NL9300440A - Stapelbare wagen met rolwielen. - Google Patents

Description

Stapelbare wagen met rolwielen.

De uitvinding heeft betrekking op een wagen met rolwielen van het type volgens de aanhef van conclusie 1.

Zulke wagens met rolwielen worden bijvoorbeeld gebruikt in grote supermarktketens, waarbij de artikelen verpakt zijn in verpakkingen met modulaire afmetingen. De artikelen worden bij een distributiecentrale op wagens met rolwielen geplaatst, en zij worden dan naar de individuele vestigigingen getransporteerd. Het transport vindt plaats in vrachtwagens. De modulaire afmetingen van de artikelen verzekeren maximaal gebruik van het vloeroppervlak van de vrachtwagen gedurende transport. Wanneer de wagens met rolwielen geretourneerd worden naar de centrale, is het vaak nuttig de wagens op te stapelen, omdat zij dan eenvoudiger te hanteren zijn, terwijl zij minder vloeroppervlak innemen gedurende het transport. Verscheidene wagens met rolwielen die gestapeld kunnen worden gedurende het teruggaande transport zijn bekend. Deze wagens bezitten echter een aantal nadelen, omdat de wagens niet met betrekking tot elkaar zijn vastgemaakt. Daardoor is het mogelijk dat de wagens onderling verschoven worden gedurende transport, en deze verschuiving zich verspreidt door de stapel wagens, hetgeen het grote risico met zich meebrengt dat de stapel valt. De wagens zijn gewoonlijk zeer robuust en dus zwaar, zodat een omvallende stapel gemakkelijk een bedienende persoon kan verwonden. Dit risico is zowel gedurende het werkelijke stapelen als gedurende het daaropvolgende hanteren aanwezig.

Het doel van de uitvinding is een wagen met rolwielen van het onderhavige type te verschaffen, die het mogelijk maakt lege wagens met rolwielen op te stapelen en dus samen te pakken voor de terugreis. Dit stapelen moet plaatsvinden op een manier zodat de bedienende persoon niet blootgesteld wordt aan enige gevaar, door de mogelijkheid dat de stapel omvalt door verplaatsing van het massamiddelpunt van de stapel.

Dit doel is bereikt door de kenmerken zoals bepaald in het kenmerkende gedeelte van conclusie 1. Een wagen met rolwielen kan hierdoor in een andere wagen met rolwielen gepast worden, waarbij één stel wielen van de bovenste wagenbodem ontvangen wordt in de samenwerkende openingen in de onderste wagenbodèm, terwijl het andere stel wielen van de wagenbodem uitsteekt voorbij het einde van de onderste wagenbodem. De twee wagenbodems zullen vergrendeld zijn tegen longitudinale verplaatsing, omdat samenwerkende positioneringsmiddelen van de wagenbodems op elkaar aangrijpen. Het is in het bijzonder belangrijk goede stabiliteit in de longitudinale richting van de wagens te verkrijgen, omdat hier de wagens met betrekking tot elkaar verplaatst worden gedurende het stapelen. De richting waarin de wagens met rolwielen verplaatst worden bij het stapelen wordt bepaald door blokkeringsmiddelen verschaft bij één uiteinde van de wagen in het gebied rond de wielen die daar verschaft zijn, waarbij de blokkeringsmiddelen de ontvangst van de wielen op een andere wagen met rolwielen, bovenop de eerste wagen met rolwielen geplaatst, verhinderen. Dit verhindert fouten wanneer de wagens met rolwielen gestapeld worden in hoge mate, waarbij dit soort fouten regelmatig optreedt in de bekende techniek met het risico dat persoonlijk letsel toegebracht wordt. Deze hanteringsfouten zullen ook ondervangen worden zelfs indien de gebruiker niet getraind is in het gebruik van het systeem.

Wanneer de wielen gemonteerd zijn zoals aangegeven in conclusie 2, maken de consoles deel uit van de positioneringsmiddelen, aangezien een gestapelde, verschoven wagen vergrendeld is in de longitudinale richting in de zin dat zijn wielen of wielvorken aangrenzen aan de consoles van de lagere wagen. Het andere positionerings-middel kan hierdoor erg simpel zijn. Wanneer de blokke- ringsmiddelen geconstrueerd zijn zoals aangegeven in conclusie 3, is het mogelijk uitermate effectieve belemmering tegen complete ontvangst van de wielen te bereiken wanneer de wagenbodems bodemframe tegen bodemframe opgesteld zijn. Wanneer de wagens opgestapeld moeten worden, kan wagenbodem nummer 2 met voordeel verplaatst worden bovenop wagenbodem nummer 1, zodat de wielen van wagenbodem nummer 2 er voorbij uitsteken. De wagenbodem nummer 3 wordt dan zo geplaatst dat zijn wielen rusten op de consoles van wagenbodem nummer 1. De blokkeringsmiddelen van wagenbodem nummer 2 zullen hier dienen als vastzetmid-delen voor de wielen van wagenbodem nummer 3. Dit verschaft een uitermate veilige beheersing zelfs van hoge stapels.

Zoals aangegeven in conclusie 3 kunnen er verschillende afstanden zijn voor het onbeweeglijk georiënteerde stel wielen en het zwenkbaar aangebrachte stel wielen. Dit verzekert dat de wagens met rolwielen slechts gestapeld kunnen worden wanneer zij op dezelfde manier georiënteerd zijn, hetgeen bijvoorbeeld betekent dat stapelen alleen bereikt kan worden wanneer de zwenkbare stellen wielen dezelfde kant op wijzen. Het bodemframe kan met voordeel naar boven uitstekende flenzen bij de einden hebben, waarbij de flenzen dienen als eindaanslagen op het platform van de wagen met rolwielen. Wanneer, zoals aangegeven in conclusie 5, deze flenzen discontinu zijn aan één uiteinde van de wagen met rolwielen, kunnen de longitudinale verstijvingselementen van de wagen met rolwielen in de uitsparingen van de flenzen ontvangen worden. Op gelijke wijze verschaft dit uitermate effectief vasthouden in dwarsrichting van de twee wagenbodems die frame tegen frame opgesteld zijn. Het positioneringsmiddel kan dan met voordeel geconstrueerd zijn zoals aangegeven in conclusie 6. Wanneer het gebogen dwarselement geconstrueerd is zoals aangegeven in conclusie 7, wordt een goed mechanisch contact bereikt tussen de positioneringsmiddelen, en krijgt de gebruiker gelijktijdig een goede visuele indica- tie van de richting waarin de wagens met rolwielen moeten wijzen wanneer zij gestapeld moeten worden. Zoals aangegeven in conclusie 9, kunnen de consoles verder verschaft zijn met geleidingsmiddelen, waardoor de zwenkbare wielen in een voorafbepaalde positie vastgehouden worden. Dit kan een toevoeging zijn aan de controle die anderzijds bereikt is in een gunstige constructie van de wagen met rolwielen. Hier is de wagen met rolwielen doelmatig gedimensioneerd zodat de wielen op de consoles van een wagen met rolwielen zullen staan, die onder en juist in contact met de eind-elementen van het bodemframe geplaatst is. De wielen worden dan in een transversale richting geleid door aan-grenzing tegen de zij-elementen van het bodemframe of tegen de longitudinale verstijvingselementen. De kenmerken bepaald in conclusie 9 geven ruimte voor de naven van de zwenkbare wielen.

De uitvinding zal hieronder vollediger uitgelegd worden in verband met de geprefereerde uitvoering en onder verwijzing naar de tekening, waarin: figuur 1 een geprefereerde uitvoering van een wagen met rolwielen volgens de uitvinding toont, figuur 2 een aantal wagens van het type getoond in figuur 1 toont, waarbij de wagens op zo'n manier gestapeld zijn dat om de andere wagen verschoven is in zijn longitudinale richting, en figuur 3 een aantal wagens van het type getoond in figuur 1 toont, waarbij de wagens direct bovenop elkaar gestapeld zijn.

Figuur 1 toont een wagen met rolwielen volgens de uitvinding. De wagen met rolwielen is in het algemeen aangegeven met 10 en heeft een bodemframe die bestaat uit twee eindelementen 12 en twee zij-elementen 13. De einden zijelementen 12, 13 zijn rechthoekige profielpijpen die aan elkaar gelast zijn bij de hoeken. De eindelementen 12 van de wagen met rolwielen zijn aan de buitenkant voorzien van twee zich naar boven toe uitstrekkende eindprofielen of flenzen 25, 26 die aan de hoeken 28 van de wagen met rolwielen gebogen zijn, zodat ze een afgerond uiterlijk hebben. Dit is een voordeel bij het gebruik van de wagen met rolwielen, omdat het hierdoor gemakkelijker zal zijn in nauwe doorgangen te sturen, bijvoorbeeld voor het laden op vrachtwagens. De naar boven uitstekende flens 26 bij één uiteinde van de wagen is continu in dwarsrichting van de wagen. De flens dient om artikelen geplaatst op de wagen met rolwielen 10 te houden wanneer deze artikelen niet een modulaire afmeting hebben en daardoor niet vastgehouden kunnen worden in het inwendige transportvlak van de wagen met rolwielen. De andere flens 25 dient hetzelfde doel, maar is ook verschaft met een aantal uitsparingen 27 waarvan de functie hieronder duidelijk gemaakt zal worden.

De wagen met rolwielen heeft vier longitudinale verstijvingselementen 16, 18 die aan respectievelijke eindelementen 12 gelast zijn. Een transversaal verstij-vingselement 14, die het transportgebied van de wagen met rolwielen 10 in twee helften verdeeld, is gedeeltelijk aan de zij-elementen 13 van het frame, en gedeeltelijk aan de verstij vingselementen 16, 18 gelast. De bovenzijde van het transversale verstijvingselement 14 ligt in hetzelfde vlak als de bovenzijde van het bodemframe, terwijl het transportgebied gevormd door de verstijvingselementen 16, 18 in vergelijking hiermee verzonken is. Het transversale element 14 samen met het feitelijke bodemframe 12, 13 verschaft een steun voor modulaire dozen. De modulaire dozen zullen naar beneden uitstekende flenzen hebben en door deze in positie gehouden worden, waarbij zij zich uitstrekken langs de frame-elementen. Wanneer slechts modulaire dozen die tot het systeem behoren getransporteerd worden op de wagen met rolwielen, zijn de flenzen 25, 26 overbodig en kunnen zij daarom weggelaten worden.

Terwijl de verstij vingselementen 16 en 14 bij voorkeur rechthoekige profielpijpen zijn, kunnen de longitudinale verstijvende elementen 18 gemaakt zijn van platte stangen in de geprefereerde uitvoering. Consoles 21, draagwielen 20 met een vaste oriëntatie, zijn aan één uiteinde van de wagen met rolwielen tussen de zij-elementen 13 en de longitudinale verstijvingselementen 18 gelast. De wielen 20 zijn op een op zich bekende manier vastgemaakt aan de consoles 21 via een naaf met een daarin opgenomen rollager, ashuis en naafbedekking.

Consoles 23 waarop respectievelijke zwenkbare wielen 22 gemonteerd zijn, zijn aan het andere uiteinde van de wagen met rolwielen verschaft tussen de zij-elemen-ten 13 en de verstijvingselementen 18. De zwenkbare wielen zijn verschaft met kogellagers bij de consoleplaat 23, hetgeen vrije beweging rond een verticale as mogelijk maakt. Geleidingsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van geleidingspennen 24, zijn verschaft aan de bovenzijde van de console 23, die dienen om de positie van de zwenkbare wielen 23 bij stapelen te behouden. De wielen worden ontvangen tussen de geleidingspennen 24 en de verstijvingselementen 18 bij het stapelen van de wagens met rolwielen zoals getoond in figuur 3.

Blokkerende transversale elementen 19 zijn gemonteerd tussen de zij-elementen 13 en de longitudinale verstijvingselementen 18. Deze afstand tussen de console 23 en het transversale element 19 is van zo'n maat dat een wiel 22 niet ontvangen kan worden. Dit verhindert onbedoeld stapelen van de wagens met rolwielen. Aan de andere kant is de afstand tussen het transversale verstijvings-element 14 en de consoles 21 zo groot dat een wiel 20 op een andere wagen met rolwielen gemakkelijk in de opening ontvangen kan worden. Wanneer de wagens met rolwielen gestapeld zijn zoals getoond in figuur 2, zullen de wagens met rolwielen om en om verschoven zijn met betrekking tot de stapel zoals getoond in. figuur 3. Bij het stapelen worden de wielen 20 van de andere wagen met rolwielen in de opening ontvangen, verschaft tussen het verstijvings-element 14 en de console 21 in de bodem van de eerste wagen met rolwielen. De wielen 22 van de andere wagen met rolwielen steken voorbij de flens 25 uit. De verstijvingselementen 16 en 18 op de andere wagen met rolwielen worden ontvangen in de uitsparingen 27 in de flens 25, zodat de bodemframes van de twee wagens met rolwielen in innige wederzijdse aangrijping zullen zijn. Een positionerings-middel is verschaft tussen de longitudinale verstijvings-elementen 16, waarbij het positioneringsmiddel de vorm heeft van een V-vormig dwarselement 17 in de geprefereerde uitvoering. Bij het stapelen grenst het dwarselement 17 aan de interne rand van de flens 25 op de onderliggende wagen met rolwielen, zodat de twee wagens met rolwielen die op elkaar geplaatst zijn wederzijds vergrendeld zijn, waarbij aangrijping van het dwarselement 17 op de flens 25 beweging in één richting verhindert, terwijl de andere zijde van de flens 25 aangrijpt op de console 23, zodat beweging in de andere richting verhinderd is. Daarenboven verhindert de naafbedekking beweging in de dwarsrichting samen met de ontvangst van de verstijvingselementen 16, 18 in de uitsparingen 27. Het stapelen wordt dan op dezelfde manier voortgezet, waarbij de wagens met rolwielen op elkaar geplaatst worden met de wielen rustend op de consoles van de onderliggende wagens met rolwielen. Dit blijkt uit figuur 2. Om ruimte toe te staan voor de naven van de zwenkbare wielen zijn de longitudinale verstijvingsele-menten 18 gevormd met gebogen gedeelten 15.

Het dwarselement 17 kan andere vormen hebben dan de V-vorm, aangezien het bijvoorbeeld U-vormig of halfcirkelvormig kan zijn, maar een in wezen rond contactvlak met het frame of de flens van de onderliggende wagen wordt geprefereerd, omdat dit het stapelen vergemakkelijkt. Indien de wagenbodems geen enkele eindflenzen hebben, kan het dwarselement 17 uitsteken onder het vlak van het bodemframe en het feitelijke eindelement 12 grijpen. Er wordt de voorkeur aan gegeven dat het dwarselement 17 gepositioneerd is op de middellijn van de wagen, maar andere posities kunnen gebruikt worden.

Een huis of een bus 29 voor een grendelpen of grendelpal (niet getoond), die schuifbaar ontvangen wordt in het huis 29, is op één eindelement 12 van de wagen met rolwielen gelast. Deze vergrendelpen kan ertoe gebracht worden aan te grijpen in een gat in de basisvloer, waar- . door de wagen vastgezet wordt. Het zal duidelijk zijn, dat de wielafstand tussen de zwenkbare wielen 22 met voordeel kleiner kan zijn dan de wielafstand tussen de vast georiënteerde wielen 20, waardoor verzekerd wordt dat de wielen 22 niet ontvangen kunnen worden in de openingen tussen de consoles 21 en de verstijvingselementen 14. De wielen van de wagen met rolwielen zijn bij voorkeur zo opgesteld dat de wielen 20, 22 de eindelementen 12 van de wagen met rolwielen juist raken wanneer de wagens gestapeld zijn zoals getoond in figuur 3. Zo zal er geen verplaatsing zijn wanneer de wagens gestapeld zijn, hetgeen goed gebruik van de ruimte in het terugtransport met zich meebrengt. Het dwarselement 17 is V-vormig, waardoor de gebruiker duidelijk aangegeven wordt hoe de wagens met rolwielen georiënteerd moeten zijn wanneer de wagens zoals getoond in figuur 2 gestapeld worden. Zo dient het dwarselement 17 zowel een visueel als een praktisch doel.

Het zal in sommige situaties wenselijk zijn als de wagens in een toegevoegde compacte toestand gestapeld kunnen worden, hetgeen gedaan kan worden doordat de twee eerste wagens met rolwielen zoals hiervoor beschreven gestapeld worden, terwijl de derde wagen met rolwielen 180° gedraaid wordt zodat de zwenkbare wielen uitsteken voorbij de achterrand 12 op de twee eerste wagens met rolwielen. Dit vereist echter kleine constructieve wijzigingen, omdat de blokkerende dwarselementen weggelaten moeten worden aangezien de wielen 20 in dit gebied ontvangen moeten worden. In plaats daarvan worden de consoles 23 van de wielen verder binnenwaarts naar het midden bewogen zodat de wielen 22 in wezen in lijn zijn met de verstijvingselementen 18.

In de getoonde uitvoering van een wagen met rolwielen 10 kan deze zowel handmatig als met een vorkheftruck gehanteerd worden aangezien de vorken ontvangen kunnen worden tussen de wielen 20, 22. De bodem van de wagen is in wezen vlak, aangezien de onderzijde van de framedelen 12, 13 met voordeel in lijn gebracht kan worden met de longitudinale verstijvingselementen 16, 18.

Claims (9)

1. Wagen met rolwielen, bij voorkeur voor het transport van goederen met modulaire afmetingen, omvattend een in wezen vlak bodemframe voor het dragen van de goederen die op de wagen zijn opgesteld, waarbij de wagen met rolwielen een eerste stel vast gemonteerde wielen (20) aan een eerste uiteinde van het bodemframe heeft en tenminste één tweede wiel (22) dat zwenkbaar aan het andere uiteinde van het bodemframe gemonteerd is, en steunvlakken omvat voor de wielen van een andere wagen met rolwielen om lege wagens met rolwielen op te kunnen stapelen, waarbij de bodem van de wagen, in verband met respectievelijke wielen aan één uiteinde van de wagen, respectievelijke doorgangs-openingen heeft die zich uitstrekken langs de zijden (13) om respectieve wielen op een wagen die daarop gestapeld is en longitudonaal verschoven is te ontvangen, waarbij de bovenzijde van het bodemframe ertoe gebracht wordt aan te grijpen op de onderzijde van het bodemframe van de wagen met rolwielen die daarop gestapeld is, met het kenmerk, dat het bodemframe blokkeringsmiddelen (18, 19) heeft bij respectievelijke wielen aan het tegenoverliggende uiteinde van de wagen die het ontvangen van de wielen van andere wagens (22) verhinderen in het geval van onbedoelde verschoven stapeling, en dat het bodemframe gevormd is met een eerste positioneringsmiddel (17) dat, bij verschoven stapeling, ertoe gebracht wordt aan te grijpen op een tweede positioneringsmiddel (25), complementair met het eerste positioneringsmiddel, op de wagen die daarop gestapeld is, aldus longitudinale verschuiving van de twee gestapelde wagens verhinderend.

2. Wagen met rolwielen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wielen (20, 22) gemonteerd zijn op respectievelijke plaatvormige consoles (21, 23) die vastgemaakt zijn tussen de zij-elementen (13) en longitudinale verstijvingselementen (18) die zich in hoofdzaak parallel daaraan uitstrekken.

3. Wagen met rolwielen volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de blokkeringsmiddelen (18, 19) verschaft zijn in de vorm van dwarselementen (19) tussen de zij-elementen (13) van het bodemframe en de longitudinale verstijvingselementen (18).

4. Wagen met rolwielen volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de vast gemonteerde wielen (20) met wederzijdse afstand opgesteld zijn, zodat zij bij verschoven stapeling tussen de zij-elementen (13) van het bodemframe en de longitudinale verstijvingselementen (18) ontvangen worden, en dat de zwenkbare wielen (22) een kleinere wederzijdse afstand hebben zodat de verstijvingselementen (18) complete opname van hen verhinderen.

5. Wagen met rolwielen volgens één der conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat het bodemframe aan zijn einddelen (12) naar boven uitstekende flenzen (25, 26) heeft die continu zijn aan één uiteinde van de wagen met rolwielen en discontinu zijn aan het andere uiteinde om de longitudinale verschuivingselementen (16, 18) op een andere wagen met rolwielen te ontvangen bij verschoven stapeling.

6. Wagen met rolwielen volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de discontinue flens (25) het eerste positioneringsmiddel vormt, terwijl het tweede positio-neringsmiddel gevormd is door een gebogen dwarselement (17) , dat tussen twee longitudinale verstijvingselementen en in hun vlak is aangebracht.

7. Wagen met rolwielen volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het gebogen dwarselement (17) V-vormig is, waarbij de top naar de discontinue flens (25) gericht is.

8. wagen met rolwielen volgens één der conclu- sies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat de consoles van de zwenkbare wielen (22) voorzien zijn van geleidingsmid-delen (24) op de bovenzijde om de positie van de zwenkbare wielen (22) bij stapeling te behouden.

9. Wagen met rolwielen volgens één der conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat de longitudinale verstijvingsmiddelen (18) gebogen (15) zijn tussen de consoles (23) van de zwenkbare wielen (22) en de blokkeri-ngsmiddelen om gedeeltelijke ontvangst van de zwenkbare wielen (22) bij stapeling mogelijk te maken, waarbij de wielen (22) aan een wagen met rolwielen rusten op de consoles (23) op een onderliggende wagen met rolwielen.