NL1003172C2 - Katheter-invoerschede met occlusieballon. - Google Patents

Description

5

KATHETER-INVOERSCHEDE MET OCCLUSIEBALLON

De uitvinding heeft betrekking op een katheter-invoerschede welke een buisvormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde omvat. Door het basislichaam strekt zich een katheter doorvoerlumen uit. Bij 10 gebruik wordt een dergelijke katheter-invoerschede door de huid van een patiënt ingebracht in een bloedvat. De invoerschede vormt dan een geleider waardoorheen een leidraad, katheter en dergelijke in het bloedvat ingébracht kunnen worden. Aan het proximale einde is het 15 basislichaam voorzien van een hemostase-inrichting voor het afgedicht doorlaten van èen katheter, welke voorkomt dat bloed uit het bloedvat via het katheter-doorvoerlumen naar buiten stroomt.

Een dergelijke katheter-invoerschede is op 20 zichzelf algemeen bekend en wordt veelvuldig gebruikt.

De katheter-invoerschede volgens de uitvinding heeft zeer gunstige extra gebruiksmogelijkheden, doordat het basislichaam aan het distale einde voorzien is van ten minste één ballonorgaan dat in verbinding staat met 25 een zich van het proximale naar het distale einde uitstrekkend drukmedium-toevoerlumen. Door een drukmedium via het toevoerlumen aan de ballon toe te voeren wordt dit geëxpandeerd, waardoor dit het betreffende bloedvat kan afsluiten. Hierdoor kan de bloedstroming in dit 30 bloedvat worden gestopt.

Aldus is het bijvoorbeeld mogelijk om röntgenonderzoek van het bloedvat te doen, waarbij slechts een zeer kleine hoeveelheid contrastvloeistof ingespoten behoeft te worden. Doordat de contrastvloeistof niet met 35 het bloed wordt weggespoeld, blijft dit langdurig op de bestemde plaats aanwezig, zodat de omgeving langdurig op een röntgenscherm zichtbaar blijft.

1003172 2

Een overeenkomstige gunstige toepassing van de katheter-invoerschede volgens de uitvinding is wanneer deze wordt gebruikt voor het inbrengen van een katheter waarmee plaatselijk een geneesmiddel wordt ingebracht.

5 Hierdoor kan met een relatief kleine hoeveelheid van het geneesmiddel tijdelijk een hoge concentratie worden bereikt.

Een andere geschikte toepassing van de katheter-invoerschede volgens de uitvinding is bij (hydro-)-10 trombectomie-procedures. Door het stoppen van de bloed-stroming in het bloedvat wordt voorkomen dat bloedtromben zich door het bloedvatstelsel verspreiden. Het risico van embolie wordt hierdoor voorkomen.

De katheter-invoerschede volgens de uitvinding 15 kan ook goed gebruikt worden voor het verwijderen van tromben door middel van een zogeheten fogoty-katheter. De fogotykatheter werkt als een soort schraper waarmee stolsels en dergelijke kunnen worden losgemaakt. Het ballonorgaan van de invoerschede kan zodanig zijn uitge-20 voerd dat het voorste gedeelte daarvan een naar een lumen in de invoerschede leidende trechter vormt. De door de fogotykatheter losgemaakte tromben worden dan via de ballon in de invoerschede geleid en daaruit afgevoerd.

Een zeer gunstig bijkomend effect van de kathe-25 ter-invoerschede volgens de uitvinding is dat de occlu-sieballon in geëxpandeerde toestand het distale einde van het basislichaam in het bloedvat centreert. Dit is van belang wanneer de invoerschede volgens de uitvinding gebruikt wordt voor het inbrengen van katheters die een 30 stralingsbron bevatten voor het behandelen van de binnenwand van het bloedvat. De stralingsbron wordt hierdoor goed op gelijkmatige afstand van de bloedvatwand gehouden, zodat een gelijkmatige bestraling optreedt. Een ander voorbeeld van het benutten van de centreringsfunc-35 tie is bij het inbrengen van een leidraad door een trombe nabij het einde van de invoerschede. Doordat de leidraad goed gecentreerd in het bloedvat wordt gehouden, wordt voorkomen dat de bloedvatwand wordt beschadigd bij het 10031 72 3 met enige kracht inbrengen van de leidraad door de trom-be.

Opgemerkt wordt dat het gebruik van occlusie-ballonnen op zichzelf wel bekend is. Katheters die aan 5 een distaai einde voorzien zijn van een occlusieballon zijn algemeen bekend en worden veelvuldig gebruikt. De katheter-invoerschede volgens de uitvinding maakt in veel gevallen een afzonderlijke katheter met occlusieballon overbodig, zodat een aanmerkelijk grotere vrijheid wordt 10 verkregen voor het inbrengen van interventionele of diagnostische katheters.

Met de maatregel van conclusie 2 wordt op de eerder beschreven wijze bereikt dat het distale einde van het basislichaam van de invoerschede in het bloedvat 15 wordt gecentreerd, wanneer het ballonorgaan is geëxpandeerd.

Een geschikte constructie van de katheter-invoerschede volgens de uitvinding is gekenmerkt in conclusie 3. Het tussen het buitenste en het binnenste 20 buisvormige element gevormde kanaal behoeft slechts een zeer geringe effectieve doorsnede te hebben, zodat de uitwendige diameter van het basislichaam beperkt blijft.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 4 toegepast. Het drukmediumkanaal is daarbij goed toeganke-25 lijk zonder dat de invoer van leidraad en katheter via de hemostase-inrichting wordt gehinderd.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

30 Fig. 1 toont een gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht van een katheter-invoerschede volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een detail op grotere schaal volgens pijl II in fig. 1.

35 Fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht van de katheter-invoerschede volgens de uitvinding in een gebruikssituatie .

1003172 4

De in fig. 1 getoonde katheter-invoerschede 1 volgens de uitvinding omvat een buisvormig basislichaam 2 met een distaai einde 3 en een proximaal einde 4.

Het basislichaam 2 is opgebouwd uit een binnen-5 ste buisvormig element 5 en een daaromheen aangebracht buitenste buisvormig element 6.

Aan het distale einde 3 is het basislichaam 2 voorzien van een ballonorgaan 7. Dit ballonorgaan 7 kan bestaan uit een stuk slangelement van veerkrachtig mate-10 riaal, bijvoorbeeld latex of kan een voorgevormd ballonorgaan zijn. Het in de figuren weergegeven ballonorgaan 7 is van veerkrachtig materiaal, zodat dit in de in fig. 1 en in fig. 2 in getrokken lijnen getoonde niet-geëxpan-deerde situatie nauw aanligt tegen het basislichaam 2.

15 Volgens een andere uitvoeringsvorm kan de ballon ook van niet-meegevend materiaal zijn en in opgevouwen vorm tegen het buitenste buisvormige element aanliggen.

Het binnenste buisvormig element 5 strekt zich 20 over een afstand buiten het distale einde van het buitenste buisvormig element 6 uit. Het relatief distale einde 18 van het ballonorgaan 7 is verbonden met het distale einde van het binnenste buisvormig element 5, terwijl het relatief proximale einde 19 van het ballonorgaan 7 ver-25 bonden is met het distale einde van het buitenste buisvormige element 6. Aldus staat het inwendige van het ballonorgaan 7 in verbinding met het kanaal 8 dat wordt gevormd tussen het binnenste buisvormige element 5 en het buitenste buisvormige element 6.

30 Zoals in fig. 2 is getoond kan het binnenste buisvormige element 5 in het einde van het buitenste buisvormige element zijn gecentreerd door middel van verbindingen 20 die worden gevormd door uitgeharde kunststof. De binnendiameter van het buitenste buisvormige 35 element 6 kan echter maar weinig groter dan de buitendiameter van het binnenste buisvormige element 5 worden gekozen, zodat dergelijke verbindingen 20 niet per se noodzakelijk zijn.

10031 72 5

Het binnenste buisvormige element 5 loopt door tot in de hemostase-inrichting 12 die aan het proximale einde 4 is aangebracht. In het binnenste buisvormige element 5 wordt aldus een doorlopend kanaal 14 gevormd, 5 voor het doorvoeren van een katheter en/of een leidraad. De hemostase-inrichting 12 omvat op gebruikelijke wijze een membraan 13 dat door de in te voeren leidraad en/of katheter wordt doorboord en een afdichting vormt rondom deze leidraad en/of katheter.

10 Het tussen het buitenste buisvormige element 6 en het binnenste buisvormige element 5 gevormde drukmedi-umkanaal is in het aansluitorgaan verbonden met een kanaal 10 in een zijdelings aansluiting 9 van het aan-sluitelement. Deze aansluiting eindigt in een Luer-koppe-15 ling 11, zodat daarmee een slang of een injectiespuit gekoppeld kan worden.

Met het katheter-doorvoerlumen 14 is in de hemostase-inrichting 12 nog een zijkanaal 15 verbonden. Via een slang 16 kan een spoelvloeistof worden toege-20 voerd. Ook kan via de slang 16 bijvoorbeeld een drukmeter worden aangesloten waarmee de druk in het bloedvat geregistreerd kan worden.

Het zal duidelijk zijn dat door het toevoeren van een medium onder druk via het zijkanaal 10 en het 25 drukmediurokanaal 8 aan de ballon 7 deze van de in fig. 2 met getrokken lijnen getekende niet-geëxpandeerde toestand in de met streeplijnen getekende geëxpandeerde toestand 21 gebracht kan worden.

In fig. 3 is de katheter-invoerschede 1 met een 30 op dergelijke wijze geëxpandeerde ballon 7 in een ge-bruikstoestand weergegeven.

Het basislichaam van de katheter-invoerschede 1 is via een incisie 26 in de huid 25 van een patiënt ingebracht in een bloedvat 27. Door het katheter-door-35 voerlumen 14 zijn een leidraad 29 en een katheter 28 in het bloedvat 27 ingebracht.

Zoals fig. 3 duidelijk laat zien is het distale einde 3 van de invoerschede 1 door de geëxpandeerde 10031 72 6 ballon 7 in het bloedvat 27 gecentreerd. De katheter 28 ligt daardoor gecentreerd in het bloedvat 27.

De in fig. 3 getoonde katheter 28 is van het type dat een straling-afgevend orgaan 30 omvat waarmee 5 bijvoorbeeld de tromben 31 die aan de wand van het bloedvat 27 kleven kunnen worden gefragmenteerd. De trombe-fragmenten worden via een afzuigopening 32 in de katheter 28 afgevoerd. De invoerschede 1 volgens de uitvinding zorgt dus enerzijds voor het nauwkeurig centreren van het 10 werkzame element 30 van de katheter 28 in het bloedvat, zodat de effectieve straling de wand van het bloedvat gelijkmatig bereikt, terwijl bovendien de stroming in het bloedvat 27 tijdelijk wordt stilgezet doordat de ballon 7 het bloedvat 27 afsluit. Hierdoor wordt verzekerd dat de 15 losgemaakte trombefragmenten niet met de bloedstroming worden meegevoerd, maar op betrouwbare wijze door de afzuigopening 32 kunnen worden afgevoerd.

1003172

Claims (4)

1. Katheter-invoerschede omvattende een buis vormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde, een zich door het basislichaam uitstrekkend kathe-terdoorvoerlumen dat aan het proximale einde voorzien is van een hemostase-inrichting voor het afgedicht doorlaten 10 van een katheter, waarbij het basislichaam aan het dista-le einde ten minste één ballonorgaan draagt dat in verbinding staat met een zich van het proximale naar het distale einde uitstrekkend drukmediumtoevoerlumen.

2. Katheter-invoerschede volgens conclusie 1, 15 waarbij het ballonorgaan in geëxpandeerde toestand symmetrisch ten opzichte van de hartlijn van het basislichaam is.

3. Katheter-invoerschede volgens conclusie 1 of 2, waarbij het basislichaam een buitenste buisvormig 20 element en een in een centraal lumen daarvan opgenomen binnenste buisvormig element omvat, dat aan het distale einde buiten het buitenste buisvormige element uitsteekt, waarbij het ballonorgaan tegenoverliggende einden heeft die met de respectieve distale einden van de buisvormige 25 elementen zijn verbonden en het drukmediumtoevoerlumen gevormd wordt door een tussen het buitenste en het binnenste buisvormige element gevormde kanaal.

4. Katheter-invoerschede volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij aan het proximale einde 30 een tweeweg-aansluitorgaan is aangebracht, met een zijdelingse aansluiting die met het drukmediumkanaal in verbinding staat. 1003172