NL9300626A - Hydrodynamische zuigcatheter. - Google Patents

Description

HYDRODYNAMISCHE ZÜIGCATHETER

De uitvinding heeft betrekking op een hydrodynami-sche zuigcatheter die een basislichaam heeft met een distaaien een proximaal einde waarin een perskanaal en een afvoer¬kanaal zijn gevormd. Aan het distale einde is het afvoerka¬naal verbonden met een aanzuigopening en het perskanaal meteen straalmondstuk dat in het afvoerkanaal uitmondt en naarhet proximale van de catheter is gericht.

Uit de Europese octrooiaanvrage 0 442 579 is eendergelijke catheter bekend, waarbij de aanzuigopening in eenzijwand van het afvoerkanaal is aangebracht en het straal¬mondstuk uitmondt nabij het distale einde van deze openingen daar vlak langs is gericht. Het straalmondstuk vormt tezamen met de aanzuigopening een ejector. Wanneer vloeistofonder druk via het perskanaal aan het straalmondstuk wordttoegevoerd, genereert de uit het straalmondstuk uittredende,vlak langs de opening gerichte vloeistofstraal een zuigingter plaatse van deze opening. Een belangrijke toepassing vaneen dergelijke catheter is dan ook als thrombectomie-cathe-ter, ter verwijdering van bloedstolsels of -proppen uit hetbloedvatstelsel van een patiënt.

Wanneer catheters van de onderhavige soort eengrote lengte en een kleine diameter hebben, kan het trans¬port van het afgezogen materiaal door en uit het afvoerka¬naal moeilijk worden. De stromingsweerstand in het afvoerka¬naal wordt dan te groot om een voldoende stroming in ditkanaal in stand te houden, onder aandrijving van de vloei¬stofstraal uit het straalmondstuk.

De uitvinding beoogt nu een hydrodynamische zuig¬catheter van de in de aanhef omschreven soort zodanig te verbeteren dat deze ook bij grote lengte en kleine diametereen betrouwbare werking heeft.

Bij de catheter volgens de uitvinding wordt ditbereikt met de maatregelen zoals gekenmerkt in conclusie 1.Hierdoor is het mogelijk de toch reeds aanwezige vloeistofonder druk te benutten voor het opwekken van een extrazuiging met behulp van de vloeistofstraalpomp. Door de extrazuiging kan het afgezogen materiaal door een afvoerkanaalvan de catheter met een grotere lengte en een kleinerediameter nog op betrouwbare wijze worden afgevoerd. Hetvoordeel van de bekende catheter dat geen van andere ener¬giebronnen afhankelijke zuigbronnen gebruikt behoeven teworden, blijft bij de catheter volgens de uitvinding volle¬dig gehandhaafd.

Een gunstige ontwikkeling van de catheter volgensde uitvinding is gekenmerkt in conclusie 2. Het aansluitenvan de catheter volgens de uitvinding wordt daardoor zeereenvoudig.

Met de maatregel van conclusie 3 wordt bereikt datde catheter te zamen met de vloeistofstraalpomp één geheelvormt en de vloeistofstraalpomp daardoor compact kan wordenuitgevoerd, zodat de aldus uitgevoerde catheter goed han¬teerbaar is.

Bij voorkeur wordt het vorkstuk door spuitgietenvervaardigd. De vloeistofstraalpomp en de verbindingskanalenkunnen daarbij worden bepaald door een tweedelig inzetstukdat bijvoorbeeld door ultrasoon lassen tot één geheel isgemaakt.

Teneinde de werking van het straalmondstuk nietongunstig te beïnvloeden wordt bij voorkeur de maatregel vanconclusie 5 toegepast.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in devolgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figu¬ren.

Figuur 1 toont een geschematiseerd aanzicht vaneen catheter volgens de uitvinding in de gebruikstoestand.

Figuur 2 toont een gedeeltelijk weggebroken aan¬zicht van een catheter volgens een uitvoeringsvorm van deuitvinding.

Figuur 3 toont op grotere schaal een gedeeltelijkdoorgesneden distaai einde van een catheter volgens deuitvinding.

Figuur 4 toont een gedeeltelijke doorsnede van eencatheter volgens een andere uitvoeringsvorm.

Figuur 5 toont het vorkstuk van de catheter vanfiguur 4 op grotere schaal in gedeeltelijk weggebrokenperspectivisch aanzicht.

De in figuur 1 getoonde catheter 1 volgens eenvoorkeursuitvoeringsvorm omvat een slangvormig basislichaam2 met een distaai einde 8 waarin een aanzuigopening 9 isgevormd. Nabij het andere, proximale einde is het basisli¬chaam 2 verbonden met een vorkstuk 3 dat meer in detailgetoond wordt in figuur 4 en 5 en aan de hand van die figu¬ren nader zal worden beschreven.

Met het vorkstuk 3 is een eerste slang 4 verbondenwaarmee een bron van vloeistof onder druk, in dit geval eenuit een reservoir 12 aanzuigende pomp 6, wordt gekoppeld.Verder is met het vorkstuk 3 een afvoerslang 5 verbonden dienaar een opvangreservoir 7 leidt.

De persleiding 4 is in het vorkstuk 3 verbondenmet een perskanaal in het basislichaam 2 en verder met eenpersingang van een in het vorkstuk 3 geïncorporeerde vloei¬stof straalpomp .

De werking van de in figuur 1 weergegeven catheterzal verder toegelicht worden aan de hand van figuur 2 en 3.

In figuur 2 is te zien dat het basislichaam 16 vande daar getoonde catheter 15 een perskanaal 17 en een af¬voerkanaal 18 heeft. Dit basislichaam 16 is opgenomen in eenverdeelstuk 19 waarin de twee kanalen 17, 18 van het basis¬lichaam verbonden worden met respectieve afzonderlijke in-en uitgangen. De naar het perskanaal 17 leidende ingang isverbonden met een slang 20 waardoor de vloeistof onder drukwordt toegevoerd, bijvoorbeeld op de in figuur 1 getoondewijze met behulp van een injectiespuit. De vloeistof onder druk stroomt via perskanaal 17 in het basislichaam 16 naarhet in figuur 3 weergegeven distale einde 8 van de catheter.

Zoals figuur 3 toont is een U-vormig metalenbuisje 29 met zijn poten 30, 31 aangebracht in respectieve¬lijk het perskanaal 17 en het afvoerkanaal 28. De U-buis isop zijn plaats bevestigd door middel van uitgehard vulmate¬riaal 32. Het uiteinde van de catheter is afgewerkt doormiddel van een neusstuk 35 van zachte kunststof. Het eindge-deelte is op gebruikelijke wijze geslepen teneinde een gladoppervlak te verkrijgen.

De poot 31 van het U-vormige metalen buisje diezich in het afvoerkanaal uitstrekt, is voorzien van eenvernauwd toelopend gedeelte 34, zodat een straalmondstuk 36wordt gevormd aan het einde van de poot 31. Dit straalmond¬stuk 36 richt de vloeistof die toegevoerd wordt door hetperskanaal 17 op een nauwkeurig beheerste wijze langs debinnenzijde van de aanzuigopening 9, zodat op een betrouwba¬re en doeltreffende wijze een ejectorwerking wordt verkre¬gen. Door deze ejectorwerking wordt zich buiten de catheter,nabij de opening 9 bevindend materiaal door deze opening 9aangezogen en meegevoerd in het afvoerkanaal 18, in derichting naar het proximale einde. Zoals figuur 2 toontsluit in het verdeelstuk 19 op het afvoerkanaal 18 een slang25 aan. Deze slang 25 is verbonden met de zuigingang 24 vaneen vloeistofstraalpomp 21. De vloeistofstraalpomp 21 heeftverder een persingang waarop een persslang 22 is aangeslotendie in de vloeistofstraalpomp 21 uitmondt in een straalmond¬stuk 23. Via de slang 22 toegevoerde vloeistof onder drukwordt door het straalmondstuk 23 in een straal met relatiefhoge snelheid uitgestoten, waardoor ter plaatse van dezuigingang 24 een zuiging ontstaat. Door deze zuiging wordtde afvoer van door de aanzuigopening 9 aangezogen materiaalvia het afvoerkanaal 18 en de slang 25 ondersteund. Hetafgevoerde materiaal wordt te zamen met de via de persaan¬sluiting 22 toegevoerde vloeistof door de leiding 26 afge¬voerd naar een opvangreservoir zoals het opvangreservoir 7van figuur 1.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm van figuur 1 is,zoals reeds eerder opgemerkt, de vloeistofstraalpomp in hetvorkstuk 3. Bovendien is bij deze uitvoeringsvorm de pers¬aansluiting van het perskanaal van de catheter met de pers¬ingang van de vloeistofstraalpomp samengevoegd tot éénpersaansluiting 4. In het vorkstuk 3 splitsen zich van depersaansluiting 4 twee eveneens in het vorkstuk 3 gevormdeverbindingskanalen 40, 41. Het verbindingskanaal 40 leidtnaar het perskanaal van het basislichaam van de catheter enhet verbindingskanaal 41 leidt naar het mondstuk 42 van devloeistofstraalpomp. Een derde verbindingskanaal 43 leidtvan het afvoerkanaal van het catheterlichaam 2 naar dezuigingang van de pomp 45. De afvoer 44 van de pomp 45 isverbonden met de afvoeraansluiting 5 van het vorkstuk 3.

Zoals uit de figuren duidelijk blijkt, is decatheter volgens de uitvinding met de gecombineerde persaan¬sluiting voor het perskanaal en persingang voor de vloei¬stofstraalpomp in het gebruik even handzaam als de eerderbekende hydrodynamische zuigcatheter. Er zijn geen andereaansluitingen dan bij de bekende catheter, terwijl de cathe¬ter volgens de uitvinding met een grotere lengte en kleinerediameter kan worden vervaardigd.

Het vorkstuk 3 kan bijvoorbeeld door spuitgietenworden vervaardigd, waarbij de vloeistofstraalpomp op opzichzelf bekende dan wel voor de hand liggende wijze in eeninzetstuk is bepaald. Dit inzetstuk kan zelf weer in tweehelften worden spuitgegoten, welke helften naderhand tot ééngeheel met elkaar worden verbonden, bijvoorbeeld door ultra¬soon lassen. Het basislichaam van de catheter en de aan-sluitslangen kunnen in het vorkstuk 3 worden bevestigd, doorlassen, lijmen of doordat het vorkstuk is aangespoten.

Doordat bij de catheter volgens de uitvinding devoor het afvoeren van ongewenst materiaal nodige zuiging optwee plaatsen kan worden opgewekt, te weten ter plaatse vande aanzuigopening aan het distale einde door de ejectorwer-king ter plekke en in de vloeistofstraalpomp, is er eengrote ontwerpvrijheid van in het bijzonder het distaleuiteinde van de catheter. Indien een om bepaalde redenen gekozen uitvoeringsvorm een wat geringere ejectorwerking metzich mee zou brengen, kan deze verminderde ejectorwerkingworden gecompenseerd door de vloeistofstraalpomp zodanig uitte voeren dat deze een sterkere zuiging opwekt. Het isdaarbij zelfs mogelijk dat de vloeistofstraalpomp het enigeelement is dat zuiging opwekt en dat het straalmondstuk inhet distale einde slechts dient voor bijvoorbeeld het fijn¬maken van het af te zuigen materiaal.

Claims (5)

1. Catheter omvattende een slangvormig basisli¬chaam met een distaai en een proximaal einde, een daaringevormd perskanaal en een afvoerkanaal, waarbij aan hetdistale einde het afvoerkanaal verbonden is met een aanzuig-opening en het perskanaal met een straalmondstuk dat in hetafvoerkanaal uitmondt en naar het proximale einde van decatheter is gericht en waarbij nabij het proximale einde hetperskanaal een persaansluiting heeft voor de toevoer vanvloeistof onder druk en het afvoerkanaal verbonden is met deaanzuigingang van een vloeistofstraalpomp, die verder eenpersingang voor de toevoer van vloeistof onder druk heeft.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij de pers¬aansluiting van het perskanaal en de persingang van devloeistofstraalpomp zijn samengevoegd tot één persaanslui¬ting.

3. Catheter volgens conclusie 2, waarbij de vloei-stofstraalpomp gevormd is in een met het basislichaam van decatheter verbonden vorkstuk dat de persaansluiting voorvloeistof onder druk, een afvoeraansluiting en inwendigeverbindingskanalen omvat.

4. Catheter volgens conclusie 3, waarbij hetvorkstuk door spuitgieten is vervaardigd.

5. Catheter volgens één van de vorige conclusies,waarbij de stromingsweerstand voor vloeistof onder druk inde vloeistofstraalpomp groter is dan die in het geheel vanperskanaal en mondstuk.