BE1021879B1 - STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE - Google Patents
STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021879B1 BE1021879B1 BE2014/0397A BE201400397A BE1021879B1 BE 1021879 B1 BE1021879 B1 BE 1021879B1 BE 2014/0397 A BE2014/0397 A BE 2014/0397A BE 201400397 A BE201400397 A BE 201400397A BE 1021879 B1 BE1021879 B1 BE 1021879B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- blow nozzle
- stretching device
- air jet
- weft thread
- insertion direction
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3066—Control or handling of the weft at or after arrival
- D03D47/308—Stretching or holding the weft
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/27—Drive or guide mechanisms for weft inserting
- D03D47/277—Guide mechanisms
- D03D47/278—Guide mechanisms for pneumatic looms
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Weefmachine, werkwijze en strekinrichting voor het strekken van een inslagdraad (6) bij een weefmachine die aanbrengbaar is tegenover een U-vormig insertiekanaal (5) van een riet (1), waarbij de strekinrichting (3) een eerste blaasmondstuk (11) bevat voor het voorzien van een eerste luchtstraal (31) en een tweede blaasmondstuk (15) bevat voor het voorzien van een tweede luchtstraal (35), welk tweede blaasmondstuk (15) in insertierichting (M) stroomafwaarts van het eerste blaasmondstuk (11) is aangebracht, waarbij de tweede luchtstraal (35) een grotere hoek met de insertierichting (M) vormt dan de eerste luchtstraal (31).Weaving machine, method and stretching device for stretching a weft thread (6) in a weaving machine arranged opposite a U-shaped insertion channel (5) of a reed (1), the stretching device (3) comprising a first blowing nozzle (11) for providing a first air jet (31) and comprising a second blowing nozzle (15) for providing a second air jet (35), the second blowing nozzle (15) being arranged in the direction of insertion (M) downstream of the first blowing nozzle (11), wherein the second air jet (35) forms a greater angle with the insertion direction (M) than the first air jet (31).
Description
Strekinrichting voor een insiagdraad.- [0001] Deze uitvinding heeft betrekking op een strekinrichting voor het strekken van een in een weefvak ingebrachte insiagdraad bij een weefmachine, waarbij de strekinrichting aanbrengbaar is tegenover een U-vormig insertiekanaal van een riet. De uitvinding heeft verder betrekking op een weefmachine bevattende een strekinrichting en een werkwijze voor het strekken van een insiagdraad.This invention relates to a stretching device for stretching an insertion wire inserted into a weaving section in a weaving machine, wherein the stretching device is arranged opposite a U-shaped insertion channel of a reed. The invention further relates to a weaving machine comprising a stretching device and a method for stretching an insertion wire.
[0002] Een strekinrichting voor het strekken van een insiagdraad wordt aan het einde van het weefvak van een weefmachine aangebracht om een in het weefvak ingebrachte insiagdraad op te vangen en gespannen te houden. Dit laat onder meer toe te vermijden dat een ingebrachte insiagdraad terugspringt of terugslaat in een weefvak bij het einde van de inslagdraadinsertie. Dit laat ook toe de insiagdraad gespannen te houden tijdens het aanslaan van de insiagdraad.A stretching device for stretching an insertion thread is provided at the end of the weaving section of a weaving machine to receive and keep tensioned an insertion thread inserted into the weaving section. This allows, among other things, to prevent an inserted weft thread from jumping back or knocking back into a weaving pocket at the end of the weft thread insertion. This also makes it possible to keep the insi-wire tight during the tapping of the insi-wire.
[0003] Strekinrichtingen die aanbrengbaar zijn tegenover een U-vormig insertiekanaal van een riet om op een einde van een ingebrachte insiagdraad te blazen zijn onder meer gekend uit CS 262455 BI.Stretching devices that can be applied opposite a U-shaped insertion channel of a reed to blow on an end of an inserted insidewire are known, inter alia, from CS 262455 B1.
[0004] US 4,487,236 toont een pneumatische weefmachine met een aantal bijblazers, waarbij een component van een luchtstraal uit voornoemde bijblazers dwars op een inslagdraadinsertierichting, verder genoemd insertierichting, is gericht teneinde een strekken te beïnvloeden.US 4,487,236 shows a pneumatic weaving machine with a number of blowers, wherein a component of an air jet from said blowers is directed transversely to a weft thread insertion direction, further called insertion direction, in order to influence stretching.
[0005] Het is een doel van de uitvinding om een strekinrichting te voorzien die toelaat dat een inslagdraad voldoende gestrekt wordt gehouden zonder een in het U-vormig insertiekanaal aanwezige luchtstroom te storen. Het is verder een doel van de uitvinding om een weefmachine te voorzien die een strekinrichting bevat en een werkwijze te voorzien voor het strekken van een inslagdraad.It is an object of the invention to provide a stretching device that allows a weft thread to be kept sufficiently stretched without disturbing an air flow present in the U-shaped insertion channel. It is a further object of the invention to provide a weaving machine comprising a stretching device and to provide a method for stretching a weft thread.
[0005] Deze opgaves worden opgelost door de strekinrichting volgens conclusie 1, de weefmachine volgens conclusie 14 en de werkwijze volgens conclusie 17.These statements are solved by the stretching device according to claim 1, the weaving machine according to claim 14 and the method according to claim 17.
[0007] Volgens een eerste aspect wordt een stre kin richting voorzien bevattende een eerste blaasmondstuk voor het voorzien van een eerste luchtstraal die op een eindgebied van een ingebrachte inslagdraad inwerkt en een tweede blaasmondstuk voor het voorzien van een tweede luchtstraal die gezamenlijk, met andere woorden samen met de eerste luchtstraal op het eindgebied van de ingebrachte inslagdraad inwerkt, welk tweede blaasmondstuk in de insertierichting stroomafwaarts van het eerste blaasmondstuk is aangebracht, waarbij de tweede luchtstraal een grotere hoek vormt met de insertierichting dan de eerste luchtstraal.According to a first aspect, a stretching device is provided comprising a first blow nozzle for providing a first air jet which acts on an end region of an inserted weft thread and a second blow nozzle for providing a second air jet which, in other words acts together with the first air jet on the end region of the inserted weft thread, which second blow nozzle is arranged downstream of the first blow nozzle in the insertion direction, the second air jet forming a greater angle with the insertion direction than the first air jet.
[0008] Bij een inslagdraadinsertie wordt de inslagdraad doorheen het insertiekanaal getransporteerd door middel van een hoofdblazerinrichting en een aantal bijblazers. De strekinrichting is stroomafwaarts van bijblazers aangebracht. In tegenstelling tot de bijblazers die opeenvolgend op gebieden van de inslagdraad blazen die doorheen het weefvak worden getransporteerd, werken de twee luchtstralen gezamenlijk in op een eindgebied van de ingebrachte inslagdraad.In a weft thread insertion, the weft thread is transported through the insertion channel by means of a main blower device and a plurality of blowers. The stretching device is arranged downstream of blowers. In contrast to the blowers which successively blow onto areas of the weft thread being transported through the weaving section, the two air jets act together on an end area of the weft thread inserted.
[0009] De strekinrichting werkt samen met het riet waarnaar de inslagdraad wordt gedwongen door middel van de luchtstralen. Er worden bij voorkeur geen bijkomende mechanische klemelementen voorzien. Daardoor kan een inslagdraad eenvoudig de strekinrichting binnendringen en eenvoudig de strekinrichting verlaten nadat de inslagdraad werd aangeslagen. Een dergelijke strekinrichting is eveneens bijzonder voordelig daar er geen gevaar is dat een inslagdraad door de strekinrichting wordt gevangen. De strekinrichting is bijzonder voordelig voor het weven van gladde filament inslagdraden die een relatief hoge kracht vereisen om gespannen te worden gehouden.The stretching device cooperates with the reed to which the weft thread is forced by means of the air jets. Preferably no additional mechanical clamping elements are provided. As a result, a weft thread can simply penetrate the stretching device and simply leave the stretching device after the weft thread has been struck. Such a stretching device is also particularly advantageous since there is no risk that an weft thread is caught by the stretching device. The stretching device is particularly advantageous for weaving smooth filament weft threads that require a relatively high force to be held tensioned.
[0010] De vrijgelaten luchtstraal uit een uitstroomopening divergeert over het algemeen met de afstand van de uitstroomopening. In de context van de aanvraag wordt de richting van de luchtstraal bepaald als zijn belangrijkste uitstroomrichting. De eerste luchtstraal en de tweede luchtstraal hebben beide een component in de insertierichting en een component dwars op de insertierichting. Hoe groter de component van een luchtstraal dwars op de insertierichting ten opzichte van de component in de insertierichting, hoe groter een hoek is van voornoemde luchtstraal met de insertierichting. Indien er aldus wordt van uitgegaan dat de absolute waarde van beide luchtstralen dezelfde is, heeft de tweede luchtstraal een grotere component dwars op de insertierichting dan de eerste luchtstraal.The released air jet from an outflow opening generally diverges with the distance from the outflow opening. In the context of the application, the direction of the air jet is determined as its main outflow direction. The first air jet and the second air jet both have a component in the insertion direction and a component transverse to the insertion direction. The greater the component of an air jet transverse to the insertion direction relative to the component in the insertion direction, the greater an angle of said air jet with the insertion direction. Thus, if it is assumed that the absolute value of both air jets is the same, the second air jet has a larger component transverse to the insertion direction than the first air jet.
[0011] Een strekinrichting volgens de uitvinding biedt het voordeel dat tijdens het strekken van een inslagdraad de luchtstroom in het insertiekanaal vanuit de hoofdblazerinrichting en de bijblazers wordt ondersteund door de luchtstraal uit het eerste blaasmondstuk die een kleinere hoek met de insertierichting vormt en dat de luchtstraal uit het tweede blaasmondstuk die een grotere hoek met de insertierichting vormt de inslagdraad naar het riet toe blaast, waarbij de luchtstralen gezamenlijk op de inslagdraad inwerken om die inslagdraad te strekken en gespannen te houden. De oriëntatie van de luchtstralen van de strekinrichting wordt bij voorkeur zo gekozen dat de luchtstralen uit beide blaasmondstukken van de strekinrichting de luchtstroom doorheen het insertiekanaal zo weinig mogelijk storen, zodat de luchtstroom doorheen het insertiekanaal zijn stroming kan verderzetten en een bijkomende kracht kan voorzien om een inslagdraad te strekken. Het voorzien van twee luchtstralen laat toe om met een voldoende strekkracht in te werken op de inslagdraad. Door deze strekkracht wordt de inslagdraad onder spanning gehouden door de resulterende luchtstroom die op het eindgebied van de inslagdraad inwerkt, zelfs indien het eindgebied van de inslagdraad waarop de luchtstralen van de strekinrichting direct inwerken relatief kort is. Daar de strekinrichting volgens de uitvinding voldoende kracht op een kort eindgebied kan uitoefenen, wordt het voordeel bekomen dat het afvaleinde van de ingebrachte inslagdraad klein kan gehouden worden, bijvoorbeeld een eindgebied in insertierichting kleiner dan 30mm voorbij de strekinrichting. Het gebruiken van een dergelijke strekinrichting laat het blazen op een inslagdraad in een gebied tussen het geweven weefsel en een afvalband toe, dit laat eveneens toe om een afvaleinde klein te houden.A stretching device according to the invention offers the advantage that during stretching of a weft thread the air flow in the insertion channel from the main blower device and the blowers is supported by the air jet from the first blower nozzle which forms a smaller angle with the insertion direction and that the air jet from the second blower nozzle forming a greater angle with the insertion direction, the weft thread blows toward the reed, the air jets acting collectively on the weft thread to stretch and keep that weft thread. The orientation of the air jets of the stretching device is preferably chosen such that the air jets from both blowing nozzles of the stretching device disturb the air flow through the insertion channel as little as possible, so that the air flow through the insertion channel can continue its flow and provide an additional force to weft thread to stretch. The provision of two air jets makes it possible to act on the weft thread with sufficient tension. As a result of this stretching force, the weft thread is kept under tension by the resulting air flow which acts on the end region of the weft thread, even if the end region of the weft thread on which the air jets of the stretching device act directly is relatively short. Since the stretching device according to the invention can exert sufficient force on a short end region, the advantage is obtained that the drop end of the inserted weft thread can be kept small, for example an end region in the insertion direction smaller than 30 mm beyond the stretching device. Using such a stretching device allows blowing on a weft thread in an area between the woven fabric and a waste tape, this also makes it possible to keep a waste end small.
[0012] In een uitvoeringsvorm zijn het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk in een richting evenwijdig met de insertierichting uitgelijnd. Het is gekend uit de stand van de techniek, bijvoorbeeld uit WO 2008/031519 Al, om een langwerpige weefselsteun te voorzien met een uitstekend lipgedeelte, welke weefselsteun op een gestel van de weefmachine is bevestigd. Het uitlijnen laat toe dat beide blaasmondstukken op zodanige wijze worden opgesteld dat ze allebei onder een weefselsteun voor het geweven weefsel passeren wanneer ze samen met een weeflade naar de weefselsteun toe worden bewogen, zelfs in het geval dat de weefselsteun een uitstekend lipgedeelte zoals getoond in WO 2008/031519 Al bevat.In one embodiment, the first blow nozzle and the second blow nozzle are aligned in a direction parallel to the insertion direction. It is known from the prior art, for example from WO 2008/031519 A1, to provide an elongated fabric support with a protruding lip portion, which fabric support is mounted on a frame of the weaving machine. Alignment allows both blow nozzles to be positioned in such a way that they both pass under a fabric support for the woven fabric when moved together with a weaving drawer toward the fabric support, even in the case that the fabric support has a protruding lip portion as shown in WO 2008/031519 already included.
[0013] Het tweede blaasmondstuk wordt bij voorkeur lager dan het eerste blaasmondstuk aangebracht in een richting loodrecht op de insertierichting om te vermijden dat het tweede blaasmondstuk in de eerste luchtstraal reikt.The second blow nozzle is preferably positioned lower than the first blow nozzle in a direction perpendicular to the insertion direction to prevent the second blow nozzle from reaching into the first air jet.
[0014] De eerste luchtstraal en de tweede luchtstraal werken gezamenlijk in op het eindgebied van de ingebrachte inslagdraad. In een uitvoeringsvorm bereiken de luchtstralen de inslagdraad op aangrenzende, doch verschillende posities van het eindgebied van de ingebrachte inslagdraad. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm gaat de tweede luchtstraal over in de eerste luchtstraal. Het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk zijn voldoende dicht bij elkaar aangebracht om toe te laten dat de tweede luchtstraal in de eerste luchtstraal overgaat. Daar het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk voldoende dicht bij elkaar zijn aangebracht, is de benodigde ruimte klein, en wordt een ruimte voor het aanbrengen van verdere elementen, bijvoorbeeld inslagdetectors, niet beïnvloed. Door middel van de resulterende luchtstraal wordt een hogere kracht aangewend in vergelijking met een inrichting die één blaasmondstuk van dezelfde afmeting gebruikt dat wordt georiënteerd om een luchtstraal in de resulterende richting te voorzien.The first air jet and the second air jet act together on the end region of the inserted weft thread. In one embodiment, the air jets reach the weft thread at adjacent but different positions of the end region of the weft thread inserted. According to a preferred embodiment, the second air jet passes into the first air jet. The first blow nozzle and the second blow nozzle are arranged close enough to each other to allow the second air jet to pass into the first air jet. Since the first blow nozzle and the second blow nozzle are arranged sufficiently close to each other, the space required is small, and a space for fitting further elements, for example impact detectors, is not affected. By means of the resulting air jet, a higher force is applied as compared to a device that uses one blower nozzle of the same size that is oriented to provide an air jet in the resulting direction.
[0015] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat het eerste blaasmondstuk een eerste uitstroomopening en bevat het tweede blaasmondstuk een tweede uitstroomopening, waarbij een vlak van de tweede uitstroomopening een grotere hoek vormt met een vlak loodrecht op de insertierichting dan een vlak van de eerste uitstroomopening. Een vlak van de uitstroomopening is loodrecht op de luchtstraal. Een of beide van de eerste uitstroomopening en de tweede uitstroomopening bevat bij voorkeur meerdere kleine uitstroomgaten. Bijvoorbeeld zijn blaasmondstukken met tussen elf en zestien kleine uitstroomgaten voorzien.In preferred embodiments, the first blow nozzle includes a first outflow opening and the second blow nozzle comprises a second outflow opening, wherein a surface of the second outflow opening forms a greater angle with a plane perpendicular to the insertion direction than a surface of the first outflow opening. A plane of the outflow opening is perpendicular to the air jet. One or both of the first outflow opening and the second outflow opening preferably comprises a plurality of small outflow holes. For example, blow nozzles with between eleven and sixteen small outflow holes are provided.
[0016] In een uitvoeringsvorm wordt de eerste uitstroomopening dichter bij het U-vormig insertiekanaal aangebracht dan de tweede uitstroomopening. Daardoor reikt het tweede blaasmondstuk dat uitgelijnd is met het eerste blaasmondstuk in de richting evenwijdig met de insertierichting niet in de luchtstraal vanuit het eerste blaasmondstuk daar dit toelaat dat de eerste luchtstraal vanuit het eerste blaasmondstuk boven het tweede blaasmondstuk kan passeren.In one embodiment, the first outflow opening is arranged closer to the U-shaped insertion channel than the second outflow opening. As a result, the second blow nozzle aligned with the first blow nozzle in the direction parallel to the insertion direction does not extend into the air jet from the first blow nozzle since this allows the first jet of air to pass from the first blow nozzle above the second blow nozzle.
[0017] Volgens uitvoeringsvormen is een eerste hoek die de eerste luchtstraal met de insertierichting M vormt ongeveer 15° tot ongeveer 25° en/of is een tweede hoek die de tweede luchtstraal met de insertierichting M vormt ongeveer 20° tot ongeveer 45°. Door middel van de eerste luchtstraal die een kleine hoek met de insertierichting vormt, wordt er vermeden dat de inslagdraad tegen het riet wordt geblazen door de kracht van de tweede luchtstraal die een grotere hoek vormt, De inslagdraad wordt aldus minder vertraagd tijdens het inbrengen in insertierichting in vergelijking met een strekinrichting zoals getoond in CS 262455 BI. Anderzijds door middel van de tweede luchtstraal die een grotere hoek met de insertierichting vormt, blaast het tweede blaasmondstuk voldoende naar het riet toe om een terugspringen van de inslagdraad te vermijden nadat de inslagdraad werd gestrekt.According to embodiments, a first angle forming the first air jet with the insertion direction M is about 15 ° to about 25 ° and / or a second angle forming the second air jet with the insertion direction M is about 20 ° to about 45 °. By means of the first air jet forming a small angle with the insertion direction, the weft thread is prevented from being blown against the reed by the force of the second air jet forming a larger angle. The weft thread is thus less delayed during insertion in the insertion direction in comparison with a stretching device as shown in CS 262455 BI. On the other hand, by means of the second air jet which forms a greater angle with the insertion direction, the second blower nozzle blows sufficiently towards the reed to prevent the weft thread from jumping back after the weft thread has been stretched.
[0018] Geschikte hoeken van de luchtstralen hangen af van verschillende weefparameters en kunnen verschillend zijn voor verschillende weefcondities. In een uitvoeringsvorm wordt bijvoorbeeld een optimale strekkracht bereikt met een eerste hoek van ongeveer 20° en een tweede hoek van ongeveer 27° ten opzichte van de insertierichting. Deze oriëntatie biedt het voordeel dat de resulterende luchtstraal voldoende inwerkt op het eindgebied van de inslagdraad om die inslagdraad te strekken zonder dat het eindgebied van de inslagdraad aanzienlijk tegen de achterzijde van het riet wordt geblazen.Suitable angles of the air jets depend on different weaving parameters and may be different for different weaving conditions. For example, in one embodiment, an optimum stretching force is achieved with a first angle of about 20 ° and a second angle of about 27 ° with respect to the insertion direction. This orientation offers the advantage that the resulting air jet acts sufficiently on the end region of the weft thread to stretch that weft thread without the end region of the weft thread being blown considerably against the rear of the reed.
[0019] In een uitvoeringsvorm zijn het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk als een eenheid gevormd. Bijvoorbeeld is een eenheid een blaasbuis met twee uitstroomopeningen dicht bij het bovengedeelte van de eenheid, waarbij de uitstroomopeningen twee luchtstralen voorzien die verschillen in oriëntatie.In one embodiment, the first blow nozzle and the second blow nozzle are formed as a unit. For example, a unit is a blow pipe with two outlets close to the upper portion of the unit, the outlets providing two air jets that differ in orientation.
[0020] Volgens voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn één of beide van het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk gevormd als een holle naald met een uitstroomopening nabij de top van de holle naald. In het bijzonder zijn het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk identiek met elkaar uitgevoerd en bij voorkeur ook met de bijblazers die in de weefmachine worden gebruikt. Dit laat een kosten-efficiënte productie toe. Teneinde twee luchtstralen te voorzien die verschillende hoeken vormen met de insertierichting met behulp van twee blaasmondstukken, die identiek zijn uitgevoerd, worden de blaasmondstukken met verschillende oriëntaties aangebracht ten opzichte van een vlak loodrecht op de insertierichting.According to preferred embodiments, one or both of the first blow nozzle and the second blow nozzle are formed as a hollow needle with an outflow opening near the top of the hollow needle. In particular, the first blower nozzle and the second blower nozzle are identical with each other and preferably also with the blowers used in the weaving machine. This allows a cost-efficient production. In order to provide two air jets that form different angles with the insertion direction by means of two blow nozzles, which are of identical design, the blow nozzles with different orientations are arranged with respect to a plane perpendicular to the insertion direction.
[0021] In een uitvoeringsvorm worden het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk samen van perslucht voorzien. Beide blaasmondstukken blazen aldus altijd minstens nagenoeg op hetzelfde moment en met minstens nagenoeg dezelfde druk. Dit biedt het voordeel dat een richting van de resulterende luchtstraal uit beide blaasmondstukken hoofdzakelijk dezelfde blijft onafhankelijk van een druk van de toegevoerde perslucht.In one embodiment, the first blow nozzle and the second blow nozzle are supplied with compressed air. Both blow nozzles thus always blow at least substantially at the same time and with at least substantially the same pressure. This offers the advantage that a direction of the resulting air jet from both blow nozzles remains substantially the same regardless of a pressure of the compressed air supplied.
[0022] In een uitvoeringsvorm zijn het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk verbonden met een persluchtbron via twee toevoerleidingen die parallel zijn aangebracht. Dit laat een kosten-efficiënte productie toe daar toevoerleidingen die voor de bijblazers worden gebruikt ook voor de strekinrichting kunnen worden gebruikt. Bij voorkeur worden het eerste blaasmondstuk en het tweede blaasmondstuk op een houder gemonteerd, waarbij de houder twee toevoerleidingen voor een toevoer van perslucht bevat, die leiden tot een gemeenschappelijke luchtkamer met welke luchtkamer beide blaasmondstukken zijn verbonden.In one embodiment, the first blow nozzle and the second blow nozzle are connected to a compressed air source via two feed lines arranged in parallel. This permits cost-efficient production since supply lines used for the blowers can also be used for the stretching device. The first blow nozzle and the second blow nozzle are preferably mounted on a holder, the holder comprising two supply lines for a supply of compressed air, which lead to a common air chamber to which air chamber both blow nozzles are connected.
[0023] In een uitvoeringsvorm bevat de strekinrichting minstens één bijkomend blaasmondstuk dat een bijkomende luchtstraal voorziet die gezamenlijk met de eerste luchtstraal en de tweede luchtstraal inwerkt op het eindgebied van de ingebrachte inslagdraad, welk bijkomend blaasmondstuk in insertierichting stroomafwaarts van het tweede blaasmondstuk is aangebracht, waarbij de bijkomende luchtstraal een grotere hoek met de insertierichting vormt dan de tweede luchtstraal. Bijkomende blaasmondstukken voorzien, laat toe een hogere blaaskracht aan te wenden. De afmeting van de strekinrichting in de insertierichting is echter toegenomen. Een geschikt aantal blaasmondstukken kan door een vakman worden gekozen overeenkomstig randvoorwaarden van de weefmachine.In one embodiment, the stretching device comprises at least one additional blower nozzle which provides an additional air jet which co-acts with the first air jet and the second air jet on the end region of the inserted weft thread, which additional blower nozzle is arranged downstream of the second blower nozzle, wherein the additional air jet forms a greater angle with the insertion direction than the second air jet. Provide additional blow nozzles, allowing a higher blow force to be used. However, the size of the stretching device in the insertion direction has increased. A suitable number of blow nozzles can be selected by a person skilled in the art according to boundary conditions of the weaving machine.
[0024] Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een weefmachine voorzien, de weefmachine bevattende een riet met een U-vormig insertiekanaal en een strekinrichting voor het strekken van een inslagdraad die tegenover het U-vormig insertiekanaal is aangebracht, welke strekinrichting een eerste blaasmondstuk bevat voor het voorzien van een eerste luchtstraal die inwerkt op een eindgebied van een ingebrachte inslagdraad en een tweede blaasmondstuk voor het voorzien van een tweede luchtstraal die gezamenlijk met de eerste luchtstraal inwerkt op het eindgebied van een ingebrachte inslagdraad, welk tweede blaasmondstuk in insertierichting stroomafwaarts van het eerste blaasmondstuk is aangebracht, waarbij de tweede luchtstraal een grotere hoek met de insertierichting vormt dan de'eerste luchtstraal.According to a second aspect of the invention, a weaving machine is provided, the weaving machine comprising a reed with a U-shaped insertion channel and a stretching device for stretching a weft thread arranged opposite the U-shaped insertion channel, which stretching device is a first blower nozzle comprises a first air jet which acts on an end region of an inserted weft thread and a second blow nozzle for providing a second air jet which co-acts with the first air jet on the end region of an inserted weft thread, which second blow nozzle in the insertion direction downstream of the first blow nozzle is arranged, the second air jet forming a greater angle with the insertion direction than the first air jet.
[0025] De strekinrichting kan bij eender welk type weefmachine met een riet dat van een U-vormig insertiekanaal is voorzien, worden aangebracht.The stretching device can be applied to any type of weaving machine with a reed that is provided with a U-shaped insertion channel.
[0026] Volgens een uitvoeringsvorm wordt de strekinrichting aanpasbaar in positie bevestigd in de lengterichting van het riet op een weeflade van de weefmachine. De strekinrichting kan aldus in eender welke positie ten opzichte van het riet worden aangebracht, bijvoorbeeld een positie die aangepast is aan de weefbreedte van het te weven weefsel. Aldus kan bij het wijzigen van de weefbreedte de positie van de strekinrichting in de insertierichting eenvoudig worden aangepast.According to an embodiment, the stretching device is adjustably fixed in position in the longitudinal direction of the reed on a weaving drawer of the weaving machine. The stretching device can thus be arranged in any position relative to the reed, for example a position adapted to the width of the weave to be woven. Thus, when changing the weaving width, the position of the stretching device in the insertion direction can be easily adjusted.
[0027] Bij voorkeur wordt een continu riet voorzien, dit wil zeggen een riet dat zich uitstrekt voorbij de weefselrand van het geweven weefsel, in het bijzonder zelfs voorbij een afvalband geweven naast het geweven weefsel.Preferably, a continuous reed is provided, i.e. a reed that extends beyond the fabric edge of the woven fabric, in particular even beyond a scrap woven next to the woven fabric.
[0028] Volgens een derde aspect wordt een werkwijze voorzien voor het strekken van een in een weefvak ingebrachte inslagdraad bij een weefmachine door middel van een strekinrichting die tegenover een U-vormig insertiekanaal van een riet is aangebracht, waarbij de strekinrichting een eerste blaasmondstuk bevat voor het voorzien van een eerste luchtstraal die op een eindgebied van een ingebrachte insiagdraad inwerkt en een tweede blaasmondstuk voor het voorzien van een tweede luchtstraal die gezamenlijk met de eerst luchtstraal op het. eindgebied van een ingebrachte insiagdraad inwerkt, welk tweede blaasmondstuk in insertierichting stroomafwaarts van het eerste blaasmondstuk is aangebracht, waarbij de tweede luchtstraal met een grotere hoek met de insertierichting wordt vrijgelaten dan de eerste luchtstraal.According to a third aspect, a method is provided for stretching a weft thread inserted into a weaving section at a weaving machine by means of a stretching device which is arranged opposite a U-shaped insertion channel of a reed, the stretching device comprising a first blowing nozzle for providing a first air jet which acts on an end region of an inserted insulated wire and a second blower nozzle for providing a second air jet which together with the first air jet on it. end region of an inserted insertion wire, which second blower nozzle is arranged downstream of the first blower nozzle in the insertion direction, the second air jet being released at a greater angle with the insertion direction than the first air jet.
[0029] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden en de volgconclusies, waarbij:Further features and advantages of the invention result from the following description of the exemplary embodiments shown in the drawings and the subclaims, wherein:
Figuur 1 schematisch en in perspectief een gedeelte van een luchtweefmachine met een strekinrichting volgens de uitvinding toont;Figure 1 shows schematically and in perspective a part of an air-weaving machine with a stretching device according to the invention;
Figuur 2 de strekinrichting van figuur 1 in een vooraanzicht ten opzichte van het riet toont;Figure 2 shows the stretching device of Figure 1 in a front view with respect to the reed;
Figuur 3 de strekinrichting van figuur 1 in een bovenaanzicht ten opzichte van het riet toont;Figure 3 shows the stretching device of Figure 1 in a top view with respect to the reed;
Figuur 4 een opstelling van de strekinrichting van figuur 1 ten opzichte van een weefselsteun toont;Figure 4 shows an arrangement of the stretching device of Figure 1 relative to a tissue support;
Figuur 5 een vergroot vooraanzicht van een strekinrichting toont;Figure 5 shows an enlarged front view of a stretching device;
Figuur 6 een vergroot perspectiefaanzicht van een strekinrichting toont;Figure 6 shows an enlarged perspective view of a stretching device;
Figuur 7 een gedeeltelijk aanzicht van de dwarsdoorsnede van de strekinrichting van figuur 5 toont;Figure 7 shows a partial cross-sectional view of the stretching device of Figure 5;
Figuur 8 een alternatief van figuur 7 toont;Figure 8 shows an alternative of Figure 7;
Figuur 9 een alternatieve opstelling van de strekinrichting van figuur 1 bij een luchtweefmachine toont;Figure 9 shows an alternative arrangement of the stretching device of Figure 1 with an airjet weaving machine;
Figuur 10 een alternatief van de strekinrichting van figuur 7 toont;Figure 10 shows an alternative to the stretching device of Figure 7;
Figuur 11 een alternatief van de strekinrichting van figuur 5 toont.Figure 11 shows an alternative to the stretching device of Figure 5.
[0030] Figuren 1 tot 7 tonen een eerste uitvoeringsvorm van een strekinrichting 3, waarbij figuren 1 tot 4 de strekinrichting 3 samen met verdere elementen van een weefmachine tonen, en figuren 5 tot 7 de strekinrichting 3 zelf tonen.Figures 1 to 7 show a first embodiment of a stretching device 3, wherein Figures 1 to 4 show the stretching device 3 together with further elements of a weaving machine, and Figures 5 to 7 show the stretching device 3 itself.
[0031] In figuren 1 tot 3 worden een gedeelte van een riet 1, één van een aantal bijblazers 2 en een strekinrichting 3 voor het strekken van een inslagdraad 6 getoond. Het riet 1 bevat een aantal lamellen 4 met een U-vormige profilering die naast elkaar zijn aangebracht en die samen een U-vormig insertiekanaal 5 vormen, zoals getoond in figuur 4.Figures 1 to 3 show a part of a reed 1, one of a number of additional blowers 2 and a stretching device 3 for stretching a weft thread 6. The reed 1 contains a number of slats 4 with a U-shaped profiling which are arranged next to each other and which together form a U-shaped insertion channel 5, as shown in figure 4.
[0032] De strekinrichting 3 bevat een eerste blaasmondstuk 11 dat een eerste luchtstraal 31 voorziet die op een eindgebied 36 van de ingebrachte inslagdraad 6 inwerkt en een tweede blaasmondstuk 15 dat een tweede luchtstraal 35 voorziet die gezamenlijk, in het bijzonder gelijktijdig met de eerste luchtstraal 31 op het eindgebied 36 van een ingebrachte inslagdraad 6 inwerkt, welk tweede blaasmondstuk 15 in insertierichting M stroomafwaarts van het eerste blaasmondstuk 11 is aangebracht. De strekinrichting 3 werkt samen met het riet 1 teneinde een ingebrachte inslagdraad 6 gespannen te houden. Om dit doel te bereiken is het riet 1 een continu riet dat zich verder dan een weefselrand (niet getoond) uitstrekt.The stretching device 3 comprises a first blow nozzle 11 which provides a first air jet 31 which acts on an end region 36 of the inserted weft thread 6 and a second blow nozzle 15 which provides a second air jet 35 which together, in particular simultaneously with the first air jet 31 acts on the end region 36 of an inserted weft thread 6, which second blow nozzle 15 is arranged downstream of the first blow nozzle 11 in insertion direction M. The stretching device 3 cooperates with the reed 1 in order to keep an inserted weft thread 6 tensioned. To achieve this goal, the reed 1 is a continuous reed that extends beyond a tissue edge (not shown).
[0033] Zoals in de uitvoeringsvorm getoond in figuren 2 en 3, worden de blaasmondstukken 11, 15 van de strekinrichting 3 dichter bij het U-vormig insertiekanaal 5 van het riet 1 dan de bijblazers 2 aangebracht. Deze opstelling van de strekinrichting 3 laat een hogere kracht toe om op de inslagdraad 6 in te werken.As in the embodiment shown in Figures 2 and 3, the blow nozzles 11, 15 of the stretching device 3 are arranged closer to the U-shaped insertion channel 5 of the reed 1 than the blowers 2. This arrangement of the stretching device 3 allows a higher force to act on the weft thread 6.
[0034] Tijdens het weven wordt een inslagdraad 6 in een weefvak 32, getoond in figuur 4, gebracht door middel van een luchtstroom in het U-vormig insertiekanaal 5, welke luchtstroom de inslagdraad 6 doorheen het U-vormig insertiekanaal 5 van het riet 1 transporteert. Deze luchtstroom wordt gegenereerd door een hoofdblazer (niet getoond) en door het aantal bijblazers 2 die na elkaar in een insertierichting M zijn aangebracht en op de weeflade 7 zijn gemonteerd. De ingebrachte inslagdraad 6 beweegt in de insertierichting M doorheen het U-vormig insertiekanaal 5 in de richting naar de strekinrichting 3 toe en voorbij de strekinrichting 3. De ingebrachte inslagdraad 6 wordt door de strekinrichting 3 gehouden om te vermijden dat de inslagdraad 6 terugspringt of terugslaat. Hiertoe blaast de strekinrichting 3 op de inslagdraad 6. De ingebrachte en gestrekte inslagdraad 6 wordt op een gekende wijze door kettingdraden 43, 44 ingebonden en ter hoogte van het U-vormig insertiekanaal 5 door het riet 1 aangeslagen. Uitgedrukt in numerieke waarden: wanneer één omwenteling van een weefmachine 360° is en de aanslag plaatsvindt bij 0°, dan komt de inslagdraad 6 bijvoorbeeld aan bij de strekinrichting 3 bij ongeveer 250° en wordt de inslagdraad 6 ingebonden door de kettingdraden 43, 44 bij ongeveer 340°. In dit voorbeeld wordt de strekinrichting 3 in voorkeurdragende uitvoeringsvormen geactiveerd om te starten met blazen bij ongeveer 240° en wordt gedeactiveerd bij ongeveer 350°. Dit betekent dat de strekinrichting 3 reeds blaast wanneer de inslagdraad 6 aankomt bij de strekinrichting 3 en de strekinrichting 3 doorgaat met blazen tot de inslagdraad 6 wordt ingebonden door de kettingdraden 43, 44 of wordt aangeslagen. Bij voorkeur blijven minstens de bijblazers 2 naast de strekinrichting 3 blazen gedurende minstens een eerste deel van de periode waarin de blaasmondstukken 11 en 15 van de strekinrichting 3 blazen.During weaving, a weft thread 6 is introduced into a weaving pocket 32, shown in Figure 4, by means of an air flow in the U-shaped insertion channel 5, which air flow enters the weft thread 6 through the U-shaped insertion channel 5 of the reed 1 transports. This air flow is generated by a main blower (not shown) and by the number of blowers 2 which are arranged one after the other in an insertion direction M and mounted on the weaving drawer 7. The inserted weft thread 6 moves in the insertion direction M through the U-shaped insertion channel 5 in the direction towards the stretching device 3 and beyond the stretching device 3. The inserted weft thread 6 is held by the stretching device 3 to prevent the weft thread 6 from jumping back or kicking back . To this end, the stretching device 3 blows onto the weft thread 6. The inserted and stretched weft thread 6 is bound in a known manner by warp threads 43, 44 and struck by the reed 1 at the level of the U-shaped insertion channel 5. Expressed in numerical values: when one revolution of a weaving machine is 360 ° and the stop takes place at 0 °, then the weft thread 6 arrives at the stretching device 3 at about 250 ° and the weft thread 6 is bound by the warp threads 43, 44 at approximately 340 °. In this example, the stretching device 3 in preferred embodiments is activated to start blowing at about 240 ° and is deactivated at about 350 °. This means that the stretching device 3 already blows when the weft thread 6 arrives at the stretching device 3 and the stretching device 3 continues to blow until the weft thread 6 is bound by the warp threads 43, 44 or is struck. Preferably at least the additional blowers 2 continue to blow next to the stretching device 3 for at least a first part of the period in which the blowing nozzles 11 and 15 of the stretching device 3 blow.
[0035] Het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 laten allebei een luchtstraal vrij die inwerkt op de inslagdraad 6. Zoals blijkt uit figuren 1 tot 7, in het bijzonder figuur 6, vormt de tweede luchtstraal 35 die door het tweede blaasmondstuk 15 wordt vrijgelaten een hoek B met de insertierichting M die groter is dan de hoek A die de eerste luchtstraal 31 die door het eerste blaasmondstuk 11 wordt vrijgelaten vormt met de insertierichting M. De eerste luchtstraal 31 wordt met andere woorden meer naar de insertierichting M georiënteerd dan de tweede luchtstraal 35. In de getoonde uitvoeringsvorm is het eerste blaasmondstuk 11 aangebracht om een eerste luchtstraal 31 te genereren die hoofdzakelijk in de insertierichting M is gericht, bijvoorbeeld is de hoek A tussen de eerste luchtstraal 31 en de insertierichting M kleiner dan 20°.The first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 both release an air jet which acts on the weft thread 6. As can be seen from Figs. 1 to 7, in particular Fig. 6, forms the second air jet 35 which is passed through the second blow nozzle 15. released an angle B with the insertion direction M that is larger than the angle A forming the first air jet 31 released by the first blow nozzle 11 with the insertion direction M. In other words, the first air jet 31 is oriented more towards the insertion direction M than the second air jet 35. In the embodiment shown, the first blower nozzle 11 is arranged to generate a first air jet 31 directed mainly in the insertion direction M, for example the angle A between the first air jet 31 and the insertion direction M is less than 20 °.
Door middel van de eerste luchtstraal 31 wordt vermeden dat de inslagdraad 6 te overmatig tegen het riet 1 wordt geblazen door de kracht van de tweede luchtstraal 35. De hoek B tussen de tweede luchtstraal 35 en de insertierichting M is bijvoorbeeld groter dan 27°.By means of the first air jet 31 it is prevented that the weft thread 6 is blown too excessively against the reed 1 by the force of the second air jet 35. The angle B between the second air jet 35 and the insertion direction M is, for example, greater than 27 °.
[0036] Zoals in meer detail getoond in de uitvoeringsvorm van figuren 5 tot 7, wordt het eerste blaasmondstuk 11 gevormd als een eerste holle naald 12 met een eerste laterale uitstroomopening 13 die dicht bij de top 14 van de eerste holle naald 12 is voorzien. Het tweede blaasmondstuk 15 wordt gevormd als een tweede holle naald 16 met een tweede laterale uitstroomopening 17 die dicht bij de top 18 van de tweede holle naald 16 is voorzien. Beide laterale uitstroomopeningen 13, 17 zijn gevormd door meerdere kleine uitstroomgaten, bijvoorbeeld uitstroomgaten zoals gekend uit US 3,978,896. Zoals best te zien is in figuur 5 staan een vlak 48 van de eerste uitstroomopening 13 en een vlak 49 van de tweede uitstroomopening 17 beide enigszins schuin ten opzichte van een middenas van de respectievelijke holle naald 12, 16 en strekken de luchtstralen 31 en 35 zich hoofdzakelijk loodrecht ten opzichte van het respectievelijke vlak 48, 49 uit. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 identiek uitgevoerd. Het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 zijn echter in verschillende richtingen georiënteerd zodat de vlakken 48, 49 van respectievelijk de eerste uitstroomopening 13 en de tweede uitstroomopening 17 niet evenwijdig zijn. Hierbij zijn de luchtstralen 31 en 35 die'worden vrijgelaten bij de eerste uitstroomopening 13 en bij de tweede uitstroomopening 17 niet evenwijdig, en vormt de tweede luchtstraal 35 een grotere hoek met de insertierichting M dan de eerste luchtstraal 31.As shown in more detail in the embodiment of Figures 5 to 7, the first bladder nozzle 11 is formed as a first hollow needle 12 with a first lateral outflow opening 13 provided close to the tip 14 of the first hollow needle 12. The second blow nozzle 15 is formed as a second hollow needle 16 with a second lateral outflow opening 17 which is provided close to the tip 18 of the second hollow needle 16. Both lateral outflow openings 13, 17 are formed by several small outflow holes, for example outflow holes as known from US 3,978,896. As can best be seen in Figure 5, a plane 48 of the first outlet opening 13 and a plane 49 of the second outlet opening 17 are both slightly inclined with respect to a center axis of the respective hollow needle 12, 16 and the air jets 31 and 35 extend. substantially perpendicular to the respective plane 48, 49. In the embodiment shown, the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 are of identical design. However, the first blower nozzle 11 and the second blower nozzle 15 are oriented in different directions so that the surfaces 48, 49 of the first outflow opening 13 and the second outflow opening 17, respectively, are not parallel. Here, the air jets 31 and 35 that are released at the first outflow opening 13 and at the second outflow opening 17 are not parallel, and the second air jet 35 forms a greater angle with the insertion direction M than the first air jet 31.
[0037] Het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 zijn aangebracht op een houder 8. De houder 8 bevat een eerste monteeroppervlak 40 waarop het eerste blaasmondstuk 11 is gemonteerd. De houder 8 bevat tevens een tweede monteeroppervlak 41, dat schuin ten opzichte van het eerste monteeroppervlak 40 is gericht en waarop het tweede blaasmondstuk 15 is gemonteerd. Hierbij zijn het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 op zodanige wijze op de houder 8 aangebracht dat het vlak 49 van de tweede uitstroomopening 17 een grotere hoek vormt met een vlak loodrecht op de insertierichting M dan het vlak 48 van de eerste uitstroomopening 13. Een schuine opstelling bepaalt het verschil in oriëntatie van de eerste vrijgelaten luchtstraal 31 en de tweede vrijgelaten luchtstraal 35. De oriëntatie van de vlakken 48 en 49, en zodoende ook de richting van de luchtstralen 31 en 35, kan worden ingesteld door de eerste holle naald 12 en/of de tweede holle naald 16 om hun lengteas ten opzichte van de houder 8 te verdraaien. Verder is het tweede monteeroppervlak 41 zodanig aangebracht dat het tweede blaasmondstuk 15 lager dan het eerste blaasmondstuk 11 op de houder 8 is aangebracht. Hierdoor is het tweede blaasmondstuk 15 op zodanige wijze aangebracht dat zijn top 18 niet reikt in de eerste luchtstraal 31. Zoals best te zien is in figuur 1, na het monteren van de strekinrichting 3 op de weefmachine, wordt het eerste blaasmondstuk 11 dichter bij het U-vormig insertiekanaal 5 aangebracht dan het tweede blaasmondstuk 15. Anderzijds, zoals best te zien is in figuur 3, zijn het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 in een richting 51 uitgelijnd, die na het monteren van de strekinrichting 3 samenvalt met de insertierichting M, met andere woorden zijn het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 in een richting 51 aangebracht, welke richting 51 evenwijdig is met insertierichting M.The first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 are mounted on a holder 8. The holder 8 comprises a first mounting surface 40 on which the first blow nozzle 11 is mounted. The holder 8 also contains a second mounting surface 41, which is oriented obliquely with respect to the first mounting surface 40 and on which the second blow nozzle 15 is mounted. The first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 are arranged on the holder 8 in such a way that the surface 49 of the second outflow opening 17 forms a larger angle with a plane perpendicular to the insertion direction M than the surface 48 of the first outflow opening 13. An oblique arrangement determines the difference in orientation of the first released air jet 31 and the second released air jet 35. The orientation of the planes 48 and 49, and thus also the direction of the air jets 31 and 35, can be adjusted by the first hollow needle 12 and / or the second hollow needle 16 to rotate their longitudinal axis relative to the holder 8. Furthermore, the second mounting surface 41 is arranged such that the second blow nozzle 15 is mounted on the holder 8 lower than the first blow nozzle 11. As a result, the second blowing nozzle 15 is arranged in such a way that its top 18 does not extend into the first air jet 31. As can best be seen in Figure 1, after mounting the stretching device 3 on the weaving machine, the first blowing nozzle 11 becomes closer to the U-shaped insertion channel 5 is provided than the second blow nozzle 15. On the other hand, as can best be seen in Figure 3, the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 are aligned in a direction 51 which, after mounting the stretching device 3, coincides with the insertion direction M, in other words the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 are arranged in a direction 51, which direction 51 is parallel with insertion direction M.
[0038] Zoals blijkt uit figuur 4 zijn het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 van de strekinrichting 3 zo aangebracht, in het bijzonder in een richting 51 zoals getoond in figuur 3, dat de strekinrichting 3 onder een lipgedeelte 38 van de weefselsteun 39 kan passeren.As can be seen from Figure 4, the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 of the stretching device 3 are arranged, in particular in a direction 51 as shown in Figure 3, that the stretching device 3 is beneath a lip portion 38 of the tissue support 39. can pass.
[0039] Zoals getoond in figuur 7 is de houder 8 voorzien van een luchtkamer 9. De luchtkamer 9 is verbonden met een persluchtbron 22 via twee toevoerleidingen 19 en een bijhorend afsluitventiel 20. In deze uitvoeringsvorm zijn twee toevoerleidingen 19 voorzien. Dit laat toe voldoende perslucht toe te voeren aan de strekinrichting 3 bij gebruik van toevoerleidingen met een kleine diameter, in het bijzonder bij gebruik van toevoerleidingen die gewoonlijk bij de bijblazers 2 worden gebruikt. In andere uitvoeringsvormen wordt perslucht toegevoerd aan de luchtkamer 9 via één enkele toevoerleiding 19, waarvan de diameter voldoende groot wordt gekozen. Wanneer de blaasmondstukken 11, 15 via een gemeenschappelijk afsluitventiel 20 met de persluchtbron 22 zijn verbonden, worden de blaasmondstukken 11, 15 nagenoeg minstens gelijktijdig geactiveerd en/of gedeactiveerd.As shown in Figure 7, the holder 8 is provided with an air chamber 9. The air chamber 9 is connected to a compressed air source 22 via two supply lines 19 and a corresponding shut-off valve 20. In this embodiment two supply lines 19 are provided. This allows sufficient compressed air to be supplied to the stretching device 3 when small-diameter supply lines are used, in particular when supply lines are usually used with the blowers 2. In other embodiments, compressed air is supplied to the air chamber 9 via a single supply line 19, the diameter of which is chosen to be sufficiently large. When the blow nozzles 11, 15 are connected to the compressed air source 22 via a common shut-off valve 20, the blow nozzles 11, 15 are activated and / or deactivated almost at least simultaneously.
[0040] Zoals getoond in figuren 4 en 6, is de houder 8 door middel van twee identieke bevestigingselementen 10 op de weeflade 7 bevestigd. In de getoonde uitvoeringsvorm is de houder 8 een wezenlijk kubusvormige blok die een tong 23 bevat die uitsteekt vanaf een zijde gericht naar de weeflade 7. Zoals getoond in figuur 4 heeft een rietbalk 21 die op de weeflade 7 is voorzien een groef, en wordt de tong 23 tussen een spie 24 en de rietbalk 21 geklemd om de houder 8 op de weeflade 7 te bevestigen. De bevestigingselementen 10 zijn bijvoorbeeld analoog uitgevoerd als de gekende bevestigingselementen voor een bijblazer 2, bijvoorbeeld zoals gekend uit US 5,020,574. De getoonde bevestigingselementen 10 laten toe de strekinrichting 3 in een gewenste positie langsheen het riet 1 aan te brengen, waarbij de afstand van de strekinrichting 3 ten opzichte van het U-vormig insertiekanaal 5 van het riet 1 behouden blijft. Een gewenste positie wordt bijvoorbeeld bepaald door de weefbreedte. Een dergelijke houder 8 waarop beide blaasmondstukken 11, 15 zijn gemonteerd maakt eveneens een compacte constructie mogelijk.As shown in Figures 4 and 6, the holder 8 is attached to the weaving drawer 7 by means of two identical fastening elements 10. In the embodiment shown, the holder 8 is a substantially cubic block that includes a tongue 23 protruding from a side facing the weaving drawer 7. As shown in Fig. 4, a reed beam 21 provided on the weaving drawer 7 becomes a groove, and the groove becomes tongue 23 clamped between a key 24 and the reed beam 21 to attach the holder 8 to the weaving drawer 7. The fastening elements 10 are, for example, designed analogously to the known fastening elements for a blower 2, for example as known from US 5,020,574. The fastening elements 10 shown make it possible to arrange the stretching device 3 in a desired position along the reed 1, while maintaining the distance of the stretching device 3 from the U-shaped insertion channel 5 of the reed 1. A desired position is, for example, determined by the weaving width. Such a holder 8 on which both blow nozzles 11, 15 are mounted also makes a compact construction possible.
[0041] De strekinrichting 3 biedt het voordeel dat de inslagdraad 6 en de luchtstroom in het U-vormig insertiekanaal 5 door de blaaswerking van de hoofdblazers en de bijblazers 2 nagenoeg ongehinderd voorbij de strekinrichting 3 kunnen passeren, met andere woorden de ingebrachte inslagdraden 6 kunnen hun lineaire beweging nagenoeg ongehinderd verderzetten. Op die manier wordt de luchtstroom in het U-vormig insertiekanaal 5 gebruikt om een bijkomende strekkracht te voorzien. Dit biedt het bijkomend voordeel dat een voldoende strekkracht kan worden verkregen met verminderd luchtverbruik.The stretching device 3 offers the advantage that the weft thread 6 and the air flow in the U-shaped insertion channel 5 can pass through the stretching device 3 virtually unimpededly through the blowing action of the main blowers and the additional blowers 2, in other words the weft threads 6 inserted can continue their linear movement virtually unhindered. In this way the air flow in the U-shaped insertion channel 5 is used to provide an additional stretching force. This offers the additional advantage that a sufficient stretching force can be obtained with reduced air consumption.
[0042] In de uitvoeringsvorm van figuur 8 wordt perslucht toegevoerd aan het eerste blaasmondstuk 11 via een eerste luchtkamer 46 en aan het tweede blaasmondstuk 15 via een tweede luchtkamer 47. Dit laat toe de blaasmondstukken 11 en 15 apart van perslucht te voorzien.In the embodiment of Figure 8, compressed air is supplied to the first blow nozzle 11 via a first air chamber 46 and to the second blow nozzle 15 via a second air chamber 47. This allows the blow nozzles 11 and 15 to be separately supplied with compressed air.
[0043] Figuur 9 toont een tweede uitvoeringsvorm van een gebruik van de strekinrichting 3 zoals getoond in figuren 5 tot 7 bij een weefmachine. Hierbij wordt de strekinrichting 3 naast een geweven weefsel 33 en tussen het geweven weefsel 33 en een afvalband 34 aangebracht. Een dergelijke opstelling tussen het geweven weefsel 33 en de afvalband 34 is mogelijk, daar de strekinrichting 3 klein gedimensioneerd is in de insertierichting M. Dit biedt als voordeel dat kan worden geweven met een kort afvaleinde van inslagdraden, dat veel korter is dan bij de stand van de techniek getoond in CS 262455 BI.Figure 9 shows a second embodiment of a use of the stretching device 3 as shown in Figures 5 to 7 with a weaving machine. Hereby the stretching device 3 is arranged next to a woven fabric 33 and between the woven fabric 33 and a waste belt 34. Such an arrangement between the woven fabric 33 and the waste belt 34 is possible, since the stretching device 3 is small in size in the insertion direction M. This offers the advantage that it is possible to weave with a short drop-off end of weft threads, which is much shorter than in the position of the art shown in CS 262455 BI.
[0044] In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 9 wordt een eerste inslagdetector 25 in de insertierichting M stroomopwaarts van de strekinrichting 3 aangebracht, en zoals eveneens getoond in figuur 9 wordt een tweede inslagdetector 26 in de insertierichting M stroomafwaarts van de strekinrichting 3 aangebracht. Dit laat het gebruik van twee insiagdetectors 25, 26 toe, één stroomopwaarts en één stroomafwaarts, wat bijzonder voordelig is voor het detecteren van te lange inslagdraden of gebroken inslagdraden. De strekinrichting 3 is bijzonder geschikt om te worden gebruikt samen met een optische inslagdetector die voor het riet 1 wordt aangebracht. De strekinrichtïng 3 is eveneens voordelig bij gebruik van een zogenoemde inslagverwijderingsinrichting, bijvoorbeeld een inslagverwijderingsinrichting zoals gekend uit US 4,898,214.In the embodiment shown in Figure 9, a first impact detector 25 is provided in the insertion direction M upstream of the stretching device 3, and as also shown in Figure 9, a second impact detector 26 is arranged in the insertion direction M downstream of the stretching device 3. This allows the use of two insertion detectors 25, 26, one upstream and one downstream, which is particularly advantageous for detecting too long weft threads or broken weft threads. The stretching device 3 is particularly suitable for use in conjunction with an optical impact detector which is arranged in front of the reed 1. The stretching device 3 is also advantageous when using a so-called impact removal device, for example an impact removal device as known from US 4,898,214.
[0045] Figuur 10 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een strekinrichting 3. De strekinrichting 3 getoond in figuur 10 is analoog aan de strekinrichting 3 getoond in figuren 5 tot 7 en identieke referentienummers zullen worden gebruikt voor gelijkaardige, of identieke elementen. Hierbij wordt een derde of bijkomend blaasmondstuk 27 voorzien stroomafwaarts van het tweede blaasmondstuk 15. Het derde blaasmondstuk 27 is gevormd als een derde holle naald 28 met een derde laterale uitstroomopening 29 voorzien naast de top 30 van de derde holle naald 28. Een derde luchtstraal 37 wordt via de derde laterale uitstroomopening 29 vrijgelaten in een richting loodrecht op een vlak 50 van de derde laterale uitstroomopening 29. In de getoonde uitvoeringsvorm is het derde blaasmondstuk 27 identiek uitgevoerd als het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15. Alle blaasmondstukken 11, 15, 27 zijn echter in verschillende richtingen georiënteerd zodat de vlakken 48, 49, 50 van respectievelijk de eerste uitstroomopening 13, de tweede uitstroomopening 17 en de derde uitstroomopening 29 niet parallel zijn. Het derde blaasmondstuk 27 is zodanig aangebracht dat de derde luchtstraal 37 een grotere hoek met de insertierichting M vormt dan de tweede luchtstraal 35.Figure 10 shows an alternative embodiment of a stretching device 3. The stretching device 3 shown in Figure 10 is analogous to the stretching device 3 shown in Figures 5 to 7 and identical reference numbers will be used for similar or identical elements. A third or additional blow nozzle 27 is provided downstream of the second blow nozzle 15. The third blow nozzle 27 is formed as a third hollow needle 28 with a third lateral outflow opening 29 provided next to the top 30 of the third hollow needle 28. A third air jet 37 is released via the third lateral outflow aperture 29 in a direction perpendicular to a plane 50 of the third lateral outflow aperture 29. In the embodiment shown, the third blow nozzle 27 is designed identically to the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15. All blow nozzles 11, 15 However, 27 are oriented in different directions so that the surfaces 48, 49, 50 of the first outflow opening 13, the second outflow opening 17 and the third outflow opening 29, respectively, are not parallel. The third blower nozzle 27 is arranged such that the third air jet 37 forms a greater angle with the insertion direction M than the second air jet 35.
[0046] Het derde blaasmondstuk 27 wordt op een derde monteeroppervlak 42 gemonteerd die op een houder 8 is voorzien. Het derde monteeroppervlak 42 is voorzien zodat het derde blaasmondstuk 27 lager is aangebracht dan het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15. Het derde blaasmondstuk 27 wordt aldus op zodanige wijze aangebracht dat zijn top 30 niet in de eerste luchtstraal 31 en/of de tweede luchtstraal 35 reikt en het derde blaasmondstuk 27 de luchtstralen 31 en 35 vanuit de andere blaasmondstukken 11 en 15 niet belemmert. In verdere uitvoeringsvormen kunnen nog verdere blaasmondstukken worden voorzien. Door bijkomende blaasmondstukken te voorzien wordt het mogelijk om een hogere blaaskracht aan te wenden in vergelijking met de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 tot 9. De afmeting van de strekinrichting 3 is echter vergroot in de insertierichting M.The third blower nozzle 27 is mounted on a third mounting surface 42 provided on a holder 8. The third mounting surface 42 is provided so that the third blow nozzle 27 is arranged lower than the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15. The third blow nozzle 27 is thus arranged in such a way that its top 30 is not in the first air jet 31 and / or the second blow jet air jet 35 extends and the third blow nozzle 27 does not obstruct the air jets 31 and 35 from the other blow nozzles 11 and 15. In further embodiments, still further blow nozzles can be provided. By providing additional blow nozzles, it becomes possible to use a higher blow force in comparison with the embodiment shown in Figs. 1 to 9. However, the size of the stretching device 3 is increased in the insertion direction M.
[0047] In een uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 11 zijn het eerste blaasmondstuk 11 en het tweede blaasmondstuk 15 als een eenheid 52 gevormd. Die eenheid 52 is gevormd door een blaasbuis die op de houder 8 is gemonteerd en die twee uitstroomopeningen 13 en 17 nabij het bovengedeelte 54 van de eenheid 52 bevat, waarbij de uitstroomopeningen 13 en 17 respectievelijk luchtstralen 31 en 35 voorzien die verschillen in oriëntatie. Hierbij zijn de luchtstralen 31 en 35 bijvoorbeeld gericht zoals de luchtstralen 31 en 35 zoals getoond in figuur 5.In an embodiment as shown in Figure 11, the first blow nozzle 11 and the second blow nozzle 15 are formed as a unit 52. Said unit 52 is formed by a blow pipe mounted on the holder 8 and which comprises two outflow openings 13 and 17 near the upper portion 54 of the unit 52, the outflow openings 13 and 17 respectively providing air jets 31 and 35 which differ in orientation. Here the air jets 31 and 35 are directed, for example, like the air jets 31 and 35 as shown in figure 5.
[0048] Niettegenstaande in de figuren slechts één enkele bijblazer 2 is weergegeven, is het duidelijk dat langsheen het riet 1 op gekende wijze een aantal bijblazers zijn aangebracht. Zoals getoond in figuren 1, 2, 3 en 9 voorzien de bijblazers 2 eén luchtstraal 55 die meer in de insertierichting M is gericht van de luchtstralen 31, 35 en 37 van de strekinrichting 3, bijvoorbeeld is de hoek tussen de luchtstraal 55 en de insertierichting M kleiner dan 10°. Zoals getoond in figuur 9 kunnen tevens nog één of een aantal bijblazers 53 stroomafwaarts van de strekinrichting 3 worden voorzien om bijvoorbeeld te blazen op een foutief ingebrachte inslagdraad. De luchtstraal 56 kan gelijkaardig aan de luchtstraal 55 gericht zijn.Although only a single blower 2 is shown in the figures, it is clear that along the reed 1 a number of blowers are arranged in known manner. As shown in figures 1, 2, 3 and 9, the blowers 2 provide an air jet 55 which is directed more in the insertion direction M from the air jets 31, 35 and 37 of the stretching device 3, for example the angle between the air jet 55 and the insertion direction is M less than 10 °. As shown in Fig. 9, one or more additional blowers 53 can also be provided downstream of the stretching device 3, for example for blowing on an incorrectly inserted weft thread. The air jet 56 can be directed similar to the air jet 55.
[0049] De strekinrichting 3 volgens de uitvinding kan bij eender welk type weefmachine met een riet 1 dat van een U-vormig insertiekanaal 5 is voorzien, worden aangebracht. De strekinrichting 3 kan tevens in de lengterichting van het riet 1 in eender welke positie ten opzichte van het riet 1 worden aangebracht, bijvoorbeeld een positie die aan de weefbreedte van het te weven weefsel 33 is aangepast.The stretching device 3 according to the invention can be applied to any type of weaving machine with a reed 1 provided with a U-shaped insertion channel 5. The stretching device 3 can also be arranged in the longitudinal direction of the reed 1 in any position relative to the reed 1, for example a position which is adapted to the weaving width of the fabric 33 to be woven.
[0050] De strekinrichting en de weefmachine zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, eveneens zijn varianten en combinaties van de beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen mogelijk die onder de conclusies vallen.The stretching device and the weaving machine are not limited to the embodiments described by way of example and shown in the drawings, variants and combinations of the described and shown embodiments which fall under the claims are also possible.
Claims (17)
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2014/0397A BE1021879B1 (en) | 2014-05-22 | 2014-05-22 | STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE |
CN201580026451.5A CN106460260B (en) | 2014-05-22 | 2015-05-19 | Stretching device for weft yarn |
EP15723937.7A EP3146101B1 (en) | 2014-05-22 | 2015-05-19 | Stretching device for a weft thread |
PCT/EP2015/061004 WO2015177155A1 (en) | 2014-05-22 | 2015-05-19 | Stretching device for a weft thread |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2014/0397A BE1021879B1 (en) | 2014-05-22 | 2014-05-22 | STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1021879B1 true BE1021879B1 (en) | 2016-01-25 |
Family
ID=51302585
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2014/0397A BE1021879B1 (en) | 2014-05-22 | 2014-05-22 | STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP3146101B1 (en) |
CN (1) | CN106460260B (en) |
BE (1) | BE1021879B1 (en) |
WO (1) | WO2015177155A1 (en) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1024755B1 (en) | 2016-11-29 | 2018-06-27 | Picanol Nv | WASTE END-STREK DEVICE FOR A WEAVING MACHINE |
WO2020001771A1 (en) | 2018-06-28 | 2020-01-02 | Picanol | Fabric support |
CN111367326B (en) * | 2020-03-13 | 2020-09-11 | 江苏苏云医疗器材有限公司 | Force regulation and control system and method for traction device |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1400617A2 (en) * | 2002-09-18 | 2004-03-24 | Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha | Running weft control device of air-jet loom |
BE1017893A5 (en) * | 2007-12-10 | 2009-10-06 | Te Strake Textile Bv | Weft thread stretching device for weaving machine, has input portion formed over distance close to U-shaped channel insertion, and blower provided near entrance of conduction element |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL7406857A (en) | 1974-05-21 | 1975-11-25 | Rueti Te Strake Bv | HOLLOW NEEDLE-SHAPED NOZZLE WITH A NOZZLE OPENED NEAR THE TIP, IN THE SIDEWALL. |
NL7907050A (en) | 1979-09-21 | 1981-03-24 | Rueti Te Strake Bv | PNEUMATIC WEAVING MACHINE. |
CS262455B1 (en) | 1987-04-02 | 1989-03-14 | Radomir Ovcacik | Device for tentering of filling thread |
DE3730480A1 (en) | 1987-09-11 | 1989-03-30 | Picanol Nv | METHOD FOR REMOVING AN INCORRECTLY INSERTED Weft THREAD ON AN AIR WOVEN MACHINE |
BE1003804A3 (en) | 1989-04-28 | 1992-06-16 | Picanol Nv | DEVICE FOR FIXING A COMPONENT TO THE DRAWER of a loom. |
EP0707101A3 (en) * | 1994-10-04 | 1997-10-08 | Antonio Bortolamai | Device for feeding weft threads into the shed in air looms |
BE1017274A6 (en) | 2006-09-13 | 2008-05-06 | Picanol Nv | TISSUE SUPPORT FOR A WEAVING MACHINE. |
JP5603592B2 (en) * | 2009-12-03 | 2014-10-08 | 株式会社豊田自動織機 | Weft insertion device for air jet loom |
-
2014
- 2014-05-22 BE BE2014/0397A patent/BE1021879B1/en active
-
2015
- 2015-05-19 WO PCT/EP2015/061004 patent/WO2015177155A1/en active Application Filing
- 2015-05-19 CN CN201580026451.5A patent/CN106460260B/en active Active
- 2015-05-19 EP EP15723937.7A patent/EP3146101B1/en active Active
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1400617A2 (en) * | 2002-09-18 | 2004-03-24 | Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha | Running weft control device of air-jet loom |
BE1017893A5 (en) * | 2007-12-10 | 2009-10-06 | Te Strake Textile Bv | Weft thread stretching device for weaving machine, has input portion formed over distance close to U-shaped channel insertion, and blower provided near entrance of conduction element |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CN106460260B (en) | 2018-11-13 |
WO2015177155A1 (en) | 2015-11-26 |
EP3146101B1 (en) | 2020-02-26 |
CN106460260A (en) | 2017-02-22 |
EP3146101A1 (en) | 2017-03-29 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1021879B1 (en) | STRETCHING DEVICE FOR A WINDING WIRE | |
EP2449158B1 (en) | Device and method for catching and stretching weft threads in weaving machines | |
BE1005230A3 (en) | Device for seeking an impact on wire looms. | |
WO2005080651A1 (en) | Weft tension device for jet looms | |
BE1017893A5 (en) | Weft thread stretching device for weaving machine, has input portion formed over distance close to U-shaped channel insertion, and blower provided near entrance of conduction element | |
BE1021449B1 (en) | DEVICE AND METHOD FOR MONITORING AN IMPOSITION WIRE | |
JP5647980B2 (en) | Weft containment element | |
EP3548656B1 (en) | Waste end stretching device for a weaving machine | |
JPS6319619B2 (en) | ||
ES2293073T3 (en) | DEVICE AND PROCEDURE FOR STRETCHING. | |
JP7263767B2 (en) | Filter clogging detector for air jet loom | |
BE1016857A3 (en) | Introducing method for weft thread in an air weaving machine by determining an instant when the supply of compressed air to one set of auxiliary blowers is interrupted to control measurements on the transported weft thread | |
EP3507404B1 (en) | Device and method for catching and stretching weft threads | |
US6497257B1 (en) | Control of fill yarn during basket weave type patterns on air jet looms | |
US20080178959A1 (en) | Catching apparatus and method for a rapier weaving machine | |
JPH0643188Y2 (en) | Weft tensioning device for loom | |
JPH0610237A (en) | Device guiding disordered yarn end of selvage of fabric with air in air nozzle-type loom | |
BE1020142A3 (en) | THREAD CLAMP FOR A WEIGHT THREAD AT A WEAVING MACHINE. | |
BE1019609A3 (en) | STORAGE ELEMENT FOR WINDING WIRE. | |
WO2014187732A1 (en) | Auxiliary nozzle for a weaving machine | |
BE1019702A3 (en) | METHOD AND DEVICE FOR FEEDING IMPOSITION WIRE | |
BE1018606A3 (en) | DEVICE FOR FEEDING WINDING WIRE. | |
BE1001033A3 (en) | Warp-thread monitor - has detector clear of correct thread area and blower mounted opposite it | |
BE1024804A1 (en) | Weft thread guide device for an air jet weaving machine | |
JPH08260291A (en) | Weft yarn retaining device for fluid jet loom |