BE1003689A3 - Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast. - Google Patents

Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast. Download PDF

Info

Publication number
BE1003689A3
BE1003689A3 BE9000198A BE9000198A BE1003689A3 BE 1003689 A3 BE1003689 A3 BE 1003689A3 BE 9000198 A BE9000198 A BE 9000198A BE 9000198 A BE9000198 A BE 9000198A BE 1003689 A3 BE1003689 A3 BE 1003689A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
thread
guide channel
weft threads
channel
threads
Prior art date
Application number
BE9000198A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9000198A priority Critical patent/BE1003689A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1003689A3 publication Critical patent/BE1003689A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H69/00Methods of, or devices for, interconnecting successive lengths of material; Knot-tying devices ;Control of the correct working of the interconnecting device
    • B65H69/06Methods of, or devices for, interconnecting successive lengths of material; Knot-tying devices ;Control of the correct working of the interconnecting device by splicing
    • B65H69/061Methods of, or devices for, interconnecting successive lengths of material; Knot-tying devices ;Control of the correct working of the interconnecting device by splicing using pneumatic means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Apparaat voor het verbinden van draden, daardoor gekenmerkt dat het bestaat uit een draadgeleidingskanaal (3), waarin minstens twee te verbinden draden (15, 17; 31B, 31C) kunnen worden aangebracht en minstens één hierin uitgevend kanaal (4, 5) voor de toevoer van blaaslucht.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



    11 Apparaat   voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast". 
 EMI1.1 
 



  -------------------------------------------------------- 
 EMI1.2 
 Deze uitvinding heeft betrekking op een apparaat voor het verbinden van draden, alsmede een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die hiervan gebruik maakt. 



  Het is bekend dat bij weefmachines de verbindingen tussen draadeinden doorgaans gemaakt worden door middel van knoopapparaten of splitslasapparaten. Deze apparaten vertonen de nadelen dat minstens   een   schaar vereist is om de draadeinden af te knippen, middelen vereist zijn om de afgeknipte draadeinden te verwijderen, alsmede middelen om de schaar of scharen aan te drijven. Zij vertonen ook als nadeel dat de te verbinden draadeinden op een zeer preciese plaats in het apparaat dienen aangebracht te worden teneinde de draadeinden te kunnen afknippen.

   Bovendien bezitten dergelijke apparaten eveneens een zeer complexe konstruktie. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 De huidige uitvinding heeft een apparaat voor het verbinden van draden tot doel, dat de voornoemde nadelen niet vertoont, met andere woorden een apparaat dat een eenvoudige opbouw bezit en toelaat dat de te verbinden draden op een willekeurige plaats in het apparaat mogen aangebracht worden teneinde een verbinding te realiseren. 



  Tot dit doel bestaat het apparaat voor het verbinden van draden volgens de uitvinding uit een draadgeleidingskanaal dat toelaat om minstens twee te verbinden draden hier in aan te brengen, en minstens één hierin uitgevend kanaal voor de toevoer van blaaslucht. 



  Door twee draden in het draadgeleidingskanaal te presenteren en vervolgens blaaslucht langs het hierin uitgevend kanaal, respektievelijk de hierin uitgevende kanalen, toe te voeren, worden de draden rond elkaar verstrengeld waardoor een verbinding onstaat. Zulke verbinding is voldoende stevig voor verschillende toepassingen in een weefmachine. 



  De uitvinding betreft eveneens een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden aan de gaap van de weefmachine, die van zulk apparaat gebruik maakt, waarbij dit apparaat onmiddellijk na de voorafwikkelaar is geplaatst, zodanig dat in het geval van een draadbreuk of enige andere onderbreking van de 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 draadtoevoer tussen de voorraadspoel en de voorafwikkelaar, op eenvoudige en vlugge wijze een andere voorraadspoel, waarvan het draaduiteinde in gereedheid is gehouden, kan worden in gebruik genomen en kan worden verbonden met het draadgedeelte dat zieh in de richting van de insertiemiddelen uitstrekt. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch het apparaat-voor het verbinden van draden volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1   ;   figuren 3 tot 7 het apparaat uit figuur 1 voor verschillende standen weergeven ; figuren 8 en 9 twee praktische uitvoeringsvormen van het apparaat weergeven ; figuur 10 een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij luchtweefmachines weergeeft, waarin gebruik gemaakt wordt van het voornoemde apparaat voor het verbinden van draden ; 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 11 de inrichting uit figuur 10 voor een andere stand weergeeft ;

   figuur 12 op grotere schaal het gedeelte weer- geeft dat in figuur 11 met F12 is aangeduid ; figuren 13 en 14 de inrichting uit figuur 10 weergeven, voor nog twee verschillende standen. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat het apparaat 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een huis 2, een draadgeleidingskanaal 3 dat zich doorheen het huis 2 uitstrekt en minstens   een,   doch bij voorkeur twee hierin uitgevende kanalen 4 en 5 voor de toevoer van blaaslucht. De blaaslucht wordt hierbij toegevoerd via een leiding 6, vanaf een persluchtbron 7, waarbij in de leiding 6 bijvoorbeeld een door middel van een stuureenheid 8 gestuurd ventiel 9 is aangebracht. 



  Bij voorkeur bevat de inrichting tevens een gestuurd element 10 dat, afhankelijk van zijn positie, al dan niet met   één   van de uiteinden, meer speciaal met de uitgang 11, van het draadgeleidingskanaal 3 kan samenwerken. Het element 10 kan voor de uitgang 11 worden geschoven, respektievelijk hiervan worden wegbewogen, door middel van een aandrijving 12, die tevens wordt gestuurd door middel van de stuureenheid 8. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Het element 10 laat toe om in het draadgeleidingskanaal 3 aangebrachte draden vast te houden, alsmede een afsluiting te vormen aan de uitgang 11. Voornoemde afsluiting is belangrijk voor het verbinden van de draden. 



  De ingang 13 en de uitgang 11 kunnen al dan niet met keramische draadgeleidingselementen 14 zijn voorzien ; om insnijdingen veroorzaakt door de draad te vermijden. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 bevinden de kanalen 4 en 5 zich onder een hoek A, ongeveer van 30 graden, terwijl zij volgens de lengterichting van het apparaat 1 tevens op een afstand van-elkaar staan. Ook zijn zij elk in vlakken gelegen die zich loodrecht op de lengterichting van het draadgeleidingskanaal 3 bevinden. 



  Bij voorkeur zijn de kanalen 4 en 5 een weinig tangentieel opgesteld, met andere woorden hun aslijnen kruisen niet precies de   aslijn   van het draadgeleidingskanaal 3. Deze opstelling van de kanalen 4 en 5 bevordert de werking van het apparaat 1. 



  De werking van het apparaat 1 is voor verschillende stappen opeenvolgend in de figuren 1 en 3 tot 7 afgebeeld. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 In de figuur 1 is een voorbeeld weergegeven waarbij een eerste draad 15 in het draadgeleidingskanaal 3 aanwezig is, terwijl het draadeinde 16 van een tweede draad 17 in gereedheid is gehouden. In de eerste draad 15 heeft zieh bijvoorbeeld een breuk 18 voorgedaan. Om in de kontinulteit van de draadtoevoer S te kunnen voorzien, wordt nu door middel van het apparaat volgens de uitvinding de tweede draad 17, bij zijn draadeinde 16, met de in het apparaat 1 aanwezige eerste draad 15 verbonden. 



  In een eerste stap wordt, zoals weergegeven figuur 3, de tweede draad 17 ook in het draadgeleidingskanaal 3 aangebracht. De onderlinge positie van beide draden 15 en 17 in het apparaat 1 is niet belangrijk voor de werking van dit apparaat 1. Vervolgens wordt, zoals weergegeven in figuur 4, de uitgang 11 afgesloten door middel van het element 10. 



  De eigenlijke verbinding tussen de draden 15 en 17 wordt gerealiseerd door het ventiel 9 te openen, waardoor lucht door de kanalen 4 en 5 wordt geblazen, met als gevolg dat, zoals weergegeven in figuur 5, de draden willekeurig rond elkaar worden verstrengeld en zodoende aan elkaar worden verbonden. Daar de uitgang 11 afgesloten is kan de blaaslucht uitsluitend langs de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 ingang 13 ontsnappen, met als gevolg dat de verbinding 19 tussen de beide draden 15 en 17 zieh in deze richting tot buiten het apparaat 1 vormt. 



  Om de verbonden draden 15 en 17 door te trekken wordt het element 10 van de uitgang 11 verwijderd. Om het buiten het draadgeleidingskanaal 3 resterende draadstuk 20 tevens met de draad 15 te verbinden, kan blaaslucht worden toegevoerd ook nadat het element 10 reeds van de uitgang 11 is verwijderd. Vanwege de verbinding 19 die reeds in de toestand volgens figuur 5 werd gerealiseerd, is het gedeelte van het draadgeleidingskanaal 3 dat zieh links van de kanalen 4 en 5 bevindt relatief goed   gevuld   met rond elkaar verstrengelde draad, met als gevolg dat de luchtstroom, na het verwijderen van het element 10 eerder via de uitgang 11 zal wegstromen dan langs de ingang 13. Door deze luchtstroom wordt dan ook het draadstuk 20 rond de draad 15 verstrengeld, meer speciaal zoals weergegeven in figuur 6.

   Door het afsluiten van het draadgeleidingskanaal 3 langs een uiteinde kan men zoals voornoemd bekomen dat beide draden 15 en 17 langs beide uiteinden van het apparaat 1 met elkaar verstrengeld worden. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 Uiteindelijk kan zoals weergegeven in figuur 7 de draad 15 worden doorgetrokken, waarbij de draad 17 wordt meegevoerd. 



  In figuur 8 is een praktische uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij de aandrijving 12 gevormd is uit, enerzijds, een pneumatische cilinder 21 voor de verplaatsing van het element 10, en anderzijds, een ventiel 22 voor de bediening van de pneumatische cilinder 21. Door de pneumatische cilinder 21 te bekrachtigen wordt het element 10 voor de uitgang 11 geschoven. Bij het wegnemen van deze bekrachtiging wordt het element 10 teruggesteld door midddel van de kracht uitgeoefend door een terugstelveer 23. 



  De voornoemde ventielen 9 en 22 zijn bij voorkeur elektroventielen die door middel van de stuureenheid 8 al dan niet gelijktijdig en hetzij automatisch, of hetzij door middel van drukknoppen 24 of dergelijke, kunnen worden bevolen. 



  In figuur 9 is een apparaat 1 volgens de uitvinding weergegeven dat bijzonder geschikt is om in automatische inrichtingen te worden aangewend. De blaaslucht naar de kanalen 4 en 5 en de pneumatische cilinder 21 worden hierbij bevolen door middel van een gemeenschappelijk 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 ventiel 25, dat bij voorkeur   bestaat unit   een elektromagnetisch 2/2-ventiel. Een bijzonder kenmerk van het apparaat bestaat erin dat de leiding 26 tussen het ventiel 25 en de pneumatische cilinder 21 aanzienlijk korter is dan de leiding 27 tussen dit ventiel 25 en de kanalen 4 en 5. Dit biedt het voordeel dat eerst de zuiger 28 van de pneumatische cilinder 21 verplaatst wordt alvorens merkelijk blaaslucht via de kanalen 4 en 5 wordt toegevoerd. 



  De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden die van het apparaat gebruik maakt, meer speciaal waarbij dit apparaat 1 gebruikt wordt om een draad afkomstig van een nieuwe voorraadspoel aan te knopen aan een nog in de insertiemiddelen aanwezig draadgedeelte. In figuur 10 wordt een voorbeeld van een dergelijke inrichting weergegeven voor een luchtweefmachine.

   Deze inrichting bestaat volgens de weergegeven uitvoeringsvorm hoofdzakelijk uit een roteerbare bobijnstand 29 met verschillende voorraadspoelen 30, die inslagdraden 31A, 31B, 31C, enzovoort kunnen leveren ; een draadvoorbereidingsinrichting zoals een voorafwikkelaar 32 die bestaat uit een vaste wikkeltrommel 33 en een roteerbare wikkelarm   34 ;   en insertiemiddelen die zoals 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 bekend bij luchtweefmachines bestaan uit één of meerdere hoofdblazers 35. 



  Volgens het weergegeven voorbeeld worden de verschillende inslagdraden 31A, 31B, 31C, enzovoort bij hun uiteinde gereed gehouden in blazers   36,   terwijl ze tevens zijn vastgeklemd door middel van draadremmen 37. Verder zijn in figuur 10 nog een aantal elementen weergegeven zoals de gaap   38 ;   een aantal bijblazers   39 ;   een draadsnijinrichting 40 tussen de bobijnstand 29 en 
 EMI10.1 
 de voorafwikkelaar 32 een draaddetektor 41 aan de ingang van de wikkelarm 34 draadgeleidingsmiddelen die een automatische bedrading van de voorafwikkelaar 32 toelaten, die hoofdzakelijk bestaan uit een geleiding 42 omheen de wikkeltrommel 33 en een conus 43 op het frontvlak van de wikkeltrommel 33, beide voor het geleiden van een luchtstroom en bijvoorbeeld van het type zoals beschreven in WO 8902944 ;

   de lade 44 van de weefmachine, gevormd uit de ladeas 45 en het riet   46 ;   de inslagschaar   47 ;   een draaddetektor 48 aan het einde van de gaap   38 ;   een zuigmond 49 tevens aan het uiteinde van de gaap   38 ;   een afvalbak   50 ;   de aandrijving 51 van de weefmachine en de aandrijving 52 van de bobijnstand 29. 



  Het apparaat 1 volgens de uitvinding wordt hierbij volgens de bewegingsrichting van de inslagdraden 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 stroomafwaarts van de voorafwikkelaar 32 geplaatst en bij voorkeur aan de uitgang van de voorafwikkelaar 32 gemonteerd. Het apparaat 1 is voorzien van een draaddetektor 53 voor het waarnemen van inslagdraden. 



  Dergelijke draaddetektor 53 is bij voorkeur van het type dat in staat is een verschillend signaal af te geven naar gelang deze geen draad, een draad of meerdere draden waarneemt. Hiertoe bestaat deze draaddetektor 53 bijvoorbeeld uit een capicitieve draaddetektor. In de weergegeven uitvoeringsvorm staat de draaddetektor 53 opgesteld aan de uitgang 11 van het draadgeleidingskanaal 3 van het apparaat 1 teneinde te kunnen nagaan of beide te verbinden inslagdraden 31B en 31C in het voornoemde   apparaat-l   aanwezig zijn. 



  Uiteraard kan dergelijke detektor 53, net zoals de draaddetektor 48 aan het einde van de gaap 38, tijdens het weefproces gebruikt worden als inslagwachter. Het huis 2 van het apparaat 1 is hierbij vast bevestigd aan de voorafwikkelaar 32. 



  De verschillende onderdelen alsmede de voornoemde detektors zijn alle gekopeld met de stuureenheid 54 van de weefmachine, zodanig dat in het geval van een onderbreking van de toevoer van de inslagdraad eenvoudig en relatief vlug een automatische herstelling kan worden uitgevoerd. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 De werking van de inrichting is in verschillende stappen verduidelijkt in de figuren 10 tot 14. 



  Figuur 10 geeft de toestand weer waarbij de voorafwikkelaar 32 en de blazers 35 bedraad zijn met de inslagdraad 31B. Hierbij heeft zieh een onderbreking 55 in de draadtoevoer voorgedaan. De onderbreking 55 kan al dan niet gewild veroorzaakt zijn, en is bijvoorbeeld het gevolg van de gewilde onderbreking door middel van de draadsnijinrichting 40, ofwel het gevolg van een breuk in de inslagdraad 31B of is onstaan doordat de betreffende voorraadspoel 30 afgelopen is. De onderbreking 55 kan gedetekteerd worden door middel van de draaddetektor 41, waardoor de voorafwikkelaar 32 en de insertiemiddelen worden stopgezet, zodat nog een gedeelte inslagdraad 31B op de wikkeltrommel 33 van de voorafwikkelaar 32 aanwezig blijft. Hierdoor blijft na de voorafwikkelaar 32 en in het apparaat 1 nog inslagdraad 31B aanwezig. 



  Zoals weergegeven in figuur 11 wordt de bobijnstand 29 dan verdraaid waardoor een nieuwe voorraadspoel 30, meer speciaal met de inslagdraad 31C, aan de ingang van de wikkelarm 34 wordt gepresenteerd. De inslagdraad 31C wordt dan, door de betreffende blazer 36 te bekrachtigen, tot in de wikkelarm 34 gebracht. Ingevolge 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 de hierin terecht komende blaaslucht wordt hij hierdoor gevoerd en, zoals weergegeven in figuur 12, langsheen de geleiding 42 en de conus 43 tot in het voornoemde apparaat 1 geblazen. De aankomst van de inslagdraad 31C wordt waargenomen door de draaddetektor 53. Vanaf dat moment wordt de blaaswerking van de blazer 36 onderbroken.

   De opstelling van het   apparaat l   aan het uiteinde van de voorafwikkelaar 32 biedt het voordeel dat de inslagdraad 31C op een eenvoudige manier tot in het apparaat 1 kan worden gebracht. 



  Het uiteinde van de inslagdraad 31C wordt vervolgens verbonden met het draadgedeelte van de inslagdraad 31B dat zich nog in het apparaat 1 bevindt. 



  Hiertoe wordt het apparaat 1 in werking   gesteld,   meer speciaal zoals hiervoor werd beschreven aan de hand van de figuren 4 tot 7. Opgemerkt wordt hierbij dat bij een opstelling van het apparaat 1 aan het uiteinde van de voorafwikkelaar 32, zoals weergegeven in figuur 12, het apparaat 1 bij voorkeur voorzien wordt van een element 10 om het draadgeleidingskanaal 3 af te sluiten. Dit om toe te laten dat bij een dergelijke opstelling van het apparaat 1 de draden langs beide uiteinden van het apparaat 1 met elkaar zouden verstrengeld worden.

   In geval men geen afsluiting door het element 10 zou 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 voorzien, zou alle blaaslucht uit het apparaat 1 ontsnappen langs de uitgang 11 gezien de blaaslucht aldaar geen weerstand ondervindt van de voorafwikkelaar 32, waardoor de draden alleen ter hoogte van de uitgang 11 met elkaar zouden verstrengelen. 



  Vervolgens wordt de magneetpen 56 van de voorafwikkelaar 32 geopend en wordt het nog in de hoofdblazers 35 aanwezige draadgedeelte 31B door de gaap 38 geblazen door middel van de hoofdblazer 35 en de bijblazers 39, waardoor de hiermee verbonden inslagdraad 31C wordt meegevoerd tot in de zuigmond 49. Zoals weergegeven in figuur 13 worden de inslagdraden 31B en 31C afgezogen door middel van deze zuigmond 49 en naar de afvalbak 50 geleid. 



  Van zodra de draaddetektor 48 aan het einde van de gaap 38 de verdikking gevormd door de verbindig 19 waarneemt, wordt door middel van de wikkelarm 34 een draadvoorraad op de wikkeltrommel 33 gelegd ; wordt de magneetpin 56 gesloten ; wordt de inslagdraad 31C door middel van de lade 44 met het riet 46 naar de inslagschaar 47 gebracht ; wordt de inslagschaar 47 in werking gesteld ; wordt de lade 44 met het riet 46 terug naar achter bewogen ; en wordt de afgeknipte inslagdraad dan zoals weergegeven in figuur 14 door middel van de bijblazers 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 39 en de zuigmond 49 uit de gaap 38 verwijderd en naar de afvalbak 50 gebracht. Hierna kan het weefproces terug worden gestart. 



  Het is duidelijk dat het te verwijderen gedeelte van de inslagdraad 31B en de verbinding 19, alvorens verder te weven, niet noodzakelijk door de gaap 38 en langs de zuigmond 49 dient te gebeuren. Volgens een variante kan deze inslagdraad, samen met de verbinding 19, ook worden afgevoerd via een aan de ingang van de gaap 38 opgestelde en met het riet 44 mee bewegende zuigmond 57. 



  Een dergelijke zuigmond 57 is bijvoorbeeld beschreven in het EP 332. 258. 



  Het is duidelijk dat het apparaat 1 volgens de uitvinding ook kan worden toegepast in inrichtingen voor het toevoeren van inslagdraden bij grijperweefmachines. 



  Het verwijderen van het gedeelte inslagdraad dat de verbinding 19 vertoont kan bijvoorbeeld gebeuren zoals beschreven in het EP 346. 967. 



  Vanzelfsprekend kan het apparaat 1 tweedelig zijn uitgevoerd, zodanig dat het ter plaatse van het draadgeleidingskanaal 3 kan worden geopend, en op een willekeurige plaats rond een draad kan worden gepresenteerd. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijk apparaat voor het verbinden van draden bij weefmachines en de inrichting voor het toevoeren van inslagdraden die gebruik maakt van zulk apparaat, kan volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (13)

Konklusies.
1. - Apparaat voor het verbinden van draden, daardoor gekenmerkt dat het bestaat uit een draadgeleidingskanaal (3) ; waarin minstens twee te verbinden draden (15, 17 ; 31B, 31C) kunnen worden aangebracht en minstens één hierin uitgevend kanaal (4,5) voor de toevoer van blaaslucht.
2.-Apparaat volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het twee in het draadgeleidingskanaal (3) uitgevende kanalen (4,5) voor de toevoer van blaaslucht bezit.
3.-Apparaat volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat de twee kanalen (4,5), volgens een zicht in de axiale richting van het draadgeleidingskanaal (3), onderling een hoek maken.
4.-Apparaat volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het kanaal, respektievelijk de kanalen (4,5) voor de toevoer van de blaaslucht zieh in vlakken bevinden loodrecht op het draadgeleidingskanaal (3). <Desc/Clms Page number 18>
5.-Apparaat volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het kanaal respektievelijk de kanalen (4,5) voor de toevoer van de blaaslucht tangentieel in het draadgeleidingskanaal (3) uitgeven.
6.-Apparaat volgens'een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het een verplaatsbaar element (10) vertoont dat nabij minstens een uiteinde van het draadgeleidingskanaal (3) een afsluiting voor het draadgeleidingskanaal (3) vormt.
7.-Apparaat volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde element (10) kan worden bevolen door middel van een aandrijving (12),"gevormd door een pneumatische cilinder (21).
8.-Apparaat volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat het is uitgerust met twee ventielen (9,22), enerzijds, voor het toevoeren van blaaslucht aan het kanaal, respektievelijk de kanalen (4, 5) die in het draadgeleidingskanaal (3) uitgeven, en anderzijds voor het bedienen van de pneumatische cilinder (21).
9.-Apparaat volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat de voeding van het kanaal, respektievelijk de kanalen (4,5) voor de toevoer van blaaslucht in het <Desc/Clms Page number 19> draadgeleidingskanaal (3) en de voornoemde pneumatische cilinder (21) voor de verplaatsing van het element (10) waarmee het draadgeleidingskanaal (3) kan worden afgesloten, gebeurt door middel van één gemeenschappelijk ventiel (25), waarbij de leiding (26) tussen dit ventiel (25) en de pneumatische cilinder (21) korter is dan de leiding (27) tussen dit ventiel (25) en het kanaal, respektievelijk de kanalen (4,5) waar deze uitmonden in het draadgeleidingskanaal (3).
10.-Inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die van een apparaat volgens één der konklusies 1 tot 9 gebruik maakt, bestaande uit een bobijnstand (29), een voorafwikkelaar (32) en insertiemiddelen om de inslagdraden in de gaap (38) te brengen, daardoor gekenmerkt dat het apparaat (l) voor het verbinden van de draden volgens de bewegingsrichting van de inslagdraden stroomafwaarts van de voorafwikkelaar (32) is geplaatst.
11.-Inrichting volgens konklusie 10, daardoor gekenmerkt dat het apparaat (1) voor het verbinden van inslagdraden (31B, 31C) gemonteerd is aan de uitgang van de voorafwikkelaar (32). <Desc/Clms Page number 20>
12.-Inrichting volgens konklusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat het apparaat (1) voor het verbinden van inslagdraden (31B, 31C) voorzien is van een draaddetektor (53) voor het waarnemen van inslagdraden (31B, 31C).
13.-Inrichting volgens konklusie 12, daardoor gekenmerkt dat de draaddetektor (53) geplaatst is aan de uitgang (11) van het draadgeleidingskanaal (3) van het apparaat (1) voor het verbinden van inslagdraden (31B, 31C).
BE9000198A 1990-02-22 1990-02-22 Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast. BE1003689A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9000198A BE1003689A3 (nl) 1990-02-22 1990-02-22 Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9000198A BE1003689A3 (nl) 1990-02-22 1990-02-22 Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1003689A3 true BE1003689A3 (nl) 1992-05-19

Family

ID=3884684

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9000198A BE1003689A3 (nl) 1990-02-22 1990-02-22 Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1003689A3 (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1584595A1 (en) * 2004-03-30 2005-10-12 Murata Kikai Kabushiki Kaisha Yarn joining device and handy splicer
WO2013112684A1 (en) 2012-01-24 2013-08-01 Nike International Ltd. Intermittent weaving splicer
GB2523164A (en) * 2014-02-13 2015-08-19 Gtw Developments Ltd A fibre splicer and method for splicing fibres
US9416467B2 (en) 2012-01-24 2016-08-16 Nike, Inc. Three-dimensional weaving system

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3643417A (en) * 1969-10-27 1972-02-22 Techniservice Corp Splicing of textile strands
FR2539148A1 (fr) * 1983-01-07 1984-07-13 Elitex Zavody Textilniho Procede et dispositif pour joindre des assemblages de fibres, en particulier des fils, sur les machines textiles
DE3336202A1 (de) * 1983-10-05 1985-04-25 Textechno Herbert Stein GmbH & Co KG, 4050 Mönchengladbach Verfahren und vorrichtung zur verbindung fadenfoermiger materialien
DE3540324A1 (de) * 1984-11-12 1986-06-12 Mesdan S.p.A., Salo, Brescia Verfahren zum spleissen von textilfaeden mittels druckluft und spleissvorrichtung zur durchfuehrung des verfahrens
WO1989002944A1 (en) * 1987-09-25 1989-04-06 Aktiebolaget Iro Yarn storing and delivering device
US4825630A (en) * 1987-08-26 1989-05-02 Fieldcrest Cannon, Inc. Method and apparatus for air splicing yarn
EP0332258A1 (en) * 1988-03-10 1989-09-13 Picanol N.V. Method for removing a loose incorrect piece of weft thread from the shed on weaving machines
EP0346967A1 (en) * 1988-06-17 1989-12-20 Picanol N.V. Mechanism and method for supplying weft threads on weaving machines

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3643417A (en) * 1969-10-27 1972-02-22 Techniservice Corp Splicing of textile strands
FR2539148A1 (fr) * 1983-01-07 1984-07-13 Elitex Zavody Textilniho Procede et dispositif pour joindre des assemblages de fibres, en particulier des fils, sur les machines textiles
DE3336202A1 (de) * 1983-10-05 1985-04-25 Textechno Herbert Stein GmbH & Co KG, 4050 Mönchengladbach Verfahren und vorrichtung zur verbindung fadenfoermiger materialien
DE3540324A1 (de) * 1984-11-12 1986-06-12 Mesdan S.p.A., Salo, Brescia Verfahren zum spleissen von textilfaeden mittels druckluft und spleissvorrichtung zur durchfuehrung des verfahrens
US4825630A (en) * 1987-08-26 1989-05-02 Fieldcrest Cannon, Inc. Method and apparatus for air splicing yarn
WO1989002944A1 (en) * 1987-09-25 1989-04-06 Aktiebolaget Iro Yarn storing and delivering device
EP0332258A1 (en) * 1988-03-10 1989-09-13 Picanol N.V. Method for removing a loose incorrect piece of weft thread from the shed on weaving machines
EP0346967A1 (en) * 1988-06-17 1989-12-20 Picanol N.V. Mechanism and method for supplying weft threads on weaving machines

Cited By (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1584595A1 (en) * 2004-03-30 2005-10-12 Murata Kikai Kabushiki Kaisha Yarn joining device and handy splicer
WO2013112684A1 (en) 2012-01-24 2013-08-01 Nike International Ltd. Intermittent weaving splicer
EP2807100A4 (en) * 2012-01-24 2016-02-24 Nike Innovate Cv INTERMITTENT WEAVING THRUSTER
US9416467B2 (en) 2012-01-24 2016-08-16 Nike, Inc. Three-dimensional weaving system
US9533855B2 (en) 2012-01-24 2017-01-03 Nike, Inc. Intermittent weaving splicer
US20170101732A1 (en) * 2012-01-24 2017-04-13 Nike, Inc. Intermittent Weaving Splicer
EP3456672A1 (en) * 2012-01-24 2019-03-20 NIKE Innovate C.V. Weaving system comprising intermittent weaving splicer
US10626526B2 (en) 2012-01-24 2020-04-21 Nike, Inc. Intermittent weaving splicer
GB2523164A (en) * 2014-02-13 2015-08-19 Gtw Developments Ltd A fibre splicer and method for splicing fibres
GB2523164B (en) * 2014-02-13 2019-05-01 Gtw Developments Ltd A fibre splicer and method for splicing fibres

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2444347B1 (de) Arbeitsstelle einer Kreuzspulen herstellenden Textilmaschine
BE1001819A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor de toevoer van inslagdraden bij weefmachines.
BE1003558A3 (nl) Blaasinrichting voor inslagdraden bij weefmachines.
BE1003689A3 (nl) Apparaat voor het verbinden van draden en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines die dit apparaat toepast.
BE1007850A3 (nl) Werkwijze en weefmachine met een voeding voor inslagdraden.
CH657835A5 (de) Einrichtung zum spleissen von gesponnenem garn.
DE4434304A1 (de) Fadenendesucheinrichtung
EP0155432A1 (de) Webmaschine
DE3644433C2 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Steuern einer Spulstelle einer Kreuzspulen herstellenden Textilmaschine
BE1001507A3 (nl) Werkwijze voor het uit de gaap verwijderen van een los foutief inslagdraadgedeelte bij weefmachines.
DE3244669C2 (nl)
EP0365472B1 (de) Vorrichtung zum Einfädeln eines Fadens in einer Webmaschine
BE1001919A3 (nl) Luchtweefmachine, met een verbeterde voeding voor de inslagdraden.
BE1001718A3 (nl) Werkwijze voor het aanbrengen van een juiste lengte inslagdraad in straalmondstukken van weefmachines en weefmachine die deze werkwijze toepast.
BE1000599A4 (nl) Werkwijze om te weven en weefmachine die deze werkwijze toepast.
BE1002532A4 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen en geleiden van inslagdraad bij weefmachines.
NL8602724A (nl) Werkwijze en inrichting voor het herstellen van de draadtoevoer bij weefmachines bij een onderbreking tussen de bobijn en de draadvoorraad.
US5050647A (en) Damaged weft thread elimination in airjet weaving machines
KR100248532B1 (ko) 그립퍼 및 투사 직기용 위사 공급기
DE3910312C2 (de) Fadenspleißanlage für Kettfäden in einer Webmaschine
BE1001538A3 (nl) Luchtweefmachine, met een verbeterde voeding voor de inslagdraden.
CH669404A5 (nl)
CS9004713A2 (en) Weft feeder for jet looms
JPS6269851A (ja) たて糸の切れ端分離方法およびその装置
BE1000553A4 (nl) Werkwijze voor het bedraden van een inslaginrichting bij weefmachines, en inslaginrichting die deze werkwijze toepast.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19930228