NL9400556A - Loop- en werkvlak bezittend constructiedeel. - Google Patents

Description

Loop- en werkvlak bezittend constructiedeel.

De uitvinding heeft betrekking op een loop- enwerkvlak bezittend constructiedeel, zoals een steigerplankmet kast- of doosvormige langsliggers van lichtmetaal, diedoor middel van dwarsliggers met elkaar verbonden zijn,omvattend een uit trapezium-golfvormig gebogen lichtme-taalplaat gevormde loopvlakplaat, welke tenminste in hetrandgebied bevestigd is op een beneden het loopvlakniveauliggend, door het rechtopstaande doosprofiel gevormde,naar binnen staand draagbeen.

Er zijn vele toepassingsmogelijkheden voor loop-en werkvlak bezittende constructiedelen op steigers ofandere hulpinrichtingen, voor het bieden van ondersteuningaan personen boven de grond, bijvoorbeeld bij verhogingenvoor podia in grote hallen of buiten, ter overbrugging vaneen doorgang tussen twee steigerwerken of voor het aan¬brengen van een loop- en werksteiger voor het reinigen vandakgoten, voor het uitvoeren van werkzaamheden onder dedakrand, en dergelijke. Dergelijke planken moeten groterelengten van drie 3 tot 6 of 10 meter op vrij zwevendewijze overbruggen en desondanks de last van de personen ende werktuigen en hulpapparaten dragen. Opdat ze ook gemon¬teerd kunnen worden zonder kranen en dergelijke moeten zeniet te zwaar zijn. Reden waarom men dergelijke loopplan¬ken kent, die geheel bestaan uit lichtmetaal. Deze bezit¬ten twee langsliggers of -balken, die met elkaar verbondenzijn door dwarsdragers. In de regel zijn deze onderdelenaan elkaar gelast.

Het loopvlak wordt gevormd door een profielplaatvan lichtmetaal, in de regel een kanaalplaat. De opper¬vlakken zijn voorzien van ribbels, noppen of voor opruwingdienende groeven en dergelijke. In de regel is aan deranden een leuning nodig, opdat de arbeiders of de deplank respectievelijk het podium gebruikende personen niet daarvan af kunnen vallen.

Bekend is de toepassing van zich door de inge¬laste, de dwarsverbinding vormende holle buizen uitstrek¬kende schroefbouten, de zogenaamde trekbouten. Daartoezijn in de verticale wanden van de in langsrichting verlo¬pende randbalken boringen voorzien. De doorgestoken bout¬einden worden voorzien van moeren, om de leuningdragersdaarmee vast te schroeven. Dergelijke bevestigingen zijnenkel mogelijk op plaatsen, waar geschikte doorgangborin-gen aanwezig zijn. Een verder probleem van dergelijkeplanken is de breedte. Om redenen van gewicht en vanmeervoudige toepasbaarheid kiest men bij zulke plankenvoor een breedte van in de orde van grootte van 50, 60 ofeventueel 70 cm. Wanneer men wenst om met dezelfde loop-plankdelen grotere vlakken te vormen, dan worden dergelij¬ke constructiedelen naast elkaar gelegd om ze dan aanelkaar te schroeven. Daarvoor is het dan in de regel nodigom aan de onderzijde of aan de zijde te werken of eventu¬eel zeer lange doorsteekschroeven te gebruiken. Het aan¬brengen van leuningdragers of andere hulpinrichtingen aande rand en de onderlinge verbinding is tot nu toe niet opuniverseel toepasbare wijze opgelost. Werkzaamheden van deonderzijde af zijn vaak slechts met een zeer grote extrainspanning mogelijk.

De uitvinding heeft tot doel om, in het randge¬bied van langsliggers, bij de vervaardiging van lichtme-taalprofielen gevormde voorzieningen te realiseren, diehet mogelijk maken om hulponderdelen, die deze omgrijpen,althans aan de bovenzijde op willekeurige plaats in ofvast te haken.

Volgens de uitvinding is er daartoe in voorzien,dat een tot het loopvlakniveau reikende, binnenwaartsuitstekende, als een geheel aangevormd en doorlopend, vooraangrijping bestemd randbeen aanwezig is, dat met hetrandgebied van de damwandprofielvormige loopvlakplaat eenvrije ruimte met invoeropening vormt voor het inhangen vande haken van bevestigingsonderdelen van leuningdragers, verbindingselementen en andere hulpinrichtingen.

Bij voorkeur is nog een gelijksoortig, vooraangrijping bestemd randbeen aanwezig, dat in hoofdzaak ophet niveau van de onderste begrenzing van het doosvormigeprofiel van de langsbalken gevormd is, en met een naburigdraagbeen een verdere vrije ruimte met invoeropening vormtvoor het inhangen van de haken van bevestigingsonderdelenvan leuningdragers, verbindingselementen en andere hulpin¬richtingen.

Bij voorkeur is het doosvormige profiel volgensde uitvinding in dwarsdoorsnede symmetrisch ten opzichtevan een horizontale middenlijn, zodat de samenstelling vande loopplank eenvoudig is en een de loopplank zonder veelextra kosten steeds geschikt is voor koppeling met hulpin¬richtingen aan zowel de bovenzijde als de onderzijde endaarmee een vergroot toepassingsgebied heeft.

Omdat aan de bovenzijde en eventueel ook aan deonderzijde een naar binnen stekend randbeen respectieve¬lijk een randribbe aanwezig is en deze met geschikte vrijeruimtes ten opzichte van de naburige elementen aangebrachtzijn, kan men van bovenaf respectievelijk van benedenafopgelegde haakelementen op willekeurige plaatsen achterdeze gevormde rand laten grijpen. Geschikt gevormde haak¬elementen kunnen dan gemakkelijk opgelegd worden en mid¬dels geschikte vormgeving of geschikte spanelementen voorrealisatie van een zeer stabiele en spelingvrije verbin¬ding met de loopplank of plaatelement gebruikt worden. Derealisatie van de benen vergt geen extra handelingen bijde vervaardiging, doch enkel een geschikte vormgeving vaneen werktuig voor het lichtmetalen strengpersprofiel. Dezerandbenen dragen ook bij tot vergroting van het weer-standsmoment, omdat in het verste, buitenliggende gebiedde hoeveelheid materiaal bij tenminste nagenoeg gelijkewanddikte en onder goede vervaardigingsvoorwaarden ver¬groot wordt. De gebruiksvoordelen bij montage en demontagerechtvaardigen het grotere gebruik aan lichtmetaal en devormgeving van een geschikt werktuig, alsook de vervaardi¬ ging van overeenkomstige bijzondere profielen, zodat alsgeheel een uit vervaardigings- en gebruiksoogpunt be¬schouwd uiterst voordelige en economische, alsook gemak¬kelijk te hanteren oplossing van het doel volgens deuitvinding verschaft is.

Verdere uitvoeringen, voordelen en kenmerken enbijzonderheden van de uitvinding blijken uit de conclusiesen de onderstaande, onder verwijzing naar de tekeningenverschafte beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld vande uitvinding.

Getoond wordt in: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van eenladder in schuine stand met een ladderconsole met daaropgeplaatst een van een loop- en werkvlak voorzien construc-tiedeel; figuur 2 een verticale dwarsdoorsnede door hetlinker randgebied van het van een loop- en werkvlak voor¬ziene constructiedeel, met randliggers, dwarsdragers eneen damwandprofielachtige loopvlakplaat, maar zonderaangesloten constructiedelen; figuur 3 een dwarsdoorsnede door het linker endoor het rechter randgebied van twee naast elkaar liggendevan loop- en werkvlakken voorziene constructiedelen, meteen van bovenaf aangebrachte samenspaninrichting alseerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; en figuur 4 een verticale dwarsdoorsnede door hetlinker randgebied van een van een loop- en werkvlak voor¬zien constructiedeel met daarop gezette leuninghouder.

In figuur 1 is een ladder 101 weergegeven,waarop een console 102 met schuine steun 103 en vasthoud-haak 104 aangebracht is. Zij draagt een van een loop- enwerkvlak voorzien constructiedeel of loopplank 100. Eendergelijke toepassing vindt bijvoorbeeld plaats bij hetwerk aan de dakrand. Op de randbalk 15 moeten dan leunin¬gen aangebracht worden opdat de gebruiker daar niet vanafkan vallen.

Figuur 2 toont het profiel van de randbalk 15.

Deze bezit een horizontale bovenwand 110, een horizontalebovenwand 111, een in figuur 2 linksliggende, buitensteverticale wand 114 en een binnenste verticale wand 112.

De buitenste verticale wand 114 bezit tweebuitenliggende hoekgedeelten 114.1 en 114.2, die de boven¬ste buitenhoek 115.1 en de onderste buitenhoek 115.2 medevormen. Het buitenste aanligvlak 116 wordt gevormd door debeide buitenliggende hoekgedeelten 114.1 en 114.2. Hetmiddengebied 114.3 is ter versterking en ter verbeteringvan het aanliggen naar binnen toe verzet gelegen. Debinnenste verticale wand 112 bezit vier naar de binnen¬ruimte 117 wijzende bevestigingsbenen 120.1, 120.2, 120.3en 120.4. Tussen de over de gehele lengte doorlopendebevestigingsbenen 120.. zijn op geschikte afstanden oppassende wijze dwarsdragers 123 gestoken. Zij bezitten eenbreedte die ongeveer gelijk is aan hun hoogte en zijnmiddels lasnaden 124 aan de einden vastgelast. Het profielvan de randbalk 115 is symmetrisch ten opzichte van delijn S-S.

Op de bovenste dwarsdragers 123.1 ligt de dam-wandprofielvormige loopvlakplaat 125. Zijn randplaat of-strook 126 ligt in het golfdal van het damwandprofiel enis met zijn buitenste randgebied 126.2 opgelegd op hetbeen 120.1, en daarop op geschikte manier, bijvoorbeelddoor klinken of lassen, eventueel puntvormig, bevestigd.Aldus wordt een vrije ruimte 127 met een invoeropening 128verkregen. Het oppervlak 129 van de bovenliggende golfge¬bieden van de damwandprofielachtige loopvlakplaat 125 isvoorzien van noppenvormige uitsteeksels of andere profile¬ringen, om het uitglijgevaar te verminderen. De bovenwand110 van de randbalk 115 is ter plaatse van haar bovenvlak 110.1 voorzien van ribben 130 en langsgroeven 132 met eenongeveer gelijke breedte en met een geringe hoogte, even¬eens om het uitglijgevaar te verminderen. Het oppervlak 110.1 ligt ongeveer op hetzelfde niveau als het oppervlak129 van de damwandprofielvormige loopvlakplaat 125, zodateen struikelvrij loop- en werkvlak gevormd wordt. Ter plaatse van de bovenste binnenkant 17.1 is een voor aan-grijping bestemd randbeen 18.1 gevormd. Deze steekt overde breedte 121 uit van het verticale vlak 116.1 van debinnenste verticale wand 112 en bezit een dikte 122. Dezeis zo gekozen, dat enerzijds goede vervaardigingsomstan-digheden bij het stromen van het materiaal tijdens hetstrengpersen aanwezig zijn en anderzijds voldoende stabi¬liteit verkregen is om eventueel zwaarbelaste aansluitele-menten aan te laten grijpen, zoals aangegeven is in defiguren 3 en 4. Beneden het voor aangrijping bestemderandbeen 18.1 strekt zich de vrije ruimte 127 uit. Bijge¬volg kan een haak om de ronde kant 131 van het voor aan¬grijping bestemde randbeen 18.1, door de invoeropening 128ingevoerd en tot afsteuning gebracht worden, zodat bij eengoede verdeling van de vlaklasten hoge spankrachten over¬gebracht kunnen worden. Een gelijksoortig onderste, vooraangrijping bestemd randbeen 18.2 is aan de onderstebinnenkant 17.2 gevormd en hier geheel gelijk aan die vande bovenzijde, zodat ook beneden voldoende aangrijpingmogelijk is. Ook hier is een vrije ruimte 127.2 gevormd,zodat ook een haak ingelegd kan worden.

Zoals in figuur 1 te zien is, is aan de anderezijde nog een dergelijke randbalk 115 aanwezig, zodat eenstijf raamwerk met een lichte, maar stabiele plaat verkre¬gen worden. In de eindgebieden zijn stabiele aansluitele-menten 135 bevestigd. Het van een loop- en werkvlak voor¬ziene constructiedeel 100 kan bijvoorbeeld een breedte 136van 40 tot 70 cm en een lengte van 4 tot 10 meter, afhan¬kelijk van de hoogte van de randbalken 15, bezitten. Doorde breedte van in de orde van grootte van eén halve meterwordt dan, als gevolg van het gebruik van lichtmetaal vooralle onderdelen nog een totaal gewicht verkregen, dathantering zonder hefwerktuigen toelaat.

Door het samenleggen van twee of meerdere vanloop- en werkvlakken voorziene constructiedelen 100 kunnenwillekeurig brede vlakken gevormd worden. Figuur 3 toonttwee randbalken 115.1 en 115.2 van twee naast elkaar liggende, van loop- en werkvlakken voorziene constructie-delen 10.1 en 10.2, waarvan de buitenvlakken 116 directtegen elkaar liggen, terwijl de bovenvlakken 119 op het¬zelfde niveau liggen. Een inrichting 50 voor het verbindenvan deze beide bestaat uit een van een enkele lus voorzienconstructiedeel 65.1 en een van een dubbele lus voorzienconstructiedeel 65.2. Deze constructiedelen bezitten haken 70.1 en 70.2, die over de voor aangrijping bestemde rand-benen 18.1 en 18.3 gehangen zijn en door het inslaan vaneen keg in de door omvouwen gevormde opneemruimtes, eenhorizontale spankracht op de voor aangrijping bestemderandbenen uitoefenen, zodat de beide van loop- en werk¬vlakken voorziene constructiedelen 10.1 en 10.2 op zekerewijze tegen elkaar gespannen worden. Door de in langsrich-ting lopende, voor aangrijping bestemde randbenen 18.1 en18.3 kunnen dergelijke inrichtingen 50 met twee van lussenvoorziene constructiedelen op willekeurige plaatsen inlangsrichting, van bovenaf werkend geplaatst en voor spe-lingvrije samenspanning bevestigd alsook weer losgemaaktworden.

Figuur 4 toont een andere toepassing en eenander gebruik van de voor aangrijping bestemde randbenen,en wel voor het aanbrengen van een bevestigingsinrichting12 voor een leuning. Daarbij bezit een insteekbuis 25 vooreen leuningstaander een onderste haaklus 30, waarvan dehaak 21.2 ingehangen is op het onderste voor aangrijpingbestemde randbeen 18.2. Een keg- en haakdeel 35 is metzijn haak 21.1 gehangen over het bovenste voor aangrijpingbestemde randbeen 18.1. Door zijn opening steekt de in¬steekbuis 21. Een keg 40 zorgt voor de spankrachten om deinsteekbuis 25 ten opzichte van het buitenste aanligvlak116 te spannen, waarbij de haak 21.1 van het keg- enhaakdeel 35 steunt tegen de ronde kant 131 van het vooraangrijping bestemde randbeen 18.1 en bijgevolg een spe-lingvrije bevestiging toelaat.

De keg is met een draad 47 gezekerd tegen ver¬lies. Ook dergelijke bevestigingsinrichtingen kunnen op een willekeurige plaats en zonder latere werkzaamhedenaangebracht worden en laten derhalve een op de plaatselij¬ke omstandigheden toegesneden bevestiging van een leuningtoe.

Claims (7)

1. Constructiedeel, voorzien van een loop- enwerkvlak, zoals een loopplank met doosvormige langsliggersvan lichtmetaal, die door middel van dwarsdragers metelkaar verbonden zijn en voorzien van een damwandprofiel-vormig gebogen lichtmetalen loopvlakplaat, die tenminstein het randgebied bevestigd is op een beneden het loop-vlakniveau liggende, door het opstaande doosprofiel ge¬vormde, naar binnen toe gaand draagbeen, met het kenmerk,dat een tot het loopvlakniveau (129) reikende, binnen¬waarts uitstekende, als een geheel aangevormd en doorlo¬pend, voor aangrijping bestemd randbeen (18.1) aanwezigis, dat met het randgebied (126) van de damwandprofielvor-mige loopvlakplaat (125) een vrije ruimte (127) met in-voeropening (128) vormt voor het inhangen van de haken(21.1) van bevestigingsonderdelen van leuningdragers, ver¬bindingselementen en andere hulpinrichtingen.

2. Constructiedeel volgens conclusie 1, met hetkenmerk, dat nog een gelijksoortig, voor aangrijpingbestemd randbeen (18.2) aanwezig is, dat in hoofdzaak ophet niveau van de onderste begrenzing van het doosvormigeprofiel van de langsbalken gevormd is, en met een naburigdraagbeen (120.4) een verdere vrije ruimte (127.2) metinvoeropening vormt voor het inhangen van de haken (21.2)van bevestigingsonderdelen van leuningdragers, verbin¬dingselementen en andere hulpinrichtingen.

3. Constructiedeel volgens conclusie 2, met hetkenmerk, dat het doosvormige profiel van de langsliggers(115) in dwarsdoorsnede symmetrisch is ten opzichte vaneen horizontale middenlijn (S-S).

4. Constructiedeel volgens conclusie 1, 2 of 3,met het kenmerk, dat de oppervlakken van de horizontale bovenwanden (110) met hun aangevormde voor aangrijpingbestemde randbenen (18.1, 18.3) van de langsliggers of randbalken voorzien zijn van langsribben en -groeven(132), die op gelijkmatig verdeelde wijze tot over hettreevlak van de voor aangrijping bestemde randbenen rei¬ken.

5. Constructiedeel volgens een der conclusies 1- 4, met het kenmerk, dat de dwarsdragers (123.1) ingelastzijn.

6. Constructiedeel volgens een der conclusies 1- 5, met het kenmerk, dat op de verticale wanden (112, 114)van de langsliggers verdere horizontale benen (120.1;120.2; 120.3; 120.4) gevormd zijn.

7. Constructiedeel volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de verticale wanden (112;114) van de langsliggers voorzien zijn van verzetgelegengedeelten (114.3).