NL9401166A - Werkwijze en inrichting voor het hanteren met transportonderstellen. - Google Patents

Description

"Werkwijze en inrichting voor het hanteren met trans-portonderstellen"

De uitvinding betreft een werkwijze voor het hanteren met transportonderstellen van de soort volgens de aanhef van conclusie 1 alsmede een voor het uitvoeren van die werkwijze benodigde inrichting van het soort volgens de aanhef van conclusie 4.

De bekende inrichtingen (bijvoorbeeld volgens het Zwitserse octrooischrift 416.462) voor het hanteren met respectievelijk voor het onderbrengen en uithalen van transportonderstellen, zoals bijvoorbeeld pallets, dat wil zeggen laadborden, in magazijnrekken bevatten transferinrichtingen, zoals bijvoorbeeld rekbedieningsapparaten respectievelijk stapelwagens, welke van hefplatforms respectievelijk platforms met telescopische armen zijn voorzien, door middel waarvan telkens één pallet wordt geheven, tot in een rek wordt ingebracht en vervolgens op het rek wordt neergezet.

Aangezien hierdoor aan weerszijden van het rekbedie-ningsapparaat telkens slechts één reeks van rekken met pallets kan worden bijgevuld, leidt dit tot een slechte benutting van de beschikbare plaatsruimte van het magazijn.

Door op geschikte wijze gekozen lange telescooparmen is het weliswaar mogelijk, een tweede reeks van rekken met pallets bij te vullen, doch voor naar verhouding grote lasten moeten de telescooparmen dienovereenkomstig stabiel worden uitgevoerd, hetgeen aanvullend voor de neerzet respectievelijk hechtbeweging een grotere rekhoogte nodig maakt. Een goede benutting van de plaatsruimte is ook hiermee niet te bereiken.

Het doel van de onderhavige uitvinding is nu een werkwijze en een daarvoor vereiste inrichting te verschaffing, waarbij met de transportonderstellen bij het bijvullen van magazijnrekken zodanig kan worden gehanteerd, dat het ruim-tevolume van het magazijn beter benut kan worden.

Volgens de uitvinding wordt dit overeenkomstig de uitvinding aan de orde gestelde probleem opgelost door de onderscheidende kenmerken en de maatregelen van de werkwijze van conclusie 1 en de inrichting van conclusie 4.

Bijzondere voordelige nadere uitwerkingen van de uitvinding worden gekenmerkt door de bewordingen van de afhankelijke conclusies.

De uitvinding zal in hetgeen thans volgt onder verwijzing naar de tekeningen, waarin de uitvinding is veraanschouwelijkt, nog nader worden beschreven.

Fig. 1 is een aanzicht dwars door een magazijnrek met hun transferinrichting;

Fig. 2 is een zijaanzicht van de transferinrichting;

Fig. 3 is een bovenaanzicht bij fig. 4;

Fig. 4 toont de legering en de verstelinrichting voor de telescooparmen op het platform van de transferinrichting;

Fig. 5 is een bovenaanzicht bij fig. 4;

Fig. 6 laat een uitvoeringsvariant zien van de verstelinrichting in een bovenaanzicht overeenkomstig fig. 5;

Fig. 7 is een perspektivische afbeeldingen van een uitvoeringsvariant van een transportonderstel;

Fig. 8 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 3 bij toepassing van de transportonderstellen volgens fig. 7;

Fig. 9 is een gedeeltelijk bovenaanzicht overeenkomstig fig. 3 met in langsrichting in te duwen transportonderstellen; en

Fig. 10 laat een uitvoeringsvariant van fig. 9 zien.

De fig. 1, 2 en 3 tonen een als rekbedieningsapparatuur uitgevoerde transferinrichting 1, welke in een rekkengang 2 aan weerszijden daarvan opgestelde rekken 3 van een magazijn voor met waren beladen transportonderstellen 4, zoals bijvoorbeeld pallets - bij voorkeur Europallets - in de x-richting bijvoorbeeld over rails 5 voor het rijden naar de afzonderlijke rek-rijen, verplaatsbaar is.

De transferinrichting 1 bevat een hefplatform 6, dat in verticale richting (y-richting) voor de beweging naar verschillend hoge rekrijen beweegbaar is.

Op het hefplatform 6 is een tweetal onderling evenwijdig aangebracht telescooparmen 7 aangebracht, welke in horizontale richting (z-richting) aan weerszijden één of een aantal uittrekbare rails bevatten.

Blijkens de fig. 1 en 3 bevatten de telescooparmen bij het uitvoeringsvoorbeeld een tweetal naar beide richtingen telescopisch uittrekbare rails 8 en 9.

De buitenste rails 8 zijn, volgens de in fig. 3 weergegeven uitvoeringsvorm, voorzien van binnenwaarts respectievelijk naar elkaar toe gerichte meenemers 10.

De beide telescooparmen 7 zijn op het hefplatvorm 6 in de x-richting ten bedrage dx verplaatsbaar, zodat bij het verplaatsen ten opzichte van elkaar de meenemers 10 ingrijpen in een laadbord of pallet 4.

Tussen de beide telescooparmen 7 bevat het hefplatvorm 6 een eindeloze transporteur 11, welke uit een tweetal onderling evenwijdige transportstrengen 11a bestaat en transporterend werkzaam is in de richting van de rekken 3, dat wil zeggen in de z-richting. De eindeloze transporteur 11 is bij voorkeur als een kettingtransporteur uitgevoerd, doch kan ook een band- of tandriemtransporteur zijn.

Koaxiaal of opzij versprongen (zie de fig. 3 of 8) ten opzichte van de transportstrengen 11a zijn in het rek 3 oplegrails 12 aangebracht, welke bij voorkeur voor het enigszins duwend of schuivend verplaatsen van het laadblok 4 zijn voorzien van een, geringe wrijvingscoëfficiënt bezit tend beleg, of uit een geschikt, slijtagebestendig materiaal bestaan.

De eindeloze transporteur 11 is in de z-richting ten bedrage van dz verplaatsbaar, waardoor deze tot aan de rek respectievelijk tot aan de oplegrails 12 kan worden verplaatst .

Bij voorkeur wordt de eindeloze transporteur 11 tezamen met ue telescooparmen 7 en het hefbladvorm 6 verplaatst, waardoor voor de telescooparm 7 aanvullende bewegingslengte wordt gewonnen.

De verplaatsing van de eindloze transporteur respectievelijk van het gehele hefplatvorm 6 is noodzakelijk, om de voorgeschreven tussenruimtes tussen dat hefplatform en het rek 3 voor een storingvrije overdracht van het transporton-derstel respectievelijk de laadbouten 4 tot in het rek respectievelijk terug naar en tot op het hefplatvorm 5 tot een minimum te beperken.

De fig. 4 en 5 tonen de verstelinrichting 20 voor de telescooparmen 7 op het hefplatvorm 6.

Die telescooparmen 7 zijn in de x-richting verplaatsbaar gelegen in geleidingen 21 en door middel van een ver-stelaandrijving 22 telkens ten bedrage van dx naar elkaar toe respectievelijk van elkaar af verplaatsbaar.

De verstelaandrijving 22 bevat een drijfwerkmotor 23 of een andere rotatieve aandrijving, welke een excenter 24 aandrijft.

De telescoopvorken 7 zijn door middel van een stangen-stelsel 25 met de excenter 24 verbonden respectievelijk excentrisch daar scharnierbaar aan bevestigd, waarbij door de draaibeweging van excenter 24 de telescooparmen 7 ten bedragen dx worden verplaatst.

Het stangenstelsel 25 kan rechtstreeks met de telescooparmen 7 zijn verbonden, of, zoals blijkt uit fig. 5, met tussenvoeging van een veer 26. Die veer 26 maakt ene aanvullende sluitweg mogelijk om ervoor te zorgen dat de meenemers 10 beter respectievelijk veiliger en betrouwbaar der ingrijpen.

Ook bestaat de mogelijkheid, voor elke telescooparm 7 te voorzien in een eigen verstelaandrijving 22, waarbij voor een gelijkmatig verstellen de draaiaandrijven 23 elektrisch worden aangedreven.

Bij een tweetal onafhankelijke verstelaandrijvingen kan door geschikte toepassing van sensoren ook een verschoven laadbout gevonden worden en recht gericht worden.

Bij de in fig. 6 weergegeven uitvoeringsvariant van de verstelinrichting 20 is het stangenstelsel 25 met telkens één langsbalk 27 verbonden, welke via veren 28 werkzaam is verbonden met de telescooparm 7.

De rails 8 en 9 van de telescoopvorken 7 zijn, door middel van een niet nader weergegeven verplaatsingsaandrij-ving, bijvoorbeeld door middel van een drijfwerkmotor en een kettingaandrijving uitzetbaar respectievelijk intrekbaar.

De aan de rails 9 aangepaste meenemers 10 (zie fig. l) zijn bij voorkeur uitgevoerd als draaibaar gelegen rollen. Een oppervlak is zodanig uitgevoerd, dat zij bij druk tegen het laatbord of de pallet 4 een in vorm aansluitende verbinding aangaan. Aan elke rials 9 zijn vier meenemers 10 aangebracht, waarbij telkens de beide links aangebrachte meenemers 10a voor het inschuiven respectievelijk uittrekken van pallets in het linker respectievelijk uit het linkerrek 3a bestemd en ingericht zijn en dienovereenkomstig telkens de beide rechts aangebrachte meenemers 10b voor het inschuiven respectievelijk uittrekken van laadbouten of pallets tot in respectievelijk uit het trechterrek 3b.

Voor het inschuiven van een pallet 4 in het rek 3 wordt allereerst het hefplatvorm 6 tot voor het betreffende rekvak gereden en ten bedrage bz naar het rek 3 verplaatst. Het laadbord 4 wordt door middel van de eindloze transporteur 11 zo verder verplaatst, dat de meenemers 10a, 10 bin het laadbord 4 kunnen ingrijpen, hetgeen dan door verplaatsing van de telescooparm 7 ten opzichte van elkaar ten bedrage van bx geschiedt. Door het uitzetten van de rails 8 en 9 van de telescooparm 7 bij gelijktijdige aandrijving van de eindloze transporteur 11 wordt het laadbord 4 op de opleg rails 12 van het rek 3 geduwd en daar alleen door verplaatsing van de in het laadbord 4 ingrijpende, in vorm aansluitend aanliggende meenemers 10 door middel van telescooparmen 7 tot in de magazijnstelling van de eerste of tweede reeks verplaatst.

Het uittrekken uit het rek geschiedt in omgekeerde volgorde.

Door het opzij aangrijpen op de pallets en het verplaatsen over oplegrails tot in de rekken kunnen ten minste twee achter elkaar opgestelde rekrijen door middel van de transferinrichting worden bediend, waarbij de telescooparmen slechts voor de verplaatsingskracht en voor kleine draagkrachten behoeven te zijn uitgevoerd, waardoor de dwarsdoor-snede-afmeting daarvan dienovereenkomstig gering kan zijn.

Fig. 7 laat een uitvoeringsvariant zien van een trans-poronderstel, dat als transportgestel 4a is uitgevoerd en in de plaats van de tot dusverre beschreven pallets kan worden gebruikt.

Het transportgestel 4a bevat poten 4b welke blijkens fig. 8 van binnen door de meenemers 10 van de telescooparmen 7 worden aangegrepen. Voor het aangrijpen op het transportgestel 4a worden de telescooparmen 7 van elkaar af verplaatst, hetgeen met dezelfde verstelinrichtingen 20 geschiedt als beschreven in verband met de fig. 4, 5 en 6.

Het induwen respectievelijk -schuiven respectievelijk uithalen van die transportgestellen 4a tot in respectievelijk uit de rekken 3 geschiedt op dezelfde wijze als in het voorgaande onder verwijzing naar de fig. 1 tot 3 beschreven.

Bij de uitvoeringsvariant volgens fig. 3 worden de als pallets uitgevoerde transportonderstellen 4 dwars op de rijrichting van het rekbedieingsapparatuur opgeslagen, hetgeen wegens de kortere noodzakelijke telescoopweg en wegens de noodzakelijke oplegging van de genormaliseerde pallets (VDI-richtlijn 3655) zinvol is.

Er zijn echter ook magazijnen met artikelstructuren denkbaar, waarbij een opslag in langsrichting tot betere benuttings- en vermogensrendementen leidt. De volgende uitvoeringsvarianten respectievelijk oplossingen zullen in het onderstaande nog worden beschreven.

Fig. 9 toont het inschuiven van een transportonderstel 4 respectievelijk een pallet van het hefplatvorm 6 van de transferinrichting 1 in langsrichting van het laadbord 4 tot in het rek.

Hierbij grijpen de meenemers 10 van de telescooparmen 7 van binnen aan op de dichtsbijgelegen buitenste blokken 4a van de pallets 4, waarbij het grijpen van binnen zoals reeds in verband met fig. 8 beschreven plaatsvindt.

Voor het aangrijpen op het laadbord is dus een verplaatsing van de telescooparmen 7 van elkaar weg ten bedrage dx noodzakelijk.

Bij het aangrijpen op de voorste blokken 40a wordt het voordeel van korte telescoop-verplaatsingswegen bereikt waarbij hiervoor op het hefplatvorm 6 eindloze transporteurs 11 vereist zijn.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat de eindloze transporteur 11 een drietal transportstrengen 11a.

Bij de in fig. 10 weergegeven uitvoeringsvariant grijpen de meenemers 10 van binnen aan op de middenvlokken 40b.

Het laadbord 4 kan daardoor geheel tot op het hefplatvorm 6 worden getrokken, waardoor geen eindloze transporteur 11 noodzakelijk is. Nadelig is hierbij, dat de telescoop-verplaatsingsweg van de telescooparmen 7 groter moet zijn.

Volgens een verdere, niet nader weergegeven uitvoeringsvariant grijpen de meenemers 10 van de telescooparmen 7 binnen aan op de tenminste een plank van het laadbord 4 welke plank dwars over de middelste blokken 40b verloopt.

Voor het aangrijpen van het laadbord zijn de meenemers 10 aangebracht aan de bovenzijde van de telescooparmen 7.

De grijpbeweging in de y-richting geschiedt door het heiwerk van het hefplatvorm 6 ten bedrage van dy.

Het voordeel bestaat hierin, dat geen verplaatsingsme-chanisme voor de beweging in de dx-richting van de telescooparmen noodzakelijk is en de laadborden geheel op de hefsleden kunnen worden getrokken. Er zijn geen eindloze transporteurs 11 nodig. Nadelig is hierbij echter dat de telescoop-verplaatsingsweg groter moet zijn.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het hanteren met transportonderstel-len door middel van een transferinrichting, met het kenmerk, dat telkens ten minste één transportonderstel door het opzij daarin ingrijpen in een rek ingeschoven respectievelijk -geduwd respectievelijk daaruit getrokken wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingsbeweging van het transportonderstel plaatsvindt door een in vorm aansluitende installatie.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat telkens een tweetal sportonderstellen op één vlak achter elkander in het rek kunnen worden geplaatst, zodat zij achtereenvolgens in geduwd, respectievelijk geschoven respectievelijk eruit getrokken worden.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 3 met een transferinrichting, welke twee uitzetbare telescooparmen op een hefplat-vorm bevat, met het kenmerk, dat elke telescooparm (7) is voorzien van meenemers (10), en dat de onderling evenwijdig verlopende telescooparmen (7) naar elkaar respectievelijk van elkander af verplaatsbaar zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de telescoopamen (7) door middel van ten minste één verstelaandrijving (22) verplaatsbaar zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de verstelaandrijving (22) is voorzien van aan te drijven excenters (24), en dat de telescooparmen (7) door middel van stangenstelsels (25) met de excenters (24) verbonden zijn.

7. Inrichtint volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat aan de excenters (24) scharnierbaar bevestigde stangenstelsels (25), met tussenvoeging van veren (26, 28) met de telescooparmen (7) verbonden zijn.

8. Inrichting volgens één der conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat voor elke telescooparm (7) een verstelaandrijving (22) is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de beide verstelaandrijvingen (22) door middel van sensoren bestuurd en geregeld worden.

10. Inrichting volgens één der conclusies 4 tot 9, met het kenmerk, dat elke transportarm (7) één of een aantal uitzetbare rails (8, 9) bevat, waarbij de meenemers (10) aan de buitenste rails (9) zijn aangebracht.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de rails (8, 9) door middel van een hydraulische, pneumatische of elektrische verplaatsingsaandrijving uitgezet respectievelijk uitgeschoven kunnen worden.

12. Inrichting volgens één der conclusies 4 tot 11, met het kenmerk, dat tussen de telescooparmen (7) op het hefplatvorm (6) van de transferinrichting (1) eindloze transporteurs (11) zijn aangebracht.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het hefplatvorm (6) met de telescooparmen (7) en de eindloze transporteur (11) in de richting van het rek (3) ten bedrage van een verplaatsingsweg dz verplaatsbaar uitgevoerd is.