BE1019609A3 - STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE. - Google Patents

STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE. Download PDF

Info

Publication number
BE1019609A3
BE1019609A3 BE2009/0268A BE200900268A BE1019609A3 BE 1019609 A3 BE1019609 A3 BE 1019609A3 BE 2009/0268 A BE2009/0268 A BE 2009/0268A BE 200900268 A BE200900268 A BE 200900268A BE 1019609 A3 BE1019609 A3 BE 1019609A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
storage element
cavity
weft thread
wall
exit
Prior art date
Application number
BE2009/0268A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol filed Critical Picanol
Priority to BE2009/0268A priority Critical patent/BE1019609A3/en
Priority to CN200980127433.0A priority patent/CN102099520B/en
Priority to EP09777200A priority patent/EP2318580B1/en
Priority to JP2011517807A priority patent/JP5647980B2/en
Priority to PCT/EP2009/005131 priority patent/WO2010006774A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1019609A3 publication Critical patent/BE1019609A3/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/3013Main nozzles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H51/00Forwarding filamentary material
    • B65H51/20Devices for temporarily storing filamentary material during forwarding, e.g. for buffer storage
    • B65H51/205Devices for temporarily storing filamentary material during forwarding, e.g. for buffer storage by means of a fluid
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • D03D47/368Air chamber storage devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Opslagelement dat een door wanden (33,34,41,42) begrensde holte (40) voor het opslaan van inslagdraad (1) bevat, die een ingang (21) voor het toevoeren van inslagdraad (1) naar de holte (40), een tegenover de ingang (21) gelegen uitgang (22) voor het verwijderen van inslagdraad (1) uit de holte (40) en een nabij de uitgang (22) aangebrachte afsluitinrichting (6) voor het afsluiten van de uitgang (22) van de holte (40) bevat, waarbij de afsluitinrichting (6) kan samenwerken met een wand van de holte (40) voor het afsluiten van de uitgang (22) van de holte (40). Inrichting met een opslagelement en weefmachine.Storage element comprising a cavity (40) bounded by walls (33, 34, 41, 42) for storing weft thread (1), which has an entrance (21) for feeding weft thread (1) to the cavity (40), an outlet (22) opposite the entrance (21) for removing weft thread (1) from the cavity (40) and a closing device (6) arranged near the exit (22) for closing the exit (22) of the cavity (40), wherein the occlusion device (6) is operable with a wall of the cavity (40) to close the exit (22) of the cavity (40). Device with a storage element and weaving machine.

Description

Opslagelement voor inslagdraad.Storage element for weft thread.

De uitvinding betreft een opslagelement, meer in het bijzonder een opslagelement met een door zijwanden begrensde holte voor het opslaan van inslagdraad voor een weefmachine, waarbij het opslagelement een ingang voor het toevoeren van inslagdraad naar de holte en een tegenover de ingang gelegen uitgang voor het verwijderen van inslagdraad uit de holte bevat, waarbij de dwarsbreedte van de holte verkleint volgens de langsrichting van de holte naar de uitgang toe. De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het voeden van inslagdraad naar een weefmachine die een opslagelement volgens de uitvinding bevat. De uitvinding betreft tevens een weefmachine die een inrichting voor het voeden van inslagdraad volgens de uitvinding bevat. De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het voeden van inslagdraad bij een weefmachine volgens de uitvinding.The invention relates to a storage element, more in particular a storage element with a cavity bounded by side walls for storing weft thread for a weaving machine, the storage element having an entrance for supplying weft thread to the cavity and an outlet for removing it of weft thread from the cavity, wherein the transverse width of the cavity decreases according to the longitudinal direction of the cavity towards the exit. The invention also relates to a device for feeding weft thread to a weaving machine which comprises a storage element according to the invention. The invention also relates to a weaving machine which comprises a device for feeding weft thread according to the invention. The invention also relates to a method for feeding weft thread in a weaving machine according to the invention.

Een inrichting voor het voeden of toevoeren van inslagdraden aan een weefvak van een luchtweefmachine is bijvoorbeeld gekend uit US 4,947,898 of US 4,821,781. Hierbij bevat deze inrichting een opslagelement, ook accumulator of voorraadopslag of opslageenheid genoemd, dat een cilindrische vorm of kokervorm vertoont en dat voorzien is van openingen. Volgens US 4,947,898 of US 4,821,781 is het opslagelement voorzien van een holte en een klemelement voor inslagdraad dat nabij de uitgang van de holte is aangebracht, dat kan gesloten worden voor het opslaan van inslagdraad en dat kan geopend worden voor het vrijgeven van inslagdraad. Een blaasinrichting, ook blazer of injector genoemd, blaast inslagdraad in het cilindervormige opslagelement, waarbij wegens de openingen de inslagdraad zich opstapelt in het kokervormige opslagelement volgens windingen. Een dergelijke inrichting laat toe inslagdraad onder lage spanning in het opslagelement op te slaan, zodat de inslagdraad onder lage spanning uit het opslagelement kan verwijderd worden, wat toelaat hogere weefsnelheden te bereiken of inslagdraad met minder luchtverbruik en lagere spanning in het weefvak te brengen.A device for feeding or feeding weft threads to a weaving section of an air-weaving machine is known, for example, from US 4,947,898 or US 4,821,781. This device herein comprises a storage element, also referred to as an accumulator or storage storage or storage unit, which has a cylindrical shape or tubular shape and which is provided with openings. According to US 4,947,898 or US 4,821,781 the storage element is provided with a cavity and a clamping element for weft thread which is arranged near the exit of the cavity, which can be closed for storing weft thread and which can be opened for releasing weft thread. A blower, also called a blower or injector, blows weft thread into the cylindrical storage element, wherein because of the openings the weft thread accumulates in the tubular storage element according to windings. Such a device makes it possible to store low-tension weft thread in the storage element, so that the low-tension weft thread can be removed from the storage element, which makes it possible to achieve higher weaving speeds or to introduce weft thread with less air consumption and lower tension into the weaving section.

Daar de inslagdraad zich hierbij in het opslagelement opstapelt in de vorm van windingen, kunnen proppen gevormd worden, die ook bundels kunnen genoemd worden. Zoals beschreven in CH 678 865, kunnen deze uit het opslagelement verwijderd worden als proppen. Indien deze proppen niet gestrekt of ontwonden worden gedurende de insertie en voor het aanslaan van de inslagdraad, kan dit resulteren in weeffouten.Since the weft thread hereby accumulates in the storage element in the form of windings, plugs can be formed, which can also be called bundles. As described in CH 678 865, these can be removed from the storage element as plugs. If these plugs are not stretched or unwound during the insertion and before the weft thread is tightened, this may result in weaving errors.

WO 86/07102 toont een opslagelement met een holte met een aanpasbare hoogte. De dwarsbreedte van de holte vergroot van de ingang naar de uitgang en de inslagdraad wordt opgestapeld in het opslagelement volgens windingen. Wegens het verbreden van de holte wordt de weerstand voor het verwijderen van een inslagdraad verlaagd. Het draadoog aan de uitgang is echter nadelig voor het verwijderen van inslagdraden uit het opslagelement. Bovendien is een opslagelement met een dwarsbreedte die vergroot naar de uitgang toe nog meer vatbaar voor het vormen van proppen.WO 86/07102 shows a storage element with a cavity with an adjustable height. The transverse width of the cavity increases from the entrance to the exit and the weft thread is stacked in the storage element according to windings. Due to the widening of the cavity, the resistance for removing a weft thread is lowered. However, the threaded eye at the exit is disadvantageous for removing weft threads from the storage element. Moreover, a storage element with a transverse width that is enlarged towards the exit is even more susceptible to plugging.

US 3,712,526 beschrijft een opslagelement met een platte holte die evenwijdige zijwanden vertoont. De holte is gebogen en bevat openingen ter hoogte van de onderwand. De uitgangsopening is kleiner dan de dwarsbreedte van de holte aan de uitgang, en proppen kunnen gevormd worden gedurende het verwijderen van inslagdraad uit het opslagelement. In US 3,712,526 vertoont de holte een geperforeerde onderwand waardoor lucht uit de holte kan ontsnappen. De uitgang van de holte kan gesloten worden door een afsluitelement dat een luchtstroom langsheen de uitgang van de holte belemmert, maar dat de doorgang van inslagdraad toelaat. Het afsluitelement wordt gemonteerd in een horizontaal opgestelde groef die loodrecht op de langsrichting van het opslagelement verloopt.US 3,712,526 describes a storage element with a flat cavity that has parallel side walls. The cavity is curved and has openings at the height of the bottom wall. The exit opening is smaller than the transverse width of the exit cavity, and plugs can be formed during the removal of weft thread from the storage element. In US 3,712,526 the cavity has a perforated bottom wall through which air can escape from the cavity. The exit of the cavity can be closed by a closing element which impedes an air flow along the exit of the cavity, but which allows the passage of weft thread. The closing element is mounted in a horizontally arranged groove which runs perpendicular to the longitudinal direction of the storage element.

GB 2092188 toont een opslagelement met een holte die vernauwend is naar de uitgang toe. De hoogte en de breedte van de holte zijn echter relatief groot, zodat de inslagdraad opgestapeld wordt in windingen, en tevens proppen gevormd worden. Tevens zijn de openingen aan de ingang en de uitgang relatief klein. De kleine opening aan de uitgang veroorzaakt echter wrijving met de inslagdraad en voorzieningen dienen getroffen te worden om sleet aan deze opening te vermijden. De wrijving is naast de proppen eveneens nadelig voor het weven.GB 2092188 shows a storage element with a cavity narrowing towards the exit. However, the height and the width of the cavity are relatively large, so that the weft thread is piled up in turns, and plugs are also formed. The openings at the entrance and the exit are also relatively small. The small opening at the exit, however, causes friction with the weft thread and provisions must be made to avoid wear at this opening. In addition to the plugs, the friction is also disadvantageous for weaving.

Het is een doel van de uitvinding een opslagelement te vormen met een holte waarbij stof wordt verhinderd zich op te hopen nabij de holte.It is an object of the invention to form a storage element with a cavity whereby dust is prevented from accumulating near the cavity.

Deze opgave wordt opgelost door een opslagelement dat een door wanden begrensde holte voor het opslaan van inslagdraad bevat, die een ingang voor het toevoeren van inslagdraad naar de holte, een tegenover de ingang gelegen uitgang voor het verwijderen van inslagdraad uit de holte en een nabij de uitgang van het opslagelement aangebrachte afsluitinrichting voor het afsluiten van de uitgang van de holte bevat, waarbij de afsluitinrichting kan samenwerken met een wand van de holte voor het afsluiten van de uitgang van de holte en waarbij de voornoemde wand voorzien is van een impact compenserende contactzone voor het reduceren van een impact van de afsluitinrichting op de voornoemde wand bij het afsluiten van de uitgang van de holte.This object is solved by a storage element which has a cavity for storing weft thread bounded by walls, which has an entrance for supplying weft thread to the cavity, an outlet for removing weft thread from the cavity and situated close to the entrance and comprises a closing device for closing the cavity exit provided on the outlet of the storage element, the closing device being able to cooperate with a wall of the cavity for closing the exit of the cavity and wherein said wall is provided with an impact compensating contact zone for reducing an impact of the closing device on the aforementioned wall upon closing the cavity exit.

Door het voorzien van een beweegbare afsluitinrichting die kan samenwerken met een wand van de holte kan de uitgang van de holte luchtdicht afgesloten worden. Tijdens het sluiten kan door de afsluitinrichting een impact gegenereerd worden op de voornoemde wand. In het bijzonder indien het opslagelement een aantal wanden bevat die tot een behuizing worden samengevoegd die de holte begrenst, kan een dergelijke impact voor gevolg hebben dat de wand waarop de impact plaats vindt zich iets van de andere wanden zou liften, met andere woorden zich over een kleine afstand weg van de andere wanden zou bewegen. Hierbij zou een weinig perslucht tussen die wanden kunnen ontsnappen. Door dit ontsnappen van perslucht kan stof dat mee beweegt met die perslucht zich tussen die wanden ophopen, zodat de afstand tussen die wand en de andere wanden zich na verloop van tijd wijzigt. Volgens de uitvinding wordt een impact compenserende contactzone voorzien om te verzekeren dat een impact wordt beperkt of dat een impact zich niet doorheen het opslagelement verspreidt of voortplant. Door de voornoemde uitvinding wordt vermeden dat de wand waarop de afsluitinrichting een impact uitoefent zich iets lift. Op die manier wordt vermeden dat stof zich kan ophopen nabij de wand waarop de afsluitinrichting inwerkt.By providing a movable closing device that can cooperate with a wall of the cavity, the exit of the cavity can be sealed airtight. During closing, an impact can be generated by the closing device on the aforementioned wall. In particular if the storage element comprises a number of walls that are joined together to form a housing which delimits the cavity, such an impact can result in the wall on which the impact takes place slightly lifting off the other walls, in other words would move a small distance away from the other walls. A little compressed air could escape between these walls. As a result of this escape of compressed air, dust that moves with that compressed air can accumulate between those walls, so that the distance between that wall and the other walls changes over time. According to the invention, an impact compensating contact zone is provided to ensure that an impact is limited or that an impact does not spread or propagate through the storage element. The aforementioned invention prevents the wall on which the closing device exerts an impact from lifting slightly. In this way dust is prevented from accumulating near the wall on which the closing device acts.

Bij voorkeur is een spleet volgens een patroon aangebracht doorheen de wand die de contactzone bevat. Deze spleet is bij voorkeur zo smal als mogelijk om te vermijden dat inslagdraden de spleet kunnen binnentreden. Bijvoorbeeld kan de spleet een breedte van enkele tienden van een millimeter vertonen, bijvoorbeeld kleiner dan 0,4mm, meer in het bijzonder ongeveer 0,lnnm. Indien de spleet met behulp van een laser wordt aangebracht, kan de breedte ongeveer 0,04mm zijn. De breedte kan gekozen worden afhankelijk van de dikte van de bijhorende wand. De vorm van het patroon is hierbij aangepast om een goed reduceren en/of een goede demping van de krachten te wijten aan een impact toe te laten. Bij een impact kan hierbij enkel de impact compenserende contactzone zich iets liften, terwijl wordt vermeden dat de wand zich lift.Preferably a slit is formed in a pattern through the wall containing the contact zone. This slit is preferably as narrow as possible to prevent weft threads from entering the slit. For example, the gap can have a width of a few tenths of a millimeter, for example smaller than 0.4 mm, more in particular about 0. 1 nm. If the gap is applied with the help of a laser, the width can be approximately 0.04 mm. The width can be selected depending on the thickness of the corresponding wall. The shape of the pattern is adjusted here to allow a good reduction and / or a good damping of the forces due to an impact. In the case of an impact, only the impact compensating contact zone can lift itself slightly, while the wall is prevented from lifting.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de van een impact compenserende contactzone voorziene wand gevormd door de bovenwand van het opslagelement. Hierbij kan deze wand een beweegbaar opgestelde wand zijn.According to a preferred embodiment, the wall provided with an impact compensating contact zone is formed by the top wall of the storage element. This wall can herein be a movably arranged wall.

De afsluitinrichting kan een beweegbaar afsluitelement bevatten, dat bijvoorbeeld gevormd wordt door een plunjer van een klemelement voor het klemmen van een inslagdraad nabij de uitgang van de holte van het opslagelement.The closing device may comprise a movable closing element, which is for example formed by a plunger of a clamping element for clamping a weft thread near the outlet of the cavity of the storage element.

Volgens een uitvoeringsvorm kan minstens een eerste wand van de holte, bijvoorbeeld de bovenwand, voorzien zijn van openingen waardoor lucht kan ontsnappen die in de holte werd geblazen. Bij voorkeur zijn alle openingen voorzien in deze eerste wand aangebracht in het gebied van de holte. Met andere woorden is bij voorkeur geen enkele van de openingen gedeeltelijk of volledig bedekt door bijvoorbeeld gedeelten nabij wanden van de holte. Volgens een uitvoeringsvorm is de holte vernauwend, waarbij de dwarsdoorsnede van de holte afneemt volgens de langsrichting van het opslagelement naar de uitgang van de holte toe. Wanneer de holte vernauwend is, kunnen de openingen bijvoorbeeld volgens lijnen aangebracht worden, die bijvoorbeeld geneigd zijn ten opzichte van de langsrichting van de holte.According to an embodiment, at least a first wall of the cavity, for example the upper wall, can be provided with openings through which air can escape that was blown into the cavity. All openings are preferably provided in this first wall arranged in the area of the cavity. In other words, preferably none of the openings is partially or completely covered by, for example, portions near walls of the cavity. According to an embodiment, the cavity is narrowing, the cross-section of the cavity decreasing according to the longitudinal direction of the storage element towards the exit of the cavity. When the cavity is narrowing, the openings can for instance be provided along lines, which are inclined, for example, with respect to the longitudinal direction of the cavity.

Wanneer inslagdraad in het opslagelement wordt opgeslagen en/of wanneer inslagdraad uit het opslagelement wordt verwijderd bestaat een gevaar dat inslagdraad niet goed doorheen het opslagelement wordt getransporteerd. Volgens een uitvoeringsvorm zijn zijwanden van de holte minstens gedeeltelijk luchtdoorlatend, bijvoorbeeld zijn de zijwanden voorzien van openingen. De openingen kunnen met een persluchtbron verbonden worden en perslucht kan via de openingen in de holte geblazen worden.When weft thread is stored in the storage element and / or when weft thread is removed from the storage element, there is a danger that the weft thread will not be transported properly through the storage element. According to an embodiment, side walls of the cavity are at least partially air-permeable, for example, the side walls are provided with openings. The openings can be connected to a compressed air source and compressed air can be blown into the cavity via the openings.

Het is een ander doel van een uitvinding het vormen van lussen inslagdraad in een holte van een opslagelement volgens de uitvinding te verbeteren.It is another object of an invention to improve the formation of loops of weft thread in a cavity of a storage element according to the invention.

Deze opgave wordt opgelost door een opslagelement dat een door wanden begrensde holte voor het opslaan van inslagdraad bevat, waarbij een eerste wand van de holte, bijvoorbeeld de bovenwand, voorzien is van openingen waardoor in de holte geblazen lucht kan ontsnappen, waarbij een tweede tegenover de eerste wand gelegen wand luchtdoorlatend is, meer in het bijzonder de tweede wand is voorzien van openingen of perforaties, en waarbij de tweede wand is verbonden met een persluchtbron om perslucht in de holte te blazen.This object is solved by a storage element which has a cavity for storing weft thread bounded by walls, wherein a first wall of the cavity, for example the upper wall, is provided with openings through which air blown into the cavity can escape, whereby a second opposite the wall located in the first wall is air-permeable, more particularly the second wall is provided with openings or perforations, and wherein the second wall is connected to a compressed air source to blow compressed air into the cavity.

De openingen of perforaties kunnen gevormd worden door middel van een laser. Door lucht in de holte te blazen via de tweede wand die tegenover de eerste wand is gelegen wordt de verspreiding of verdeling van de luchtstroom binnenin de holte bevorderd. Daarbij wordt het opslaan van inslagdraad in de holte verbeterd, meer in het bijzonder de schikking van de lussen inslagdraad naast elkaar. De luchtstroming uit de voornoemde openingen kan een component bevatten die gericht is naar de uitgang van het opslagelement toe.The openings or perforations can be formed by means of a laser. By blowing air into the cavity via the second wall opposite the first wall, the diffusion or distribution of the air flow within the cavity is promoted. The storage of weft thread in the cavity is thereby improved, more particularly the arrangement of the loops of weft thread next to each other. The air flow from the aforementioned openings can contain a component which is directed towards the outlet of the storage element.

Wanneer perslucht in de holte van het opslagelement wordt geblazen via de ingang en/of via een luchtdoorlatende wand, kan het gebeuren, bijvoorbeeld afhankelijk van het type inslagdraad dat aangewend wordt, dat de lucht niet voldoende langsheen de openingen in de wanden uit de holte kan ontsnappen. Om de geleiding van de lucht in de holte te verbeteren kunnen volgens een uitvoeringsvorm in langsrichting van de holte groeven voor het geleiden van lucht aangebracht worden ter hoogte van een wand, bijvoorbeeld in de tweede wand die tegenover de eerste wand is gelegen die voorzien is van openingen waar doorheen lucht uit de holte kan ontsnappen. Bij voorkeur is de tweede wand hierbij eveneens minstens gedeeltelijk luchtdoorlatend, meer in het bijzonder voorzien van openingen of perforaties om perslucht via de tweede wand in de holte te blazen. Bijvoorbeeld kan de lucht hierbij in de holte geblazen worden via de tweede wand ter hoogte van de groeven, meer in het bijzonder via openingen of perforaties die ter hoogte van de groeven zijn aangebracht. Door lucht in de holte te blazen ter hoogte van de groeven en door het aanbrengen van de groeven in langsrichting van de holte kan de luchtgeleiding in de holte verder verbeterd worden. Daarbij wordt zeker gesteld dat de lucht niet gevangen wordt in de holte en dat een schikking van de lussen inslagdraad in de holte verbeterd wordt.When compressed air is blown into the cavity of the storage element via the entrance and / or via an air-permeable wall, it can happen, for example depending on the type of weft thread that is used, that the air cannot pass the cavity sufficiently along the openings in the walls. escape. In order to improve the conduction of the air in the cavity, according to an embodiment, grooves for guiding air can be provided in the longitudinal direction of the cavity at the level of a wall, for example in the second wall opposite the first wall which is provided with openings through which air can escape from the cavity. The second wall is herein also preferably at least partially air-permeable, more in particular provided with openings or perforations to blow compressed air into the cavity via the second wall. For example, the air can be blown into the cavity via the second wall at the level of the grooves, more in particular via openings or perforations arranged at the level of the grooves. By blowing air into the cavity at the level of the grooves and by arranging the grooves in the longitudinal direction of the cavity, the air conduction in the cavity can be further improved. It is thereby ensured that the air is not trapped in the cavity and that an arrangement of the loops of weft thread in the cavity is improved.

De voornoemde uitvindingen zijn op zich zelfstandige uitvindingen die al dan niet kunnen gecombineerd worden met de hierna beschreven uitvindingen.The aforementioned inventions are per se independent inventions that may or may not be combined with the inventions described below.

Het is een doel van de uitvinding een opslagelement te vormen dat kan vermijden dat proppen het opslagelement verlaten, welke proppen aanleiding kunnen geven tot fouten in het weefsel, zoals lusjes in de inslagdraad die in het weefsel worden ingeweven. Het is een verder doel van de uitvinding te voorzien in een inrichting voor het voeden van inslagdraden en in een weefmachine met een bijhorend opslagelement.It is an object of the invention to form a storage element which can prevent plugs from leaving the storage element, which plugs may give rise to errors in the fabric, such as loops in the weft thread which are woven into the fabric. It is a further object of the invention to provide a device for feeding weft threads and in a weaving machine with a corresponding storage element.

Deze opgave wordt opgelost door een opslagelement dat een door zijwanden begrensde holte voor het opslaan van inslagdraad bevat, waarbij inslagdraad via een ingang in het opslagelement wordt toegevoerd en via een tegenover de ingang gelegen uitgang uit het opslagelement wordt verwijderd, waarbij inslagdraad tussen de zijwanden in de holte wordt opgeslagen, waarbij de dwarsbreedte tussen de zijwanden van deze holte lichtjes afneemt volgens de langsrichting van de holte in de richting van de ingang naar de uitgang toe, de holte vertoont een nagenoeg platte vorm en de dwarsbreedte tussen de zijwanden van de holte neemt lichtjes af in de richting naar de uitgang toe, zodat de tussen de zijwanden in de holte opgeslagen inslagdraad door de zijwanden van de holte verhinderd wordt te verschuiven in de holte in de richting van de ingang naar de uitgang. De platte vorm en de in de richting naar de uitgang toe lichtjes naar elkaar toe gaande zijwanden van de holte laten toe inslagdraad volgens een zigzag patroon met een aantal zigzag lussen tussen de zijwanden in de holte op te slaan, waarbij elke zigzag lus door de in de richting naar de uitgang toe lichtjes naar elkaar toe gaande zijwanden verhinderd wordt om doorheen de holte te verschuiven in dè richting naar de uitgang toe. Dit laat toe dat over de lengte van het opslagelement elk deel van een in de holte van het opslagelement opgeslagen inslagdraad door de zijwanden van de holte van het opslagelement wordt verhinderd doorheen het opslagelement te schuiven. De platte vorm van de holte is vooral voordelig voor het zigzag geordend opslaan van inslagdraad in de holte terwijl de inslagdraad in de holte wordt toegevoerd. Met plat wordt hierbij bedoeld dat de hoogte voldoende klein is om te verhinderen dat inslagdraad in windingen wordt opgeslagen, wat in de praktijk betekent dat bij inslagdraden zoals aangewend bij luchtweefmachines de hoogte in de orde van grootte van l,2mm en bij voorkeur kleiner is dan l,4mm.This object is solved by a storage element which has a cavity for storing weft thread bounded by side walls, weft thread being supplied via an input in the storage element and removed from the storage element via an output opposite the input, weft thread being inserted between the side walls the cavity is stored, the transverse width between the side walls of this cavity slightly decreasing in the longitudinal direction of the cavity towards the entrance to the exit, the cavity having a substantially flat shape and the transverse width between the side walls of the cavity taking slightly in the direction towards the exit, so that the weft thread stored between the side walls in the cavity is prevented from sliding through the side walls of the cavity in the cavity towards the entrance to the exit. The flat shape and the side walls of the cavity that slightly go towards each other in the direction towards the exit allow weft thread according to a zigzag pattern with a number of zigzag loops to be stored between the side walls in the cavity, each zigzag loop passing through the the direction towards the exit slightly sidewardly moving side walls is prevented from sliding through the cavity in the direction towards the exit. This allows that over the length of the storage element any part of a weft thread stored in the cavity of the storage element is prevented by sliding through the side walls of the cavity of the storage element through the storage element. The flat shape of the cavity is particularly advantageous for zigzag ordered storage of weft thread in the cavity while the weft thread is fed into the cavity. By flat is meant here that the height is sufficiently small to prevent weft thread from being stored in windings, which in practice means that with weft threads as used with air-weaving machines the height is in the order of magnitude of 1.2 mm and preferably smaller than 1,4 mm.

De zijwanden van de holte zijn lichtjes geneigd ten opzichte van de langsrichting van de holte, zodat de dwarsbreedte lichtjes afneemt naar de uitgang toe. Volgens de uitvinding wordt een "lichte neiging" bepaald als een neiging met een hoek van niet meer dan 8°, bij voorkeur niet meer dan 5°, en in het bijzonder een hoek van minder dan 3° tussen de zijwanden van de holte.The side walls of the cavity are slightly inclined with respect to the longitudinal direction of the cavity, so that the transverse width decreases slightly towards the exit. According to the invention, a "slight tendency" is defined as a tendency with an angle of no more than 8 °, preferably no more than 5 °, and in particular an angle of less than 3 ° between the side walls of the cavity.

Bij voorkeur is een klemelement voor een inslagdraad nabij de uitgang van het opslagelement aangebracht, welk klemelement kan gesloten worden vooraf aan het opslaan van inslagdraad in het opslagelement en kan geopend worden voor het verwijderen van inslagdraad uit het opslagelement. Het klemelement kan tevens dienen om het opslagelement nabij de uitgang af te sluiten. Een werkwijze van het sturen van het klemelement en/of een werkwijze voor het sturen van het opslaan en het verwijderen van inslagdraad in en uit het opslagelement kan gebeuren zoals beschreven in bijvoorbeeld US 4,947,898.Preferably, a clamping element for a weft thread is arranged near the exit of the storage element, which clamping element can be closed prior to the storage of weft thread in the storage element and can be opened for removing weft thread from the storage element. The clamping element can also serve to close off the storage element near the exit. A method of controlling the clamping element and / or a method of controlling the storage and removal of weft thread in and from the storage element can be done as described in, for example, US 4,947,898.

Door een opslagelement met een relatief nauwe of platte holte te voorzien die een lichtjes afnemende dwarsbreedte naar de uitgang toe vertoont, kan elke in zigzag lussen in de holte opgeslagen inslagdraad verhinderd worden in pakketten door te schuiven naar de uitgang toe. Het opslagelement volgens de uitvinding biedt als voordeel dat elk deel van de in het opslagelement opgeslagen inslagdraad tijdens het verwijderen ervan uit het opslagelement op zijn plaats wordt gehouden, zodat bij het verwijderen van inslagdraad uit de holte van het opslagelement verhinderd wordt dat garenpakketjes, propjes, knoopjes of lusjes gevormd worden die doorheen het opslagelement schuiven of het opslagelement verlaten en die na het inbrengen van de inslagdraad in een weefvak nog in het weefsel kunnen voorhanden zijn. Daar de dwarsbreedte van de holte slechts lichtjes afneemt, komt het gedeelte inslagdraad dat verwijderd wordt uit de holte bijna niet in aanraking met de zijwanden van het opslagelement, zodat geen wrijving ter hoogte van de zijwanden ontstaat die het verwijderen van inslagdraad uit het opslagelement kan bemoeilijken. Het feit dat de zijwanden van het opslagelement vanaf de ingang naar de uitgang beperkt naar elkaar toe convergeren, laat nog steeds toe om de inslagdraad geordend zigzag op te slaan tussen de zijwanden. Met geordend zigzag opslaan wordt bedoeld dat inslagdraad opgeslagen worden zonder dat inslagdraad gedeeltelijk over elkaar wordt gelegd.By providing a storage element with a relatively narrow or flat cavity that has a slightly decreasing cross-width towards the exit, any weft thread stored in zigzag loops in the cavity can be prevented in packages by sliding towards the exit. The storage element according to the invention offers the advantage that each part of the weft thread stored in the storage element is held in place during its removal from the storage element, so that when weft thread is removed from the cavity of the storage element, yarn packages, plugs, nodes or loops are formed which slide through the storage element or leave the storage element and which may still be present in the fabric after the weft thread has been introduced into a weaving section. Since the cross-width of the cavity decreases only slightly, the part of the weft thread removed from the cavity hardly comes into contact with the side walls of the storage element, so that no friction at the level of the side walls is created which can make it difficult to remove weft thread from the storage element. . The fact that the side walls of the storage element converge towards each other from the entrance to the exit to a limited extent still allows for the weft thread to be arranged in an orderly zigzag between the side walls. By orderly zigzag storage, it is meant that the weft thread is stored without the weft thread being partially overlapped.

Door de convergerende opstelling van de zijwanden wordt vermeden dat gedeelten van de inslagdraden in de vorm van een garenpakket of prop kunnen doorschuiven in het vernauwende opslagelement omdat de afstand tussen de zijwanden van de holte continu afneemt naar de uitgang toe en op die manier elk garenpakket op zijn plaats wordt gehouden. Daardoor wordt verhinderd dat de inslagdraden in de vorm van een garenpakket of prop naar de uitgang van het opslagelement kunnen bewegen. De vernauwende dwarsdoorsnede laat toe het nabij de ingang in het opslagelement gelegen gedeelte van de inslagdraden op zijn plaats te houden, terwijl inslagdraad via de uitgang verwijderd wordt. Dit is vooral voordelig indien tijdens het verwijderen van inslagdraad nog inslagdraad door middel van de blaasinrichting aan het opslagelement wordt toegevoerd. Dit betekent dat het mogelijk is inslagdraad via de ingang in de holte toe te voeren, terwijl in de holte opgeslagen inslagdraad reeds via de uitgang uit de holte wordt verwijderd. Door de blaasinrichting die nabij de ingang van het opslagelement is opgesteld, wordt de inslagdraad volgens de bewegingsrichting van de ingang naar de uitgang gedwongen, wat tevens voordelig is voor het vermijden dat gedeelten van inslagdraden over elkaar komen te liggen.The converging arrangement of the side walls prevents portions of the weft threads in the form of a yarn package or plug from sliding into the narrowing storage element because the distance between the side walls of the cavity continuously decreases towards the exit and in this way each yarn package on is kept in place. This prevents the weft threads in the form of a yarn package or plug from moving to the outlet of the storage element. The narrowing cross-section allows the portion of the weft threads located near the entrance in the storage element to be held in place, while weft thread is removed via the exit. This is especially advantageous if, during the removal of weft thread, weft thread is still supplied to the storage element by means of the blower device. This means that it is possible to supply weft thread via the entrance into the cavity, while weft thread stored in the cavity is already removed from the cavity via the exit. Due to the blowing device which is arranged near the entrance of the storage element, the weft thread is forced in the direction of movement from the entrance to the exit, which is also advantageous for avoiding overlapping threads of weft threads.

De uitvinding biedt tevens als voordeel dat inslagdraad die met lage spanning in het opslagelement is opgeslagen, met lage spanning of met hogere snelheid in een weefvak kan gebracht worden. Dit laat bij luchtweefmachines onder meer toe de weefsnelheid te verhogen of het persluchtverbruik nodig voor het inbrengen van een inslagdraad te verlagen. Het persluchtverbruik kan verlaagd worden door de druk van de perslucht te verlagen en/of door de hoeveelheid toegevoerde perslucht te verminderen.The invention also offers the advantage that weft thread which is stored in the storage element with low tension can be introduced into a weaving section at low tension or at a higher speed. This allows air-weaving machines to, among other things, increase the weaving speed or reduce the compressed air consumption required for inserting a weft thread. The compressed air consumption can be reduced by reducing the pressure of the compressed air and / or by reducing the amount of compressed air supplied.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm neemt de dwarsbreedte tussen de zijwanden van de holte continu af vanaf de ingang naar de uitgang van de holte. Het afnemen vanaf de ingang naar de uitgang toe, laat toe het opslagelement eenvoudig uit te voeren. Bij voorkeur zijn de zijwanden van de holte van het opslagelement konisch versmallend vanaf de ingang naar de uitgang uitgevoerd. Dergelijk konisch versmallend opslagelement belet dat een garenpakket kan doorschuiven bij het vullen en/of tijdens het leegtrekken van het opslagelement. Dit betekent dat door het konisch versmallende gedeelte de in de holte zigzag opgeslagen lussen van de inslagdraad op hun plaats worden gehouden door de zijwanden van het opslagelement. Volgens een alternatief, zijn de zijwanden voorzien van trapjes, waarbij de dwarsbreedte tussen de zijwanden van de holte discontinu of in stappen afneemt. Het voorzien van wanden met trapjes kan voordelig zijn voor het vermijden dat opgeslagen inslagdraad, meer in het bijzonder zigzag opgeslagen lussen inslagdraad, doorheen de holte kunnen doorschuiven.According to a preferred embodiment, the transverse width between the side walls of the cavity decreases continuously from the entrance to the exit of the cavity. The decrease from the entrance to the exit allows the storage element to be easily implemented. The side walls of the cavity of the storage element are preferably conically narrowed from the entrance to the exit. Such conically narrowing storage element prevents a yarn package from sliding on during filling and / or during emptying of the storage element. This means that through the conically narrowing portion, the loops of the weft thread stored in the cavity are held in place by the side walls of the storage element. According to an alternative, the side walls are provided with steps, the cross-width between the side walls of the cavity decreasing discontinuously or in steps. Providing walls with steps can be advantageous for preventing the stored weft thread, more particularly zigzag stored loops of weft thread, from sliding through the cavity.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de zijwanden van de holte zodanig aangebracht, dat gezien in bovenaanzicht, de holte een hoofdzakelijk gelijkbenige trapézoïdale vorm vertoont. Dit is eenvoudig om uit te voeren. Om het in zigzag vorm leggen van inslagdraad in de holte te bevorderen wordt de dwarsbreedte van de holte nabij de uitgang hierbij relatief smal uitgevoerd, zodanig dat de lange zijde van de zigzag vorm nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de inslagdraad of op de langsrichting van de holte staat. De dwarsbreedte van de holte nabij de uitgang is smaller dan de dwarsbreedte van de ingang van de holte. De uitgang dient echter voldoende groot te zijn om een inslagdraad niet te hinderen wanneer die uit de holte wordt verwijderd en om wrijving van de inslagdraad met de uitgang te vermijden. Een relatief kleine dwarsbreedte nabij de uitgang is ook voordelig om het starten van het zigzag opslaan van inslagdraad in de holte te bevorderen, terwijl een grotere dwarsbreedte nabij de ingang toelaat meer inslagdraad in het opslagelement op te slaan, hetgeen bijvoorbeeld bij bredere weefmachines van belang kan zijn.According to a preferred embodiment, the side walls of the cavity are arranged such that, viewed in top view, the cavity has a substantially isosceles step-like-like shape. This is easy to implement. In order to promote the laying of weft thread in the cavity in zigzag shape, the transverse width of the cavity near the exit is hereby made relatively narrow, such that the long side of the zigzag shape is substantially perpendicular to the direction of movement of the weft thread or to the longitudinal direction of the weft thread. cavity state. The cross width of the cavity near the exit is narrower than the cross width of the cavity entrance. However, the outlet should be large enough to prevent interference with a weft thread when it is removed from the cavity and to prevent friction of the weft thread with the outlet. A relatively small cross width near the exit is also advantageous to promote the start of the zigzag storage of weft thread in the cavity, while a larger cross width near the entrance allows to store more weft thread in the storage element, which can be important for example with wider weaving machines to be.

Volgens een uitvoeringsvorm neemt tevens de hoogte van de holte van het opslagelement lichtjes af volgens langsrichting van de holte naar de uitgang toe. Volgens een eenvoudige uitvoeringsvorm neemt de hoogte tussen de bovenwand en de onderwand konisch af vanaf de ingang naar de uitgang toe. Deze afnemende hoogte van de holte laat een betrouwbaar ordenen van de inslagdraad volgens een zigzag patroon tijdens het opslaan toe, is voordelig om overlapping van de zigzag lussen te voorkomen en is voordelig om het doorschuiven van pakketten inslagdraad te vermijden. Dit is tevens voordelig om te verhinderen dat een garenpakket of prop doorheen het opslagelement kan schuiven. Volgens een uitvoeringsvorm is de hoogte tussen de bovenwand en de onderwand instelbaar. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van dikteplaatjes of regelschroefjes. Het aanwenden van dikteplaatjes is voordelig om de bovenwand en de onderwand op een bepaalde afstand van elkaar aan te brengen. De dikteplaatjes kunnen zowel balkvormig uitgevoerd worden als met nagenoeg continu variabele dikte volgens hun langsrichting.According to an embodiment, the height of the cavity of the storage element also slightly decreases according to the longitudinal direction of the cavity towards the exit. According to a simple embodiment, the height between the top wall and the bottom wall decreases conically from the entrance to the exit. This decreasing height of the cavity allows a reliable ordering of the weft thread according to a zigzag pattern during storage, is advantageous to prevent overlap of the zigzag loops and is advantageous to prevent the sliding of packets of weft thread. This is also advantageous to prevent a yarn package or plug from sliding through the storage element. According to an embodiment, the height between the top wall and the bottom wall is adjustable. For this, use can be made of thickness plates or control screws. The use of thickness plates is advantageous for arranging the top wall and the bottom wall at a certain distance from each other. The thickness plates can be of beam-shaped design or with a virtually continuously variable thickness according to their longitudinal direction.

Bij een opslagelement volgens de uitvinding biedt een kleine ruimte ter hoogte van de uitgang tevens het voordeel dat de inslagdraad zonder risico ter hoogte van de uitgang in zigzag vorm kan opgeslagen worden. Hierbij biedt de relatief grotere ruimte nabij de ingang het voordeel dat hierdoor relatief veel inslagdraad in het opslagelement kan opgeslagen worden. De afmetingen nabij de uitgang dienen echter voldoende groot te zijn om het verwijderen van inslagdraden niet te hinderen, terwijl de afmetingen nabij de ingang voldoende beperkt dienen te zijn om eveneens toe te laten de inslagdraden geordend in zigzag vorm op te slaan. Uit testen is gebleken dat een in de holte zigzag geordend opgeslagen inslagdraad, bij het uit de holte verwijderen zich centraal in de holte opstelt en nagenoeg niet wrijft met de zijwanden en de uitgang van het opslagelement.With a storage element according to the invention, a small space at the level of the exit also offers the advantage that the weft thread can be stored in zigzag form without risk at the level of the exit. The relatively larger space near the entrance hereby offers the advantage that as a result relatively much weft thread can be stored in the storage element. The dimensions near the exit, however, must be sufficiently large to not obstruct the removal of weft threads, while the dimensions near the entrance must be sufficiently limited to also allow the weft threads to be organized in zigzag form. Tests have shown that a weft thread stored in the cavity and arranged when it is removed from the cavity is positioned centrally in the cavity and substantially does not rub with the side walls and the outlet of the storage element.

Volgens een uitvoeringsvorm worden de zijwanden van de holte gevormd door platen, waarbij de hoogte van de holte bepaald wordt door de dikte van de platen. De platen kunnen een licht konische vorm vertonen om toe te laten een holte te vormen met een afnemende hoogte naar de uitgang toe. De afmetingen van de holte, meer in het bijzonder van de platen kunnen gekozen worden in functie van de eigenschappen van de te weven inslagdraad.According to an embodiment, the side walls of the cavity are formed by plates, the height of the cavity being determined by the thickness of the plates. The plates may have a slightly conical shape to allow them to form a cavity with a decreasing height towards the exit. The dimensions of the cavity, more particularly of the plates, can be selected in function of the properties of the weft thread to be woven.

Voor inslagdraden zoals aangewend bij gebruikelijke weefsels, kan de dwarsbreedte aan de ingang in de orde van grootte tussen 7mm en 10mm gekozen worden, bij voorkeur tussen 8mm en 9mm. Hierbij kan de dwarsbreedte aan de uitgang in de orde van grootte tussen lmm en 5mm, bij voorkeur tussen 2mm en 4mm gekozen worden. De lengte van de holte kan ongeveer 100mm vertonen, terwijl de hoogte van de holte in de orde van grootte tussen 0,5mm en l,5mm, bij voorkeur tussen 0,8mm en l,2mm kan gekozen worden. Nabij de ingang kan de hoogte kleiner zijn dan l,5mm, bijvoorbeeld l,2mm, terwijl nabij de uitgang de hoogte groter kan zijn dan 0,5mm, bijvoorbeeld 0,8mm. Deze voorkeurdragende afmetingen zijn geschikt voor de meest gebruikelijke inslagdraden die met luchtweefmachines geweven worden. De hoogte van de holte, meer in het bijzonder de hoogte tussen de bovenwand en de onderwand kan zodanig gekozen worden om toe te laten dat knopen of verdikkingen die plaatselijk aanwezig zijn in een inslagdraad doorheen de holte van het opslagelement volgens de uitvinding kunnen passeren.For weft threads as used with conventional fabrics, the cross-width at the entrance can be chosen in the order of magnitude between 7 mm and 10 mm, preferably between 8 mm and 9 mm. The transverse width at the output can here be chosen in the order of magnitude between 1 mm and 5 mm, preferably between 2 mm and 4 mm. The length of the cavity can be approximately 100 mm, while the height of the cavity can be chosen in the order of magnitude between 0.5 mm and 1.5 mm, preferably between 0.8 mm and 1.2 mm. Near the entrance, the height may be smaller than 1.5 mm, for example 1.2 mm, while near the exit, the height may be greater than 0.5 mm, for example 0.8 mm. These preferred dimensions are suitable for the most common weft threads that are woven with air-weaving machines. The height of the cavity, more particularly the height between the top wall and the bottom wall can be chosen to allow nodes or thickenings that are locally present in a weft thread to pass through the cavity of the storage element according to the invention.

Volgens een uitvoeringsvorm zijn de bovenwand en/of de onderwand en/of de zijwanden van de holte van het opslagelement luchtdoorlatend uitgevoerd. Bij voorkeur bevat het opslagelement een bovenwand en een onderwand, waarbij openingen of perforaties zijn aangebracht in de bovenwand en/of in de onderwand om het opslaan of het vullen van de holte met inslagdraad volgens een zigzag patroon te ondersteunen. De openingen of perforaties kunnen bijvoorbeeld tussen 10% en 20% van het wandoppervlak innemen. Hierbij kunnen zowel de bovenwand, de onderwand als de zijwanden van perforaties voorzien worden. De perforaties kunnen een doormeter hebben tussen 0,4mm en 0,8mm. De perforaties dienen voldoende klein te zijn om te verhinderen dat inslagdraad in de perforaties kan binnendringen of erin terecht kan komen. De perforaties dienen voldoende groot zijn zodat perslucht of stof doorheen de perforaties kunnen verwijderd worden. Tevens dienen de perforaties glad uitgevoerd te worden om het verwijderen van stof niet te bemoeilijken. De verdeling van de perforaties volgens de bewegingsrichting van de inslagdraad, dit is vanaf de ingang naar de uitgang van het opslagelement kan volgens een gekozen patroon zijn. Dit patroon kan gekozen worden, bijvoorbeeld constant, variabel, regelmatig of niet regelmatig.According to an embodiment, the top wall and / or the bottom wall and / or the side walls of the cavity of the storage element are air-permeable. The storage element preferably comprises an upper wall and a lower wall, wherein openings or perforations are provided in the upper wall and / or in the lower wall to support the storage or filling of the cavity with weft thread according to a zigzag pattern. The openings or perforations can for instance occupy between 10% and 20% of the wall surface. Both the top wall, the bottom wall and the side walls can be provided with perforations. The perforations can have a diameter between 0.4 mm and 0.8 mm. The perforations must be sufficiently small to prevent the weft thread from penetrating into or entering the perforations. The perforations must be sufficiently large for compressed air or dust to be removed through the perforations. The perforations must also be smooth to prevent dust from being removed. The distribution of the perforations according to the direction of movement of the weft thread, that is from the entrance to the exit of the storage element, can be in accordance with a chosen pattern. This pattern can be chosen, for example constant, variable, regular or not regular.

De perforaties nabij de uitgang zijn voordelig om de inslagdraad tijdens het opslaan in het opslagelement naar de uitgang van het opslagelement te brengen, terwijl perforaties nabij de ingang voordelig zijn om perslucht en stof te laten ontsnappen wanneer het opslagelement al gedeeltelijk gevuld is. De luchtdoorlatendheid van het opslagelement is vooral voordelig om het opslagelement met inslagdraad te vullen, meer in het bijzonder om de inslagdraad geordend in het opslagelement op te slaan.The perforations near the exit are advantageous to bring the weft thread during storage in the storage element to the exit of the storage element, while perforations near the entrance are advantageous to allow compressed air and dust to escape when the storage element is already partially filled. The air permeability of the storage element is especially advantageous for filling the storage element with weft thread, more particularly for storing the weft thread in the storage element in an orderly fashion.

Volgens een uitvoeringsvorm bevat het opslagelement openingen in de zijwanden. Hierbij kunnen voorzieningen getroffen worden om perslucht via de openingen in de zijwand in het opslagelement te blazen. Dit kan de luchtstroming in het opslagelement beïnvloeden, zodanig dat inslagdraad meer geordend volgens zigzag patroon in het opslagelement wordt ingebracht en opgeslagen.According to an embodiment, the storage element comprises openings in the side walls. Provisions can be made for blowing compressed air into the storage element through the openings in the side wall. This can influence the air flow in the storage element, such that weft thread is introduced and stored in the storage element in a more orderly fashion according to the zigzag pattern.

Volgens een uitvoeringsvorm bevat het opslagelement een beweegbaar opgestelde wand, bijvoorbeeld een draaibaar ondersteunde bovenwand. Hierbij kan deze wand geopend worden om het opslagelement te reinigen. Hiertoe kan een draaias evenwijdig met de langsas van de holte aangebracht worden om toe te laten de wand volgens deze draaias te wentelen. Volgens een uitvoeringsvorm kan een wand, · bijvoorbeeld de bovenwand transparant uitgevoerd worden om een visuele controle mogelijk te maken.According to an embodiment, the storage element comprises a movably arranged wall, for example a pivotally supported top wall. This wall can be opened to clean the storage element. For this purpose, a pivot axis can be arranged parallel to the longitudinal axis of the cavity to allow the wall to pivot along this pivot axis. According to an embodiment, a wall, for example the top wall, can be made transparent to enable a visual inspection.

De opgave wordt verder opgelost door een inrichting die een opslagelement volgens de uitvinding en een blaasinrichting bevat, waarbij de blaasinrichting nabij de ingang van het opslagelement is aangebracht voor het voeden van inslagdraad naar het opslagelement en voor het blazen van inslagdraad van de ingang naar de uitgang van het opslagelement.The object is further solved by a device comprising a storage element according to the invention and a blowing device, wherein the blowing device is arranged near the entrance of the storage element for feeding weft thread to the storage element and for blowing weft thread from the entrance to the exit of the storage element.

Volgens een uitvoeringsvorm bevat de blaasinrichting een buis waarvan de uitgang nabij de ingang van het opslagelement is opgesteld, ook vulbuis genoemd, om een inslagdraad naar en in het opslagelement te blazen. Dergelijke vulbuis kan een vorm van een buis voor een klassieke hoofdblazer van een luchtweefmachine hebben, en kan zowel cilindrisch als konisch uitgevoerd worden. Bij voorkeur is een dergelijke vulbuis konisch divergerend uitgevoerd in de richting naar de uitgang toe, zoals een buis van een bij luchtweefmachines aangewende hoofdblazer. Bij voorkeur is de buis voldoende lang om inslagdraad met een gelijkmatige luchtstroom in het opslagelement te kunnen blazen, bijvoorbeeld kan de buis een lengte vertonen tussen 100mm en 300mm, bijvoorbeeld 200mm. Een gelijkmatige luchtstroming is voordelig voor het zigzag ordenen van inslagdraad in het opslagelement.According to an embodiment, the blowing device comprises a tube whose outlet is arranged near the entrance of the storage element, also called filling tube, for blowing a weft thread towards and into the storage element. Such a filling tube can be in the form of a tube for a conventional main blower of an air-weaving machine, and can be of both cylindrical and conical design. Such a filling tube is preferably conically divergent in the direction towards the exit, such as a tube of a main blower used with air-weaving machines. The tube is preferably long enough to be able to blow a weft thread with a uniform air flow into the storage element, for example the tube can have a length between 100 mm and 300 mm, for example 200 mm. A uniform air flow is advantageous for zigzag arranging weft thread in the storage element.

De kracht van de luchtstroom van de blaasinrichting dient voldoende te zijn om een inslagdraad zo vlug als noodzakelijk in het opslagelement te blazen, maar mag niet te sterk zijn voor het vermijden dat inslagdraad op elkaar geblazen wordt tijdens het opstapelen van inslagdraad in het opslagelement. Verder wordt de kracht niet te sterk gekozen zodat de inslagdraad niet naar de uitgang wordt geblazen wanneer de opgeslagen inslagdraad al uit het opslagelement wordt verwijderd. De licht naar elkaar toe in de richting naar de uitgang toe vernauwende zijwanden van het opslagelement volgens de uitvinding laten toe met grotere kracht te blazen, zonder dat inslagdraden op elkaar worden geblazen of doorheen het opslagelement worden geblazen tijdens het verwijderen van de inslagdraad. Bij voorkeur kunnen de druk van de perslucht toegevoerd aan de blaasinrichting, het debiet van perslucht dat aan het opslagelement wordt toegevoerd en de blaastijd aangepast ^ worden aan de inslagdraad, aan de snelheid waarmee geweven wordt, aan andere condities en aan dergelijke.The force of the airflow from the blower should be sufficient to blow a weft thread into the storage element as quickly as necessary, but it should not be too strong to prevent the weft thread from being blown onto one another during the stacking of the weft thread in the storage element. Furthermore, the force is not chosen too strongly so that the weft thread is not blown towards the exit when the stored weft thread is already removed from the storage element. The side walls of the storage element according to the invention narrowing towards each other in the direction towards the exit make it possible to blow with greater force, without weft threads being blown onto each other or blown through the storage element during removal of the weft thread. Preferably, the pressure of the compressed air supplied to the blower, the flow of compressed air supplied to the storage element and the blowing time can be adjusted to the weft thread, to the speed at which it is woven, to other conditions and to the like.

Volgens een uitvoeringsvorm kan de blaasinrichting ook elementen bevatten en aangebracht worden om perslucht langsheen de zijwanden van het opslagelement te blazen.According to an embodiment, the blowing device can also contain elements and be arranged to blow compressed air along the side walls of the storage element.

Dergelijke blaasinrichting kan via openingen in de zijwanden blazen. Door perslucht langs de zijwanden in de holte te blazen, kan het opstapelen van inslagdraad in zigzag vorm en het verwijderen van de zigzag opgeslagen inslagdraad verbeterd worden.Such a blower can blow through openings in the side walls. By blowing compressed air along the side walls into the cavity, the stacking of weft thread in zigzag shape and the removal of the zigzag stored weft thread can be improved.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de inrichting een overgangselement dat aangebracht is tussen de blaasinrichting en het opslagelement, meer in het bijzonder dat de uitgang van de vulbuis met de ingang van het opslagelement verbindt. Hierbij kan dit overgangselement, ook transfer element te noemen, aansluiten op de uitgang van de vulbuis en op de ingang van het opslagelement. Het opslagelement volgens de uitvinding vertoont een platte vorm nabij de ingang, terwijl de uitgang of het uiteinde van de vulbuis van de blaasinrichting een cilindervormige uitgang vertoont. Dit overgangselement vormt een overgang tussen het uiteinde van de blaasinrichting en de platte ingang van het opslagelement. Een overgangselement dat opgesteld is tussen de vulbuis en het opslagelement biedt als voordeel dat een continue luchtstroming vanaf de vulbuis naar het opslagelement wordt bekomen, die toelaat een inslagdraad met een gunstige luchtstroming in het opslagelement te brengen. Een overgangselement dient om een luchtstroming en een inslagdraad vanaf de vulbuis van de blaasinrichting naar het opslagelement te geleiden. Tevens dient het overgangselement om stofophoping tussen de blaasinrichting en het opslagelement te vermijden.According to a preferred embodiment, the device comprises a transition element which is arranged between the blowing device and the storage element, more in particular that the outlet of the filling tube connects with the entrance of the storage element. This transition element, also referred to as transfer element, can connect to the outlet of the filling tube and to the entrance of the storage element. The storage element according to the invention has a flat shape near the entrance, while the outlet or the end of the filling tube of the blower has a cylindrical outlet. This transition element forms a transition between the end of the blower and the flat entrance of the storage element. A transition element arranged between the filling tube and the storage element offers the advantage that a continuous air flow from the filling tube to the storage element is obtained, which makes it possible to introduce a weft thread with a favorable air flow into the storage element. A transition element serves to guide an air flow and a weft thread from the filling tube of the blower to the storage element. The transition element also serves to prevent dust accumulation between the blower and the storage element.

Volgens een uitvoeringsvorm zijn de wanden van het overgangselement luchtdoorlatend, meer in het bijzonder voorzien van openingen. Deze openingen zijn volgens de bewegingsrichting van de inslagdraad nagenoeg in het midden van het overgangselement aangebracht. Voorkeurdragend zijn nabij de ingang en de uitgang van het overgangselement geen openingen voorzien. Daar het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de uitgang van de blaasinrichting en het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de ingang van het opslagelement meestal verschillend zijn uitgevoerd, zal de dwarsdoorsnede van het overgangselement zich continu wijzigen tussen de uitgang van de blaasinrichting en de ingang van het opslagelement. De openingen in het overgangselement laten toe perslucht te laten ontsnappen en een drukopbouw te compenseren indien de dwarsdoorsnede van het overgangselement afneemt volgens de bewegingsrichting van de inslagdraad vanaf de ingang naar de uitgang van het overgangselement. De openingen dienen voldoende klein te zijn om te verhinderen dat inslagdraad blijft haperen in het overgangselement.According to an embodiment, the walls of the transition element are air-permeable, more particularly with openings. These openings are arranged substantially in the middle of the transition element in the direction of movement of the weft thread. Preferably, no openings are provided near the entrance and the exit of the transition element. Since the cross-sectional area of the blower outlet and the cross-sectional area of the entrance of the storage element are usually of different design, the cross-sectional area of the transition element will change continuously between the outlet of the blower and the entrance of the storage element . The openings in the transition element allow compressed air to escape and compensate for a build-up of pressure if the cross section of the transition element decreases according to the direction of movement of the weft thread from the entrance to the exit of the transition element. The openings must be sufficiently small to prevent the weft thread from faltering in the transition element.

Volgens een uitvoeringsvorm vertoont het oppervlak van de uitgang van de blaasinrichting en het oppervlak van de ingang van het opslagelement dezelfde dwarsdoorsnede, waarbij het overgangselement zodanig kan uitgevoerd worden dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het overgangselement volgens de bewegingsrichting van de inslagdraad constant blijft. In dit geval kan ook afgezien worden van openingen in de wanden van het overgangselement.According to an embodiment, the surface of the outlet of the blower and the surface of the entrance of the storage element have the same cross-section, wherein the transition element can be designed such that the cross-sectional area of the transition element remains constant according to the direction of movement of the weft thread. In this case, openings in the walls of the transition element can also be dispensed with.

Volgens een uitvoeringsvorm kan het overgangselement dat aansluit op de vulbuis eendelig uitgevoerd worden met de vulbuis. Volgens een uitvoeringsvorm kan het overgangselement dat aansluit op de vulbuis eendelig uitgevoerd worden met het opslagelement. Volgens een uitvoeringsvorm kan het overgangselement als apart element uitgevoerd worden en bevestigd worden tussen de vulbuis en het opslagelement. Niets belet het overgangselement over een zekere afstand in het opslagelement te laten binnendringen.According to an embodiment, the transition element that connects to the filling tube can be made in one piece with the filling tube. According to an embodiment, the transition element that connects to the filling tube can be made in one piece with the storage element. According to an embodiment, the transition element can be in the form of a separate element and be fixed between the filling tube and the storage element. Nothing prevents the transition element from penetrating the storage element over a certain distance.

Volgens een uitvoeringsvorm bevat de inrichting minstens een sensor om het voeden van het opslagelement met inslagdraad en/of om het verwijderen van inslagdraad vanuit het opslagelement waar te nemen. Sensoren kunnen aangebracht worden langsheen het opslagelement om het voorhanden zijn van inslagdraad ter hoogte van een bepaalde positie te meten, meer in het bijzonder ter hoogte van de sensor te meten. De informatie van deze sensoren kan gebruikt worden voor het sturen van de hoofdblazers, hulpblazers en de blaasinrichting volgens de uitvinding. Indien zoals volgens de uitvinding het doorschuiven van zigzag in het opslagelement opgeslagen inslagdraad wordt verhinderd, verstrekken dergelijke sensoren een betrouwbare informatie en kan een effectief stuursysteem op basis van informatie van dergelijke sensoren bekomen worden.According to an embodiment, the device comprises at least one sensor for feeding the storage element with weft thread and / or for detecting the removal of weft thread from the storage element. Sensors can be arranged along the storage element to measure the presence of weft thread at a certain position, more particularly at the level of the sensor. The information from these sensors can be used to control the main blowers, auxiliary blowers and the blowing device according to the invention. If, as according to the invention, the sliding of zigzag in the weft element is prevented, such sensors provide reliable information and an effective control system based on information from such sensors can be obtained.

De opgave wordt verder opgelost door een weefmachine die een inrichting voor het voeden van inslagdraad volgens de uitvinding bevat. De weefmachine wordt hoofdzakelijk gevoed met inslagdraden in nagenoeg spanningsvrije toestand, die opgeslagen worden in een opslagelement volgens de uitvinding.The task is further solved by a weaving machine comprising a device for feeding weft thread according to the invention. The weaving machine is mainly fed with weft threads in a substantially stress-free state, which are stored in a storage element according to the invention.

Een uitvinding betreft ook een werkwijze die gebruik maakt van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij inslagdraad wordt verhinderd in het opslagelement te schuiven, terwijl inslagdraad aan het opslagelement wordt toegevoerd en terwijl inslagdraad uit het opslagelement wordt verwijderd. Een werkwijze voor het voeden van een inslagdraad naar een weefmachine is voorzien, waarin de inslagdraad wordt gevuld in en verwijderd uit een opslagelement, de inslagdraad wordt opgeslagen in het opslagelement volgens een zigzag patroon met een aantal zigzag lussen, de afmetingen van de zigzag lussen nemen toe volgens de langsrichting van het opslagelement naar de ingang van het opslagelement toe, meer in het bijzonder nemen toe vanaf de uitgang naar de ingang van het opslagelement of nemen af vanaf de ingang naar de uitgang van het opslagelement, en dat de zigzag lussen opeenvolgend afgewikkeld en verwijderd worden uit het opslagelement. Door de afnemende afmetingen van de lussen naar de uitgang toe, worden de lussen verhinderd doorheen of in de holte van het opslagelement te schuiven. Daardoor worden de lussen ontwonden vooraleer het opslagelement te verlaten en worden weeffouten vermeden. Hierbij kan inslagdraad gelijktijdig gevuld worden via de ingang en verwijderd worden via de uitgang van het opslagelement.An invention also relates to a method that makes use of a device according to the invention, wherein weft thread is prevented from sliding into the storage element, while weft thread is supplied to the storage element and while weft thread is removed from the storage element. A method for feeding a weft thread to a weaving machine is provided, wherein the weft thread is filled into and removed from a storage element, the weft thread is stored in the storage element according to a zigzag pattern with a number of zigzag loops, taking the dimensions of the zigzag loops increases in the longitudinal direction of the storage element towards the entrance of the storage element, more particularly increases from the output to the entrance of the storage element or decreases from the entrance to the output of the storage element, and the zigzag loops settled successively and be removed from the storage element. Due to the decreasing dimensions of the loops towards the exit, the loops are prevented from sliding through or into the cavity of the storage element. As a result, the loops are unwound before leaving the storage element and weaving errors are avoided. Here, weft thread can be filled simultaneously via the entrance and removed via the exit of the storage element.

De voornoemde uitvindingen zijn op zich zelfstandige uitvindingen die al dan niet kunnen gecombineerd worden met de andere voornoemde uitvindingen, die op zich ook zelfstandige uitvindingen zijn.The aforementioned inventions are per se independent inventions that may or may not be combined with the other aforementioned inventions, which per se are also independent inventions.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen.Further features and advantages of the invention result from the following description of the embodiments shown in the drawings.

Figuur 1 toont een perspectief aanzicht van een weefmachine met vier inrichtingen volgens de uitvinding.Figure 1 shows a perspective view of a weaving machine with four devices according to the invention.

Figuur 2 toont in perspectief een inrichting volgens de uitvinding met een opslagelement.Figure 2 shows a perspective view of a device according to the invention with a storage element.

Figuur 3 toont een ander perspectief van de inrichting van figuur 2.Figure 3 shows another perspective of the device of Figure 2.

Figuur 4 toont vergroot een gedeelte van figuur 3.Figure 4 shows an enlarged part of Figure 3.

Figuur 5 toont de inrichting van figuur 4 in geopende toestand.Figure 5 shows the device of Figure 4 in the open state.

Figuur 6 toont een gedeelte van een variante inrichting volgens de uitvinding.Figure 6 shows a part of a variant device according to the invention.

Figuur 7 toont een langsdoorsnede van een inrichting volgens figuur 6.Figure 7 shows a longitudinal section of a device according to Figure 6.

Figuur 8 toont vergroot een gedeelte van de langsdoorsnede van figuur 7.Figure 8 shows an enlarged part of the longitudinal section of Figure 7.

Figuur 9 toont een dwarsdoorsnede volgens lijn IX-IX van het opslagelement volgens figuur 7.Figure 9 shows a cross section along line IX-IX of the storage element according to Figure 7.

Figuur 10 toont een dwarsdoorsnede volgens lijn X-X van het opslagelement volgens figuur 7.Figure 10 shows a cross-section along line X-X of the storage element according to Figure 7.

Figuur 11 toont een toestand bij het vullen van een opslagelement volgens de uitvinding.Figure 11 shows a state of filling of a storage element according to the invention.

Figuur 12 toont een toestand bij het begin van het verwijderen uit het opslagelement van figuur 11 terwijl het opslagelement verder gevuld wordt.Figure 12 shows a state at the start of removal from the storage element of Figure 11 while the storage element is being further filled.

Figuur 13 toont een toestand bij het einde van het vullen en het verder verwijderen uit het opslagelement van figuur 11. Figuur 14 toont een toestand bij het einde van het verwijderen uit het opslagelement van figuur 11.Figure 13 shows a state at the end of the filling and further removal from the storage element of Figure 11. Figure 14 shows a state at the end of removal from the storage element of Figure 11.

Figuur 15 toont nog een inrichting volgens de uitvinding in ontmantelde toestand.Figure 15 shows another device according to the invention in the dismantled state.

Figuur 16 toont in perspectief nog een inrichting volgens de uitvinding.Figure 16 shows another device according to the invention in perspective.

Figuur 17 toont de inrichting van figuur 16 in ontmantelde toestand.Figure 17 shows the device of Figure 16 in the dismantled state.

Figuur 18 een dwarsdoorsnede van een variante inrichting volgens de uitvinding weergeeft.Figure 18 shows a cross-section of a variant device according to the invention.

Figuur 19 de dwarsdoorsnede van figuur 18 in een andere stand weergeeft.Figure 19 shows the cross-section of Figure 18 in a different position.

Figuur 20 een zijaanzicht van een inrichting volgens figuren 18 en 19 in een eerste stand weergeeft.Figure 20 shows a side view of a device according to Figures 18 and 19 in a first position.

Figuur 21 het zijaanzicht van figuur 21 in een andere stand weergeeft.Figure 21 shows the side view of Figure 21 in a different position.

Figuur 22 een variante van figuur 18 weergeeft.Figure 22 represents a variant of Figure 18.

Figuur 23 toont een variante van figuur 5.Figure 23 shows a variant of Figure 5.

Figuur 24 toont een gedeelte van een variante van figuur 23. Figuur 25 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de variante van figuur 24.Figure 24 shows a part of a variant of Figure 23. Figure 25 shows a partial cross-section of the variant of Figure 24.

Figuur 26 toont een variante van figuur 23.Figure 26 shows a variant of Figure 23.

Figuur 27 toont een gedeelte van een langsdoorsnede van de variante van figuur 26.Figure 27 shows a part of a longitudinal section of the variant of Figure 26.

Figuur 28 toont een variante van figuur 26.Figure 28 shows a variant of Figure 26.

De in figuur 1 weergegeven weefmachine bevat niet weergegeven draadvoorraden of bobijnen, vier voorafwikkelaars 11, 12, 13 en 14, eventueel nabij elke voorafwikkelaar een schematisch weergegeven draadrem 15, vier inrichtingen 10 volgens de uitvinding voor het voeden en opslaan van inslagdraad, vier hoofdblazers 16, 17, 18 en 19 die naast het weefvak 28 zijn opgesteld en meerdere bijblazers 29 die in het weefvak 28 kunnen binnentreden. Een uitvoeringsvorm voor de hoofdblazers 16 tot 19 en hun opstelling ten opzichte van het weefvak 28 is meer in detail beschreven in EP 985.062 BI, waarvan de beschrijving deel uitmaakt van deze beschrijving. De hoofdblazers en de bijblazers kunnen op een weeflade aangebracht worden om heen en weer met de weeflade te bewegen. De draadrem 15 kan volgens een variante uitvoeringsvorm een aparte draadrem zijn die tussen een voorafwikkelaar en een inrichting 10 volgens de uitvinding opgesteld wordt. De voorafwikkelaars en de draadremmen kunnen via een stuureenheid gestuurd worden. Naast of in plaats van een draadrem 15 kan ook een draadcompensator of draaddemper voorzien worden. Tussen elke inrichting 10 volgens de uitvinding en een bijhorende met de weeflade mee bewegende en nabij het weefvak 28 opgestelde hoofdblazer kan eventueel nog minstens een vast opgestelde hoofdblazer en/of een draadrem voorzien worden. Een dergelijke tussen de inrichting 10 en het weefvak 28 opgestelde draadrem kan dienen om een inslagdraad die uit een inrichting 10 wordt getrokken, te remmen tijdens het einde van de insertie van die inslagdraad.The weaving machine shown in Figure 1 comprises wire stocks or bobbins (not shown), four pre-wrappers 11, 12, 13 and 14, optionally near each pre-winder a schematically shown wire brake 15, four devices 10 according to the invention for feeding and storing weft thread, four main blowers 16 , 17, 18 and 19 arranged adjacent to the weaving compartment 28 and a plurality of blowers 29 which can enter into the weaving compartment 28. An embodiment for the main blowers 16 to 19 and their arrangement relative to the weaving compartment 28 is described in more detail in EP 985,062 B1, the description of which forms part of this description. The main blowers and auxiliary blowers can be mounted on a weaving drawer to move back and forth with the weaving drawer. According to a variant embodiment, the wire brake 15 can be a separate wire brake which is arranged between a pre-winder and a device 10 according to the invention. The pre-wrappers and the wire brakes can be controlled via a control unit. In addition to or instead of a wire brake 15, a wire compensator or wire damper can also be provided. Between each device 10 according to the invention and an associated main blower moving with the weaving drawer and disposed near the weaving compartment 28, optionally at least one fixed blower and / or a wire brake can be provided. Such a wire brake disposed between the device 10 and the weaving compartment 28 can serve to brake a weft thread pulled from a device 10 during the end of the insertion of that weft thread.

Zoals verduidelijkt in figuren 2 tot 14 bevat de inrichting 10 een opslagelement 20 met een ingang 21 en een uitgang 22 voor een inslagdraad. De inrichting 10 bevat tevens een blaasinrichting 23 die een vulbuis 24 bevat die nabij de ingang 21 van het opslagelement 20 is aangebracht en die blaast in de richting naar de uitgang 22. De inrichting 10 bevat een overgangselement 25 dat tussen de vulbuis 24 en de ingang 21 is aangebracht en dat het uiteinde of de uitgang 26 van de vulbuis 24 met de ingang 21 van het opslagelement 20 verbindt. De blaasinrichting 23 met relatief lange vulbuis 24 blaast inslagdraad met een gelijkmatige luchtstroming in het opslagelement 20. De blaasinrichting 23 blaast inslagdraad via de ingang 21 in het opslagelement 20 en blaast inslagdraad vanaf de ingang 21 naar de uitgang 22 van het opslagelement 20. De ingang 36 van het overgangselement 25 sluit nagenoeg aan op de uitgang 26 van de vulbuis 24, terwijl de uitgang 37 van het overgangselement 25 nagenoeg aansluit op de ingang 21 van het opslagelement 20. Het overgangselement 25 bestaat bij deze uitvoeringsvorm uit een buisvormig element met een relatief dunne wand. Het overgangselement 25 kan tevens openingen 38 bevatten die toelaten dat perslucht kan ontsnappen. Het overgangselement 25 is aangebracht in het verlengde van de vulbuis 24 en sluit aan op de uitgang 26 van de vulbuis 24.As clarified in Figs. 2 to 14, the device 10 includes a storage element 20 with an input 21 and an output 22 for a weft thread. The device 10 also includes a blower device 23 which includes a filler tube 24 disposed near the entrance 21 of the storage element 20 and which blows in the direction toward the outlet 22. The device 10 includes a transition element 25 that is located between the filler tube 24 and the input 21 and which connects the end or the outlet 26 of the filling tube 24 to the inlet 21 of the storage element 20. The blowing device 23 with relatively long filling tube 24 blows weft thread with a uniform air flow into the storage element 20. The blowing device 23 blows weft thread via the entrance 21 into the storage element 20 and blows weft thread from the entrance 21 to the outlet 22 of the storage element 20. The entrance 36 of the transition element 25 substantially connects to the outlet 26 of the filling tube 24, while the outlet 37 of the transition element 25 substantially connects to the entrance 21 of the storage element 20. In this embodiment, the transition element 25 consists of a tubular element with a relatively thin wall. The transition element 25 can also contain openings 38 that allow compressed air to escape. The transition element 25 is arranged in line with the filling tube 24 and connects to the outlet 26 of the filling tube 24.

Zoals schematisch verduidelijkt in figuur 7 bevat de blaasinrichting 23 een behuizing 30 met een luchttoevoer 31 en een inzetstuk 32 dat in een langsboring van de behuizing 30 is aangebracht. Bij de blaasinrichting 23 wordt gelijkaardig zoals beschreven in EP 985.062 BI, een inslagdraad doorheen het inzetstuk 32 geleid en wordt vanaf de luchttoevoer 31 tussen het inzetstuk 32 en de behuizing 30 perslucht naar de vulbuis 24 toe geblazen, teneinde perslucht en inslagdraad doorheen de vulbuis 24 te geleiden. De ingang 27 van de vulbuis 24 wordt in de behuizing 30 aangebracht. De lengte van de vulbuis 24 is voldoende lang om een gelijkmatige of constante luchtstroming nabij de uitgang 26 van de vulbuis 24 te bekomen en om voldoende kracht te kunnen genereren om een voldoende hoge vulsnelheid te bekomen. Praktisch vertoont een vulbuis 24 een lengte tussen 100mm en 300mm, en bijvoorbeeld 200mm. De vulbuis 24 heeft een nagenoeg ronde dwarsdoorsnede en is bij voorkeur iets divergerend uitgevoerd naar het uiteinde 26 toe om de luchtstroming doorheen de vulbuis 24 te verbeteren. De vulbuis 24 vertoont bijvoorbeeld een doormeter tussen 3mm en 4mm. De vulbuis 24 dient om inslagdraad naar het opslagelement 20 te blazen.As schematically illustrated in Figure 7, the blowing device 23 comprises a housing 30 with an air supply 31 and an insert 32 arranged in a longitudinal bore of the housing 30. In the blowing device 23, similarly as described in EP 985 062 B1, an weft thread is passed through the insert 32 and compressed air is blown towards the filling tube 24 from the air supply 31 between the insert 32 and the housing 30 in order to compress compressed air and weft thread through the filling tube 24. to guide. The entrance 27 of the filling tube 24 is provided in the housing 30. The length of the filling tube 24 is sufficiently long to achieve a uniform or constant air flow near the outlet 26 of the filling tube 24 and to be able to generate sufficient force to achieve a sufficiently high filling speed. In practice, a filling tube 24 has a length between 100 mm and 300 mm, and for example 200 mm. The filler tube 24 has a substantially round cross-section and is preferably slightly divergent to the end 26 to improve the air flow through the filler tube 24. The filling tube 24, for example, has a diameter between 3 mm and 4 mm. The filler tube 24 serves to blow weft thread to the storage element 20.

De kracht waarmee de blaasinrichting 23 blaast, dient zodanig te zijn dat inslagdraad met een voldoende vulsnelheid in het opslagelement 20 wordt gebracht. De blaasinrichting 23 is hierbij gelijkaardig uitgevoerd als een hoofdblazer voor een weefmachine. Indien geen gebruik wordt gemaakt van het opslagelement 20 volgens de uitvinding, kan de blaasinrichting 23 fungeren als een hulphoofdblazer voor een weefmachine. De tijd, het debiet en/of de druk waarmee perslucht aan de blaasinrichting 23 wordt toegevoerd kan ingesteld en geregeld worden zodanig dat de inslagdraad op het gewenste ogenblik en met de gewenste snelheid naar het opslagelement 20 wordt gebracht. De tijd, het debiet en/of de druk kunnen tijdens het weven automatisch in functie van weefpa ra meters aangepast worden.The force with which the blowing device 23 blows should be such that weft thread is introduced into the storage element 20 with a sufficient filling speed. The blower device 23 is designed in the same way as a main blower for a weaving machine. If no use is made of the storage element 20 according to the invention, the blower device 23 can act as an auxiliary main blower for a weaving machine. The time, the flow rate and / or the pressure with which compressed air is supplied to the blower 23 can be adjusted and controlled such that the weft thread is brought to the storage element 20 at the desired moment and at the desired speed. The time, flow and / or pressure can be adjusted automatically during weaving in function of weaving machines.

Het opslagelement 20 bevat een door zijwanden 41, 42 begrensde holte 40 voor het opslaan van inslagdraad, een ingang 21 voor het toevoeren van inslagdraad naar de holte 40 en een tegenover de ingang 21 gelegen uitgang 22 voor het verwijderen van inslagdraden uit de holte 40. Hierbij kan inslagdraad in de holte 40 opgeslagen worden. Zoals verduidelijkt in figuren 9 en 10 vertoont de holte 40 een nagenoeg platte vorm. Zoals verduidelijkt in figuren 5 en 6 neemt de dwarsbreedte tussen de zijwanden 41, 42 van de holte 40 lichtjes af volgens de langsrichting L van de holte 40 naar de uitgang 22 toe, meer in het bijzonder neemt de dwarsbreedte continu af vanaf de ingang 21 van de holte 40 naar de uitgang 22 van de holte 40. De zijwanden 41, 42 maken deel uit van platen 43, 44. Hierbij wordt de hoogte van de holte 40 bepaald door de dikte van de platen 43, 44. Zoals zichtbaar in figuren 11 tot 14 vertonen de platen 43, 44 een vorm zodat de holte 40 met de zijwanden 41, 42 vernauwend naar de uitgang 22 toe is en een hoofdzakelijk gelijkbenige trapézoïdale vorm vertoont.The storage element 20 comprises a cavity 40 for storing weft thread bounded by side walls 41, 42, an entrance 21 for supplying weft thread to the cavity 40 and an exit 22 for removing weft threads from the cavity 40 opposite the entrance 21. In this case, weft thread can be stored in the cavity 40. As illustrated in Figures 9 and 10, the cavity 40 has a substantially flat shape. As illustrated in Figures 5 and 6, the cross width between the side walls 41, 42 of the cavity 40 slightly decreases in the longitudinal direction L from the cavity 40 to the outlet 22, more particularly the cross width decreases continuously from the entrance 21 of the cavity 40 to the exit 22 of the cavity 40. The side walls 41, 42 form part of plates 43, 44. The height of the cavity 40 is herein determined by the thickness of the plates 43, 44. As visible in figures 11 to 14, the plates 43, 44 have a shape such that the cavity 40 with the side walls 41, 42 is narrowed towards the outlet 22 and has a substantially isosceles trapezoidal shape.

De hoogte van de holte 40 van het opslagelement 20 kan volgens langsrichting L van de holte 40 naar de uitgang 22 toe lichtjes afnemen, bijvoorbeeld van l,2mm naar 0,8mm. Dit wordt bereikt daar de dikte van de platen 43, 44 afneemt naar de uitgang 22 toe. De hoogte van het opslagelement 20 kan eveneens op een andere wijze instelbaar zijn, bijvoorbeeld met regelschroeven, dikteplaatjes en dergelijke. Bij de weergegeven uitvoeringsvormen van figuren 2 tot 5 en figuren 11 tot 17 is de bovenwand 33 van de holte 40 luchtdoorlatend uitgevoerd, terwijl bij de weergegeven uitvoeringsvorm van figuren 6 tot 10 zowel de bovenwand 33 als de onderwand 34 van de holte 40 luchtdoorlatend zijn uitgevoerd. Hierbij zijn meerdere openingen 35 in de bovenwand 33 en in de onderwand 34 aangebracht. Het van openingen 35 voorzien opslagelement 20 is zodoende luchtdoorlatend. De openingen 35 zijn aangebracht ter hoogte van de holte 40 van het opslagelement 20 om het opslaan van inslagdraad in het opslagelement 20 te bevorderen.The height of the cavity 40 of the storage element 20 can decrease slightly in the longitudinal direction L from the cavity 40 towards the outlet 22, for example from 1.2 mm to 0.8 mm. This is achieved since the thickness of the plates 43, 44 decreases towards the outlet 22. The height of the storage element 20 can also be adjustable in a different way, for example with control screws, thickness plates and the like. In the illustrated embodiments of Figures 2 to 5 and Figures 11 to 17, the top wall 33 of the cavity 40 is air-permeable, while in the shown embodiment of Figures 6 to 10 both the top wall 33 and the bottom wall 34 of the cavity 40 are air-permeable . A plurality of openings 35 are herein provided in the top wall 33 and in the bottom wall 34. The storage element 20 provided with openings 35 is therefore air-permeable. The openings 35 are provided at the level of the cavity 40 of the storage element 20 to promote the storage of weft thread in the storage element 20.

Het opslagelement 20 bevat hierbij tevens een beweegbaar opgestelde bovenwand 33. Dit laat toe het opslagelement 20 te openen, bijvoorbeeld om te reinigen of voor controle. Dit kan bijvoorbeeld door de bovenwand 33 openklapbaar op te stellen. Tevens kan hierbij het opslagelement doorzichtig uitgevoerd worden om een visuele controle mogelijk te maken. Bijvoorbeeld kan hiertoe een wand van het opslagelement 20 dat naar de weverszijde is gericht doorzichtig uitgevoerd worden. De bovenwand 33 is aangebracht in een gestel 51 dat met relatief grote speling om een draaias 39 draaibaar is opgesteld, welke draaias 39 nagenoeg evenwijdig met de langsrichting L van het opslagelement 20 is opgesteld. Een speling is voorzien om toe te laten platen 43, 44 met verschillende diktes te kunnen aanwenden zonder de positie van de draaias 39 te moeten wijzigen.The storage element 20 herein also comprises a movably arranged top wall 33. This makes it possible to open the storage element 20, for instance for cleaning or for checking. This is possible, for example, by folding open the top wall 33. The storage element can also be made transparent in order to make a visual inspection possible. For this purpose, for example, a wall of the storage element 20 facing the weaver side can be made transparent. The upper wall 33 is arranged in a frame 51 which is arranged rotatably with a large amount of play about an axis of rotation 39, which axis of rotation 39 is arranged substantially parallel to the longitudinal direction L of the storage element 20. A clearance is provided to allow plates 43, 44 with different thicknesses to be used without having to change the position of the axis of rotation 39.

Nabij de uitgang 22 van het opslagelement 20 is een klemelement 45 aangebracht voor het klemmen van een inslagdraad. Het opslagelement 20 is aangebracht tussen het overgangselement 25 en het klemelement 45. Het klemelement 45 dient hierbij tevens om in gesloten toestand de uitgang 22 van het opslagelement 20 af te sluiten of om in gesloten toestand het ontsnappen van perslucht via de uitgang 22 te vermijden, dit betekent de uitgang 22 nagenoeg luchtdicht af te sluiten. Het klemelement 45 kan zoals meer in detail weergegeven in figuren 7 en 8 een plunjer 46 bevatten die met een elektromagneet 47 bevolen wordt en die contact kan maken met een aanslag 48 die aangebracht is op het gestel 51 dat de bovenwand 33 draagt. De plunjer 46 is aangebracht in een gestel 49 dat met bouten 57, 58 bevestigd wordt aan het gestel 50 van de inrichting 10. Aan dit gestel 50 zijn tevens de draaias 39, de blaasinrichting 23 en de onderwand 34 bevestigd. Op het gestel 49 kan nog een in een element 64 bevestigd draadoog 52 aangebracht worden tussen het klemelement 45 en een bijhorende hoofdblazer om de inslagdraad te geleiden.Near the exit 22 of the storage element 20, a clamping element 45 is provided for clamping a weft thread. The storage element 20 is arranged between the transition element 25 and the clamping element 45. The clamping element 45 also serves to close the outlet 22 of the storage element 20 in the closed state or to prevent the escape of compressed air via the outlet 22 in the closed state, this means that the outlet 22 can be sealed practically airtightly. The clamping element 45 may, as shown in more detail in figures 7 and 8, contain a plunger 46 which is ordered with an electromagnet 47 and which can make contact with a stop 48 arranged on the frame 51 which carries the upper wall 33. The plunger 46 is mounted in a frame 49 which is fastened with bolts 57, 58 to the frame 50 of the device 10. On this frame 50 the pivot axis 39, the blower device 23 and the bottom wall 34 are also attached. A wire eye 52 fixed in an element 64 can be mounted on the frame 49 between the clamping element 45 and an associated main blower to guide the weft thread.

De platen 43, 44 kunnen tevens met bouten 57, 58 aangebracht worden aan het gestel 50. Hierbij worden de platen 43, 44 met positioneerpinnen 59 ten opzichte van het gestel 50 gepositioneerd en respectievelijk met een bout 57, 58, die met speling doorheen de bijhorende plaat 43, 44 gaat, bevestigd aan het gestel 50. Het gestel 51 kan zoals weergegeven in figuur 5, minstens een magneet 60, 61 bevatten die toelaat het gestel 51 ten opzichte van het gestel 50 in gesloten toestand te houden. Hierbij wordt de magneetkracht voldoende sterk gekozen zodat tijdens het blazen het gestel 51 van het opslagelement 20 zich niet opent, maar toch voldoende beperkt blijft om toe te laten het gestel 51 manueel te openen. Uiteraard kan het gestel 51 volgens een niet weergegeven variante in gesloten toestand gehouden worden met behulp van veren, klemmen of andere vergrendelingselementen.The plates 43, 44 can also be fitted to the frame 50 with bolts 57, 58. The plates 43, 44 are positioned with positioning pins 59 relative to the frame 50 and respectively with a bolt 57, 58 which play with clearance through the associated plate 43, 44 goes fixed to the frame 50. The frame 51 may, as shown in Figure 5, comprise at least one magnet 60, 61 which allows the frame 51 to be kept closed with respect to the frame 50. The magnetic force is hereby chosen sufficiently strong that during the blowing the frame 51 of the storage element 20 does not open, but still remains sufficiently limited to allow the frame 51 to be opened manually. The frame 51 can, of course, be kept in a closed condition in accordance with a variant (not shown) with the aid of springs, clamps or other locking elements.

Zoals weergegeven in figuren 7 en 8 kan de inrichting 10 een sensor 53 bevatten om het vullen van het opslagelement 20 met inslagdraad en/of om het verwijderen van inslagdraad vanuit het opslagelement 20 waar te nemen. Hierbij kan de sensor 53 een optische sensor zijn die de aanwezigheid van inslagdraad ter hoogte van die sensor 53 kan waarnemen. Indien er slechts een gestrekte inslagdraad in het opslagelement 20 aanwezig is, zal de sensor 53 bijvoorbeeld een laag signaal genereren, terwijl in geval inslagdraad zigzag opgeslagen is ter hoogte van de sensor 53 de sensor 53 een hoog signaal zal genereren. Uiteraard kunnen naast de sensor 53 nog andere gelijkaardige sensoren 54 en 55 aangebracht worden, om inslagdraden ter hoogte van verschillende posities langsheen het opslagelement 20 te kunnen waarnemen. Dit laat toe de positie van zigzag opgeslagen inslagdraad in het opslagelement 20 te bepalen. Op. basis van signalen van de sensoren kunnen zowel de instellingen van de blaasinrichting 23 als de instelling van hoofdblazers 16 tot 19 en de bijblazers 29 ingesteld en geregeld worden. Hiertoe kan de blaasinrichting 23 via een door een stuureenheid 3 gestuurd ventielsysteem 4 met perslucht vanaf een persluchtbron 5 voorzien worden. De stuureenheid 3 is eveneens verbonden met het klemelement 45, meer in het bijzonder met de elektromagneet 47. De sensoren 53, 54, 55 zijn verbonden met de stuureenheid 3. Dergelijke sensor kan ook de hoeveelheid verwijderde inslagdraad uit het opslagelement 20 vaststellen en aangewend worden om bijblazers passend te sturen op een wijze zoals gekend uit WO 2007/057217. Een voordeel van een opslagelement 20 waarbij inslagdraden niet doorschuiven volgens bewegingsrichting van de inslagdraad is dat het signaal van de sensoren 53, 54, 55 die opgesteld zijn langsheen het opslagelement 20 relatief nauwkeurig is en niet beïnvloed wordt door doorschuivende ga ren pakketten in het opslagelement 20. Het verhinderen van doorschuiven laat ook toe harder te blazen met een blaasinrichting 23 zonder dat inslagdraad op elkaar wordt geblazen of in pakketten doorheen het opslagelement 20 wordt geblazen.As shown in Figs. 7 and 8, the device 10 may include a sensor 53 for sensing the filling of the storage element 20 with weft thread and / or for detecting the removal of weft thread from the storage element 20. The sensor 53 can herein be an optical sensor which can detect the presence of weft thread at the level of said sensor 53. If only a stretched weft thread is present in the storage element 20, the sensor 53 will for instance generate a low signal, while in the case of a weft thread being stored zigzag at the level of the sensor 53, the sensor 53 will generate a high signal. Of course, other similar sensors 54 and 55 can be provided in addition to the sensor 53, in order to be able to detect weft threads at different positions along the storage element 20. This makes it possible to determine the position of zigzag stored weft thread in the storage element 20. On. both the settings of the blower 23 and the setting of main blowers 16 to 19 and the blowers 29 can be set and controlled on the basis of signals from the sensors. For this purpose, the blower device 23 can be supplied with compressed air from a compressed air source 5 via a valve system 4 controlled by a control unit 3. The control unit 3 is also connected to the clamping element 45, more particularly to the electromagnet 47. The sensors 53, 54, 55 are connected to the control unit 3. Such a sensor can also determine the amount of weft thread removed from the storage element 20 and be used. to steer blowers appropriately in a manner as known from WO 2007/057217. An advantage of a storage element 20 in which weft threads do not slide in the direction of movement of the weft thread is that the signal from the sensors 53, 54, 55 which are arranged along the storage element 20 is relatively accurate and is not influenced by sliding packages in the storage element 20 Preventing sliding through also allows blowing harder with a blower 23 without weft thread being blown onto each other or being blown into packages through the storage element 20.

Figuren 9 en 10 tonen de platte vorm van het opslagelement 20 en de dwarsbreedte die vermindert vanaf de ingang 21 naar de uitgang 22 toe. Met een platte vorm wordt hierbij bedoeld een vorm waarbij de hoogte van het opslagelement 20 wezenlijk kleiner is dan de dwarsbreedte van het opslagelement 20.Figures 9 and 10 show the flat shape of the storage element 20 and the transverse width that decreases from the entrance 21 to the exit 22. By a flat shape is herein meant a shape in which the height of the storage element 20 is substantially smaller than the transverse width of the storage element 20.

De werking voor het voeden van inslagdraad met behulp van de inrichting 10 volgens de uitvinding wordt aan de hand van figuren 11 tot 14 nader uitgelegd. Hierbij wordt inslagdraad 1 gevuld in en verwijderd uit een opslagelement 20. Bij de stand van figuur 11 is het klemelement 45 gesloten, wordt inslagdraad 1 toegevoerd in het opslagelement 20 en opgeslagen volgens een zigzag patroon met een aantal zigzag lussen 2 in het opslagelement 20. Tijdens het toevoeren van inslagdraad 1 blaast de blaasinrichting 23 en is de pin 56 van de bijhorende voorafwikkelaar (figuur 1) geopend om inslagdraden aan de voorafwikkelaar vrij te laten. De afmetingen van de zigzag lussen 2, meer in het bijzonder de breedte van de zigzag lussen neemt toe volgens de längsrichting van het opslagelement 20 naar de ingang 21 van het opslagelement 20 toe. Vervolgens wordt een bij de inrichting 10 horende hoofdblazer bekrachtigd met perslucht. Vervolgens wordt het klemelement 45 geopend zodat tegelijkertijd inslagdraad via de uitgang 22 uit het opslagelement 20 wordt verwijderd en via de ingang 21 in het opslagelement 20 wordt opgeslagen. Tijdens het verwijderen van inslagdraad 1 worden de zigzag lussen 2 opeenvolgend afgewikkeld en verwijderd uit het opslagelement 20. Hierbij blaast de blaasinrichting 23 verder en wordt een stand van figuur 12 bereikt. Vervolgens wordt verder inslagdraad 1 volgens bewegingsrichting van de inslagdraad 1 via een ingang 21 aan het opslagelement 20 toegevoerd, terwijl inslagdraad 1 via een tegenover de ingang 21 gelegen uitgang 22 uit het opslagelement 20 wordt verwijderd. Volgens de uitvinding wordt de tussen de zijwanden 41, 42 in de holte 40 in lussen 2 opgeslagen inslagdraad 1 door de zijwanden 41, 42 van de holte 40 verhinderd te verschuiven in de holte 40 in de richting naar de uitgang 22 toe. Vervolgens wordt de pin 56 van de bijhorende voorafwikkelaar gesloten zodat verhinderd wordt dat inslagdraad 1 verder vrijgelaten wordt aan de voorafwikkelaar en wordt een stand van figuur 13 bereikt, waarbij het vullen van het opslagelement 20 wordt beëindigd. Vervolgens wordt de nog in het opslagelement 20 aanwezige inslagdraad 1 verder verwijderd tot de stand van figuur 14 bereikt wordt. Dan wordt het klemelement 45 terug gesloten terwijl de bijhorende hoofdblazer niet meer verder bekrachtigd wordt. Hierbij kan de hoofdblazer al eerder niet meer bekrachtigd zijn of kan het bekrachtigen ervan beëindigd worden terwijl het klemelement 45 terug gesloten wordt. Vervolgens kan de voornoemde cyclus opnieuw herhaald worden. Een werkwijze voor het aansturen van de pin 56 van de voorafwikkelaar, de blaasinrichting 23, het klemelement 45 en de bijhorende hoofdblazer is eveneens beschreven in US 4,947,898.The operation for feeding weft thread with the aid of the device 10 according to the invention is explained in more detail with reference to figures 11 to 14. In this case, weft thread 1 is filled into and removed from a storage element 20. At the position of Fig. 11, the clamping element 45 is closed, weft thread 1 is fed into the storage element 20 and stored according to a zigzag pattern with a number of zigzag loops 2 in the storage element 20. During the feeding of weft thread 1, the blowing device 23 blows and the pin 56 of the associated pre-winder (Figure 1) is opened to release weft threads on the pre-winder. The dimensions of the zigzag loops 2, more particularly the width of the zigzag loops, increases in the direction of the direction of the storage element 20 towards the entrance 21 of the storage element 20. A main blower associated with the device 10 is then energized with compressed air. The clamping element 45 is then opened so that weft thread is simultaneously removed from the storage element 20 via the outlet 22 and stored in the storage element 20 via the input 21. During the removal of weft thread 1, the zigzag loops 2 are successively unwound and removed from the storage element 20. The blowing device 23 then blows further and a position of Fig. 12 is reached. Subsequently, weft thread 1 is supplied in accordance with the direction of movement of the weft thread 1 via an input 21 to the storage element 20, while weft thread 1 is removed from the storage element 20 via an output 22 opposite the input 21. According to the invention, the weft thread 1 stored between the side walls 41, 42 in the cavity 40 in loops 2 is prevented by the side walls 41, 42 of the cavity 40 from shifting in the cavity 40 towards the exit 22. Subsequently, the pin 56 of the associated pre-winder is closed, so that weft thread 1 is prevented from being released to the pre-winder and a position of Fig. 13 is reached, whereby the filling of the storage element 20 is terminated. Subsequently, the weft thread 1 still present in the storage element 20 is further removed until the position of figure 14 is reached. The clamping element 45 is then closed again while the associated main blower is no longer energized. The main blower can hereby no longer be energized or the energization thereof can be terminated while the clamping element 45 is closed again. The aforementioned cycle can then be repeated again. A method for controlling the pin 56 of the pre-winder, the blower 23, the clamping element 45 and the associated main blower is also described in US 4,947,898.

Volgens de uitvinding wordt de blaaskracht van de blaasinrichting 23 zodanig ingesteld dat het vullen van het opslagelement 20 nagenoeg eindigt op het ogenblik van het eindigen van het verwijderen van inslagdraad uit het opslagelement 23. Het is hierbij de bedoeling dat de blaasinrichting 23 nagenoeg continu blaast en nagenoeg continu inslagdraad naar het opslagelement 20 toevoert. Tot dit doel kunnen ook signalen van de sensoren 53, 54 en 55 aangewend worden. De sensoren kunnen op een gunstige positie aangebracht worden om het sturen van de blaasinrichting 23 voordelig te beïnvloeden, bijvoorbeeld verdeeld over de lengte van het opslagelement. Tevens kunnen windingssignalen van een voorafwikkelaar hiertoe aangewend worden, met andere woorden een signaal dat een voorafwikkelaar op gekende wijze afgeeft telkens dat een winding afgetrokken wordt. Niets belet echter om de hoeveelheid in het opslagelement 20 toegevoerde inslagdraad te meten, bijvoorbeeld met een bewegingssensor. Om perslucht te sparen kan het voordelig zijn met een zo laag mogelijke druk, dit betekent met zo laag mogelijke kracht, op een inslagdraad te blazen om die naar het opslagelement 20 te brengen. Voor het vormen van zigzag lussen in het opslagelement 20 werd echter vastgesteld dat de druk van de perslucht toch voldoende hoog dient te zijn, dit betekent dat de zigzag lussen beter gevormd kunnen worden indien inslagdraad met voldoende snelheid in het opslagelement wordt gebracht.According to the invention, the blowing force of the blowing device 23 is adjusted such that the filling of the storage element 20 virtually ends at the moment of the end of the removal of the weft thread from the storage element 23. The blowing device 23 is intended to blow substantially continuously and provides substantially continuous weft thread to the storage element 20. Signals from sensors 53, 54 and 55 can also be used for this purpose. The sensors can be arranged in a favorable position to advantageously influence the control of the blower device 23, for instance distributed over the length of the storage element. Winding signals from a pre-winder can also be used for this purpose, in other words a signal that a pre-winder delivers in a known manner each time that a winding is subtracted. However, nothing prevents measuring the amount of weft thread supplied into the storage element 20, for example with a motion sensor. To save compressed air it can be advantageous to blow with a lowest possible pressure, this means with the lowest possible force, on a weft thread to bring it to the storage element 20. However, for forming zigzag loops in the storage element 20, it was determined that the pressure of the compressed air should nevertheless be sufficiently high, this means that the zigzag loops can be formed better if weft thread is introduced into the storage element at a sufficient speed.

De uitvinding biedt tevens als voordeel dat indien geweven wordt met meerdere kanalen, dit wil zeggen dat gebruik gemaakt wordt van meerdere inrichtingen 10 volgens de uitvinding die volgens een patroon inslagdraad aan een weefvak 28 toevoeren. Hierbij kan het vullen van het opslagelement 20 gedurende meerdere weefcycli plaatsvinden, terwijl het verwijderen van inslagdraad uit het opslagelement 20 gedurende slechts één enkele weefcyclus plaats vindt.The invention also offers the advantage that when weaving with several channels, that is to say use is made of several devices 10 according to the invention which supply a weft thread to a weaving box 28 according to a pattern. Filling the storage element 20 can take place here during several weaving cycles, while the removal of weft thread from the storage element 20 takes place during only a single weaving cycle.

Het is duidelijk dat indien een bijkomende draadrem tussen de voorafwikkelaar en de inrichting 10 volgens de uitvinding wordt opgesteld of indien nabij een hoofdblazer een draadkiem is opgesteld, dat die passend gestuurd worden, met andere woorden zodanig dat die remmen en klemmen op een ogenblik dat dient geremd of geklemd te worden. De blaaskracht van de hoofdblazers kan ook geregeld en ingesteld worden.It is clear that if an additional wire brake is arranged between the pre-winder and the device 10 according to the invention or if a wire germ is arranged near a main blower, that these are appropriately controlled, in other words such that the brakes and clamps serve at a time that inhibited or clamped. The blowing power of the main blowers can also be adjusted and adjusted.

Voor het kiezen van de afmetingen van het opslagelement 20 werd rekening gehouden met de natuurlijke buigradius van de inslagdraden, dit is de radius die inslagdraden kunnen innemen indien deze in lussen 2 worden opgeslagen. Er is gebleken dat een holte 40 met een afnemende dwarsbreedte, dit is de dwarsbreedte loodrecht op de langsrichting L, vanaf een dwarsbreedte in de orde van grootte kleiner dan 10mm en een hoogte loodrecht op deze dwarsbreedte in de orde van grootte kleiner dan l,5mm mogelijk is. Bij voorkeur wordt echter gebruik gemaakt van een opslagelement met een dwarsbreedte van 9mm nabij de ingang 21, een dwarsbreedte van 4mm nabij de uitgang 22, een hoogte van l,2mm nabij de ingang 21 en een hoogte van 0,8mm nabij de uitgang 22. Volgens een variante kan de hoogte ook een constante waarde hebben, bijvoorbeeld lmm. Hierbij kunnen de openingen 35 in de bovenwand 33 en in de onderwand 34 volgens een regelmatig patroon aangebracht worden, bijvoorbeeld zoals weergegeven in de figuren.For choosing the dimensions of the storage element 20, the natural bending radius of the weft threads was taken into account, this is the radius that weft threads can take if they are stored in loops 2. It has been found that a cavity 40 with a decreasing transverse width, this is the transverse width perpendicular to the longitudinal direction L, from a transverse width on the order of magnitude smaller than 10 mm and a height perpendicular to this transverse width on the order of magnitude smaller than 1.5 mm is possible. Preferably, however, use is made of a storage element with a transverse width of 9 mm near the entrance 21, a transverse width of 4 mm near the exit 22, a height of 1.2 mm near the entrance 21 and a height of 0.8 mm near the exit 22. According to a variant, the height can also have a constant value, for example 1 mm. The openings 35 in the top wall 33 and in the bottom wall 34 can here be arranged in a regular pattern, for example as shown in the figures.

Volgens een variante mogelijkheid kunnen de zijwanden 41, 42 van de holte 40 van het opslagelement 20 luchtdoorlatend zijn uitgevoerd. Hiertoe kunnen niet weergegeven boringen of uitsnijdingen in de platen 43, 44 aangebracht worden. Deze boringen of uitsnijdingen kunnen eveneens verbonden worden met een persluchtbron om toe te laten perslucht via die boringen of uitsnijdingen zijdelings in de holte 40 te blazen. Volgens een niet weergegeven variante is het mogelijk voor de zijwanden 41 en 42 een ruwere structuur te voorzien, zodat de zijwanden 41 en 42 een grotere wrijvingsweerstand voor de inslagdraden bieden.According to a variant possibility, the side walls 41, 42 of the cavity 40 of the storage element 20 can be air-permeable. For this purpose, bores or cut-outs not shown can be provided in the plates 43, 44. These bores or cutouts can also be connected to a compressed air source to allow compressed air to be blown into the cavity 40 laterally through those bores or cutouts. According to a variant (not shown), it is possible to provide a rougher structure for the side walls 41 and 42, so that the side walls 41 and 42 offer a greater frictional resistance for the weft threads.

De uitvoeringsvorm van figuur 15 stelt een inrichting 10 volgens de uitvinding voor die gelijkaardig is uitgevoerd als de uitvoeringsvorm van figuur 2. Hierbij zijn de platen 43, 44 door magneten 62 aan het gestel 50 aangebracht. Verder wordt een tussenelement 63, bestaande uit dempend materiaal, aangewend dat tussen het gestel 51 en de aanslag 48 kan opgesteld worden. Het overgangselement 25 is hierbij eendelig met de vulbuis 24 uitgevoerd. De bouten 57, 58 kunnen ingrijpen in gleuven voorzien ter hoogte van een uiteinde van de platen 43, 44 zodat de platen 43, 43 onder de bouten 57, 58 kunnen geschoven worden terwijl de bouten 57, 58 reeds gedeeltelijk in het gestel 50 zijn geschroefd. De bovenwand 33 is hierbij geperforeerd, terwijl de onderwand 34 gevormd wordt door een wand van het gestel 50.The embodiment of Figure 15 represents a device 10 according to the invention which is similar to the embodiment of Figure 2. The plates 43, 44 are arranged on the frame 50 by magnets 62. Furthermore, an intermediate element 63, consisting of damping material, is used which can be arranged between the frame 51 and the stop 48. The transition element 25 is in this case designed in one piece with the filling tube 24. The bolts 57, 58 can engage in slots provided at one end of the plates 43, 44 so that the plates 43, 43 can be slid under the bolts 57, 58 while the bolts 57, 58 have already been partially screwed into the frame 50 . The upper wall 33 is hereby perforated, while the lower wall 34 is formed by a wall of the frame 50.

De uitvoeringsvorm van figuren 16 en 17 stelt nog een variante voor waarbij aan het gestel 50 een steunelement 65 voor de draaias 39 is aangebracht. Verder is een flexibel vergrendelingselement 66 voorzien om het gestel 51 te vergrendelen ten opzichte van het gestel 50. De bovenwand 33 is verstevigd met twee steunplaten 67 die aan het gestel 51 bevestigbaar zijn. De blaasinrichting 23 wordt met een bevestigingselement 68 bevestigd aan het gestel 50 en bevat een aansluiting 69 voor perslucht. Het gestel 50 kan via een moffel 70 en een steunstuk 71 bevestigd worden aan een gestel van de weefmachine. Verder zijn meerdere bouten 72 weergegeven om de elementen aan elkaar te bevestigen. Het overgangselement 25 bevat bij deze uitvoeringsvorm een balkvormige buitenvorm en een binnenvorm zoals bij de overige uitvoeringsvormen, welke binnenvorm aanvangt met een ronde ingang die kan aansluiten op de vulbuis en eindigt met een platte uitgang 37 die kan aansluiten op de ingang van de holte voor het opslaan van inslagdraad. De binnenvorm van het overgangselement 25 kan bijvoorbeeld vervaardigd worden door vonken.The embodiment of figures 16 and 17 represents another variant in which a support element 65 for the axis of rotation 39 is arranged on the frame 50. Furthermore, a flexible locking element 66 is provided for locking the frame 51 relative to the frame 50. The top wall 33 is reinforced with two support plates 67 which can be attached to the frame 51. The blowing device 23 is attached to the frame 50 with a fixing element 68 and comprises a connection 69 for compressed air. The frame 50 can be attached to a frame of the weaving machine via a muffle 70 and a support piece 71. Furthermore, a plurality of bolts 72 are shown for securing the elements together. The transition element 25 in this embodiment comprises a beam-shaped outer shape and an inner shape as in the other embodiments, which inner shape starts with a round entrance that can connect to the filling tube and ends with a flat outlet 37 that can connect to the entrance to the cavity for the cavity. save weft thread. The inner shape of the transition element 25 can be produced, for example, by sparks.

Om toe te laten dat bijvoorbeeld relatief dikke knopen of verdikkingen in de inslagdraad doorheen het opslagelement kunnen passeren, kan bij de uitvoeringsvorm van figuren 16 en 17 de geperforeerde bovenwand 33 bijvoorbeeld in relatief elastisch materiaal uitgevoerd worden, zodat de bovenwand 33 bijvoorbeeld kan vervormen tijdens het passeren van de inslagdraad met een relatief dikke knoop of verdikking doorheen het opslagelement. Volgens een variante kan de bovenwand 33 uit een relatief stijve en geperforeerde plaat uitgevoerd worden, terwijl bijvoorbeeld hierbij de steunplaten 67 uit elastisch materiaal zijn vervaardigd.In order to allow, for example, relatively thick knots or thickenings in the weft thread to pass through the storage element, in the embodiment of figures 16 and 17 the perforated upper wall 33 can for instance be made of relatively elastic material, so that the upper wall 33 can deform during the passing the weft thread with a relatively thick knot or thickening through the storage element. According to a variant, the upper wall 33 can be made of a relatively rigid and perforated plate, while, for example, the supporting plates 67 are made of elastic material.

In figuren 18 tot 21 wordt een variante weergegeven waarbij de onderwand 34 door middel van een instelinrichting 73 op en neer kan bewogen worden ten opzichte van het gestel 50. Dit laat toe de hoogte van de holte 40 tussen de onderwand 34 en de van openingen 35 voorziene bovenwand 33 in te stellen. De instelinrichting 73 bevat hierbij een draaibaar opgesteld element 74 met een excentrisch gedeelte 77 dat kan ingrijpen in een sleuf 75 die aangebracht is in de onderwand 34. Door het verdraaien van het element 74 kan de hoogte van de holte 40 ingesteld worden tussen de stand van figuur 18 en de stand van figuur 19. Tevens kan nog een klemelement 76 voorzien worden om het element 74 in een bepaalde hoekpositie te klemmen.Figures 18 to 21 show a variant in which the bottom wall 34 can be moved up and down with respect to the frame 50 by means of an adjusting device 73. This allows the height of the cavity 40 between the bottom wall 34 and the of openings 35 provided top wall 33. The adjusting device 73 herein comprises a pivotally arranged element 74 with an eccentric part 77 which can engage in a slot 75 arranged in the bottom wall 34. By turning the element 74, the height of the cavity 40 can be adjusted between the position of Figure 18 and the position of Figure 19. A clamping element 76 can also be provided for clamping the element 74 in a specific angular position.

De bovenwand 33 is hierbij draaibaar om een draaias 39 die bevestigd is aan een aan het gestel 50 aangebracht steunelement 65. De bovenwand 33 kan via een vergrendelingselement 66 ten opzichte van het gestel 50 vergrendeld worden. Op het element 74 kan een schaal 78 aangebracht worden die een operator toelaat het element 74 ten opzichte van een referentiepunt 79 van het gestel 50 in te stellen.The upper wall 33 is herein rotatable about an axis of rotation 39 which is attached to a support element 65 arranged on the frame 50. The top wall 33 can be locked relative to the frame 50 via a locking element 66. A scale 78 can be provided on the element 74 allowing an operator to adjust the element 74 relative to a reference point 79 of the frame 50.

In figuur 22 wordt een variante weergegeven waarbij het element 74 voor middel van een gestuurde motor 80 kan aangedreven worden. Hierbij kan de motor 80 door een niet weergegeven stuureenheid, die eventueel een terugkoppelsysteem bevat, gestuurd en geregeld worden. Dit laat bijvoorbeeld toe de hoogte van de holte 40 via een stuureenheid in te stellen. Volgens een mogelijkheid kan in het geval dat bijvoorbeeld een knoop gedetecteerd wordt met een sensor die volgens bewegingsrichting van de inslagdraad op een plaats voor de inrichting 10 is aangebracht, bijvoorbeeld ter hoogte van de bobijnen, de motor 80 zodanig bevolen worden dat de hoogte van de holte 40 groot wordt ingesteld door de onderwand 34 weg van de bovenwand 33 te bewegen. Dit laat toe dat een knoop eenvoudig doorheen de inrichting 10 kan passeren, terwijl indien geen knoop voorhanden is de inrichting 10 een zo beperkt mogelijke hoogte kan vertonen.Figure 22 shows a variant in which the element 74 can be driven by means of a controlled motor 80. Hereby the motor 80 can be controlled and controlled by a control unit (not shown), which optionally comprises a feedback system. This makes it possible, for example, to adjust the height of the cavity 40 via a control unit. According to one possibility, in the case that, for example, a knot is detected with a sensor which is arranged in a direction for the movement of the weft thread at a location for the device 10, for instance at the bobbin level, the motor 80 can be ordered such that the height of the cavity 40 is set by moving the bottom wall 34 away from the top wall 33. This allows a node to simply pass through the device 10, while if no node is present, the device 10 can exhibit as low a height as possible.

In figuur 23 wordt een variante weergegeven waarbij een holte 40 begrensd wordt door een bovenwand 33, een onderwand 34 en twee zijwanden 41 en 42 die samen een behuizing vormen. De holte 40 vertoont een ingang 21 en een uitgang 22. Nabij de uitgang 22 is een afsluitinrichting 6 aangebracht die kan samenwerken met een wand, meer in het bijzonder met de bovenwand 33 van het opslagelement 20. Hierbij is de bovenwand 33 zoals bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 verdraaibaar ten opzichte van het gestel 50 opgesteld. De afsluitinrichting 6 kan de holte 40 nabij de uitgang 22 nagenoeg luchtdicht afsluiten. De bovenwand 33 is voorzien van een impact compenserende contactzone 7 die contact kan maken met de afsluitinrichting 6 en die toelaat bij het maken van een voornoemd contact de impact van de afsluitinrichting 6 op de bovenwand 33 te reduceren. Hiertoe bevat de bovenwand 33 een spleet 8 met een patroon die aangebracht is nabij de contactzone 7. Deze spleet 8 is gevormd door een smalle opening die zich doorheen de bovenwand 33 uitstrekt en die zo smal als mogelijk is, dit wil zeggen de spleet 8 vertoont een breedte in de orde van grootte van één of meerdere tienden van een millimeter. De breedte van de spleet 8 is zo smal gekozen om te vermijden dat inslagdraden de spleet 8 kunnen binnentreden. De spleet 8 kan door een laserstraal in de bovenwand 33 aangebracht worden. De vorm van het patroon is hierbij aangepast om toe te laten dat ter hoogte van de contactzone 7 krachten die ontstaan door impact van de afsluitinrichting 6 op de bovenwand 33 beperkt worden. Hierbij blijft de bovenwand 33 steeds in contact met de platen 43 en 44, zodat vermeden wordt dat stof zich kan ophopen tussen de bovenwand 33 en één van de platen 43 of 44.Figure 23 shows a variant in which a cavity 40 is bounded by an upper wall 33, a lower wall 34 and two side walls 41 and 42 which together form a housing. The cavity 40 has an entrance 21 and an exit 22. Near the exit 22 a closing device 6 is arranged which can interact with a wall, more in particular with the top wall 33 of the storage element 20. Here, the top wall 33 is as in the embodiment of Fig. 5 rotatably arranged with respect to the frame 50. The closing device 6 can close the cavity 40 near the outlet 22 substantially airtightly. The upper wall 33 is provided with an impact compensating contact zone 7 which can make contact with the closing device 6 and which makes it possible to reduce the impact of the closing device 6 on the upper wall 33 when making said contact. For this purpose the upper wall 33 comprises a gap 8 with a pattern which is arranged near the contact zone 7. This gap 8 is formed by a narrow opening which extends through the upper wall 33 and which is as narrow as possible, i.e. has the gap 8 a width in the order of magnitude of one or more tenths of a millimeter. The width of the slit 8 is chosen so narrow to prevent weft threads from entering the slit 8. The gap 8 can be provided in the upper wall 33 by a laser beam. The shape of the pattern is hereby adapted to allow forces at the level of the contact zone 7 to be limited by the impact of the closing device 6 on the upper wall 33 to be limited. Hereby the upper wall 33 always remains in contact with the plates 43 and 44, so that dust is prevented from accumulating between the upper wall 33 and one of the plates 43 or 44.

De afsluitinrichting 6 bevat een beweegbaar afsluitelement 9. Hierbij wordt het beweegbaar afsluitelement 9 gevormd door de plunjer 46 van het klemelement 45 die bijvoorbeeld met een niet weergegeven elektromagneet voor het klemelement 45 wordt aangedreven. Hierbij fungeert het afsluitelement 9 tevens als klemelement voor het klemmen van een inslagdraad nabij de uitgang 22 van de holte 40 van het opslagelement 20. Bij deze uitvoeringsvorm kan het afsluitelement 9 direct contact maken met de bovenwand 33, meer in het bijzonder met de contactzone 7 van de bovenwand 33. Uiteraard is het eveneens mogelijk dat het afsluitelement 9 contact maakt met een contactzone 7 die aangebracht is aan de bovenwand 33, bijvoorbeeld een dunne sleetvaste laag die verbonden is met of aangebracht is op de bovenwand 33.The closing device 6 comprises a movable closing element 9. Here, the movable closing element 9 is formed by the plunger 46 of the clamping element 45, which is driven, for example, with an electromagnet not shown for the clamping element 45. The closing element 9 herein also functions as a clamping element for clamping a weft thread close to the outlet 22 of the cavity 40 of the storage element 20. In this embodiment, the closing element 9 can make direct contact with the top wall 33, more particularly with the contact zone 7. of the top wall 33. It is of course also possible for the closing element 9 to make contact with a contact zone 7 which is arranged on the top wall 33, for example a thin wear-resistant layer which is connected to or applied to the top wall 33.

De bovenwand 33 die tevens de spleet 8 bevat, is voorzien van openingen 35 waardoor lucht kan ontsnappen die in de holte 40 werd geblazen. De openingen 35 zijn aangebracht in het gebied van de holte zodat geen enkele van de openingen 35 gedeeltelijk of volledig bedekt wordt door bijvoorbeeld de platen 43, 44 die zich nabij de zijwanden 41, 42 van de holte 40 bevinden. Daar de holte 40 vernauwend is naar de uitgang 22 toe, zijn de openingen 35 volgens lijnen aangebracht, die geneigd zijn ten opzichte van de langsrichting van het opslagelement 20.The upper wall 33, which also contains the gap 8, is provided with openings 35 through which air can escape which has been blown into the cavity 40. The openings 35 are arranged in the area of the cavity so that none of the openings 35 are partially or completely covered by, for example, the plates 43, 44 which are located near the side walls 41, 42 of the cavity 40. Since the cavity 40 is narrowing towards the outlet 22, the openings 35 are arranged in lines which are inclined with respect to the longitudinal direction of the storage element 20.

Om toe te laten het transporten van inslagdraad doorheen het opslagelement 20 en/of om het vormen van lussen inslagdraad te bevorderen kunnen zoals schematisch weergegeven in figuur 23 de platen 43, 44 met de zijwanden 41, 42 minstens gedeeltelijk luchtdoorlatend zijn. Hiertoe zijn bijvoorbeeld openingen 81 voorzien in de platen 41, 42. De openingen 81 kunnen met een niet weergegeven persluchtbron verbonden worden zodat perslucht gedurende een instelbare periode via de openingen 81 in de holte 40 kan geblazen worden. De perslucht uit de openingen 81 vertoont een component naar de uitgang 22 toe om perslucht in de richting naar de uitgang 22 toe te blazen.To permit the transport of weft thread through the storage element 20 and / or to promote the formation of loops of weft thread, as shown schematically in Figure 23, the plates 43, 44 with the side walls 41, 42 can be at least partially air permeable. For this purpose, for example, openings 81 are provided in the plates 41, 42. The openings 81 can be connected to a compressed air source (not shown) so that compressed air can be blown into the cavity 40 via the openings 81 for an adjustable period. The compressed air from the openings 81 has a component towards the outlet 22 for blowing compressed air in the direction towards the outlet 22.

Voor het vormen en/of schikken van lussen inslagdraad in de holte 40 kan de onderwand 34 tevens luchtdoorlatend zijn uitgevoerd. Hiertoe kan de onderwand 34 bijvoorbeeld een aantal openingen 82 bevatten die verbonden zijn met een niet weergegeven persluchtbron om perslucht in de holte 40 te blazen, welke perslucht dan uit de holte 40 kan ontsnappen via de tegenoverliggende van openingen 35 voorziene bovenwand 33. De perslucht uit de openingen 82 vertoont een component naar de uitgang 22 toe om perslucht in de richting naar de uitgang 22 toe te blazen. De openingen 82 kunnen bijvoorbeeld gevormd worden door middel van een laser of kunnen bestaan uit boringen.For forming and / or arranging loops of weft thread in the cavity 40, the bottom wall 34 can also be air-permeable. To this end, the bottom wall 34 can for instance comprise a number of openings 82 which are connected to a compressed air source not shown for blowing compressed air into the cavity 40, which compressed air can then escape from the cavity 40 via the opposite top wall 33 provided with openings 35. The compressed air from the openings 82 have a component towards the outlet 22 for blowing compressed air in the direction towards the outlet 22. The openings 82 can for instance be formed by means of a laser or can consist of bores.

Bij de uitvoeringsvorm van figuren 24 en 25 zijn om de luchtgeleiding in de holte 40 en/of om de schikking van lussen inslagdraad in de holte 40 verder te verbeteren in langsrichting van de holte 40 groeven 83 aangebracht. De groeven 83 voor het geleiden van lucht worden aangebracht ter hoogte van de onderwand 34 die gelegen is tegenover de bovenwand 33 waar doorheen lucht uit de holte 40 kan ontsnappen. Hierbij kan de onderwand 34 eveneens van openingen 82 voorzien zijn om perslucht via de onderwand 34 in de holte 40 te blazen. Hierbij zijn de openingen 82 ter hoogte van de groeven 83 aangebracht, meer in het bijzonder ter hoogte van de basis van de groeven 83. De perslucht uit de openingen 83 vertoont een component naar de uitgang 22 toe om perslucht in de richting naar de uitgang 22 toe te blazen. De openingen 82 kunnen met een niet weergegeven persluchtbron verbonden worden zodat perslucht gedurende een instelbare periode via de openingen 82 in de holte 40 kan geblazen worden.In the embodiment of figures 24 and 25, grooves 83 are provided in the longitudinal direction of the cavity 40 in order to further improve the air conduction in the cavity 40 and / or to further improve the arrangement of loops of weft thread in the cavity 40. The grooves 83 for guiding air are provided at the level of the bottom wall 34 which is opposite the top wall 33 through which air can escape from the cavity 40. The bottom wall 34 can here also be provided with openings 82 for blowing compressed air through the bottom wall 34 into the cavity 40. The openings 82 are herein arranged at the level of the grooves 83, more particularly at the base of the grooves 83. The compressed air from the openings 83 has a component towards the outlet 22 for compressed air in the direction towards the outlet 22. to blow. The openings 82 can be connected to a compressed air source (not shown) so that compressed air can be blown into the cavity 40 via the openings 82 for an adjustable period.

Bij de uitvoeringsvorm van figuren 26 en 27 bevat het gestel 50 kragen 84 en 85 die voorzien zijn van de zijwanden 41 en 42, meer in het bijzonder is het gestel 50 U-vormig uitgevoerd en zijn de zijwanden 41, 42 en de onderwand 34 eendelig uitgevoerd. De openingen 35 zijn volgens evenwijdige lijnen opgesteld zodat geen enkele van de openingen 35 gedeeltelijk of volledig bedekt wordt door bijvoorbeeld één van de kragen 84 en 85. Hiertoe vertonen de rijen een verschillende lengte. Verder bevat het gestel 50 een aantal openingen 82 om lucht in de holte 40 te blazen. Hierbij zijn de openingen 82 zoals verduidelijkt in figuur 27, eveneens zodanig gericht dat de luchtstralen uit die openingen 82 een component naar de uitgang 20 toe bevatten.In the embodiment of figures 26 and 27, the frame 50 comprises collars 84 and 85 which are provided with the side walls 41 and 42, more particularly the frame 50 is U-shaped and the side walls 41, 42 and the bottom wall 34 are one-piece executed. The openings 35 are arranged along parallel lines so that none of the openings 35 is partially or completely covered by, for example, one of the collars 84 and 85. To this end, the rows have a different length. The frame 50 further comprises a number of openings 82 for blowing air into the cavity 40. Here, the openings 82, as clarified in Figure 27, are also directed such that the air jets from those openings 82 contain a component towards the outlet 20.

Bij de uitvoeringsvorm van figuur 28 is een variante voorgesteld waarbij de impact compenserende contactzone 7 gevormd wordt door het aanbrengen van een spleet 8 in de bovenwand 33 met een patroon dat verschillend is van het patroon zoals weergegeven voor de uitvoeringsvormen van figuren 23 tot 27. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 28 zijn de openingen 35 in meerdere evenwijdige rijen volgens een bepaalde schikking aangebracht in de bovenwand 33.In the embodiment of Figure 28, a variant is proposed in which the impact compensating contact zone 7 is formed by providing a gap 8 in the top wall 33 with a pattern different from the pattern as shown for the embodiments of Figures 23 to 27. In the case of In the embodiment of Figure 28, the openings 35 are arranged in a plurality of parallel rows in the upper wall 33 according to a specific arrangement.

Het is duidelijk dat de termen bovenwand en onderwand niet noodzakelijk beduiden dat de bovenwand boven de onderwand en/of de onderwand onder de bovenwand is aangebracht, maar dat de termen bovenwand en onderwand alleen bedoeld zijn om een eerste wand en een tweede wand aan te duiden.It is clear that the terms top wall and bottom wall do not necessarily mean that the top wall is arranged above the bottom wall and / or the bottom wall below the top wall, but that the terms top wall and bottom wall are only intended to indicate a first wall and a second wall .

Het is duidelijk dat niet noodzakelijk de bovenwand beweegbaar dient opgesteld te worden, maar dat volgens een variante een andere wand van het opslagelement beweegbaar kan opgesteld worden, bijvoorbeeld de onderwand. Het is duidelijk dat het opslagelement niet noodzakelijk konisch dient te versmallen vanaf de ingang 21 naar de uitgang 20, maar dat het opslagelement eveneens met een ander verloop kan versmallen in de richting naarde uitgang.It is clear that it is not necessary for the top wall to be arranged movably, but that, according to a variant, another wall of the storage element can be arranged movably, for example the bottom wall. It is clear that the storage element does not necessarily have to narrow conically from the entrance 21 to the exit 20, but that the storage element can also narrow with a different course in the direction to the exit.

Indien een weefmachine gedurende een bepaalde tijd niet geweven heeft, kan vooraleer de weefmachine terug gestart wordt, alle inslagdraad die aanwezig is in de opslagelementen verwijderd worden, om te vermijden dat weeffouten zouden ontstaan ten gevolgde van het door langdurig opslaan in het opslagelement beschadigde inslagdraden. Dit verwijderen kan gebeuren op een wijze zoals gekend is uit EP 421.511 BI of manueel.If a weaving machine has not been woven for a certain period of time, before the weaving machine is restarted, all weft thread present in the storage elements can be removed, in order to prevent weaving errors occurring as a result of weft threads damaged by prolonged storage in the storage element. This removal can be done in a manner as known from EP 421,511 BI or manually.

Volgens een niet weergegeven variante kan het klemelement 45 vervangen worden door een draadkiem die nabij een hoofdblazer is aangebracht en die het vrijlaten van inslagdraad kan bevelen.According to a variant (not shown), the clamping element 45 can be replaced by a wire germ which is arranged near a main blower and which can order the release of weft thread.

Proefondervindelijk werd vastgesteld bij het weven van een bepaald type inslagdraad bij eenzelfde weefsnelheid dat bij een gekende weefmachine het voorzien van een inrichting volgens de uitvinding resulteert in het feit dat de druk aan de hoofdblazers kan verlaagd worden, bijvoorbeeld van 7 bar naar 6 bar en dat tevens de druk aan de bijblazers kan verlaagd worden, bijvoorbeeld van 6 bar naar 5 bar. Indien met dezelfde drukken wordt geweven, kan bij een bepaald type inslagdraad de weefsnelheid verhoogd worden, bijvoorbeeld van 800 inserties/minuut naar 900 inserties/minuut.It was found experimentally in the weaving of a certain type of weft thread at the same weaving speed that in a known weaving machine the provision of a device according to the invention results in the fact that the pressure on the main blowers can be lowered, for example from 7 bar to 6 bar and that at the same time, the pressure at the additional blowers can be reduced, for example from 6 bar to 5 bar. If the same pressures are used for weaving, the weaving speed can be increased for a certain type of weft thread, for example from 800 inserts / minute to 900 inserts / minute.

De inrichting volgens de uitvinding is vooral voordelig voor het geordend opslaan van inslagdraad in het opslagelement 20, voor het geordend opgeslagen houden van de inslagdraad in het opslagelement 20 en laat toe inslagdraad eenvoudig uit het opslagelement 20 te verwijderen. Door de openingen 35, door de relatief grote uitgang 22 en door de vernauwende vorm vanaf de ingang 21 naar de uitgang 22 toe is een inrichting 10 volgens de uitvinding relatief ongevoelig voor weefstof, zodat die bijzonder geschikt wordt om aangewend te worden bij weefmachines. De inrichting 10 volgens de uitvinding kan inslagdraad geordend onder lage spanning opslaan, zodat inslagdraad met weinig luchtverbruik aan hoge snelheid foutloos in een weefvak kan gebracht worden.The device according to the invention is especially advantageous for the ordered storage of weft thread in the storage element 20, for the ordered storage of the weft thread in the storage element 20 and allows simple removal of the weft thread from the storage element 20. Through the openings 35, through the relatively large outlet 22 and through the narrowing form from the inlet 21 to the outlet 22, a device 10 according to the invention is relatively insensitive to fabric, so that it is particularly suitable for use with weaving machines. The device 10 according to the invention can store weft thread in an orderly manner under low tension, so that weft thread with low air consumption at high speed can be error-free into a weaving section.

Het is duidelijk dat de afmetingen van een inrichting 10 volgens de uitvinding in functie van de aangewende inslagdraden kunnen gekozen worden. Niettegenstaande bij de weergegeven weefmachine vier inrichtingen volgens de uitvinding worden aangewend, kan gebruik gemaakt worden van slechts één inrichting volgens de uitvinding of van een ander aantal inrichtingen volgens de uitvinding. Indien bijvoorbeeld geweven wordt vanaf meerdere kanalen, is het mogelijk dat slechts bij enkele van die kanalen of bij alle kanalen een inrichting volgens de uitvinding wordt aangewend.It is clear that the dimensions of a device 10 according to the invention can be selected as a function of the weft threads used. Although four devices according to the invention are used in the weaving machine shown, use can only be made of one device according to the invention or of another number of devices according to the invention. If, for example, weaving is carried out from a plurality of channels, it is possible that a device according to the invention is used for only some of those channels or for all channels.

Aangezien de dwarsbreedte van het opslagelement slechts beperkt afneemt van de ingang 21 naar de uitgang 22 toe, wordt het uit het opslagelement 20 verwijderen van inslagdraad niet bemoeilijkt, en wordt het in het opslagelement 20 opstapelen van inslagdraad tevens niet bemoeilijkt. Tevens is de afnemende dwarsbreedte voordelig voor de luchtstroming in het opslagelement 20, daar die toelaat een voldoende doorstroming van perslucht te behouden ongeacht het ontsnappen van perslucht langsheen de wanden van het opslagelement 20. De dwarsbreedte dient echter voldoende af te nemen om het doorschuiven van pakketten inslagdraad doorheen het opslagelement te vermijden.Since the transverse width of the storage element only decreases to a limited extent from the entrance 21 to the exit 22, the removal of weft thread from the storage element 20 is not impeded, and the stacking of the weft thread in the storage element 20 is also not impeded. The decreasing transverse width is also advantageous for the air flow in the storage element 20, since it allows a sufficient flow of compressed air to be maintained irrespective of the escape of compressed air along the walls of the storage element 20. However, the transverse width should decrease sufficiently to allow the sliding of packages to avoid weft thread through the storage element.

Het is duidelijk dat de inrichting volgens de uitvinding bijzonder geschikt is om aangewend te worden bij luchtweefmachines. Uiteraard kan de inrichting volgens de uitvinding ook bij andere types weefmachines aangewend worden, zoals bij waterjet weefmachines, grijperweefmachines, projectielweefmachines en andere types weefmachines.It is clear that the device according to the invention is particularly suitable for use with air-weaving machines. The device according to the invention can of course also be used with other types of weaving machines, such as with waterjet weaving machines, gripper weaving machines, projectile weaving machines and other types of weaving machines.

De weergegeven uitvoeringsvoorbeelden dienen enkel ter verduidelijking van de uitvinding. Varianten zijn zonder meer mogelijk, in het bijzonder met betrekking tot de uitvoeringsvorm van de blaasinrichting, het overgangselement, het opslagelement en het klemelement. Tevens zijn combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen mogelijk die onder de beschermingsomvang van de conclusies vallen.The exemplary embodiments shown serve only to clarify the invention. Variants are readily possible, in particular with regard to the embodiment of the blower, the transition element, the storage element and the clamping element. Combinations of the embodiments shown are also possible which fall under the scope of protection of the claims.

Claims (7)

1. Opslagelement dat een door wanden (33, 34, 41, 42) begrensde holte (40) voor het opslaan van inslagdraad (1) bevat, die een ingang (21) voor het toevoeren van inslagdraad (1) naar de holte (40), een tegenover de ingang (21) gelegen uitgang (22) voor het verwijderen van inslagdraad (1) uit de holte (40) en een nabij de uitgang (22) aangebrachte afsluitinrichting (6) voor het afsluiten van de uitgang (22) van de holte (40) bevat, daardoor gekenmerkt dat de afsluitinrichting (6) kan samenwerken met een wand van de holte (40) voor het afsluiten van de uitgang (22) van de holte (40) en dat de voornoemde wand voorzien is van een impact compenserende contactzone (7) voor het reduceren van een impact van de afsluitinrichting (6) op de voornoemde wand bij het afsluiten van de uitgang (22) van de holte (40).A storage element comprising a cavity (40) bounded by walls (33, 34, 41, 42) for storing weft thread (1), which has an entrance (21) for supplying weft thread (1) to the cavity (40) ), an outlet (22) located opposite the entrance (21) for removing weft thread (1) from the cavity (40) and a closing device (6) arranged near the outlet (22) for closing the outlet (22) of the cavity (40), characterized in that the closing device (6) can cooperate with a wall of the cavity (40) for closing the outlet (22) of the cavity (40) and that the aforementioned wall is provided with an impact compensating contact zone (7) for reducing an impact of the closing device (6) on the aforementioned wall when closing the outlet (22) of the cavity (40). 2. Opslagelement volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat een spleet (8) volgens een patroon is aangebracht in de wand die de contactzone (7) bevat.Storage element according to claim 1, characterized in that a gap (8) is arranged in a pattern in the wall containing the contact zone (7). 3. Opslagelement volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de van een impact compenserende contactzone (7) voorziene wand gevormd wordt door de bovenwand (33) van het opslagelement (20).Storage element according to claim 1 or 2, characterized in that the wall provided with an impact-compensating contact zone (7) is formed by the top wall (33) of the storage element (20). 4. Opslagelement volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de afsluitinrichting (6) een beweegbaar afsluitelement (9) bevat, dat gevormd wordt door een plunjer (46) van een klemelement (45) voor het klemmen van een inslagdraad (1) nabij de uitgang (22) van de holte (40) van het opslagelement (20).Storage element according to one of claims 1 to 3, characterized in that the closing device (6) comprises a movable closing element (9), which is formed by a plunger (46) of a clamping element (45) for clamping a weft thread ( 1) near the outlet (22) of the cavity (40) of the storage element (20). 5. Opslagelement volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de holte (40) een nagenoeg platte vorm vertoont en dat de dwarsbreedte tussen de zijwanden (41,42) van de holte (40) lichtjes afneemt volgens de langsrichting (L) van de holte (40) naar de uitgang (22) toe, zodat de tussen de zijwanden (41,42) in de holte (40) opgeslagen inslagdraad door de zijwanden (41, 42) van de holte (40) verhinderd wordt te verschuiven in de holte (40) in de richting naar de uitgang (22) toe.Storage element according to one of Claims 1 to 4, characterized in that the cavity (40) has a substantially flat shape and in that the transverse width between the side walls (41,42) of the cavity (40) decreases slightly in the longitudinal direction (L ) from the cavity (40) to the exit (22), so that the weft thread stored between the side walls (41, 42) in the cavity (40) is prevented from passing through the side walls (41, 42) of the cavity (40) shifting in the cavity (40) towards the exit (22). 6. Inrichting voor het voeden van inslagdraad naar een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (10) een opslagelement (20) volgens één van de conclusies 1 tot 5 bevat dat een ingang (21) en een uitgang (22) voor inslagdraad (1) bevat.Device for feeding weft thread to a weaving machine, characterized in that the device (10) comprises a storage element (20) according to one of claims 1 to 5, which has an input (21) and an output (22) for weft thread (1) ). 7. Weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een inrichting (10) voor het voeden van inslagdraad (1) volgens conclusie 6 bevat.Weaving machine, characterized in that the weaving machine comprises a device (10) for feeding weft thread (1) according to claim 6.
BE2009/0268A 2008-07-15 2009-04-28 STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE. BE1019609A3 (en)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2009/0268A BE1019609A3 (en) 2009-04-28 2009-04-28 STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE.
CN200980127433.0A CN102099520B (en) 2008-07-15 2009-07-15 Storage element for weft thread
EP09777200A EP2318580B1 (en) 2008-07-15 2009-07-15 Storage element for weft thread
JP2011517807A JP5647980B2 (en) 2008-07-15 2009-07-15 Weft containment element
PCT/EP2009/005131 WO2010006774A2 (en) 2008-07-15 2009-07-15 Storage element for weft thread

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200900268 2009-04-28
BE2009/0268A BE1019609A3 (en) 2009-04-28 2009-04-28 STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019609A3 true BE1019609A3 (en) 2012-09-04

Family

ID=41667505

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2009/0268A BE1019609A3 (en) 2008-07-15 2009-04-28 STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1019609A3 (en)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH678865A5 (en) * 1991-03-15 1991-11-15 Sulzer Ag Airjet loom - has pneumatic weft accumulator using airjet tubes
WO1997012084A1 (en) * 1995-09-27 1997-04-03 Nuova Roj Electrotex S.R.L. Device to block the weft yarn during cutting thereof, to be associated to measuring weft feeders

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH678865A5 (en) * 1991-03-15 1991-11-15 Sulzer Ag Airjet loom - has pneumatic weft accumulator using airjet tubes
WO1997012084A1 (en) * 1995-09-27 1997-04-03 Nuova Roj Electrotex S.R.L. Device to block the weft yarn during cutting thereof, to be associated to measuring weft feeders

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2318580B1 (en) Storage element for weft thread
RU2592177C2 (en) Device to control tape base and circular weaving machine
EP1077276B1 (en) Device for tensioning and drawing back warp yarn coming from a creel to a weaving machine
EP0742297B1 (en) Thread-tensioning and pull-back device for weaving machine
CN206624506U (en) The yarn break sensor of warp beam rack device
NL8602192A (en) METHOD FOR REPAIRING A CHAIN BREAK IN WEAVING MACHINES AND REWIRING DEVICES USED THEREIN
US4073450A (en) Device for holding yarn bobbins
BE1019609A3 (en) STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE.
BE1018606A3 (en) DEVICE FOR FEEDING WINDING WIRE.
US7681389B2 (en) Suction air nozzle for a textile machine
CA2402411C (en) A method and means for textile manufacture
BE1016639A6 (en) METHOD FOR INSERTING IMPACT WIRES
US4326322A (en) Beaming machine
BE1021879B1 (en) STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE
US5172734A (en) Weft yarn supply device with break trend monitoring apparatus
US6997215B2 (en) Method for weaving low flaw cloths by means of the elimination of weft thread sections which have irregularities
BE1018091A3 (en) IMPROVED YARN STOCK DEVICE.
CN106367861B (en) Yarn finishing machine
JP5885366B2 (en) Room with attached thread sensor and its operating method
BE1018762A3 (en) METHOD FOR INSERTING AN IMPRESSION THREAD AND AERIAL WEAVING MACHINE.
BE1010270A4 (en) WEAVING RACK AND METHOD FOR BOBBIN CHANGE.
BE1027254B1 (en) Method for replenishing yarn supplies in a yarn supply device of a textile machine and a yarn supply device provided for this purpose
BE1004346A3 (en) Method and device for the supply of weaving machines with stock reels in weaving.
BE1004017A3 (en) Method and device for checking the take-up of weft threads in the shed onair jet looms
BE1019702A3 (en) METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180430