is gewonden. Elke inrichting 1 bevat verder een hoofdblazer 5 die naast het weefvak 6 is gelegen en aangebracht is om de inslagdraad 2 in een weefvak 6 te blazen. Het weefvak 6 wordt gevormd door kettingdraden 7 en 8. Elke inrichting 1 bevat tevens een draadrem 9, een blaasinrichting 10 en een opslagelement II die aangebracht zijn om een inslagdraad 2 opeenvolgend vanaf een voorafwikkelaar 3 via de draadrem 9, de blaasinrichting 10 en het opslagelement 11 naar een hoofdblazer 5 te geleiden. Een aantal bijblazers 12 zijn weergegeven die in het weefvak 6 kunnen binnentreden en die aangebracht zijn om een in het weefvak 6 ingebrachte inslagdraad 2 te ondersteunen. Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de hoofdblazers 5 en de bijblazers 12 gemonteerd op een weeflade 13 van de weefmachine om heen en weer met de weeflade 13 te bewegen. Nabij het weefvak 6 is er een Inslagschaar 14 gepositioneerd. Aan het tegenover de hoofdblazers 5 gelegen einde van het weefvak 6 is een draaddetector 15 gelegen die is aangebracht om een doorheen het weefvak 6 ingebrachte inslagdraad 2 te detecteren. De blaasinrichting 10 bevat een blaaseenheid 16 en een geleidingsbuis 17, ook vulbuis genoemd, die aansluit op het opslagelement 11. De hoofdblazer 5 bevat een blaaseenheid 18 en een geleidingsbuis 19 die nabij het weefvak 6 is gelegen. Een hoofdblazer 5 en een blaasinrichting 10 zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als beschreven in EP 985.062 BI.The weaving machine shown in Figure 1 comprises four devices 1 for feeding weft threads 2. Such a device 1 is known from WO 2010/006774 A2, the description of which forms part of this patent application. Each device I comprises a pre-winder 3 on which a weft thread 2 from a bobbin 4 is wound. Each device 1 further comprises a main blower 5 which is located next to the weaving section 6 and is arranged to blow the weft thread 2 into a weaving section 6. The weaving compartment 6 is formed by warp threads 7 and 8. Each device 1 also comprises a thread brake 9, a blower 10 and a storage element II arranged around a weft thread 2 consecutively from a pre-winder 3 via the thread brake 9, the blower 10 and the storage element 11 to a main blower 5. A number of blowers 12 are shown which can enter into the weaving section 6 and which are arranged to support a weft thread 2 inserted into the weaving section 6. According to preferred embodiments, the main blowers 5 and the blowers 12 are mounted on a weaving drawer 13 of the weaving machine to move back and forth with the weaving drawer 13. An impact scissors 14 is positioned near the weaving compartment 6. Located at the end of the weaving section 6 opposite the main blowers 5 is a thread detector 15 which is arranged to detect a weft thread 2 inserted through the weaving section 6. The blower 10 comprises a blower unit 16 and a guide tube 17, also called a filler tube, which connects to the storage element 11. The main blower 5 comprises a blower unit 18 and a guide tube 19 located near the weaving compartment 6. A main blower 5 and a blower 10 are, for example, designed as described in EP 985,062 B1.

Volgens een variante uitvoeringsvorm is de draadrem 9 voorzien aan of geïntegreerd zijn in de voorafwikkelaar 3 en/of werkt als een draadcompensator of draaddemper. Volgens een variante uitvoeringsvorm is tevens een extra draadrem of draadkiem voorzien aan of geïntegreerd van elk van de hoofdblazers 5, bijvoorbeeld zoals gekend uit EP 1.389.244 BI of EP 1.389.245 BI. Volgens een variante uitvoeringsvorm is elke hoofdblazer 5 tevens vervangen door een aantal, bijvoorbeeld twee in serie opgestelde hoofdblazers die samenwerken met een bijhorende inslagdraad 2.According to a variant embodiment, the wire brake 9 is provided on or integrated in the pre-winder 3 and / or acts as a wire compensator or wire damper. According to a variant embodiment, an additional wire brake or wire germ is also provided on or integrated with each of the main blowers 5, for example as known from EP 1,389,244 BI or EP 1,389,245 BI. According to a variant embodiment, each main blower 5 is also replaced by a number, for example, two main blowers arranged in series, which co-operate with an associated weft thread 2.

Ter hoogte van elke voorafwikkelaar 3 is een draadhouder 20 voorzien die bijvoorbeeld gevormd wordt door een staaf 21 aangebracht om door een actuator 22 bevolen te worden. De draadhouder 20 wordt in deze beschrijving ook tweede draadhouder genoemd. In een uitvoeringsvorm bestaat de actuator 22 uit een elektromagneet, terwijl de staaf 21 bestaat uit een stift die kan samenwerken met de elektromagneet. De voorafwikkelaar 3 bevat bijvoorbeeld een trommel 23 en een niet weergegeven wikkelarm om inslagdraad 2 op een trommel 23 te wikkelen. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 1 is de draadhouder 20 bevestigd aan de voorafwikkelaar 3. De staaf 21 is aangebracht om te bewegen van en naar de trommel 23 van de voorafwikkelaar 3. Wanneer de staaf 21 naar een positie naar de trommel 23 is bewogen, ook gesloten positie genoemd, kan de staaf 21 verhinderen dat inslagdraad 2 vanaf de voorafwikkelaar 3 wordt vrijgelaten, terwijl wanneer de staaf 21 is bewogen naar een positie waarbij de staaf 21 verwijderd is van de trommel 23, ook geopende positie genoemd, kan inslagdraad 2 vanaf de voorafwikkelaar 3 vrijgelaten worden. Hierbij is de draadhouder 20 aangebracht om de inslagdraad 2 op een bepaalde plaats houden wanneer de draadhouder 20 in gesloten positie is. Elke voorafwikkelaar 3 bevat tevens minstens één draaddetector 24 die een signaal genereert telkens wanneer een inslagdraad 2 die van de trommel 23 wordt verwijderd aan deze draaddetector 24 voorbijkomt.At the level of each pre-winder 3 a wire holder 20 is provided which is formed, for example, by a rod 21 arranged to be ordered by an actuator 22. The wire holder 20 is also referred to as the second wire holder in this description. In one embodiment, the actuator 22 consists of an electromagnet, while the rod 21 consists of a pin which can interact with the electromagnet. The pre-winder 3 comprises, for example, a drum 23 and a winding arm (not shown) for winding weft thread 2 onto a drum 23. In the embodiment of Figure 1, the wire holder 20 is attached to the pre-winder 3. The rod 21 is arranged to move from and to the drum 23 of the pre-winder 3. When the rod 21 has been moved to a position toward the drum 23, also referred to as the closed position, the rod 21 can prevent weft thread 2 from being released from the pre-winder 3, while when the rod 21 is moved to a position where the rod 21 is removed from the drum 23, also referred to as the open position, the weft thread 2 can be released from the pre-winder 3 can be released. The thread holder 20 is hereby arranged to hold the weft thread 2 at a specific location when the thread holder 20 is in the closed position. Each pre-winder 3 also includes at least one wire detector 24 that generates a signal each time an weft wire 2 removed from the drum 23 passes through this wire detector 24.

Zoals verduidelijkt in figuren 2 en 3 kan een inslagdraad 2 doorheen de geleidingsbuis 17 van de blaasinrichting 10, via de ingang 25 in het opslagelement 11 en volgens de bewegingsrichting B naar de tegenover de ingang 25 gelegen uitgang 26 van het opslagelement 11 geblazen worden. Ter hoogte van de uitgang 26 van het opslagelement 11 is een draadhouder 27 aangebracht. De draadhouder TJ wordt in deze beschrijving ook eerste draadhouder genoemd. De draadhouder TJ is aangebracht om de inslagdraad 2 ter hoogte van de uitgang 26 te klemmen, meer in het bijzonder om de inslagdraad 2 in een bepaalde plaats te houden. In alternatief of in aanvulling is de draadhouder 27 aangebracht om het opslagelement 11 ter hoogte van de uitgang 26 wezenlijk luchtdicht af te sluiten en/of om een bewegende inslagdraad 2 te remmen. In een uitvoeringsvorm bestaat de draadhouder 27 uit een staaf 28 die bevolen kan worden door een actuator 29 en uit een aanslag 30 waartegen de staaf 28 kan aanslaan. In een uitvoeringsvorm bestaat de actuator 29 uit een elektromagneet, terwijl de staaf 28 bestaat uit een stift die kan samenwerken met de elektromagneet. Hierbij kan een inslagdraad 2 door de draadhouder 27 gehouden worden door de inslagdraad 2 tussen de staaf 28 en de aanslag 30 te klemmen. Tijdens het klemmen bevindt de draadhouder 27 zich in een gesloten positie. Indien de draadhouder 27 de inslagdraad 2 niet klemt, meer in het bijzonder wanneer de staaf 28 verwijderd is van de aanslag 30, bevindt de draadhouder 27 zich in geopende positie.As clarified in figures 2 and 3, a weft thread 2 can be blown through the guide tube 17 of the blower 10, via the entrance 25 in the storage element 11 and in the direction of movement B to the outlet 26 of the storage element 11 located opposite the entrance 25. A wire holder 27 is provided at the exit 26 of the storage element 11. The wire holder TJ is also referred to as the first wire holder in this description. The thread holder TJ is arranged to clamp the weft thread 2 at the level of the outlet 26, more particularly to hold the weft thread 2 in a certain location. Alternatively or additionally, the thread holder 27 is arranged to close the storage element 11 substantially airtightly at the exit 26 and / or to brake a moving weft thread 2. In one embodiment, the wire holder 27 consists of a rod 28 which can be ordered by an actuator 29 and of a stop 30 against which the rod 28 can strike. In one embodiment, the actuator 29 consists of an electromagnet, while the rod 28 consists of a pin which can cooperate with the electromagnet. Here, a weft thread 2 can be held by the thread holder 27 by clamping the weft thread 2 between the rod 28 and the stop 30. The wire holder 27 is in a closed position during clamping. If the thread holder 27 does not clamp the weft thread 2, more particularly when the rod 28 is removed from the stop 30, the thread holder 27 is in the open position.

De weefmachine bevat zoals schematisch weergegeven in figuur 1 een stuureenheid 31 aangebracht om via een aandrijfeenheid 32 een actuator 22 van een draadhouder 20 aan te drijven, om via een aandrijfeenheid 33 een actuator 29 van een draadhouder 27 aan te drijven en om via een aandrijfeenheid 34 de inslagschaar 14 aan te drijven. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen voorziet de stuureenheid 31 daarnaast via een stuurbaar ventielsysteem 35 dat verbonden is met een persluchtbron 47, een blaaseenheid 16 van een blaasinrichting 10 van perslucht. Verder voorziet de stuureenheid 31 bij voorkeur via een stuurbaar ventielsysteem 36 een blaaseenheid 18 van een hoofdblazer 5 van perslucht en voorziet via een stuurbaar ventielsysteem 37 een bijblazer 12 van perslucht. De stuureenheid 31 is aangebracht om signalen te ontvangen van een draaddetector 15 en/of signalen te ontvangen van de draaddetectoren 24 van de voorafwikkelaars 3.The weaving machine comprises, as schematically shown in Figure 1, a control unit 31 arranged to drive an actuator 22 of a wire holder 20 via a drive unit 32, to drive an actuator 29 of a wire holder 27 via a drive unit 33 and to drive via a drive unit 34 driving the impact scissors 14. In preferred embodiments, the control unit 31 also provides via a controllable valve system 35 which is connected to a compressed air source 47, a blower unit 16 of a blower 10 of compressed air. Furthermore, the control unit 31 preferably provides a blower unit 18 of a main blower 5 with compressed air via a controllable valve system 36 and provides an auxiliary blower 12 with compressed air via a controllable valve system 37. The control unit 31 is arranged to receive signals from a wire detector 15 and / or to receive signals from the wire detectors 24 from the pre-wrappers 3.

Bij de in figuren 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvorm bevat het opslagelement 11 voor de inslagdraad 2 een tussen de ingang 25 en de uitgang 26 gelegen holte 38 die door zijwanden 39, 40 begrensd wordt en die een nagenoeg platte vorm vertoont. Hierbij neemt de dwarsbreedte tussen de zijwanden 39, 40 van de holte 38 af vanaf de ingang 25 naâr de uitgang 26 toe, zodat de zijwanden 39, 40 onderling een kleine hoek vormen, bijvoorbeeld een hoek in de orde van grootte tussen 1° en 8°. Ter hoogte van een zijwand 41 van de holte 38, bijvoorbeeld de bovenste zijwand, zijn meerdere openingen 42 voorzien die toelaten dat perslucht uit de holte 38 kan ontsnappen. Tevens bevat het opslagelement 11 een draadgeleider 43 die aangebracht is voorbij de draadhouder 27, dit betekent tussen de draadhouder 27 en een hoofdblazer 5.In the embodiment shown in Figures 2 and 3, the storage element 11 for the weft thread 2 comprises a cavity 38 located between the entrance 25 and the exit 26, which cavity is bounded by side walls 39, 40 and which has a substantially flat shape. The transverse width between the side walls 39, 40 of the cavity 38 decreases here from the entrance 25 after the exit 26, so that the side walls 39, 40 form a small angle with each other, for example an angle of the order of magnitude between 1 ° and 8 °. At the level of a side wall 41 of the cavity 38, for example the upper side wall, a plurality of openings 42 are provided which allow compressed air to escape from the cavity 38. The storage element 11 also comprises a wire guide 43 which is arranged beyond the wire holder 27, this means between the wire holder 27 and a main blower 5.

Aan een blaasinrichting 10 wordt er perslucht geleverd vanaf een persluchtbron 47, bijvoorbeeld een luchttank die schematisch is weergegeven in figuur 1, welke persluchtbron 47 via een ventielsysteem 35 verbonden is met de blaasinrichting 10. De druk en/of het debiet waarmee perslucht aan de blaasinrichting 10 wordt geleverd zijn bij voorkeurdragende uitvoeringsvormen ingesteld en geregeld zodanig dat de inslagdraad 2 met een gewenste snelheid aan het opslagelement 11 wordt toegevoerd. De kracht waarmee de blaasinrichting 10 blaast, dient zodanig te zijn dat inslagdraad 2 met een voldoende snelheid aan het opslagelement 11 wordt toegevoerd. De druk en/of het debiet kunnen tijdens het weven aangepast worden, bijvoorbeeld in functie van gemeten of ingestelde weefparameters.Compressed air is supplied to a blowing device 10 from a compressed air source 47, for example an air tank which is schematically shown in figure 1, which compressed air source 47 is connected via a valve system 35 to the blowing device 10. The pressure and / or the flow with which compressed air is supplied to the blowing device 10, preferred embodiments are set and controlled such that the weft thread 2 is supplied to the storage element 11 at a desired speed. The force with which the blowing device 10 blows must be such that weft thread 2 is supplied to the storage element 11 at a sufficient speed. The pressure and / or the flow rate can be adjusted during weaving, for example in function of measured or set weaving parameters.

Aan een hoofd blazer 5 en/of bijblazers 12 wordt er perslucht geleverd vanaf een persluchtbron 48, bijvoorbeeld een luchttank die schematisch is weergegeven in figuur 1, welke persluchtbron 48 via een ventielsysteem 36 of 37 verbonden is met een hoofdblazer 5 en/of een bijblazer 12. De druk en/of het debiet waarmee perslucht aan een hoofdblazer 5 en/of een bijblazer 12 wordt geleverd zijn bij voorkeurdragende uitvoeringsvormen ingesteld en geregeld zodanig dat de inslagdraad 2 met een gewenste snelheid in het weefvak 6 wordt ingébracht. De kracht waarmee de hoofdblazer 5 en de bijblazers 12 blazen, dient zodanig te zijn dat inslagdraad 2 met een voldoende snelheid in het weefvak 6 wordt ingebracht. De druk en/of het debiet worden in verdere uitvoeringsvormen tijdens het weven aangepast, bijvoorbeeld in functie van gemeten of ingestelde weefparameters, bijvoorbeeld op een wijze zoals gekend uit WO 2006/114187 of EP 1272699 BI.Compressed air is supplied to a main blower 5 and / or additional blowers 12 from a compressed air source 48, for example an air tank which is schematically shown in Figure 1, which compressed air source 48 is connected via a valve system 36 or 37 to a main blower 5 and / or an additional blower 12. The pressure and / or flow rate at which compressed air is supplied to a main blower 5 and / or an auxiliary blower 12 are preferably set-up and adjusted so that the weft thread 2 is introduced into the weaving section 6 at a desired speed. The force with which the main blower 5 and the additional blowers 12 blow should be such that weft thread 2 is introduced into the weaving section 6 at a sufficient speed. In further embodiments, the pressure and / or the flow rate are adjusted during weaving, for example in function of measured or adjusted weaving parameters, for example in a manner as known from WO 2006/114187 or EP 1272699 B1.

De draadhouders 20, de draadhouders 27, de blaasinrichtingen 10, de hoofdblazers 5 en de bijblazers 12 zijn vla de stuureenheid 31 volgens een werkwijze volgens de uitvinding gestuurd. De werking voor het voeden van inslagdraad 2 met behulp van een inrichting 1 volgens de uitvinding wordt aan de hand van figuren 3 tot 9 nader uitgelegd.The wire holders 20, the wire holders 27, the blowers 10, the main blowers 5 and the blowers 12 are controlled by the control unit 31 according to a method according to the invention. The operation for feeding weft thread 2 with the aid of a device 1 according to the invention is explained in more detail with reference to figures 3 to 9.

Bij figuur 3 zijn de draadhouders 20 en 27 gesloten, terwijl zowel de hoofdblazer 5, de blaasinrichting 10 als de bijblazers 12 niet blazen. Bij figuur 4 is de draadhouder 20 geopend en blaast de blaasinrichting 10 zodat inslagdraad 2 vrijgelaten vanaf de trommel 23 van de voorafwikkelaar 3 toegevoerd wordt aan het opslagelement 11 en opgeslagen wordt volgens een zigzag vorm met een aantal lussen 49 in het opslagelement 11. Bij figuur 5 is tevens de draadhouder 27 geopend en blazen de hoofdblazer 5 samen met een aantal bijblazers 12 inslagdraad 2 in het weefvak 6. Bij figuur 5 wordt tegelijkertijd inslagdraad 2 via de uitgang 26 uit het opslagelement 11 verwijderd en wordt inslagdraad 2 via de ingang 25 in het opslagelement 11 geblazen en opgeslagen.In Figure 3, the wire holders 20 and 27 are closed, while both the main blower 5, the blower 10 and the blowers 12 do not blow. In Fig. 4, the wire holder 20 is opened and the blowing device 10 blows so that weft thread 2 released from the drum 23 of the pre-winder 3 is supplied to the storage element 11 and is stored in a zigzag shape with a number of loops 49 in the storage element 11. In Fig. 5, the thread holder 27 is also opened and the main blower 5, together with a number of additional blowers 12, insert weft thread 2 into the weaving section 6. In Fig. 5, weft thread 2 is simultaneously removed from the storage element 11 via the outlet 26 and weft thread 2 is fed in via the inlet 25 the storage element 11 is blown and stored.

Vervolgens houdt de blaasinrichting 10 op met blazen zodat inslagdraad 2 alleen nog via een restluchtstroom aan het opslagelement 11 wordt toegevoerd, terwijl opgeslagen inslagdraad 2 verder uit het opslagelement 11 wordt verwijderd. Daar de snelheid waarmee de inslagdraad 2 uit het opslagelement 11 wordt verwijderd groter is dan de snelheid waarmee inslagdraad 2 aan het opslagelement 11 wordt toegevoerd, zal op een bepaald ogenblik de inslagdraad 2 gestrekt worden in het opslagelement 11. Door het blazen te stoppen vooraleer een inslagdraad 2 volledig in het opslagelement 11 wordt opgeslagen wordt er tevens eenvoudig bereikt dat de inslagdraad 2 gestrekt zal worden in het opslagelement 11 terwijl de inslagdraad 2 verder in het weefvak 6 wordt ingebracht. Het ogenblik waarbij de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 wordt gestrekt wordt het strekogenblik genoemd.The blower device 10 then stops blowing so that weft thread 2 is only supplied to the storage element 11 via a residual air stream, while stored weft thread 2 is further removed from the storage element 11. Since the speed at which the weft thread 2 is removed from the storage element 11 is greater than the speed at which the weft thread 2 is supplied to the storage element 11, at a certain moment the weft thread 2 will be stretched into the storage element 11. Stopping the blowing before a When the weft thread 2 is completely stored in the storage element 11, it is also easily achieved that the weft thread 2 will be stretched into the storage element 11 while the weft thread 2 is further inserted into the weaving section 6. The moment at which the weft thread 2 is stretched into the storage element 11 is called the stretching moment.

Bij de stand weergegeven in figuren 1 en 7 wordt de inslagdraad 2 die gestrekt is tussen de voorafwikkelaar 3 en de hoofdblazer 5 verder volgens de bewegingsrichting B van de inslagdraad 2 via een ingang 25 aan het opslagelement 11 toegevoerd, terwijl de inslagdraad 2 via een tegenover de ingang 25 gelegen uitgang 26 uit het opslagelement 11 wordt verwijderd. Bij de stand weergegeven in figuur 8 wordt de draadhouder 20 van de voorafwikkelaar 3 gesloten zodat door de draadhouder 20 verhinderd wordt dat inslagdraad 2 verder vrijgelaten wordt van de voorafwikkelaar 3 waardoor het inbrengen van inslagdraad 2 in het weefvak 6 zal beëindigd worden. Bij de stand weergegeven in figuur 9 is de inslagdraad 2 in het weefvak 6 ingebracht en is tevens de draadhouder 27 terug gesloten. Ondertussen houden ook de hoofdblazer 5 en de bijblazers 12 op met blazen en wordt de inslagdraad 2 door de inslagschaar 14 afgesneden. De inslagdraad 2 kan gesneden worden kort voor, terwijl of kort na het ogenblik dat de draadhouder 27 gesloten wordt. De draadhouder 27 wordt bijvoorbeeld gesloten terwijl de inslagdraad 2 door de weeflade 13 aangeslagen wordt. Vervolgens kan de voornoemde cyclus van figuren 3 tot 9 herhaald worden.In the position shown in figures 1 and 7, the weft thread 2, which is stretched between the pre-winder 3 and the main blower 5, is further supplied in the direction of movement B of the weft thread 2 via an input 25 to the storage element 11, while the weft thread 2 is fed through an opposite the outlet 26 located in the entrance 25 from the storage element 11 is removed. In the position shown in Fig. 8, the thread holder 20 of the pre-winder 3 is closed so that the thread holder 20 prevents weft thread 2 from being released further from the pre-winder 3, whereby the insertion of weft thread 2 into the weaving compartment 6 will be terminated. In the position shown in Figure 9, the weft thread 2 is inserted into the weaving section 6 and the thread holder 27 is also closed again. Meanwhile, the main blower 5 and the auxiliary blowers 12 also stop blowing and the weft thread 2 is cut off by the weft scissors 14. The weft thread 2 can be cut shortly before, while or shortly after the moment that the thread holder 27 is closed. The thread holder 27 is closed, for example, while the weft thread 2 is struck by the weaving drawer 13. The aforementioned cycle of Figures 3 to 9 can then be repeated.

Volgens een variante uitvoeringsvorm kan de draadhouder 27 eveneens kort voor de stand weergegeven in figuur 8 met een kleine kracht gesloten worden, zodat de inslagdraad 2 kort voor de stand weergegeven in figuur 8 vertraagd wordt. Het is duidelijk dat indien een draadrem 9, zoals weergegeven in figuur 1, tussen de voorafwikkelaar 3 en het opslagelement 11 wordt voorzien dat deze draadrem 9 bijvoorbeeld op het einde van het in het weefvak 6 inbrengen van inslagdraad 2 kan gestuurd worden, met andere woorden zodanig dat de draadrem 9 de inslagdraad 2 kort voor de stand weergegeven in figuur 8 vertraagt. Indien een draadrem nabij de hoofdblazer 5 is opgesteld kan die draadrem de inslagdraad 2 op gelijkaardige wijze kort voor de stand weergegeven in figuur 8 vertraagt. Het vertragen of remmen van een inslagdraad 2 kort voor het einde van het in het weefvak 6 inbrengen van de inslagdraad 2 is voordelig om de spanning in de inslagdraad 2 te beperken wanneer die inslagdraad 2 contact maakt met de staaf 21 van de draadhouder 20.According to a variant embodiment, the thread holder 27 can also be closed with a small force shortly before the position shown in Figure 8, so that the weft thread 2 is delayed shortly before the position shown in Figure 8. It is clear that if a thread brake 9, as shown in Figure 1, is provided between the pre-winder 3 and the storage element 11, this thread brake 9 can be controlled, for example, at the end of the insertion of weft thread 2 into the weaving section 6, in other words such that the thread brake 9 delays the weft thread 2 shortly before the position shown in Figure 8. If a thread brake is arranged near the main blower 5, that thread brake can delay the weft thread 2 in a similar manner shortly before the position shown in Figure 8. Delaying or braking a weft thread 2 shortly before the end of inserting the weft thread 2 into the weaving section 6 is advantageous to limit the tension in the weft thread 2 when said weft thread 2 contacts the rod 21 of the thread holder 20.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm worden het ventielsysteem 36 van een hoofdblazer 5 en het ventielsysteem 37 van een bijblazer 12 op een gekende wijze tijdens de weefcyclus gestuurd. Hierbij wordt tevens het openen van de eerste draadhouder 27 op een gekende wijze gestuurd, welke draadhouder 27 het begin van het in een weefvak 6 inbrengen van inslagdraad 2 bepaalt. Indien bijvoorbeeld de lengte inslagdraad 2 bestaat uit vier windingen 50 die op de trommel 23 van de voorafwikkelaar 3 werden opgeslagen en die van die trommel 23 werden vrijgelaten, dan kan het sluiten van de draadhouder 20 op gekende wijze gebeuren, bijvoorbeeld kan de draadhouder 20 naar gesloten positie gebracht worden nadat de voorlaatste winding 50, in dit geval de derde winding 50 aan de draaddetector 24 voorbij is gekomen. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm staan de tweede draadhouder 20 en de draaddetector 24 zo opgesteld dat een inslagdraad 2 pas voorbijkomt aan de draaddetector 24 telkens wanneer een winding zo goed als volledig van de trommel 23 is verwijderd. Het sluiten van de eerste draadhouder 27 dient te gebeuren nadat de inslagdraad 2 in het weefvak 6 ingebracht wordt en vooraleer een volgende inslagdraad 2 in het opslagelement 11 wordt opgeslagen. Indien weven wordt uitgevoerd met twee inrichtingen 1 volgens de uitvinding, is er steeds voldoende tijd voorhanden om de draadhouder 27 te sluiten en vindt het sluiten bijvoorbeeld plaats op het ogenblik dat de ingebrachte inslagdraad 2 tegen het weefsel 51 wordt aangeslagen. Het knippen van de inslagdraad 2 gebeurt bijvoorbeeld kort vooraleer de draadhouder 27 wordt gesloten.In the embodiment shown, the valve system 36 of a main blower 5 and the valve system 37 of an auxiliary blower 12 are controlled in a known manner during the weaving cycle. The opening of the first thread holder 27 is thereby also controlled in a known manner, which thread holder 27 determines the beginning of the insertion of weft thread 2 into a weaving section 6. If, for example, the length of the weft thread 2 consists of four windings 50 which were stored on the drum 23 of the pre-winder 3 and which were released from that drum 23, then the closing of the wire holder 20 can take place in known manner, for example the wire holder 20 can closed position after the penultimate coil 50, in this case the third coil 50 has passed the wire detector 24. According to the embodiment shown, the second thread holder 20 and the thread detector 24 are arranged such that an weft thread 2 only passes through the thread detector 24 each time a winding is almost completely removed from the drum 23. The first thread holder 27 must be closed after the weft thread 2 is inserted into the weaving section 6 and before a subsequent weft thread 2 is stored in the storage element 11. If weaving is carried out with two devices 1 according to the invention, sufficient time is always available to close the thread holder 27 and the closing takes place, for example, at the moment that the weft thread 2 inserted is struck against the fabric 51. For example, the weft thread 2 is cut shortly before the thread holder 27 is closed.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding worden opeenvolgende signalen van een draaddetector 24 aangewend om het ventielsysteem 35 van de blaaseenheid 18 te sturen en om het openen van de draadhouder 20 te sturen. Op basis van de ogenblikken van de opeenvolgende signalen van een draaddetector 24, ook windingsogenblikken genoemd, is het mogelijk te bepalen wanneer een inslagdraad 2 van opgeslagen toestand in het opslagelement 11 overgaat naar gestrekte toestand, meer in het bijzonder wanneer het strekogenblik plaats vindt. Indien opslaan van de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 langer duurt dan het inbrengen van de inslagdraad 2 in het weefvak 6, dan zal het tijdsverschil verstreken tussen twee opeenvolgende signalen van een draaddetector 24, ook windingstijd genoemd, groter zijn tijdens het opslaan van inslagdraad 2 in het opslagelement 11 dan tijdens het inbrengen van inslagdraad 2 in het weefvak 6 met de inslagdraad 2 voorbijkomend in gestrekte toestand doorheen het opslagelement 11. In deze uitvoeringsvorm wordt het tijdsverschil dat verstrijkt tussen het openen van de draadhouder 20 en het signaal dat wordt gegenereerd door het voorbijkomen van de eerste winding aan de draaddetector 24 de windingstijd voor de eerste winding genoemd. De windingstijden voor de volgende drie windingen worden bepaald door de tijdsverschillen die verstrijken tussen de vier respectievelijke opeenvolgende signalen van de draaddetector 24. Indien bijvoorbeeld een inslagdraad 2 voor één insertie gevormd wordt door vier windingen 50 en het strekogenblik plaats vindt tijdens de derde winding, dan zal de windingstijd voor de eerste drie windingen wezenlijk groter zijn dan voor de windingstijd voor de vierde winding. Indien het strekogenblik plaats vindt tijdens de tweede winding, dan zal de windingstijd van de eerste en de tweede winding wezenlijk groter zijn dan de windingstijd voor de derde en de vierde winding. Indien het strekogenblik plaats vindt tijdens de vierde winding dan zal de windingstijd voor de vierde winding niet wezenlijk kleiner zijn dan de windingstijd voor de vorige windingen.According to a preferred embodiment of the invention, successive signals from a wire detector 24 are used to control the valve system 35 of the blower unit 18 and to control the opening of the wire holder 20. On the basis of the moments of the successive signals from a wire detector 24, also called winding moments, it is possible to determine when a weft thread 2 changes from the stored state in the storage element 11 to the stretched state, more particularly when the stretching moment takes place. If storing the weft thread 2 in the storage element 11 takes longer than the insertion of the weft thread 2 into the weaving section 6, then the time difference between two successive signals from a thread detector 24, also called winding time, will be greater during the storage of the weft thread 2 in the storage element 11 then during the insertion of the weft thread 2 into the weaving section 6 with the weft thread 2 also passing through in the stretched state through the storage element 11. In this embodiment the time difference which elapses between the opening of the thread holder 20 and the signal generated by passing the first turn to the wire detector 24 called the turn time for the first turn. The winding times for the next three turns are determined by the time differences that elapse between the four respective consecutive signals from the wire detector 24. If, for example, a weft thread 2 for one insertion is formed by four turns 50 and the stretching moment occurs during the third turn, then the winding time for the first three turns will be substantially greater than for the turn time for the fourth turn. If the stretching moment occurs during the second turn, the turn time of the first and second turns will be substantially greater than the turn times for the third and fourth turns. If the stretching moment occurs during the fourth turn, then the turn time for the fourth turn will not be substantially shorter than the turn time for the previous turns.

Aan de hand van de windingsogenblikken en/of de windingstijden is het mogelijk te bepalen op welk ogenblik in de weefcyclus het strekogenblik plaats vindt. Door het vergelijken van de opeenvolgende windingsogenblikken en/of windingstijden kan een referentieogenblik bepaald worden dat een maat is voor het strekogenblik. Het referentieogenblik kan bijvoorbeeld als volgt bepaald worden. In geval bijvoorbeeld bepaald wordt dat het strekogenblik plaats vindt tijdens de derde winding, dan kan het referentieogenblik tijdens de derde winding nader bepaald worden uitgaande van de windingstijden van de tweede, derde en vierde winding. Hiertoe kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de regel van drie om te bepalen of het strekogenblik nabij het begin, het midden of het einde van de derde winding plaats vindt. Dit betekent indien de windingstijd van de derde winding slechts weinig verschilt van de windingstijd van de tweede winding, wat impliceert dat de derde winding hoofdzakelijk in het opslagelement 11 wordt opgeslagen, vindt het strekogenblik plaats nabij het einde van de derde winding. Indien de windingstijd van de derde winding slechts weinig verschilt van de windingstijd van de vierde winding, wat impliceert dat de derde winding hoofdzakelijk gestrekt door het opslagelement ,11 voorbijkomt, vindt het strekogenblik plaats nabij het begin van de derde winding. Indien de windingstijd van de derde winding het gemiddelde is van de windingstijd van de tweede en de vierde winding, vindt het strekogenblik plaats nabij het midden van de derde winding. Het vergelijken van de windingstijden en/of de windingsogenblikken laat toe een referentieogenblik in de weefcyclus te bepalen dat een maat is voor het strekogenblik.On the basis of the winding moments and / or the winding times, it is possible to determine at what time in the weaving cycle the stretching moment takes place. By comparing the successive winding moments and / or winding times, a reference moment can be determined that is a measure of the stretching moment. The reference moment can for example be determined as follows. For example, if it is determined that the stretching moment takes place during the third turn, then the reference moment can be further determined during the third turn starting from the turn times of the second, third and fourth turns. For this purpose use can be made, for example, of the rule of three to determine whether the stretching moment takes place near the beginning, the middle or the end of the third turn. This means that if the winding time of the third winding differs only slightly from the winding time of the second winding, which implies that the third winding is mainly stored in the storage element 11, the stretching moment takes place near the end of the third winding. If the winding time of the third winding differs only slightly from the winding time of the fourth winding, implying that the third winding passes mainly stretched through the storage element, 11, the stretching moment occurs near the start of the third winding. If the winding time of the third winding is the average of the winding time of the second and fourth turns, the stretching moment takes place near the center of the third turn. Comparing the winding times and / or the winding moments makes it possible to determine a reference moment in the weaving cycle that is a measure of the stretch moment.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het openen van de tweede draadhouder 20 die gepositioneerd is tussen de voorafwikkelaar 3 en het opslagelement 11 gestuurd in fùnctie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus. In deze uitvoeringsvorm wordt het ogenblik waarbij de tweede draadhouder 20 is geopend gekozen of ingesteld zodanig dat het referentieogenblik samenvalt met een gewenst ogenblik tijdens de weefcyclus, bijvoorbeeld nabij het midden van de derde winding in geval een inslagdraad 2 voor één insertie gevormd wordt door vier windingen 50. Dit betekent dat het openen van de tweede draadhouder 20 tijdens de weefcyclus naar een ogenblik eerder of later tijdens in de weefcyclus gestuurd wordt zodat het bepaalde referentieogenblik dat een maat is voor het strekogenblik is verschoven naar een gewenst ogenblik in de weefcyclus. Indien bij het weergegeven voorbeeld er bepaald wordt dat de derde windingstijd ongeveer gelijk is aan de tweede windingstijd, dan wordt in een uitvoeringsvorm de draadhouder 20 in stappen later in de weefcyclus geopend, tot de derde windingstijd het gemiddelde is van de tweede en de vierde windingstijd. Indien er bepaald wordt dat bij het weergegeven voorbeeld de derde windingstijd ongeveer gelijk is aan de vierde windingstijd, dan wordt in een uitvoeringsvorm de draadhouder 20 in stappen eerder in de weefcyclus geopend, tot de derde windingstijd het gemiddelde is van de tweede en de vierde windingstijd.According to an embodiment of the invention, the opening of the second wire holder 20 positioned between the pre-winder 3 and the storage element 11 is controlled in function of the determined reference moment in the weaving cycle. In this embodiment, the moment at which the second thread holder 20 is opened is selected or set such that the reference moment coincides with a desired moment during the weaving cycle, for example near the center of the third turn in case a weft thread 2 for one insertion is formed by four turns 50. This means that the opening of the second thread holder 20 during the weaving cycle is controlled to a moment earlier or later during in the weaving cycle so that the determined reference moment which is a measure of the stretching moment has been shifted to a desired moment in the weaving cycle. In the example shown, if it is determined that the third winding time is approximately equal to the second winding time, then in one embodiment the thread holder 20 is opened in steps later in the weaving cycle, until the third winding time is the average of the second and fourth winding times . If it is determined that in the example shown the third winding time is approximately equal to the fourth winding time, then in one embodiment the thread holder 20 is opened in steps earlier in the weaving cycle, until the third winding time is the average of the second and the fourth winding time .

Hierbij kan eveneens het bepaalde referentieogenblik vergeleken worden met een gewenst of ingesteld ogenblik in de weefcyclus, en kan de draadhouder 20 eerder of later in de weefcyclus geopend worden tot het bepaalde referentieogenblik samenvalt met het gewenste of ingestelde ogenblik in de weefcyclus. Dit laat toe het begin van het opslaan van inslagdraad 2 in het opslagelement 11 te sturen door het openen van de draadhouder 20, zodat het strekogenblik waarvoor het referentieogenblik een maat is op een gewenst of ingesteld ogenblik in de weefcyclus plaats vindt.Here, the determined reference moment can also be compared with a desired or set moment in the weaving cycle, and the thread holder 20 can be opened earlier or later in the weaving cycle until the determined reference moment coincides with the desired or set moment in the weaving cycle. This makes it possible to control the start of storing weft thread 2 in the storage element 11 by opening the thread holder 20, so that the stretching moment for which the reference moment is a measure takes place at a desired or set moment in the weaving cycle.

Volgens de uitvinding wordt het referentieogenblik niet noodzakelijk bepaald aan de hand van windingstijden en/of windingsogenblikken. In andere uitvoeringsvormen wordt het referentieogenblik in alternatief of in aanvulling op een gelijkaardige wijze eveneens bepaald aan de hand van gemiddelde windingstijden, aan de hand van statistische afwijkingen van windingstijden, aan de hand van gemiddelde windingsogenblikken en/of aan de hand van statistische afwijkingen van windingsogenblikken.According to the invention, the reference moment is not necessarily determined on the basis of winding times and / or winding moments. In other embodiments, the reference moment is alternatively or in addition to a similar manner also determined on the basis of average winding times, on the basis of statistical deviations of winding times, on the basis of average winding moments and / or on the basis of statistical deviations of winding moments. .

In aanvulling volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt tevens de blaasinrichting 10 op een ogenblik in de weefcyclus geactiveerd dat bepaald wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus. Het ogenblik voor het activeren van de blaasinrichting 10 wordt op gelijkaardige wijze bepaald als het ogenblik in de weefcyclus dat de draadhouder 20 opent, en wordt bijvoorbeeld beïnvloed zodanig dat de blaasinrichting 10 geactiveerd wordt om iets eerder in de weefcyclus te blazen dan het openen van de draadhouder 20, bijvoorbeeld een paar milliseconden eerder. Dit laat toe dat de blaasinrichting 10 reeds blaast op de inslagdraad 2 wanneer de draadhouder 20 opent.In addition to an embodiment of the invention, the blowing device 10 is also activated at a time in the weaving cycle which is determined in function of the determined reference moment in the weaving cycle. The moment for activating the blower 10 is determined in a similar manner to the moment in the weaving cycle that the thread holder 20 opens, and is influenced, for example, such that the blower 10 is activated to blow a little earlier in the weaving cycle than the opening of the blower wire holder 20, for example a few milliseconds earlier. This allows the blower device 10 to blow on the weft thread 2 when the thread holder 20 opens.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de blaasinrichting 10 op een deactivatieogenblik in de weefcyclus gedeactiveerd, waarbij het deactivatieogenblik is ingesteld zodat het blazen van de blaasinrichting 10 op de inslagdraad 2 afneemt vooraleer de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 naar gestrekte toestand overgaat. Indien het referentieogenblik, en dus ook het strekogenblik, in het uitvoeringsvoorbeeld waarbij een inslagdraad 2 voor één insertie uit vier windingen bestaat, tijdens de derde winding plaats vindt, dan wordt volgens een uitvoeringsvorm de blaasinrichting 10 gedeactiveerd na het signaal van de tweede winding, op zodanige wijze dat ook het blazen afneemt na de tweede winding. Deze werkwijze biedt tevens als voordeel dat hoofdzakelijk slechts twee windingen in het opslagelement 11 worden opgeslagen, zodat het referentieogenblik kan bepaald worden aan de hand van bijvoorbeeld het tijdsverschil tussen de derde en de vierde windingstijd. Door het vervroegd deactiveren van de blaaseenheid 10 wordt er vermeden dat lussen van de inslagdraad 2 over elkaar geblazen worden in het opslagelement 11 kort voor het strekogenblik. Door het vervroegd deactiveren van de blaaseenheid 10 wordt er ook verzekerd dat het strekogenblik plaats vindt vooraleer de derde winding aan de draaddetector 24 voorbijkomt, met andere woorden vooraleer de vierde winding 50 van de trommel 23 wordt verwijderd.According to a preferred embodiment of the invention, the blowing device 10 is deactivated at a deactivation moment in the weaving cycle, the deactivation moment being set so that the blowing of the blowing device 10 on the weft thread 2 decreases before the weft thread 2 in the storage element 11 changes to the extended state. According to an embodiment, if the reference moment, and therefore also the stretch moment, in the exemplary embodiment in which a weft thread 2 consists of four turns consists of four turns, takes place during the third turn, the blower device 10 is deactivated after the signal of the second turn, on in such a way that the blowing also decreases after the second turn. This method also offers the advantage that substantially only two turns are stored in the storage element 11, so that the reference moment can be determined on the basis of, for example, the time difference between the third and the fourth winding time. Early deactivation of the blower unit 10 prevents loops of the weft thread 2 from being blown over each other in the storage element 11 shortly before the stretching moment. By prematurely deactivating the blower unit 10, it is also ensured that the stretching moment takes place before the third winding passes the wire detector 24, in other words, before the fourth winding 50 is removed from the drum 23.

Uiteraard laat de inrichting 1 volgens de uitvinding toe gekende werkwijzen voor het sturen van bijvoorbeeld de draadrem 9 verder aan te wenden. Daar in het beschreven voorbeeld de vierde winding rechtstreeks van de voorafwikkelaar 3 wordt verwijderd, zal het inbrengen van de vierde winding gelijkaardig gebeuren als bij een weefmachine waarbij geen opslagelement 11 is voorzien. Hierbij kan de draadrem 9 op gekende wijze geactiveerd worden een zekere tijd na het voorbijkomen van de voorlaatste winding aan de draaddetector 24. De inrichting 1 laat ook toe aan de hand van signalen van de draaddetector 24, bijvoorbeeld signalen voor de eerste winding en voor de tweede winding, om de bijblazers 12 te sturen op een wijze als gekend uit WO 2007/057217 Al, niettegenstaande de signalen vän de draaddetector 24 voor de eerste en tweede winding niet bepaald worden tijdens het in het weefvak 6 inbrengen van deze inslagdraad 2. Niettemin zijn deze signalen representatief voor de snelheid waarmee dezelfde inslagdraad 2 in het weefvak 6 zal ingebracht worden, daar die signalen gemeten werden op hetzelfde gedeelte van de inslagdraad 2 die later in het weefvak 6 zal ingebracht worden.Of course, the device 1 according to the invention allows further known methods for controlling the wire brake 9, for example. Since in the example described the fourth winding is directly removed from the pre-winder 3, the introduction of the fourth winding will be similar to that of a weaving machine in which no storage element 11 is provided. In this case, the wire brake 9 can be activated in known manner a certain time after the penultimate turn is passed on the wire detector 24. The device 1 also permits signals from the wire detector 24, for example, signals for the first turn and for the first turn. second turn, to control the blowers 12 in a manner as known from WO 2007/057217 A1, notwithstanding the signals from the wire detector 24 for the first and second turns are not determined during the insertion of this weft thread 2 into the weaving section 6. Nevertheless these signals are representative of the speed at which the same weft thread 2 will be introduced into the weaving section 6, since those signals were measured on the same part of the weft thread 2 which will later be introduced into the weaving section 6.

In een andere uitvoeringsvorm worden de druk en/of het debiet van de perslucht geleverd aan de hoofdblazers 5 op een gekende wijze gestuurd in functie van signalen van de draaddetector 15 die detecteert wanneer een inslagdraad 2 in de weefcyclus aankomt aan de overzijde van het weefvak 6. Op een gelijkaardige wijze, in een andere uitvoeringsvorm, worden de druk en/of het debiet van de perslucht geleverd aan de blaasinrichting 10 gestuurd in functie van signalen van de draaddetector 15, zodat de druk en/of het debiet van de perslucht geleverd aan de blaasinrichting 10 tevens wijzigt met een wijziging van de druk en/of hét debiet van de perslucht geleverd aan de hoofdblazers 5. De druk en/of het debiet van de perslucht geleverd aan de blaasinrichting 10 kan ook gewijzigd worden zodat bijvoorbeeld tijdens een weefcyclus de tijd voor het van een voorafwikkelaar 3 verwijderen van de eerste twee windingen 50 van de trommel 23 nagenoeg constant blijft. Tevens kan het openen van de draadhouder 27 op een gekende wijze gestuurd worden tijdens een weefcyclus, bijvoorbeeld op een wijze zoals een draadhouder 20 van een voorafwikkelaar 3 wordt geopend bij een luchtweefmachine zonder opslagelement 11.In another embodiment, the pressure and / or flow rate of the compressed air supplied to the main blowers 5 is controlled in a known manner as a function of signals from the wire detector 15 which detects when a weft thread 2 arrives on the opposite side of the weaving section 6 in the weaving cycle. In a similar manner, in another embodiment, the pressure and / or flow rate of the compressed air supplied to the blower 10 is controlled as a function of signals from the wire detector 15, so that the pressure and / or flow rate of the compressed air supplied to the blower 10 also changes with a change in the pressure and / or the flow rate of the compressed air supplied to the main blowers 5. The pressure and / or flow rate of the compressed air delivered to the blower 10 can also be changed so that, for example, during a weaving cycle time for removing the first two turns 50 from the drum 23 from a pre-winder 3 remains substantially constant. Also, the opening of the wire holder 27 can be controlled in a known manner during a weaving cycle, for example in a manner such as a wire holder 20 of a pre-winder 3 is opened in an air-weaving machine without a storage element 11.

Bij de beschreven uitvoeringsvorm waarbij een inslagdraad 2 voor één insertie wordt gevormd door vier windingen 50 en het strekogenblik tijdens de derde winding plaats vindt, dit betekent tijdens de voorlaatste winding, wordt het voordeel bekomen dat de inslagdraad 2 op een veilige manier in het weefvak 6 kan ingebracht worden, meer in het bijzonder op een manier waarbij de inslagdraad 2 op een gekende wijze kan geremd worden tijdens het einde van het inbrengen, maar kan de inslagdraad 2 toch met hoge snelheid en lage spanning in het weefvak 6 ingébracht worden tijdens het grootste deel en vanaf het begin van het inbrengen.In the described embodiment in which a weft thread 2 for one insertion is formed by four turns 50 and the stretching moment takes place during the third winding, this means during the penultimate winding, the advantage is obtained that the weft thread 2 enters the weaving section 6 in a safe manner. can be introduced, more particularly in a manner in which the weft thread 2 can be braked in a known manner during the end of the insertion, but the weft thread 2 can still be introduced into the weaving compartment 6 at high speed and low tension during the largest part and from the start of the insertion.

In figuur 10 is de onderlinge positie van de draadhouder 20 en de draaddetector 24 weergegeven waarbij met pijl R de richting wordt aangegeven waarbij tijdens een weefcyclus de inslagdraad 2 van de voorafwikkelaar 3 wordt verwijderd. Hierbij zijn de draadhouder 20 en de draaddetector 24 onderling zodanig opgesteld dat de draaddetector 24 een eerste signaal levert als een eerste winding van de voorafwikkelaar 3 werd verwijderd, een tweede signaal levert als een tweede winding van de voorafwikkelaar 3 werd verwijderd, een derde signaal levert als een derde winding van de voorafwikkelaar 3 werd verwijderd en een vierde signaal levert als een vierde winding van de voorafwikkelaar 3 werd verwijderd. Het vierde signaal wordt geleverd kort voor de inslagdraad 2 door de draadhouder 20 wordt tegengehouden.Figure 10 shows the mutual position of the thread holder 20 and the thread detector 24, with arrow R indicating the direction in which the weft thread 2 is removed from the pre-winder 3 during a weaving cycle. Here, the wire holder 20 and the wire detector 24 are mutually arranged such that the wire detector 24 supplies a first signal if a first turn of the pre-winder 3 is removed, a second signal supplies if a second turn of the pre-winder 3 is removed, a third signal delivers if a third turn of the pre-winder 3 has been removed and a fourth signal produces if a fourth turn of the pre-winder 3 has been removed. The fourth signal is supplied shortly before the weft thread 2 is retained by the thread holder 20.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt zoals weergegeven in figuur 10 ter hoogte van elke voorafwikkelaar 3 in aanvulling van een draaddetector 24 tevens een tweede draaddetector 52 voorzien, die bijvoorbeeld met betrekking tot de omtrek van de trommel 23 tegenover de draaddetector 24 is aangebracht. Dit laat toe tijdens het verwijderen van een winding 50 van een voorafwikkelaar 3 twee signalen te bekomen, met andere woorden een signaal van de draaddetector 24 en een signaal van de tweede draaddetector 52. In het voorbeeld waarbij een inslagdraad 2 voor één insertie bestaat uit vier windingen, worden tijdens een weefcyclus acht signalen gegenereerd die telkens bij het verwijderen van een opeenvolgende halve winding plaatsvinden. In dit geval kan volgens de uitvinding het activeren van de draadhouder 20 zodanig gestuurd worden dat het strekogenblik of het referentieogenblik dat een maat is voor het strekogenblik bijvoorbeeld plaats vindt na "3,25" windingen, met andere woorden kort na het derde signaal van de draaddetector 24 en kort voor het vierde signaal van de draaddetector 52.According to an embodiment, as shown in Fig. 10, in addition to a wire detector 24 at the height of each pre-winder 3, a second wire detector 52 is also provided, which is arranged opposite the wire detector 24, for example, with regard to the circumference of the drum 23. This allows two signals to be obtained during the removal of a winding 50 from a pre-winder 3, in other words a signal from the wire detector 24 and a signal from the second wire detector 52. In the example in which a weft thread 2 for one insertion consists of four turns, during a weaving cycle, eight signals are generated which occur each time a successive half turn is removed. In this case, according to the invention, the activation of the wire holder 20 can be controlled such that the stretching moment or the reference moment which is a measure of the stretching moment takes place, for example, after "3.25" turns, in other words shortly after the third signal of the wire detector 24 and shortly before the fourth signal from the wire detector 52.

Volgens nog een uitvoeringsvorm kunnen langs de omtrek van de trommel 23 meerdere draaddetectoren zijn opgesteld die elk het voorbijkomen van een winding kunnen detecteren, bijvoorbeeld vier draaddetectoren die over 90° verschoven zijn, meer in het bijzonder de draaddetectoren 24 en 52 en twee verdere in figuur 10 in streeplijn weergegeven draaddetectoren 53 en 54. In dit geval kan een referentieogenblik bepaald worden op basis van tijdverschillen tussen opeenvolgende signalen van draaddetectoren 24, 53, 52 en 54. Hiertoe kunnen er opeenvolgend tijdsverschillen 55 tussen signalen van de draaddetectoren 24 en 53, tijdsverschillen 56 tussen signalen van de draaddetectoren 53 en 52, tijdsverschillen 57 tussen signalen van de draaddetectoren 52 en 54 en tijdsverschillen 58 tussen signalen van de draaddetectoren 54 en 24 bepaald worden. Dergelijke tijdsverschillen 55, 56, 57, 58 worden uiteengezet in figuur 11 waarbij elektrische signalen van de draaddetectoren 24, 53, 52 en 54 worden uitgezet volgens een tijdsas. Het referentieogenblik kan bepaald worden als het ogenblik in de weefcyclus kort voor het ogenblik waarbij een wezenlijke daling in de opeenvolgende tijdsverschillen 55, 56, 57, 58 plaats vindt, zoals aangeduid met ogenblik 59 in figuur 11. Dit laat toe een referentieogenblik volgens de uitvinding met een relatief hogere nauwkeurigheid te bepalen, dan het referentieogenblik bepaald op een wijze zoals hierboven beschreven op basis van signalen van slechts één draaddetector 24.According to another embodiment, a plurality of wire detectors can be arranged along the periphery of the drum 23, each of which can detect the occurrence of a winding, for example four wire detectors that are shifted through 90 °, more in particular the wire detectors 24 and 52 and two further in Figure 10 wire detectors 53 and 54 shown in dotted line. In this case, a reference moment can be determined on the basis of time differences between successive signals from wire detectors 24, 53, 52 and 54. For this purpose, successive time differences 55 between signals from the wire detectors 24 and 53, time differences 56 between signals from the wire detectors 53 and 52, time differences 57 between signals from the wire detectors 52 and 54 and time differences 58 between signals from the wire detectors 54 and 24 are determined. Such time differences 55, 56, 57, 58 are set forth in Figure 11 where electrical signals from the wire detectors 24, 53, 52 and 54 are plotted along a time axis. The reference moment can be determined as the moment in the weaving cycle shortly before the moment at which a substantial decrease in the successive time differences 55, 56, 57, 58 takes place, as indicated by moment 59 in Fig. 11. This allows a reference moment according to the invention to be determined with a relatively higher accuracy than the reference moment determined in a manner as described above on the basis of signals from only one wire detector 24.

Volgens een variante is zoals voornoemd beschreven op basis van alleen signalen van de draaddetector 24 een eerste waarde voor een referentieogenblik bepaald, terwijl op basis van alleen signalen van de draaddetector 52, de draaddetector 53 en de draaddetector 54 respectievelijk een tweede, derde en vierde waarde voor een referentieogenblik bepaald worden. Vervolgens is in een uitvoeringsvorm een referentieogenblik volgens de uitvinding statistisch bepaald, bijvoorbeeld als een gemiddelde van de eerste, tweede, derde of vierde waarde voor een referentieogenblik. Volgens een niet weergegeven variante zijn bijvoorbeeld ook drie draaddetectoren omheen de omtrek van de trommel 23 voorzien worden die bijvoorbeeld onderling over 120° verschoven zijn.According to a variant, as described above, a first value for a reference moment is determined on the basis of only signals from the wire detector 24, while on the basis of only signals from the wire detector 52, the wire detector 53 and the wire detector 54, a second, third and fourth value respectively determined for a reference moment. Next, in one embodiment, a reference moment according to the invention is statistically determined, for example as an average of the first, second, third or fourth value for a reference moment. According to a variant (not shown), three wire detectors are also provided, for example, around the circumference of the drum 23, which are, for example, mutually shifted by 120 °.

Zoals weergegeven in figuur 12 is in een uitvoeringsvorm ter hoogte van het opslagelement 11 een aanwezigheidssensor 44 voorzien, bijvoorbeeld een optische sensor, om het opslaan, dit betekent het vullen van het opslagelement 11 met inslagdraad 2 en/of om het verwijderen van inslagdraad 2 vanuit het opslagelement 11 waar te nemen. Indien een gestrekte inslagdraad 2 aanwezig is in het opslagelement 11, genereert de aanwezigheidssensor 44 in een uitvoeringsvorm een laag signaal, terwijl indien een in zigzag vorm opgeslagen inslagdraad 2 aanwezig is in het opslagelement 11, de aanwezigheidssensor 44 een hoog signaal genereert. Andere uitvoeringsvormen zijn mogelijk. In een uitvoeringsvorm zijn meerdere aanwezigheidssensoren 45 en 46, die gelijkaardig zijn uitgevoerd als aanwezigheidssensor 44, ter hoogte van het opslagelement 11 aangebracht om de aanwezigheid van een inslagdraad die al dan niet in gestrékte toestand in het opslagelement 11 is waar te nemen.As shown in Figure 12, in an embodiment at the location of the storage element 11, a presence sensor 44, for example an optical sensor, is provided for storing, this means filling the storage element 11 with weft thread 2 and / or for removing weft thread 2 from to observe the storage element 11. If an extended weft thread 2 is present in the storage element 11, the presence sensor 44 in one embodiment generates a low signal, while if a weft thread 2 stored in zigzag form is present in the storage element 11, the presence sensor 44 generates a high signal. Other embodiments are possible. In one embodiment, a plurality of presence sensors 45 and 46, which are designed in the same way as presence sensor 44, are arranged at the height of the storage element 11 in order to detect the presence of a weft thread which may or may not be in the storage element 11 in the stretched state.

Volgens de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 12 zijn een aantal aanwezigheidssensoren 44, 45 en 46 verdeeld over de lengte van het opslagelement 11 aangebracht om een referentieogenblik volgens de uitvinding te bepalen. Indien bijvoorbeeld een inslagdraad 2 in het gebied van een dergelijke aanwezigheidssensor 44, 45 of 46 in zigzag vorm is opgeslagen, levert de aanwezigheidssensor een hoog signaal, terwijl indien inslagdraad 2 aan een dergelijke aanwezigheidssensor 44, 45 of 46 in gestrekte toestand voorbijkomt, levert de aanwezigheidssensor een laag signaal. Dit betekent dat vooraf aan het opslaan van inslagdraad 2 in het opslagelement 11 de aanwezigheidssensoren 44, 45 en 46 elk een laag signaal genereren. Indien tijdens de weefcyclus minstens één van de aanwezigheidssensoren 44, 45 of 46 een hoog signaal levert en op een bepaald ogenblik terug een laag signaal levert, geeft dit aan dat ter hoogte van die aanwezigheidssensor de in zigzag vorm opgeslagen inslagdraad 2 gestrekt is geworden. De aanwezigheidssensoren 44, 45 en 46 kunnen bijvoorbeeld zodanig opgesteld worden dat normalerwijze de aanwezigheidssensoren 44 en 45 tijdens de weefcyclus een hoog signaal leveren, terwijl de aanwezigheidssensor 46 nooit een hoog signaal levert. Het signaal van de aanwezigheidssensor 46 wordt dan gebruikt als een controlesignaal.According to the embodiment as shown in figure 12, a number of presence sensors 44, 45 and 46 are arranged distributed over the length of the storage element 11 to determine a reference moment according to the invention. For example, if a weft thread 2 is stored in zigzag form in the area of such a presence sensor 44, 45 or 46, the presence sensor supplies a high signal, while if a weft thread 2 passes through such a presence sensor 44, 45 or 46 in the extended state, the presence sensor a low signal. This means that prior to storing the weft thread 2 in the storage element 11, the presence sensors 44, 45 and 46 each generate a low signal. If during the weaving cycle at least one of the presence sensors 44, 45 or 46 supplies a high signal and returns a low signal again at a given moment, this indicates that the weft thread 2 stored in zigzag form has been stretched at the level of that presence sensor. For example, the presence sensors 44, 45 and 46 can be arranged in such a way that normally the presence sensors 44 and 45 deliver a high signal during the weaving cycle, while the presence sensor 46 never supplies a high signal. The signal from the presence sensor 46 is then used as a control signal.

Een referentieogenblik volgens de uitvinding wordt in een voorbeeld als volgt bepaald worden. Indien voor een inslagdraad 2 alleen de aanwezigheidssensor 45 een hoog signaal levert gedurende een zekere tijd, bijvoorbeeld gedurende een periode van 3msec, gevolgd door een laag signaal, dan kan het referentieogenblik bepaald worden als een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 2msec, na het ogenblik dat het signaal van de aanwezigheidssensor 45 terug laag werd. Indien voor een inslagdraad 2 zowel de aanwezigheidssensor 45 als de aanwezigheidssensor 44 beide een hoog signaal leveren en dan terug een laag signaal, dan kan het referentieogenblik bepaald worden als een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 2msec, na het ogenblik dat het signaal van de aanwezigheidssensor 44 terug laag werd. Volgens een mogelijkheid kan er ook rekening gehouden worden met het ogenblik dat het signaal van de aanwezigheidssensor 45 terug laag werd. Gedurende het opslaan van een inslagdraad 2 in het opslagelement 11 zal het signaal van de aanwezigheidssensor 45 een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 2msec, voor het signaal van de aanwezigheidssensor 44 terug laag worden. In dit geval wordt het referentieogenblik bijvoorbeeld bepaald als een korte tijd na het ogenblik dat het signaal van de aanwezigheidssensor 44 terug laag wordt, indien het signaal van de aanwezigheidssensor 45 iets daarvoor, bijvoorbeeld 2msec, terug laag werd. Dit laat toe met een grote zekerheid een referentieogenblik volgens de uitvinding te bepalen en sluit bijvoorbeeld uit dat een wijziging van een signaal van een aanwezigheidssensor te wijten aan een niet correct in zigzag vorm opgeslagen inslagdraad foutief als een gestrekt zijn van de inslagdraad geïnterpreteerd wordt. Indien zowel de aanwezigheidssensoren 44, 45 als 46 een hoog signaal leveren en dan terug een laag signaal, kan het referentieogenblik bepaald worden als een ogenblik een zekere tijd nadat het signaal van de aanwezigheidssensor 46 laag werd, indien opeenvolgend de signalen van de aanwezigheidssensoren 45 en 44 kort daarvoor terug laag werden.A reference moment according to the invention is determined in an example as follows. If for a weft thread 2 only the presence sensor 45 supplies a high signal for a certain time, for example for a period of 3 msec, followed by a low signal, then the reference moment can be determined as a certain time, for example 2 msec, after the moment that the signal from the presence sensor 45 became low again. If for a weft thread 2 both the presence sensor 45 and the presence sensor 44 both supply a high signal and then a low signal again, the reference moment can be determined as a specific time, for example 2 msec, after the moment that the signal from the presence sensor 44 returns became low. According to one possibility, account can also be taken of the moment that the signal from the presence sensor 45 became low again. During the storage of a weft thread 2 in the storage element 11, the signal from the presence sensor 45 will become low again a certain time, for example 2 msec, for the signal from the presence sensor 44. In this case, the reference moment is determined, for example, as a short time after the moment that the signal from the presence sensor 44 becomes low again, if the signal from the presence sensor 45 became low just before that, for example 2 msec. This makes it possible to determine a reference moment according to the invention with a high degree of certainty and, for example, precludes a modification of a signal from a presence sensor due to a weft thread not correctly stored in zigzag form being interpreted incorrectly as an extension of the weft thread. If both the presence sensors 44, 45 and 46 provide a high signal and then again a low signal, the reference moment can be determined as a moment a certain time after the signal from the presence sensor 46 became low, if the signals from the presence sensors 45 and consecutively 44 became low again shortly before.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt de draadhouder 20 vervolgens volgens het bepaald referentieogenblik gestuurd. Hiertoe kan de draadhouder 20 bijvoorbeeld zodanig gestuurd worden dat tijdens het opslaan van inslagdraad 2 in het opslagelement 11 de aanwezigheidssensoren 44 en 45 tijdens de weefcyclus een hoog signaal leveren, terwijl de aanwezigheidssensor 46 nooit een hoog signaal levert, waarbij het strekogenblik kan bepaald worden als het ogenblik waarop de geleverde signalen van de aanwezigheidssensoren 45 en 44 kort na elkaar wijzigen van een hoog signaal naar een laag signaal. Deze uitvoeringsvorm laat toe het referentieogenblik volgens de uitvinding relatief nauwkeurig te bepalen, hetgeen toelaat het openen van de draadhouder 20 in functie van dit referentieogenblik te sturen. Indien dit referentieogenblik bijvoorbeeld gemiddeld te vroeg in de weefcyclus plaats vindt, wat impliceert dat weinig inslagdraad 2 in zigzag vorm . in het opslagelement 11 wordt opgeslagen, wordt de draadhouder 20 in een uitvoeringsvorm voor een volgende inbreng van inslagdraad 2 vroeger in de weefcyclus geopend. Indien dit referentieogenblik bijvoorbeeld gemiddeld te laat in de weefcyclus plaats vindt, wat impliceert dat veel inslagdraad 2 in zigzag vorm in het opslagelement 11 wordt opgeslagen, wordt voor een volgende inbreng van inslagdraad 2 de draadhouder 20 in een uitvoeringsvorm later in de weefcyclus geopend worden.According to an embodiment, the wire holder 20 is subsequently controlled according to the determined reference moment. To this end, the wire holder 20 can for instance be controlled such that during the storage of weft thread 2 in the storage element 11, the presence sensors 44 and 45 during the weaving cycle supply a high signal, while the presence sensor 46 never supplies a high signal, wherein the stretching moment can be determined as the moment at which the supplied signals from the presence sensors 45 and 44 change shortly after each other from a high signal to a low signal. This embodiment allows the reference moment according to the invention to be determined relatively accurately, which makes it possible to control the opening of the wire holder 20 in function of this reference moment. For example, if this reference moment occurs on average too early in the weaving cycle, which implies that little weft thread 2 is in zigzag form. is stored in the storage element 11, in one embodiment the thread holder 20 is opened for a subsequent insertion of weft thread 2 earlier in the weaving cycle. For example, if this reference moment occurs on average too late in the weaving cycle, which implies that a lot of weft thread 2 is stored in zigzag form in the storage element 11, the thread holder 20 in one embodiment will be opened later in the weaving cycle for a subsequent insertion of weft thread 2.

Het referentieogenblik bepaald met behulp van de signalen van de aanwezigheidssensoren 44, 45 of 46 kan uiteraard ook aangewend worden om het ventielsysteem 35 van de blaasinrichting 10 te sturen, evenals om het ventielsysteem 36 van een hoofdblazer 5 of het ventielsysteem 37 van een bijblazer 12 te sturen.The reference moment determined with the aid of the signals from the presence sensors 44, 45 or 46 can of course also be used to control the valve system 35 of the blower 10, as well as to control the valve system 36 of a main blower 5 or the valve system 37 of a blower 12. send.

Volgens nog een uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur 12, is een spanningssensor 60 voor de inslagdraad 2 aangebracht ter hoogte van de draadgeleider 43 en is een spanningssensor 61 voor de inslagdraad 2 ter hoogte van de blaasinrichting 10 aangebracht. Elke spanningssensor 60, 61 geeft een signaal dat een maat is voor de spanning in de inslagdraad 2. In figuur 13 worden met curven 62 en 63 voorbeelden van de elektrische signalen van de spanningsensoren 60, 61 respectievelijk tijdens het inbrengen van een inslagdraad 2 weergegeven in functie van de weefmachinehoek. Zoals weergegeven neemt het signaal van de spanningssensor 60 op een ogenblik 68 toe, terwijl ook het signaal van de spanningssensor 61 op hetzelfde ogenblik toeneemt. Dergelijke toename van spanning is te wijten aan het strekken van de inslagdraad 2 op het strekogenblik en het ogenblik van deze toename bepaalt het referentieogenblik volgens de uitvinding.According to a further embodiment, as shown in Figure 12, a tension sensor 60 for the weft thread 2 is arranged at the level of the thread guide 43 and a tension sensor 61 for the weft thread 2 is arranged at the height of the blower device 10. Each voltage sensor 60, 61 gives a signal which is a measure of the tension in the weft thread 2. In Fig. 13, examples of the electrical signals from the tension sensors 60, 61 and during the insertion of a weft thread 2 are shown in curves 62 and 63 respectively. function of the weaving machine angle. As shown, the signal from the voltage sensor 60 increases at a moment 68, while the signal from the voltage sensor 61 also increases at the same time. Such an increase in tension is due to the stretching of the weft thread 2 at the stretching moment and the moment of this increase determines the reference moment according to the invention.

Volgens nog een uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur 14, is een bewegingssensor 64 voor de inslagdraad 2 aangebracht ter hoogte van draadgeleider 43 en is een bewegingssensor 65 voor de inslagdraad 2 ter hoogte van blaasinrichting 10 aangebracht. Elke bewegingssensor 64, 65 geeft een signaal dat een maat is voor het bewegingsverloop en/of de snelheid van beweging van de inslagdraad 2. In figuur 15 worden met curven 66 en 67 voorbeelden van de elektrische signalen van de bewegingssensoren 64, 65 respectievelijk tijdens het inbrengen van een inslagdraad 2 weergegeven in functie van de weefmachinehoek. Zoals weergegeven neemt het signaal van de bewegingssensor 64 op een ogenblik 69 toe, terwijl het signaal van de bewegingssensor 65 op hetzelfde ogenblik afneemt. Dergelijke wijziging in snelheid van de inslagdraad 2 is te wijten aan het strekken van de inslagdraad 2 op het strekogenblik en het ogenblik van deze wijziging bepaalt het referentieogenblik volgens de uitvinding.According to a further embodiment, as shown in Figure 14, a movement sensor 64 for the weft thread 2 is arranged at the level of thread guide 43 and a movement sensor 65 for the weft thread 2 is arranged at the height of the blower device 10. Each movement sensor 64, 65 gives a signal which is a measure of the movement of the weft thread and / or the speed of movement of the weft thread 2. In Figure 15, examples of the electrical signals from the movement sensors 64, 65 are shown during the movement with curves 66 and 67 respectively. insertion of a weft thread 2 shown as a function of the weaving machine angle. As shown, the signal from the motion sensor 64 increases at a time 69, while the signal from the motion sensor 65 decreases at the same time. Such a change in speed of the weft thread 2 is due to the stretching of the weft thread 2 at the stretching moment and the moment of this change determines the reference moment according to the invention.

Volgens een uitvoeringsvorm wordt het strekogenblik bijvoorbeeld tijdens de laatste winding gekozen, bij de vierde winding in het voorbeeld met een inslagdraad 2 voor één insertie gevormd door vier windingen 50, hetgeen/toelaat te weven met hoge snelheid, maar met het risico dat het vertragen van de inslagdraad 2 minder gecontroleerd kan gebeuren. Met een dergelijke instelling van de weefmachine, is het aanwenden van een spanningssensor 60, 61 en/of een bewegingssensor 64, 65 om het referentieogenblik te bepalen, bijzonder geschikt om het strekogenblik zo laat als mogelijk in de weefcyclus te laten plaatsvinden. In dit geval kan het referentieogenblik nauwkeurig bepaald worden, meer in het bijzonder kan het strekogenblik eenvoudig bepaald worden zelfs wanneer het strekogenblik bij het einde van het inbrengen van de inslagdaad 2 in het weefvak 6 plaats vindt.According to an embodiment, the stretching moment is selected, for example, during the last turn, in the fourth turn in the example with a weft thread 2 for one insertion formed by four turns 50, which allows to weave at high speed, but with the risk of slowing down the weft thread 2 can be less controlled. With such a setting of the weaving machine, the use of a tension sensor 60, 61 and / or a movement sensor 64, 65 to determine the reference moment is particularly suitable for allowing the stretching moment to take place as late as possible in the weaving cycle. In this case, the reference moment can be accurately determined, more particularly the stretching moment can simply be determined even when the stretching moment takes place at the end of the insertion of the weft action 2 into the weaving section 6.

Het is gekend dat opeenvolgende inslagdraden 2 vanaf eenzelfde bobijn 4 een luchtvriendelijkheid kunnen hebben die wijzigt en dat de kracht nodig om een inslagdraad van een bobijn 4 af te trekken langzaam kan wijzigen volgens de diameter van de bobijn 4. Aan een gevolg kunnen inslagdraden afkomstig van eenzelfde bobijn 4 toegevoerd gebruik makend van dezelfde instelling van de druk en/of het debiet van de biaaseenheid 16 tijdens het opslaan in het opslagelement 11 met een verschillende snelheid opgeslagen worden. Verder als een gevolg kunnen inslagdraden afkomstig van dezelfde bobijn 4 ingebracht gebruik makend van dezelfde instelling van de druk en/of het debiet van de blaaseenheid 18 tijdens het inbrengen in het weefvak 6 met een verschillende snelheid bewegen. Bij een inrichting 1 volgens de uitvinding wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen een inslagdraad 2 bij het begin van het inbrengen in het weefvak 6 versneld, vervolgens met een nagenoeg constante snelheid verder in het weefvak 6 ingebracht en bij het einde van het inbrengen in het weefvak 6 vertraagd of geremd. Het bepalen van een referentieogenblik volgens de uitvinding en het aanwenden van het referentieogenblik volgens de uitvinding voor het sturen van het openen van de draadhöuder 20 is bijzonder geschikt om aangewend te worden bij het weven van inslagdraad 2 waarbij de luchtvriendelijkheid van opeenvolgende ingebrachte inslagdraden 2 wijzigt. Dit bijzonder voordeel·van de uitvinding wordt hierna meer in detail toegelicht.It is known that successive weft threads 2 from the same bobbin 4 can have an air-friendliness that changes and that the force required to pull a weft thread from a bobbin 4 can change slowly according to the diameter of the bobbin 4. Weft threads originating from the same bobbin 4 supplied using the same adjustment of the pressure and / or the flow rate of the base unit 16 during storage are stored in the storage element 11 at a different speed. Further, as a result, weft threads from the same bobbin 4 inserted using the same pressure and / or flow rate setting of the blower unit 18 can move at different speeds during insertion into the weaving compartment 6. In a device 1 according to the invention, in preferred embodiments, a weft thread 2 is accelerated at the start of introduction into the weaving section 6, then further introduced into the weaving section 6 at a substantially constant speed and delayed at the end of the introduction into the weaving section 6 or inhibited. Determining a reference moment according to the invention and using the reference moment according to the invention for controlling the opening of the thread holder 20 is particularly suitable for use in weaving weft thread 2, whereby the air-friendliness of successively introduced weft threads 2 changes. This particular advantage of the invention is explained in more detail below.

Tijdens het weven wordt de aandrijfeenheid 33 van de draadhouder 27 bijvoorbeeld op een bepaald ogenblik in de weefcyclus geopend, welk ogenblik in voorkeurdragende uitvoeringsvormen ingesteld wordt in functie van het ogenblik waarop een weefvak 6 gevormd wordt. Het ventielsysteem 36 van de hoofdblazer 5 wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen zodanig ingesteld dat een inslagdraad 2 op een gewenst ogenblik in de weefcyclus aan de draaddetector 15 voorbijkomt, bijvoorbeeld zoals gekend uit EP 0.239.137 BI. Het ventielsysteem 37 voor de bijblazers 12 wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen zodanig ingesteld dat de inslagdraad 2 door de luchtstroming uit de bijblazers 12 ondersteund wordt, bijvoorbeeld zoals gekend uit EP 2.163.670 Al of WO 2007/057.217 Al.During weaving, the drive unit 33 of the wire holder 27 is opened, for example, at a specific moment in the weaving cycle, which moment in preferred embodiments is set as a function of the moment at which a weaving section 6 is formed. In preferred embodiments, the valve system 36 of the main blower 5 is set such that a weft thread 2 passes over the thread detector 15 at a desired moment in the weaving cycle, for example as known from EP 0 239 133 B1. In preferred embodiments, the valve system 37 for the blowers 12 is set such that the weft thread 2 is supported by the air flow from the blowers 12, for example as known from EP 2,163,670 A1 or WO 2007 / 057,217 A1.

Indien de luchtvriendelijkheid van opeenvolgende inslagdraden 2 afkomstig vanaf een bepaalde bobijn 4 gedurende het weven vanaf die bobijn 4 toeneemt, zal bij gelijke instelling van het ventielsysteem 35 van de blaasinrichting 10 een inslagdraad 2 sneller in het opslagelement 11 opgeslagen worden. Indien de draadhouder 27 op hetzelfde ogenblik in de weefcyclus geopend wordt, zal op dit ogenblik reeds een groot gedeelte van de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 opgeslagen zijn, zodat een groot gedeelte van de inslagdraad 2 tevens met hoge snelheid vanuit het opslagelement 11 in het weefvak 6 wordt ingebracht vooraleer de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 wordt gestrekt, waardoor dan slechts een klein resterend gedeelte van de insiagdraad 2 met lagere snelheid rechtstreeks van de voorafwikkelaar 3 wordt ingebracht. Door dit effect wordt bij weven met een luchtvriendelijker inslagdraad 2, dit betekent een bij eenzelfde blaaskracht sneller bewegende inslagdraad 2, de snelheid waarmee de inslagdraad 2 doorheen het weefvak 6 wordt getransporteerd bijkomend verhoogd daar die inslagdraad 2 over een groter gedeelte opgeslagen is in het opslagelement 11. Dit betekent dat het strekogenblik voor een snelle inslagdraad 2 later in de weefcyclus zal plaatsvinden dan het strekogenblik voor een tragere inslagdraad 2. Indien volgens de uitvinding het c.referentieogenblik bepaald wordt dat een maat is voor het strekogenblik en in geval het werkelijk strekogenblik later in de weefcyclus plaats vindt, kan bij een volgende inbreng van inslagdraad 2 het ogenblik dat de draadhouder 20 geopend wordt, gestuurd worden in functie van dit bepaalde referentieogenblik, en zodanig dat de sturing zodanig wordt uitgevoerd dat indien het referentieogenblik later in de weefcyclus plaats vindt, het ogenblik dat de draadhouder 20 geopend wordt later in de weefcyclus gestuurd wordt. Door het later openen van de draadhouder 20 bij een volgende inbreng van inslagdraad 2 zal minder inslagdraad 2 in het opslagelement 11 opgeslagen worden, waardoor minder eerder in het opslagelement 11 opgeslagen inslagdraad 2 in het weefvak 6 wordt ingebracht en meer inslagdraad 2 rechtstreeks en dus trager vanaf de voorafwikkelaar 3 zal ingebracht worden. Door de uitvinding is het mogelijk tijdens het in een weefvak 6 inbrengen van een snelle inslagdraad 2 deze inslagdraad 2 eerder te vertragen, zodat het effect van de snelle inslagdraad 2 tegengewerkt wordt.If the air-friendliness of successive weft threads 2 originating from a specific bobbin 4 increases during the weaving from that bobbin 4, with the same setting of the valve system 35 of the blower 10, a weft thread 2 will be stored faster in the storage element 11. If the thread holder 27 is opened at the same time in the weaving cycle, at this moment a large part of the weft thread 2 will already be stored in the storage element 11, so that a large part of the weft thread 2 also enters the storage element 11 at high speed. weaving section 6 is introduced before the weft thread 2 is stretched into the storage element 11, whereby only a small remaining portion of the weft thread 2 is introduced directly from the pre-winder 3 at a lower speed. As a result of this effect, when weaving with a more air-friendly weft thread 2, this means a weft thread 2 moving faster with the same blowing force, the speed at which the weft thread 2 is transported through the weaving section 6 is additionally increased since said weft thread 2 is stored over a larger portion in the storage element 11. This means that the stretching moment for a fast weft thread 2 will take place later in the weaving cycle than the stretching moment for a slower weft thread 2. If according to the invention the reference moment is determined which is a measure for the stretching moment and in the case of the actual stretching moment takes place later in the weaving cycle, the next time the thread holder 20 is opened, the next insertion of weft thread 2 can be controlled in function of this particular reference moment, and such that the control is carried out such that if the reference moment takes place later in the weaving cycle finds, the moment the wire holder 20 g is being controlled later in the weaving cycle. By later opening the thread holder 20 with a subsequent insertion of weft thread 2, less weft thread 2 will be stored in the storage element 11, so that less weft thread 2 stored earlier in the storage element 11 is introduced into the weaving compartment 6 and more weft thread 2 directly and therefore more slowly from the pre-winder 3 will be introduced. The invention makes it possible to introduce a fast weft thread 2 into a weaving section 6 and to retard this weft thread 2 earlier, so that the effect of the fast weft thread 2 is counteracted.

Indien de luchtvriendelijkheid van opeenvolgende inslagdraden 2 afkomstig vanaf een bepaalde bobijn 4 gedurende het weven vanaf die bobijn 4 afneemt, zal bij gelijke instelling van het ventielsysteem 35 van de blaasinrichting 10 een inslagdraad 2 trager in het opslagelement 11 opgeslagen worden. Indien de draadhouder 27 op hetzelfde ogenblik in de weefcyclus geopend wordt, zal op dit ogenblik slechts een klein gedeelte van de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 opgeslagen zijn, waardoor een klein gedeelte van de inslagdraad 2 met hoge snelheid vanuit het opslagelement 11 in het weefvak 6 wordt ingebracht vooraleer de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 wordt gestrekt, waardoor dan een groot resterende gedeelte van de inslagdraad 2 met lagere snelheid rechtstreeks van de voorafwikkelaar 3 wordt ingebracht. Door dit effect wordt bij weven met een minder luchtvriendelijke inslagdraad, dit betekent een bij eenzelfde blaaskracht trager bewegende inslagdraad, de snelheid waarmee de inslagdraad doorheen het weefvak 6 wordt getransporteerd bijkomend verminderd wordt daar voor één insertie slecht een kleiner gedeelte van die inslagdraad eerder opgeslagen is in het opslagelement 11. Dit betekent dat het strekogenblik voor een trage inslagdraad 2 vroeger in de weefcyclus zal plaatsvinden dan het strekogenblik voor een snellere inslagdraad 2. Indien volgens de uitvinding het referentieogenblik bepaald wordt dat een maat is voor het strekogenblik en in geval het werkelijk strekogenblik eerder in de weefcyclus plaats vindt, kan bij een volgende inbreng van inslagdraad 2 het ogenblik dat de draadhouder 20 geopend wordt, gestuurd worden in functie van dit bepaalde referentieogenblik, en zodanig dat de sturing zodanig wordt uitgevoerd dat indien het referentieogenblik eerder in de weefcyclus plaats vindt, het ogenblik dat de draadhouder 20 geopend wordt eerder in de weefcyclus gestuurd wordt. Door het eerder openen van de draadhouder 20 zal bij een volgende inbreng van inslagdraad 2 meer inslagdraad 2 in het opslagelement 11 opgeslagen worden, waardoor voor één insertie meer eerder in het opslagelement 11 opgeslagen inslagdraad 2 in het weefvak 6 wordt ingebracht en minder inslagdraad 2 rechtstreeks en dus trager vanaf de voorafwikkelaar 3 zal ingebracht worden. Door de uitvinding is het mogelijk tijdens het in een weefvak 6 inbrengen van een trage inslagdraad 2 deze inslagdraad 2 later te vertragen, zodat het effect van de trage inslagdraad 2 tegengewerkt wordt.If the air-friendliness of successive weft threads 2 originating from a specific bobbin 4 decreases during weaving from that bobbin 4, with the same setting of the valve system 35 of the blower 10, a weft thread 2 will be stored more slowly in the storage element 11. If the thread holder 27 is opened at the same time in the weaving cycle, at this moment only a small part of the weft thread 2 will be stored in the storage element 11, as a result of which a small part of the weft thread 2 from the storage element 11 into the weaving section at high speed 6 is introduced before the weft thread 2 is stretched into the storage element 11, whereby a large remaining portion of the weft thread 2 is then introduced directly from the pre-winder 3 at a lower speed. As a result of this effect, when weaving with a less air-friendly weft thread, this means a weft thread moving more slowly with the same blowing force, the speed at which the weft thread is transported through the weaving section 6 is also reduced, since for a single insert a smaller part of that weft thread is previously stored. in the storage element 11. This means that the extension moment for a slow weft thread 2 will take place earlier in the weaving cycle than the extension moment for a faster weft thread 2. If according to the invention the reference moment is determined to be a measure of the extension moment and in the event that it actually stretching occurs earlier in the weaving cycle, the next time the thread holder 20 is opened, the moment the thread holder 20 is opened can be controlled in function of this particular reference moment, and such that the control is carried out such that if the reference moment is earlier in the weaving cycle place vi ndt, the moment the thread holder 20 is opened, it is controlled earlier in the weaving cycle. By opening the thread holder 20 earlier, more weft thread 2 will be stored in the storage element 11 for a subsequent insertion of weft thread 2, so that for one insertion more weft thread 2 stored earlier in the storage element 11 will be introduced into the weaving compartment 6 and less weft thread 2 directly and thus will be introduced more slowly from the pre-winder 3. The invention makes it possible to delay this weft thread 2 later during the introduction of a slow weft thread 2 into a weaving section 6, so that the effect of the slow weft thread 2 is counteracted.

Door het sturen van het ogenblik dat de draadhouder 20 wordt geopend in functie van het referentieogenblik in de weefcyclus dat een maat is voor het strekken van de inslagdraad 2 in het opslagelement 11 is het mogelijk het effect van een snelle of trage inslagdraad tegen te werken, meer in het bijzonder een snelle inslagdraad 2 meer te vertragen en een trage inslagdraad 2 minder te vertragen. De uitvinding laat ook toe alle regelingen en instellingen van de ventielsystemen 36 en 37 verder aan te wenden die aangewend worden bij een inrichting 1 waarbij geen opslagelement 11 is voorzien. Het ventielsysteem 35 wordt in een uitvoeringsvorm geactiveerd worden zodat de blaasinrichting 10 blaast ongeveer op het ogenblik van het openen van de draadhouder 20, bijvoorbeeld iets voor het openen van de draadhouder 20 zodat de blaasinrichting 10 reeds blaast op de inslagdraad 2 terwijl de inslagdraad 2 door de draadhouder 20 wordt vrijgelaten. Uiteraard kan tevens het ventielsysteem 35 van de hoofdblazer 5 op een gekende wijze zodanig gestuurd worden dat een inslagdraad 2 op een gewenst ogenblik in de weefcyclus voorbijkomt aan de draaddetector 15.By controlling the moment that the thread holder 20 is opened as a function of the reference moment in the weaving cycle, which is a measure for the stretching of the weft thread 2 in the storage element 11, it is possible to counteract the effect of a fast or slow weft thread, more in particular, to slow down a fast weft thread 2 more and to slow down a slow weft thread 2 less. The invention also makes it possible to further use all controls and settings of the valve systems 36 and 37 which are used with a device 1 in which no storage element 11 is provided. The valve system 35 is activated in one embodiment so that the blower 10 blows approximately at the time of opening the thread holder 20, for example slightly before opening the thread holder 20 so that the blower 10 is already blowing on the weft thread 2 while the weft thread 2 passes through the wire holder 20 is released. Of course, the valve system 35 of the main blower 5 can also be controlled in a known manner such that a weft thread 2 passes the thread detector 15 at a desired moment in the weaving cycle.

Volgens de uitvinding is het ook mogelijk het ventielsysteem 35 van de blaasinrichting 10 zodanig te regelen dat het referentieogenblik plaats vindt of in relatie staat met het verwijderen van een bepaalde winding 50 van een voorafwikkelaar 3. De uitvinding wordt in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm uitgevoerd met een instelling zodat het referentieogenblik tijdens het verwijderen van de voorlaatste winding plaats vindt. Volgens een andere mogelijkheid wordt de uitvinding toegepast met een referentieogenblik tijdens het verwijderen van de laatste winding, hetgeen toelaat sneller te weven maar meer risico inhoudt voor het remmen van de inslagdraad 2.According to the invention, it is also possible to control the valve system 35 of the blower 10 such that the reference moment takes place or is related to the removal of a specific winding 50 from a pre-winder 3. The invention is implemented in a preferred embodiment with a setting so that the reference moment occurs during the removal of the penultimate turn. According to another possibility, the invention is applied with a reference moment during the removal of the last winding, which makes it possible to weave faster but entails a greater risk of braking the weft thread 2.

Volgens een uitvoeringsvorm blaast de blaasinrichting 10 gedurende een bepaald tijdsinterval op de inslagdraad 2. Volgens een andere uitvoeringsvorm blaast de blaasinrichting 10 op de inslagdraad 2 tot een ingesteld ogenblik in de weefcyclus. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de blaasinrichting 10 op een deactivatieogenblik in de weefcyclus gedeactiveerd dat bepaald is als een ogenblik waarop een bepaald gedeelte inslagdraad 2 afkomstig van de voorafwikkelaar 3 via een ingang 25 van een opslagelement 11 aan een opslagelement 11 is toegevoerd, bijvoorbeeld een bepaalde tijd nadat twee windingen 50 van de voorafwikkelaar 3 zijn verwijderd. Het deactivatieogenblik is bijvoorbeeld bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bepaald in functie van het tweede signaal van de draaddetector 24 en/of in functie van het ogenblik dat de aanwezigheidssensor 45 een hoog signaal levert. Dit betekent dat bij een snelle inslagdraad 2, waarbij bijvoorbeeld een bepaalde tijd nadat twee windingen 50 zijn verwijderd eerder plaats vindt in de weefcyclus dan de ingestelde tijd of het ingesteld ogenblik in de weefcyclus tot welk ogenblik de blaasinrichting 10 normaal blaast, de blaasinrichting 10 op een eerder ogenblik in de weefcyclus stopt met blazen dan de ingestelde tijd of het ingesteld ogenblik in de weefcyclus. Hierdoor blaast de blaasinrichting 10 gedurende een korter tijdsinterval op een snelle inslagdraad 2, zodat de hoeveelheid opgeslagen inslagdraad 2 in het opslagelement 11 beperkt wordt en zodat tevens de snelheid waarmee een snelle inslagdraad 2 in het weefvak 6 wordt ingebracht beperkt wordt. Hierdoor vindt tevens het strekogenblik of het referentieogenblik volgens de uitvinding eerder plaats dan in geval de blaasinrichting 10 zoals ingesteld blaast. Bij een trage inslagdraad 2 blaast de blaasinrichting 10 bijvoorbeeld zoals ingesteld, zodat zoveel mogelijk inslagdraad 2 in het opslagelement 11 wordt opgeslagen en het in het weefvak 6 inbrengen van tragere inslagdraad 2 toch met voldoende snelheid kan gebeuren. Hierdoor wordt tevens een snelle inslagdraad 2 eerder in de weefcyclus geremd en wordt een trage inslagdraad 2 later in de weefcyclus geremd. Om te vermijden dat een snelle inslagdraad 2 te snel wordt ingebracht en dat trage inslagdraad 2 te traag wordt ingebracht, wordt volgens de uitvinding de blaasinrichting 10 niet meer geactiveerd vanaf het ogenblik dat een bepaalde lengte inslagdraad 2 in het opslagelement 11 is opgeslagen. Die uitvoeringsvorm is vooral voordelig om de invloed van toevallig snelle of trage inslagdraden tegen te werken.According to one embodiment, the blower 10 blows on the weft thread 2 for a certain time interval. According to another embodiment, the blower 10 blows on the weft thread 2 until a set moment in the weaving cycle. According to a preferred embodiment of the invention, the blower 10 is deactivated at a deactivation moment in the weaving cycle which is determined as a moment at which a certain portion of weft thread 2 from the pre-winder 3 is supplied to a storage element 11 via an input 25 of a storage element 11, for example a certain time after two turns 50 have been removed from the pre-winder 3. The deactivation moment is determined, for example, in the embodiment shown as a function of the second signal from the wire detector 24 and / or as a function of the moment that the presence sensor 45 supplies a high signal. This means that with a fast weft thread 2, where, for example, a certain time after two turns 50 have been removed takes place in the weaving cycle earlier than the set time or the set moment in the weaving cycle, up to which moment the blower 10 normally blows, the blower 10 is on an earlier moment in the weaving cycle stops blowing than the set time or the set moment in the weaving cycle. As a result, the blowing device 10 blows on a fast weft thread 2 for a shorter time interval, so that the amount of stored weft thread 2 in the storage element 11 is limited and so that also the speed with which a fast weft thread 2 is introduced into the weaving section 6 is limited. As a result, also the stretching moment or the reference moment according to the invention takes place earlier than in case the blowing device 10 blows as set. With a slow weft thread 2, the blowing device 10 blows as set, for example, so that as much weft thread 2 as possible is stored in the storage element 11 and the introduction of slower weft thread 2 into the weaving section 6 can still take place with sufficient speed. As a result, also a fast weft thread 2 is braked earlier in the weaving cycle and a slow weft thread 2 is braked later in the weaving cycle. In order to avoid that a fast weft thread 2 is introduced too quickly and that slow weft thread 2 is inserted too slowly, according to the invention the blowing device 10 is no longer activated from the moment that a certain length of weft thread 2 is stored in the storage element 11. This embodiment is especially advantageous to counteract the influence of accidentally fast or slow weft threads.

Niettegenstaande de eerste windingstijden en/of windingsogenblikken, meer in het bijzonder de windingstijden en/of windingsogenblikken van de windingen die voor het referentieogenblik worden opgeslagen in het opslagelement 11, niet beïnvloed worden door het in het weefvak 6 inbrengen van de inslagdraad 2, zijn die windingstijden en/of windingsogenblikken representatief voor de luchtvriendelijkheid van de betreffende inslagdraad 2. Daarom mag aangenomen worden dat indien de eerste windingstijden kort zijn, dat de inslagdraad 2 relatief snel in het weefvak 6 zal ingebracht worden, en indien de eerste windingstijden lang zijn, dat de inslagdraad 2 relatief traag in het weefvak 6 zal ingebracht worden. Dit laat ook toe dat de eerste windingstijden en/of windingsogenblikken bepaald met een inrichting 1 volgens de uitvinding ook kunnen aangewend worden in een werkwijze zoals gekend uit WO 2007/057217 Al.Notwithstanding the first winding times and / or winding moments, more particularly the winding times and / or winding moments of the windings that are stored in the storage element 11 for the reference moment, are not influenced by the introduction of the weft thread 2 into the weaving section 6, winding times and / or winding moments representative of the air-friendliness of the weft thread concerned 2. Therefore, it may be assumed that if the first winding times are short, the weft thread 2 will be introduced into the weaving section 6 relatively quickly, and if the first winding times are long, that the weft thread 2 will be introduced into the weaving section 6 relatively slowly. This also allows the first winding times and / or winding moments determined with a device 1 according to the invention to also be used in a method as known from WO 2007/057217 A1.

Niettegenstaande in de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden een inslagdraad 2 voor één insertie gevormd wordt door vier windingen 50, is het uiteraard mogelijk een inslagdraad 2 voor één insertie te vormen door een ander aantal windingen 50, bijvoorbeeld vijf of meer windingen 50. In dit geval kan de beschreven werkwijze passend aangepast worden, bijvoorbeeld zodat in de beschrijving de eerste en de tweede winding behouden worden en in de beschrijving de derde en de vierde winding door de voorlaatste en laatste winding vervangen worden. Andere varianten zijn mogelijk.Notwithstanding in the illustrated embodiments a weft thread 2 for one insertion is formed by four turns 50, it is of course possible to form a weft thread 2 for one insertion by another number of turns 50, for example five or more turns 50. In this case the described method can be suitably adjusted, for example so that in the description the first and the second turn are retained and in the description the third and the fourth turn are replaced by the penultimate and last turn. Other variants are possible.

Het is duidelijk dat het sturen van het ogenblik om de draadhouder 20 te openen niet noodzakelijk continu dient te . gebeuren, maar tevens in stappen kan gebeuren, bijvoorbeeld stappen van 2msec. Indien het bepaald referentieogenblik in de weefcyclus bijvoorbeeld van inslagdraad tot inslagdraad gemiddeld minder dan 2msec wijzigt, dan wordt in een uitvoeringsvorm het ogenblik van openen van de draadhouder 20 niet aangepast. Indien het bepaald referentieogenblik bijvoorbeeld meer dan 2msec gewijzigd werd, dan wordt het openblik van openen in een uitvoeringsvorm met een stap van 2msec aangepast, meer in het bijzonder vervroegd of verlaat.It is clear that control of the moment to open the wire holder 20 does not necessarily have to be continuous. but can also be done in steps, for example 2msec steps. If the determined reference moment in the weaving cycle, for example, changes from weft thread to weft thread on average less than 2 msec, then in one embodiment the moment of opening of the thread holder 20 is not adjusted. For example, if the determined reference moment has been changed by more than 2 msec, then in one embodiment, the open view of opening is adjusted with a step of 2 msec, more particularly early or abandoned.

Door de uitvinding wordt er bereikt dat het openen van de draadhouder 20 vroeg genoeg in de weefcyclus plaats vindt, zodat een voldoende lengte inslagdraad 2 in het opslagelement 11 opgeslagen wordt, welke lengte toelaat de inslagdraad 2 met hoge snelheid en met lage spanning in het weefvak 6 in te brengen. Door de uitvinding wordt er ook bereikt dat het openen van de draadhouder 20 laat genoeg in de weefcyclus plaats vindt, zodat tijdens het inbrengen van een inslagdraad 2 in het weefvak 6 de opgeslagen inslagdraad 2 in het opslagelement 11 gestrekt wordt en zodat de inslagdraad 2 tijdens het inbrengen van het laatste gedeelte inslagdraad 2 in het weefvak 6 rechtstreeks van de voorafwikkelaar 3 wordt verwijderd en zodoende geremd wordt.It is achieved by the invention that the thread holder 20 is opened early enough in the weaving cycle, so that a sufficient length of the weft thread 2 is stored in the storage element 11, which length allows the weft thread 2 to enter the weaving section at high speed and with a low tension. 6 to introduce. The invention also achieves that opening of the thread holder 20 takes place late enough in the weaving cycle, so that during the insertion of a weft thread 2 into the weaving section 6 the stored weft thread 2 is stretched into the storage element 11 and so that the weft thread 2 during the introduction of the final section of weft thread 2 into the weaving section 6 is directly removed from the pre-winder 3 and is thus braked.

De uitvinding biedt tevens als voordeel dat wanneer geweven wordt met meerdere inrichtingen 1 volgens de uitvinding die volgens een patroon inslagdraad 2 aan een weefvak 6 voeden, het opslaan van inslagdraad 2 in een opslagelement 11 reeds kan plaatsvinden tijdens het inbrengen van inslagdraad 2 vanaf een andere inrichting 1. Dit betekent dat in een uitvoeringsvorm het opslaan van inslagdraad 2 in een opslagelement 11 gedurende meerdere weefcycli plaats vindt, terwijl het verwijderen van inslagdraad 2 uit een opslagelement 11 gedurende slechts één enkele weefcyclus plaats vindt.The invention also offers the advantage that when weaving with a plurality of devices 1 according to the invention which feed a weft thread 2 to a weaving section 6 according to a pattern, the storage of weft thread 2 in a storage element 11 can already take place during the insertion of weft thread 2 from another device 1. This means that in one embodiment the storage of weft thread 2 in a storage element 11 takes place during several weaving cycles, while the removal of the weft thread 2 from a storage element 11 takes place during only a single weaving cycle.

Volgens een niet weergegeven uitvoeringsvorm is de in de figuren weergegeven draadhouder 27 vervangen door een draadhouder die nabij een hoofdblazer 5 is aangebracht en die aangebracht is om het vrijlaten van inslagdraad 2 te bevelen bij het begin van de inbreng van een inslagdraad 2.According to an embodiment not shown, the thread holder 27 shown in the figures has been replaced by a thread holder which is arranged near a main blower 5 and which is arranged to order the release of the weft thread 2 at the start of the introduction of a weft thread 2.

Wanneer geweven wordt met meerdere inslagdraden volgens een bepaald patroon en indien verschillende inslagdraden met andere weefparameters worden geweven, bijvoorbeeld zoals gekend uit WO 01/79597 Al, is het eveneens mogelijk voor elke inslagdraad een werkwijze volgens de uitvinding te combineren met een werkwijze zoals gekend uit WO 01/79597 Al. Een werkwijze volgens de uitvinding kan uiteraard ook gecombineerd worden met een werkwijze zoals gekend uit WO 2006/114187 Al, meer in het bijzonder wordt in een uitvoeringsvorm het referentieogenblik bepaald als een gemiddelde van een aantal referentieogenblikken, waarbij het aantal referentieogenblikken dat aangewend wordt om het gemiddelde referentieogenblik te bepalen bijvoorbeeld bepaald worden aan de hand van het aantal wijzigingen dat doorgevoerd wordt met betrekking tot het ogenblik voor het openen van de draadhouder 20.When weaving with multiple weft threads according to a certain pattern and if different weft threads are woven with other weaving parameters, for example as known from WO 01/79597 A1, it is also possible for each weft thread to combine a method according to the invention with a method as known from WO 01/79597 A1. A method according to the invention can of course also be combined with a method as known from WO 2006/114187 A1, more particularly in one embodiment the reference moment is determined as an average of a number of reference moments, the number of reference moments being used to average reference moment to be determined, for example, determined on the basis of the number of changes made with regard to the moment for opening the wire holder 20.

Het is uiteraard ook mogelijk om geen inslagdraad 2 in het opslagelement 11 op te slaan en met een inrichting 1 volgens de uitvinding op een gekende klassieke wijze te weven, waarbij steeds inslagdraad 2 rechtstreeks van een voorafwikkelaar 3 wordt verwijderd. In dit geval wordt de werkwijze volgens de uitvinding ook niet aangewend.It is of course also possible not to store a weft thread 2 in the storage element 11 and to weave it with a device 1 according to the invention in a known classical manner, wherein weft thread 2 is always removed directly from a pre-winder 3. In this case the method according to the invention is not used either.

Niettegenstaande dat bij de weergegeven weefmachine vier inrichtingen volgens de uitvinding worden aangewend, wordt in andere uitvoeringsvormen gebruik gemaakt worden van slechts één inrichting volgens de uitvinding of van een ander aantal inrichtingen volgens de uitvinding. Indien een inslagdraad 2 niet geschikt is om opgeslagen te worden in een opslagelement kan de blaasinrichting 10 aangewend worden om samen met de hoofdblazer 5 een inslagdraad 2 van een voorafwikkelaar 3 te verwijderen en de inslagdraad 2 in een weefvak 6 in te brengen.Notwithstanding the fact that in the weaving machine shown four devices according to the invention are used, in other embodiments use is made of only one device according to the invention or of another number of devices according to the invention. If a weft thread 2 is not suitable for being stored in a storage element, the blower device 10 can be used to remove a weft thread 2 from a pre-winder 3 together with the main blower 5 and to insert the weft thread 2 into a weaving compartment 6.

De weergegeven uitvoe rings voorbeelden dienen enkel ter verduidelijking van de uitvinding. Varianten zijn mogelijk, in het bijzonder met betrekking tot de uitvoeringsvormen van de blaasinrichting, het opslagelement, de draadhouders en de sensoren. Tevens zijn combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen mogelijk die onder de conclusies vallen.The exemplary embodiments shown serve only to illustrate the invention. Variants are possible, in particular with regard to the embodiments of the blower, the storage element, the wire holders and the sensors. Combinations of the illustrated embodiments are also possible that fall under the claims.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het voeden van inslagdraad (2) bij een weefmachine, waarbij een lengte inslagdraad (2) vanaf een voorafwikkelaar (3) wordt vrijgegeven om in een weefvak (6) ingebracht te worden, waarbij inslagdraad (2) afkomstig van de voorafwikkelaar (3) via een ingang (25) van een opslagelement (11) aan een opslagelement (11) wordt toegevoerd, waarbij inslagdraad (2) via een uitgang (26) van het opslagelement (11) uit het opslagelement (11) wordt verwijderd om in het weefvak (6) ingebracht te worden, waarbij voor het begin van het inbrengen van inslagdraad (2) in het weefvak (6) inslagdraad (2) in het opslagelement (11) wordt opgeslagen, waarbij voor het begin van het inbrengen van inslagdraad (2) in het weefvak (6) inslagdraad (2) in het opslagelement (11) wordt opgeslagen, waarbij minstens gedurende een deel van een periode van het inbrengen van inslagdraad (2) in het weefvak (6) een gelijktijdige opslag en verwijdering van inslagdraad (2) uitgevoerd wordt, daardoor gekenmerkt dat minstens op het einde van de gelijktijdige opslag en verwijdering van inslagdraad (2), de inslagdraad (2) opgeslagen in het opslagelement (11) sneller verwijderd wordt uit het opslagelement (11) dan inslagdraad (2) afkomstig van de voorafwikkelaar (3) toegevoerd wordt aan het opslagelement (11), zodat bij een strekogenblik in de weefcyclus gedurende de periode van het inbrengen van inslagdraad (2) in het weefvak (6) de inslagdraad (2) opgeslagen in het opslagelement (11) wijzigt van opgeslagen toestand naar gestrekte toestand, waarbij het strekogenblik is bepaald als referentieogenblik.Method for feeding weft thread (2) in a weaving machine, wherein a length of weft thread (2) is released from a pre-winder (3) to be introduced into a weaving section (6), wherein weft thread (2) originating from the pre-winder (3) is supplied via an input (25) of a storage element (11) to a storage element (11), wherein weft thread (2) is removed from the storage element (11) via an output (26) of the storage element (11) in order to to be introduced into the weaving section (6), wherein before the introduction of weft thread (2) into the weaving section (6) weft thread (2) is stored in the storage element (11), wherein before the start of the introduction of weft thread (2) in the weaving section (6) weft thread (2) is stored in the storage element (11), whereby at least part of a period of the insertion of weft thread (2) in the weaving section (6), simultaneous storage and removal of weft thread (2) is executed, thereby at least at the end of the simultaneous storage and removal of weft thread (2), the weft thread (2) stored in the storage element (11) is removed from the storage element (11) faster than the weft thread (2) from the pre-winder (3) is supplied to the storage element (11), so that at an elongated moment in the weaving cycle during the period of insertion of the weft thread (2) in the weaving section (6) the weft thread (2) stored in the storage element (11) changes from stored state to stretched state, wherein the stretch moment is determined as a reference moment. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt het begin van het opslaan van inslagdraad (2) in het opslagelement (11) wordt gestuurd door een openen van een tweede draadhouder (20) die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar (3) en het opslagelement (11), waarbij het openen van de tweede draadhouder (20) gestuurd wordt in functie van het referentieogenblik in de weefcyclus.Method according to claim 1, characterized in that the start of storing the weft thread (2) in the storage element (11) is controlled by opening a second thread holder (20) arranged between the pre-winder (3) and the storage element ( 11), wherein the opening of the second thread holder (20) is controlled as a function of the reference moment in the weaving cycle. 3. Werkwijze volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het ogenblik van het openen van de tweede draadhouder (20) die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar (3) en het opslagelement (11) zodanig wordt bepaald dat het bepaalde referentieogenblik gerelateerd is aan een ingesteld ogenblik in de weefcyclus.Method according to claim 2, characterized in that the moment of opening the second wire holder (20) arranged between the pre-winder (3) and the storage element (11) is determined such that the determined reference moment is related to a set moment in the weaving cycle. 4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat inslagdraad (2) afkomstig van de voorafwikkelaar (3) door middel van een blaasinrichting (10) die tussen de voorafwikkelaar (3) en het opslagelement (11) is aangebracht via een ingang (25) van een opslagelement (11) in een opslagelement (11) wordt geblazen, waarbij deze blaasinrichting (10) op een ogenblik in de weefcyclus wordt geactiveerd dat bepaald wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus.Method according to claim 1, 2 or 3, characterized in that weft thread (2) from the pre-winder (3) is provided by means of a blower (10) arranged between the pre-winder (3) and the storage element (11) via a input (25) of a storage element (11) is blown into a storage element (11), this blowing device (10) being activated at a time in the weaving cycle which is determined in function of the determined reference moment in the weaving cycle. 5. Werkwijze volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de blaasinrichting (10) op een deactivatieogenblik in de weefcyclus gedeactiveerd wordt zodat het blazen van de blaasinrichting (10) op de inslagdraad (2) afneemt vooraleer het referentieogenblik.Method according to claim 4, characterized in that the blowing device (10) is deactivated at a deactivation moment in the weaving cycle so that the blowing of the blowing device (10) on the weft thread (2) decreases before the reference moment. 6. Werkwijze volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het deactiveren bepaald wordt in functie van een ingesteld gedeelte inslagdraad (2) afkomstig van de voorafwikkelaar (3) dat aan een opslagelement (11) is toegevoerd.Method according to claim 5, characterized in that the deactivation is determined as a function of a set section of weft thread (2) originating from the pre-winder (3) which is supplied to a storage element (11). 7. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het begin van het in het weefvak (6) inbrengen van inslagdraad (2) gestuurd wordt door het openen van een eerste draadhouder (27) die aangebracht is tussen het opslagelement (11) en het weefvak (6) en/of het einde van het in het weefvak (6) inbrengen van inslagdraad (2) gestuurd wordt door het sluiten van een tweede draadhouder (20) die aangebracht is tussen de voorafwikkelaar (3) en het opslagelement (11).Method according to one of claims 1 to 6, characterized in that the start of the insertion of weft thread (2) into the weaving section (6) is controlled by opening a first thread holder (27) arranged between the storage element ( 11) and the weaving pocket (6) and / or the end of inserting weft thread (2) into the weaving pocket (6) is controlled by closing a second thread holder (20) arranged between the pre-winder (3) and the storage element (11). 8. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het referentieogenblik bepaald wordt aan de hand van signalen van minstens één draaddetector (24, 52, 53, 54) die aangebracht is ter hoogte van de voorafwikkelaar (3).Method according to one of claims 1 to 7, characterized in that the reference moment is determined on the basis of signals from at least one wire detector (24, 52, 53, 54) arranged at the level of the pre-winder (3). 9. Werkwijze volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de draaddetector (24, 52, 53, 54) telkens een signaal afgeeft indien een winding (50) afkomstig van de trommel (23) van de voorafwikkelaar (3) voorbij de draaddetector (24, 52, 53, 54) wordt bewogen.Method according to claim 8, characterized in that the wire detector (24, 52, 53, 54) in each case issues a signal if a winding (50) coming from the drum (23) of the pre-winder (3) past the wire detector (24, 52, 53, 54) is moved. 10. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het referentieogenblik bepaald wordt aan de hand van signalen van minstens één aanwezigheidssensor (44, 45, 46) die aangebracht is ter hoogte van het opslagelement (11).Method according to one of claims 1 to 7, characterized in that the reference moment is determined on the basis of signals from at least one presence sensor (44, 45, 46) arranged at the level of the storage element (11). 11. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het referentieogenblik bepaald wordt aan de hand van signalen van een spanningssensor (60, 61) voor inslagdraad (2).Method according to one of claims 1 to 7, characterized in that the reference moment is determined on the basis of signals from a voltage sensor (60, 61) for weft thread (2). 12. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het referentieogenblik bepaald wordt aan de hand van signalen van een bewegingssensor (64, 65) voor inslagdraad (2), bijvoorbeeld een bewegingssensor (64, 65) voor inslagdraad (2) die de beweging van een langs de bewegingssensor (64, 65) bewegende inslagdraad (2) kan detecteren.Method according to one of claims 1 to 7, characterized in that the reference moment is determined on the basis of signals from a movement sensor (64, 65) for weft thread (2), for example a movement sensor (64, 65) for weft thread (2) ) which can detect the movement of a weft thread (2) moving along the movement sensor (64, 65). 13. Inrichting voor het toepassen van een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) een voorafwikkelaar (3), een opslagelement (11) voor inslagdraad (2) en een draadhouder (20) die tussen de voorafwikkelaar (2) en het opslagelement (11) is aangebracht, bevat, waarbij de draadhouder (20) door een stuureenheid (31) gestuurd wordt in functie van het bepaalde referentieogenblik in de weefcyclus.Device for applying a method according to one of claims 1 to 12, characterized in that the device (1) comprises a pre-winder (3), a weft thread storage element (11) and a thread holder (20) that is between the pre-winder (2) and the storage element (11) are arranged, the thread holder (20) being controlled by a control unit (31) as a function of the determined reference moment in the weaving cycle. 14. Inrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het opslagelement (11) een opslagelement (11) is waarin een inslagdraad (2) in zigzag vorm wordt opgeslagen.Device according to claim 13, characterized in that the storage element (11) is a storage element (11) in which a weft thread (2) is stored in zigzag form.
BE2010/0740A 2010-12-14 2010-12-14 METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE BE1019702A3 (en)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0740A BE1019702A3 (en) 2010-12-14 2010-12-14 METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE
CN201180060332.3A CN103370463B (en) 2010-12-14 2011-11-14 For supplying the method and apparatus of weft yarn
PCT/EP2011/070012 WO2012079877A2 (en) 2010-12-14 2011-11-14 Method and device for feeding weft thread
EP11782611.5A EP2652186A2 (en) 2010-12-14 2011-11-14 Method and device for feeding weft thread

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0740A BE1019702A3 (en) 2010-12-14 2010-12-14 METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE
BE201000740 2010-12-14

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019702A3 true BE1019702A3 (en) 2012-10-02

Family

ID=44511652

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2010/0740A BE1019702A3 (en) 2010-12-14 2010-12-14 METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2652186A2 (en)
CN (1) CN103370463B (en)
BE (1) BE1019702A3 (en)
WO (1) WO2012079877A2 (en)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3938561A (en) * 1971-04-10 1976-02-17 Walter Scheffel Device for drawing off weft thread
EP0315235A1 (en) * 1987-11-05 1989-05-10 Picanol N.V. Method for preparing a weft thread on weaving machines, and weaving machines which use this method
WO2010006774A2 (en) * 2008-07-15 2010-01-21 Picanol N.V. Storage element for weft thread

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE899671A (en) * 1984-05-16 1984-11-16 Picanol Nv Air jet weaving loom has multi:weft injection and transport jets - with sequenced timing control program modulated by measured weft speeds
BE904260A (en) 1986-02-21 1986-08-21 Picanol Nv Apparatus for the insertion of weft threads in GAAP at airjet weaving machines and adjustable blowers.
JPH10102353A (en) * 1996-09-26 1998-04-21 Micron Kk Weft-controlling apparatus in loom
DE19706288A1 (en) * 1997-02-18 1998-08-20 Iro Ab Measuring delivery device
BE1011183A3 (en) 1997-05-28 1999-06-01 Picanol Nv Insertion system for a weaving machine.
DE19841699A1 (en) * 1998-09-11 2000-03-16 Iro Patent Ag Yarn treatment assembly has impregnation and associated attachments at yarn feed apparatus with a linked sensor to monitor unused rotating magnetic fields
BE1013392A3 (en) 2000-04-14 2001-12-04 Picanol Nv METHOD AND DEVICE FOR MAKING A loom.
BE1014192A3 (en) 2001-05-21 2003-06-03 Picanol Nv DEVICE AND METHOD FOR insertion of weft threads in a weaving machine, AND TAKING DAARDKLEM USED.
BE1014191A3 (en) 2001-05-21 2003-06-03 Picanol Nv WIRE CLAMP a weaving loom AND CONTAINING SUCH WIRE CLIP.
BE1016504A3 (en) 2005-04-25 2006-12-05 Picanol Nv METHOD FOR INSERTING AN IMPRESSION THREAD IN A WEAVING MACHINE
US7819142B2 (en) 2005-11-21 2010-10-26 Picanol N.V. Method for introducing a weft thread in an air weaving machine and air weaving machine
EP2163670B1 (en) 2008-09-12 2014-11-05 Picanol Method for controlling transportation of a weft thread through a shed
EP2230341A1 (en) * 2009-03-18 2010-09-22 ITEMA (Switzerland) Ltd. Storage device and method for storing weft threads in a loom

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3938561A (en) * 1971-04-10 1976-02-17 Walter Scheffel Device for drawing off weft thread
EP0315235A1 (en) * 1987-11-05 1989-05-10 Picanol N.V. Method for preparing a weft thread on weaving machines, and weaving machines which use this method
WO2010006774A2 (en) * 2008-07-15 2010-01-21 Picanol N.V. Storage element for weft thread

Also Published As

Publication number Publication date
CN103370463B (en) 2015-10-14
CN103370463A (en) 2013-10-23
EP2652186A2 (en) 2013-10-23
WO2012079877A2 (en) 2012-06-21
WO2012079877A3 (en) 2013-05-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP2008190108A (en) Method and apparatus for insertion of weft thread in weaving machine
JP4744488B2 (en) Yarn feeding device
JP3435512B2 (en) Loom with weft insertion brake
US5417251A (en) Programmable weft insertion brake for looms
BE1004150A3 (en) Method and apparatus for supplying weft yarn to the shed in a weaving machine.
BE1001819A3 (en) Device and method for the supply of impact on wires looms.
JP4804703B2 (en) Weft insertion control method for loom
JP5901031B2 (en) Method and apparatus for controlling a jet loom
BE1016639A6 (en) METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES
JPH03502946A (en) Nozzle control method for pneumatic loom
BE1019702A3 (en) METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE
EP2230342A1 (en) Storage device and method for storing weft threads in a loom
JP5647980B2 (en) Weft containment element
BE1016322A3 (en) Control device in a jet loom for insert woof thread.
BE1013392A3 (en) METHOD AND DEVICE FOR MAKING A loom.
BE1023583B1 (en) Process for introducing a weft thread
BE1021879B1 (en) STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE
EP2435609B1 (en) Method for inserting a weft thread and airjet weaving machine
NL1014537C2 (en) Method for controlling a weaving device, as well as a weaving device for carrying out this method.
US3747862A (en) Method and device for monitoring the readying of spinning cops for unwinding the same
JP5885366B2 (en) Room with attached thread sensor and its operating method
BE1021697B1 (en) METHOD AND DEVICE FOR IMPLEMENTING TWO EFFECT WIRES AT THE SAME TIME
BE1019609A3 (en) STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE.
BE1014071A3 (en) DEVICE FOR STRESS ON BRINGING IN POOL CHAIN ​​YARN IN A weaving.
BE1018606A3 (en) DEVICE FOR FEEDING WINDING WIRE.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20191231