NL9301970A - Inklapbare rolstoel. - Google Patents

Description

inklapbare rolstoel

De uitvinding heeft'betrekking op een inklapbarerolstoel, omvattende: een gestel, omvattende:een eerste zijgestel; een tweede zijgestel, dat in hoofdzaak gelijk isaan het eerste zijgestel? de twee genoemde zijgestellen althans inbedrijfstoestand in gelijke posities op onderlinge afstandhoudende koppelmiddelen; aan het gestel aangebrachte wielen; een aan het gestel aangebrachte zitting; en een aan het gestel aangebrachte rugleuning;

Een dergelijke rolstoel is bekend. Bij de bekenderolstoel zijn de zijgestellen door middel van eenscharnierbare kruisverbinding naar elkaar toe beweegbaar doorhet uitoefenen van een zijdelingse drukkracht naar binnentoe. In de aldus verkregen ingeklapte toestand bezit derolstoel dezelfde afmetingen in het verticale vlak als inniet-inklapte toestand.

De uitvinding stelt zich ten doel, een rolstoel zodaniguit te voeren, dat hij in ingeklapte toestand aanzienlijkminder effectieve ruimte inneemt dan de bekende rolstoel enbij voorbeeld zodanige afmetingen bezit, dat hij alshandbagage in een vliegtuig kan worden meegevoerd, hetgeenvoor een rolstoelgebruiker om voor de hand liggende redenenaanzienlijk praktischer is. De rolstoelgebruiker kan zelf ofzonodig met hulp van derden tot in het vliegtuig wordengetransporteerd. Daar kan de rolstoel worden ingeklapt totafmetingen, die maximaal gelijk zijn aan de maximaaltoegestane afmetingen voor handbagage. Na de vlucht is voorde rolstoelgebruiker zijn rolstoel weer onmiddellijkbeschikbaar.

Ook voor andere vormen van transport, zoals openbaarvervoer of een auto kan het gewenst zijn, dat een rolstoeltot betrekkelijk geringe afmetingen kan worden ingeklapt.

Met het oog op het bovenstaande verschaft de uitvindingeen inklapbare rolstoel, die het kenmerk vertoont dat elkzijgestel omvat: een eerste middelste subgestel, dat zich inbedrijfstoestand min of meer horizontaal uitstrekt, althansongeveer op de hoogte van de zitting; een voorste subgestel, dat zich inbedrijfstoestand vanaf de voorzijde van het eerste middelstesubgestel schuin naar voren omlaag uitstrekt en een relatiefklein voorste wiel draagt; een achterste subgestel, dat zich inbedrijfstoestand vanaf de achterzijde van het eerstemiddelste subgestel schuin naar achteren omhoog uitstrekt eneen relatief groot achterste wiel draagt en samen met hetandere achterste subgestel de rugleuning draagt; het voorste en het achterste subgestel door middel vaneen scharnierverbinding scharnierbaar zijn ten opzichte vanhet eerste middelste subgestel; de koppelmiddelen zijn uitgevoerd als corresponderendesubgestellen op vaste onderlinge afstand houdendeafstandhouders; tussen het voorste en het achterste subgestel een tenopzichte van deze beide subgestellen door middel van eenscharnierverbinding scharnierbaar tweede middelste subgestelis aangebracht, zodanig dat elk zijgestel, en aldus hetgehele gestel, rond horizontale scharnierhartlijnen kanworden ingeklapt, totdat de drie subgestellen althans inhoofdzaak op elkaar liggen; en tussen een middelste subgestel en ten minste één van deoverige subgestellen aanslagmiddelen aanwezig zijn, die eenstabiele bedrijfspositie van de rolstoel bepalen.

> Het is van voordeel, de diverse onderlinge verhoudingen, in het bijzonder hoekstanden van desamenstellende delen naar de wens van de gebruiker te kunneninstellen.

Daartoe kan de rolstoel het kenmerk vertonen dat deplaats van de scharnierverbinding tussen het eerste middelstesubgestel en het achterste subgestel langs dat achterstesubgestel instelbaar is.

Ook kan de rolstoel het kenmerk vertonen dat de plaatsvan de scharnierverbinding tussen het tweede middelstesubgestel en het voorste subgestel langs dat voorstesubgestel instelbaar is.

Tevens kan de rolstoel het kenmerk vertonen dat delengte van het tweede middelste subgestel instelbaar is.

Anders dan bij de bekende, hierboven kort beschreven,rolstoel, waarbij een scharnierbare schaarconstructie de tweezijgestellen met elkaar koppelt, dienen bij de rolstoelvolgens de uitvinding de zijgestellen zoveel mogelijkinherent stijf te zijn in het verticale vlak. Daartoe kan derolstoel volgens de uitvinding het kenmerk vertonen dat heteerste middelste subgestel in het hoofdvlak van het zijgestelalthans in de aan de scharnierverbinding met het voorstesubgestel grenzende zone de buigstijfheid in dat vlakvergrotende grotere afmetingen dan in dwarsrichting bezit.Bijvoorbeeld kan het eerste middelste subgestel min of meerplaatvormig zijn, althans in de richting van zijn voorzijdeeen toenemende verticale afmeting vertonen. Teneinde echterzoveel mogelijk gewicht te sparen kan ook van eeni opengewerkte structuur gebruik gemaakt worden.

In iets mindere mate geldt de eis van een vergrotebuigstijfheid ook voor het voorste subgestel. In verbandhiermee kan de rolstoel het kenmerk vertonen dat het voorstesubgestel in het hoofdvlak van het zijgestel althans in dei aan de scharnierverbinding met het eerste middelste subgestelgrenzende zone de buigstijfheid in dat vlak vergrotendegrotere afmeting dan in dwarsrichting bezit.

Om de rolstoel zo gemakkelijk mogelijk te kunneninklappen na het losnemen van de wielen kan hij dei bijzonderheid vertonen dat de achterwielen door middel vaneen snelkoppeling met het achterste subgestel losneembaargekoppeld zijn.

In het bijzonder kan deze variant het kenmerk vertonendat het achterste subgestel een losneembaar blok draagt, dat een as draagt, waarmee een achterwiel losneembaar gekoppeldis, welk blok de as onder een de vluchthoek van hetachterwiel bepalende hoek draagt.

De langspositie van .de achterwielen is in sterke matebepalend voor de balans van de rolstoel. Daar deze balans vangebruiker tot gebruiker verschillend is en tevens afhankelijkkan zijn van de instelling van de diverse ten opzichte vanelkaar instelbare delen en delen van instelbare lengte, kande rolstoel de bijzonderheid vertonen dat de positie van deas in de rijrichting van het achterwiel instelbaar is.

In een bepaalde uitvoering vertoont de rolstoel debijzonderheid dat de twee eerste middelste subgestellen dooreen eerste afstandhouder onderling verbonden zijn.

In een andere uitvoering vertoont de rolstoel debijzonderheid dat het blok scharnierbaar met het tweedemiddelste subgestel verbonden is en de twee tweede middelstesubgestellen door een tweede afstandhouder onderlingverbonden zijn.

In het bijzonder een combinatie van de laatst genoemdetwee bijzonderheden geeft een sterke en stabiele mechanischestructuur, waarbij de volledige ruimte onder de genoemde tweeafstandhouders vrij toegankelijk is. Dit kan van belang zijnvoor koppeling van de rolstoel met een hulpinrichting, zoalsbeschreven in aanvragers' vroegere, niet-voorgepubliceerdeNederlandse octrooiaanvrage NL-93 01322, die is gebaseerdop de Europese prioriteitsaanvrage EP-93.201601.1 van4 juni 1993.

Een nog grotere stijfheid is verzekerd met een variant,waarin de twee achterste subgestellen in de aan het eerstemiddelste subgestel grenzende zone door een derdeafstandhouder onderling verbonden zijn.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand vanbijgaande tekeningen. Hierin tonen: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken perspectivischaanzicht van een rolstoel volgens de uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivischaanzicht op vergrote schaal van de structuur in het gebiedvan het koppelblok voor het linker achterwiel; figuur 3 een schematisch zijaanzicht van de rolstoel,waarin de wijze van inklappen is weergegeven; figuur 4 een perspectivisch aanzicht van de rolstoel iningeklapte toestand, nadat.de achterwielen zijn verwijderd;figuur 5 een zijaanzicht van een variant; enfiguur 6 een zijaanzicht van de rolstoel volgens figuur5, die is gekoppeld met een hulpinrichting volgensNL-93 01322.

In alle figuren zijn gelijke onderdelen steeds metgelijke verwijzingsgetallen aangeduid.

Figuur 1 toont een inklapbare rolstoel volgens deuitvinding. De rolstoel omvat een linker zijgestel 2 enrechter zijgestel 2'. Deze zijgestellen 2 en 2' zijn gelijk,maar in spiegelbeeld uitgevoerd. Terwille van de kortheid vande beschrijving zal slechts het zijgestel 2, waartoepasselijk, worden beschreven.

Het zijgestel 2 omvat: een eerste middelste subgestel4, dat zich in de in figuur 1 getoonde bedrijfstoestand minof meer horizontaal uitstrekt, althans ongeveer op de hoogtevan een zitting 5; een voorste subgestel 6, dat zich in de in figuur 1getoonde bedrijfstoestand vanaf de voorzijde van het eerstemiddelste subgestel 4 schuin naar voren omlaag uitstrekt eneen draagorgaan 7 voor een voetsteun en een relatief klein,zwenkbaar voorste wiel 8 draagt; een achterste subgestel 9, dat zich in de in figuur 1getoonde bedrijfstoestand vanaf de achterzijde van het eerstemiddelste hulpgestel 4 schuin naar achteren omhoog uitstrekten een relatief groot achterste wiel 29 draagt en samen methet andere achterste subgestel 9' een rugleuning 10 draagt.Het voorste subgestel 6 en het achterste subgestel 9 zijndoor middel van respectieve scharnierverbindingen 11, 12scharnierbaar ten opzichte van het eerste middelste subgestel 4.

De zijgestellen 2, 2' zijn verbonden metkoppelmiddelen. Deze zijn uitgevoerd als afstandhouders, diecorresponderende subgestellen op vaste onderlinge afstandhouden. De eerste middelste subgestellen 4, 4' zijn gekoppelddoor middel van een afstandhouder 13. De achterste subgestellen 9, 9‘ zijn gekoppeld door een afstandhouder 14.Tussen het voorte subgestel 6 en het achterste subgestel 9 iseen ten opzichte van deze beide subgestellen door middel vanscharnierverbindingen 15, 16 scharnierbaar tweede middelstesubgestel 17 aangebracht, zodanig dat elk zijgestel 2, 2' enaldus het gehele gestel, rond horizontale scharnierhartlijnenkan worden ingeklapt, totdat de drie subgestellen 6, 4, 9; 6', 4', 9' althans in hoofdzaak op elkaar liggen. Tussen heteerste middelste subgestel 4 en het voorste subgestel 6 zijnaanslagmiddelen aanwezig die een stabiele bedrijfspositie vande rolstoel 1 bepalen. Met het voorste subgestel 6 is daartoeeen pen 18 verbonden, die beweegbaar is in een met hetscharnier 11 concentrisch sleufgat 19 in het eerste middelstesubgestel 4.

De plaats van de scharnierverbinding 12 tussen heteerste middelste subgestel 4 en 9 is langs dat achterstesubgestel 9 instelbaar. In dit verband wordt in het bijzonderverwezen naar figuur 2. Een bus 20 is schuifbaar langs hetachterste subgestel 9 en ten opzichte daarvan in gekozenposities vastzetbaar door middel van gaten 21 en een pen 22.

De bus 20 draagt twee oren 23 die door middel van een bout 24het eerste middelste subgestel 4 scharnierbaar dragen. Decorresponderende bussen 20, 20' zijn met elkaar verbondendoor een buis 25, die als afstandhouder dienst doet, derhalvede constructie verstijft, maar tevens de functie vervult, alsdrager te fungeren van de zitting 5, die aan de voorzijdewordt gedragen door de afstandhouder 13.

De plaats van de scharnierverbinding 15 tussen hettweede middelste subgestel 17 en het voorste subgestel 6 islangs dat voorste subgestel instelbaar. Daartoe is een reeksgaten 39 in dat subgestel 6 aangebracht.

De lengte van het tweede middelste subgestel 17 isinstelbaar. De uitvoering van deze instelbaarheid is van eenop zichzelf bekend type, verwant aan de instelling van de bus20 ten opzichte van het achterste subgestel 9, zoals infiguur 2 weergegeven. Daarop behoeft dan ook niet verder teworden ingegaan.

Op geheel analoge wijze is het draagorgaan 7 instelbaarten opzichte van het voorste subgestel 6.

Het eerste middelste subgestel 4 bezit in het hoofdvlakvan het zijgestel een de buigstijfheid in dat vlakvergrotende grotere afmeting dan in dwarsrichting. Figuur 1toont dat de betreffende afmeting toeneemt, naarmate deafstand tot de schamierverbinding 11 afneemt.

Het voorste subgestel 6 bezit in het hoofdvlak van hetzijgestel een de buigstijfheid in dat vlak vergrotendeafmeting dan in dwarsrichting. Daar dit voorste subgestel 6aan een minder sterk moment onderhevig is dan het eerstemiddelste subgestel 4, behoeft de betreffende afmeting nietzo groot te zijn als bij het eerste middelste subgestel 4.

Een achterwiel 29 is door middel van een op zichzelfbekende snelkoppeling 40 met het achterste subgestel 9gekoppeld. In dit verband wordt in het bijzonder naar figuur2 verwezen. Het achterste subgestel 9 draagt daartoe een doormiddel van een bout 25 losneembaar daarmee verbonden blok 26,dat een as 27 draagt, waarmee het achterwiel 29 door middelvan de snelkoppeling 40 losneembaar gekoppeld is. Het blok 26draagt de as 27 onder een de vluchthoek van het achterwiel 29bepalende hoek. Het blok 26 draagt de afstandhouder 14schamierbaar. Met de afstandhouder 14 is door middel van eenlasverbinding 28 het tweede middelste subgestel 17 verbonden.De positie van de as 27 is althans ongeveer in de rijrichtingvan het achterwiel 29 instelbaar. Daartoe is het blok 26voorzien van een sleufgat 30, waarin de as 27 verschuifbaaris. Fixatie in een gewenste positie vindt plaats door middelvan een moer 31. Het blok 26 is gemakkelijk losneembaar,zodat het desgewenst door een ander blok kan wordenvervangen, waarmee een gebruiker een andere, gewenstevluchthoek van het achterwiel 29 kan verkrijgen.

Figuur 3 toont een zijaanzicht van de rolstoel 1,waaruit duidelijk wordt, op welke wijze het inklappenplaatsvindt. Duidelijk zal zijn, dat de respectievesubgestellen 9, 4, 6, 17 onderling scharnierend inklapbaarzijn, totdat ze een onderlinge positie met minimaalruimtebeslag bezitten.

Figuur 4 toont in perspectivisch aanzicht dezeingeklapte toestand.

Figuur 5 toont een zijaanzicht van een rolstoel 32, diein zoverre afwijkt van de rolstoel 1 volgens de figuren 1-4,dat het eerste middelste subgestel 33, in afwijking van hetsubgestel 4 volgens de figuren 1-4, een open structuur bezit.Door de, gemakshalve alle met 34 aangeduide perforaties wordtde buigstijfheid slechts in verwaarloosbare mate verminderd,maar wordt wel een aanzienlijke gewichtreductie gerealiseerd.

De aandacht wordt erop gevestigd, dat in dein figuur5 en de hierna te bespreken figuur 6 getoonde situatie deblokken 26, 26' een omgekeerde positie hebben. Hierdoor bezitde gebruiker een nog vergrote verstelbaarheid van de positievan de achterwielen 29, 29'.

Figuur 6 tenslotte toont de koppeling van de rolstoel32 met een hulpinrichting volgens aanvragers' vroegere niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage NL-93 01322,die is gebaseerd op de Europese prioriteitsaanvrage EP-93.201601.1 van 4 juni 1993. Deze hulpinrichting 35 kan opzeer eenvoudige wijze met de rolstoel 32 worden gekoppeld enverschaft de gebruiker dan een handbediening 36 voor hetaandrijven en besturen van de rolstoel 32 door middel van dehulpinrichting 35 deel uitmakende voorwiel 37. De voorwielen8, 8' van de rolstoel 32 zijn in de aangekoppelde toestandvan de rolstoel 32 en de hulpinrichting 35 van de grondgelicht. De combinatie 32, 35 rijdt derhalve uitsluitend opde achterwielen 29, 29' en het voorwiel 37.

Wezenlijk voor de koppeling tussen de hulpinrichting 35en de rolstoel 32 is de structuur volgens de uitvinding,volgens welke vanaf de voorzijde de afstandhouders 13, 14vrij toegankelijk zijn, zonder dat de betreffendei toegankelijkheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van eenscharnierbaar kruis-frame volgens de stand der techniek.

De achterste subgestellen 9, 9' zijn aan hunbovenzijden, in het gebied van de rugleuning 10 gekoppelddoor een handgreep 38, die kan dienen voor het met de hand> door een derde voortduwen van de rolstoel 1, 32.

Claims (12)

1. Inklapbare rolstoel, omvattende:een gestel, omvattende: een eerste zijgestel; een tweede zijgestel, dat in hoofdzaak· gelijk isaan het eerste zijgestel; de twee genoemde zijgestellen althans inbedrijfstoestand in gelijke posities op onderlinge afstandhoudende koppelmiddelen; aan het gestel aangebrachte wielen;een aan het gestel aangebrachte zitting; eneen aan het gestel aangebrachte rugleuning;met het kenmerk datelk zijgestel omvat: een eerste middelste subgestel, dat zich inbedrijfstoestand min of meer horizontaal uitstrekt, althansongeveer op de hoogte van de zitting; een voorste subgestel, dat zich inbedrijfstoestand vanaf de voorzijde van het eerste middelstesubgestel schuin naar voren omlaag uitstrekt en een relatiefklein voorste wiel draagt; een achterste subgestel, dat zich inbedrijfstoestand vanaf de achterzijde van het eerstemiddelste subgestel schuin naar achteren omhoog uitstrekt eneen relatief groot achterste wiel draagt en samen met hetandere achterste subgestel de rugleuning draagt; het voorste en het achterste subgestel door middel vaneen scharnierverbinding scharnierbaar zijn ten opzichte vanhet eerste middelste subgestel; de koppelmiddelen zijn uitgevoerd als corresponderendesubgestellen op vaste onderlinge afstand houdendeafstandhouders; tussen het voorste en het achterste subgestel een tenopzichte van deze beide subgestellen door middel van eenscharnierverbinding scharnierbaar tweede middelste subgestel is aangebracht, zodanig dat elk zijgestel, en aldus hetgehele gestel, rond horizontale scharnierhartlijnen kanworden ingeklapt, totdat de drie subgestellen althans inhoofdzaak op elkaar liggen; en tussen een middelste subgestel en ten minste één van deoverige subgestellen aanslagmiddelen aanwezig zijn, die eenstabiele bedrijfspositie van de rolstoel bepalen.

2. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deplaats van de scharnierverbinding tussen het eerste middelstesubgestel en het achterste subgestel langs dat achterstesubgestel instelbaar is.

3. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deplaats van de scharnierverbinding tussen het tweede middelstesubgestel en het voorste subgestel langs dat voorstesubgestel instelbaar is.

4. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat delengte van het tweede middelste subgestel instelbaar is.

5. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk dathet eerste middelste subgestel in het hoofdvlak van hetzijgestel althans in de aan de scharnierverbinding met hetvoorste subgestel grenzende zone een de buigstijfheid in datvlak vergrotende grotere afmeting dan in dwarsrichting bezit.

6. Rolstoel volgens conclusie 5, met het kenmerk dathet voorste subgestel in het hoofdvlak van het zijgestelalthans in de aan de scharnierverbinding met het eerstemiddelste subgestel grenzende zone een de buigstijfheid indat vlak vergrotende grotere afmeting dan in dwarsrichtingbezit.

7. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat deachterwielen door middel van een snelkoppeling met hetachterste subgestel losneembaar gekoppeld zijn.

8. Rolstoel volgens conclusie 7, met het kenmerk dathet achterste subgestel een losneembaar blok draagt, dat eenas draagt, waarmee een achterwiel losneembaar gekoppeld is,welk blok de as onder een de vluchthoek van het achterwielbepalende hoek draagt.

9. Rolstoel volgens conclusie 8, met het kenmerk dat depositie van de as in de rijrichting van het achterwielinstelbaar is.

10. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk datde twee eerste middelste subgestellen door een eerste afstandhouder onderling verbonden zijn.

11. Rolstoel volgens conclusie 8, met het kenmerk dathet blok scharnierbaar met het tweede middelste subgestelverbonden is en de twee tweede middelste subgestellen dooreen tweede afstandhouder onderling verbonden zijn.

12. Rolstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk datde twee achterste subgestellen in de aan het eerste middelstesubgestel grenzende zone door een derde afstandhouderonderling verbonden zijn.