NL9300360A - Inrichting voor het houden van pluimvee. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het houden van pluimvee.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het houden van pluimvee voorzien van in een gebouw boven elkaar opgestelde kooien voor het opnemen van het pluimvee, waarbij de kooien zijn voorzien van voor het opnemen van strooisel geschikte vloeren.

Bij het houden van pluimvee, in het bijzonder bij het opkweken van pluimvee worden enerzijds steeds zwaardere eisen gesteld met betrekking tot het voorkomen van milieu-vervuiling, terwijl het anderzijds gewenst is, om de gezondheidstoestand van het pluimvee optimaal te houden.

Met betrekking tot het voorkomen van milieu-vervuiling is het in het bijzonder van belang, dat de ammoniak-uitstoot tengevolge van de door het pluimvee geproduceerde mest zo klein mogelijk wordt gehouden.

Voor het bevorderen van een optimale gezondheid van de dieren is het handhaven van een goede atmosfeer in de kooien van belang.

Volgens de uitvinding zijn nu onder de kooien luchtkanalen aangebracht van waaruit van een luchtbehandelingsinstallatie afkomstige onder druk staande lucht in de kooien wordt gevoerd via de van perforaties voorziene vloeren, terwijl de uit de kooien in het gebouw stromende lucht vanuit het gebouw wordt afgevoerd, een en ander zodanig, dat het gebouw onder een zekere overdruk wordt gehouden.

Door de toevoer van verse lucht via de geperforeerde vloeren wordt een bijzonder snelle indroging van de pluimveemest bewerkstelligd, waardoor er een minimale hoeveelheid ammoniak zal vrijkomen. Verder zal door het toevoeren van de lucht vanaf een luchtbehandelingsinstallatie een toevoer van van stof en van ziektekiemenvrije, de gewenste temperatuur bezittende lucht kunnen worden gewaarborgd, terwijl het handhaven van een zekere overdruk in het gebouw het op ongewenste plaatsen indringen van buitenlucht zal verhinderen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch delen van enige boven elkaar opgestelde kooien.

Figuur 2 toont een vooraanzicht op enige boven elkaar opgestelde kooien.

Figuur 3 toont een zijaanzicht op enige boven elkaar opgestelde kooi en.

Figuur 4 toont op grotere schaal uiteinden van enige boven elkaar opgestelde kooien.

Figuur 5 toont een bovenaanzicht op een aantal boven en naast elkaar, in een gebouw opgestelde kooien.

In de figuren 1-3 is een door kolommen 1, langs!iggers 2 en dwarsliggers 3 opgebouwd gestel weergegeven, dat een aantal boven elkaar opgestelde horizontale, aan het gestel bevestigde roostervloeren 4 ondersteunt. Op deze roostervloeren rusten bij voorkeur uit polypropyleen vervaardigde geperforeerde kunststof banden 5.

Onder ieder van de roostervloeren 4 is een aan zijn onderzijde en zijkanten afgesloten luchtkanaal 6 aangebracht waaruit op hieronder nog nader te beschrijven wijze onder druk in de luchtkanalen 6 toegevoerde lucht omhoog kan ontwijken door de de luchtkanalen 6 aan de bovenzijden begrenzende roostervloeren 4 en geperforeerde banden 5.

De boven de roostervloeren 4 gelegen ruimtes zijn aan de langs-kanten van het door de balken 1-3 gevormde gestel afgesloten door uit gaas of dergelijk materiaal bestaande zijwanden 7. Verder zijn gezien in de lengerichting van het gestel op regelmatige afstand van elkaar tussen tegenover elkaar liggende zijwanden 7 dwarsschotten 8 aangebracht, die met nabij hun boveneinden aangebrachte tappen 9 verzwenkbaar in het gestel zijn opgehangen en met niet nader weergegeven middelen vanuit de gebruikelijke verticale stand over 90° kunnen worden verzwenkt in een tenminste nagenoeg horizontale stand. Met behulp van de dwarsschotten 8 wordt boven ieder van de roostervloeren 4 een aantal van elkaar gescheiden kooien 10 voor het opnemen van pluimvee begrensd. Een lengte van een dergelijke kooi tussen twee opvolgende schotten 8 kan bijvoorbeeld ± 4 meter bedragen, terwijl de breedte van de kooi bijvoorbeeld ± 1,4 meter kan bedragen.

Aan het gestel kunnen verder voergoten 11 alsmede niet nader weergegeven watertoevoermiddelen voor het voeren en drenken van het pluimvee zijn aangebracht.

De bodems van de luchtkanalen 6 worden gevormd door niet geperforeerde banden 12.

Zoals verder schematisch in figuur 4 is weergegeven zijn nabij een uiteinde van het door de balken 1-3 opgebouwde gestel rollen 13 resp.

H opgesteld, die met behulp van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen in draaiing te brengen zijn voor het op deze rollen oprollen van de geperforeerde banden 5 resp. de niet geperforeerde banden 12. Verder is nabij dit uiteinde van het gestel een in hoogterichting verplaatsbare transporteur 15 aangebracht.

Zoals in het bijzonder in figuur 5 is weergegeven kunnen een aantal van dergelijke kooien begrenzende gestellen 16-20 naast elkaar in een gebouw 21 worden opgesteld. Daarbij strekt de transportband 15 zich nabij een uiteinde van deze kooien dwars op de lengterichting van de kooien uit, zoals duidelijk zal zijn uit het in figuur 5 weergegeven schematische bovenaanzicht.

Zoals verder in figuur 5 is aangeduid is in een van het de kooien opnemende gedeelte 22 van het gebouw gescheiden gedeelte 23 een luchtbehandelingsinrichting 24 opgesteld. Vanuit deze luchtbehandelings-inrichting kan lucht via leidingen 25 worden toegevoerd aan de onder de geperforeerde vloeren 4 gelegen luchtkanalen 6, zoals schematisch aangeduid in figuur 5.

Voor het houden van het pluimvee zal op de geperforeerde banden 5 bij voorkeur strooisel worden gestrooid. Tijdens het opkweken van het pluimvee kan continu onder druk staande lucht vanaf de luchtbehandelingsinrichting 24 in de luchtkanalen 6 worden toegevoerd. Deze lucht zal door de geperforeerde bodems omhoog stromen, zoals in figuur 3 met pijlen aangeduid. De door de geperforeerde band 5 en het strooisel stromende lucht zal de pluimveemest snel indrogen, zodat de uitstoot aan ammoniak minimaal zal zijn.

De toe- en afvoer van lucht kan zodanig worden geregeld, dat het inwendige van het gebouw 21 op een zekere overdruk zal worden gehouden.

De via de kooien in het gebouw stromende lucht kan weer worden aangezogen door de luchtbehandelingsinrichting 24 om daar eventueel door een warmtewisselaar te worden gevoerd voor het opwarmen van in de stal toe te voeren verse lucht, voordat de af te voeren verbruikte lucht wordt afgevoerd in de atmosfeer. Hierbij zal de luchttemperatuur van de verse lucht op een gewenst niveau gebracht kunnen worden en kan eventuele stof en ziektekiemen uit de in de stal toe te voeren lucht worden verwijderd. De uit de stal af te voeren lucht kan op een gewenste zo min mogelijk hinder veroorzakende plaats naar buiten worden afgevoerd en kan eventueel voor afvoer in de atmosfeer nog door een reinigingsfilter of dergelijke worden gevoerd.

Op deze wijze kunnen voor het opkweken van pluimvee optimale omstandigheden worden gehandhaafd, terwijl een uitstoot van milieu belastende stoffen zoal niet wordt voorkomen, dan toch optimaal wordt beperkt.

Indien het pluimvee moet worden afgevoerd kunnen de de hokken 10 van elkaar scheidende schotten 8 omhoog worden gezwenkt en de band 5 op de trommel 13 worden opgewikkeld. Door dit opwikkelen worden zowel het pluimvee als de strooisellaag getransporteerd in de richting van de op de gewenste hoogte ingestelde transportband 15 met behulp waarvan het pluimvee kan worden afgevoerd naar een verzamel ruimte 25 waarin het pluimvee bijvoorbeeld in kratten kan worden verpakt. Tevens kan met behulp van een transportband 26 de mest en het strooisel worden afgevoerd. Eventueel door de geperforeerde bodem van de kooien gevallen mest of dergelijke kan worden afgevoerd door het oprollen van de de bodem van het luchtkanaal vormende band 12.

Na het legen van de kooien kunnen de banden 5 en 12 weer worden teruggetrokken en kunnen alle kooien worden gereinigd voordat nieuw pluimvee wordt ingebracht.

Claims (8)

1. Inrichting voor het houden van pluimvee voorzien van in een gebouw boven elkaar opgestelde kooien voor het opnemen van het pluimvee, waarbij de kooien zijn voorzien van voor het opnemen van strooisel geschikte vloeren, met het kenmerk, dat onder de kooien luchtkanalen zijn aangebracht van waaruit van een luchtbehandelingsinstallatie afkomstige onder druk staande lucht in de kooien wordt gevoerd via de van perforaties voorziene vloeren, terwijl de uit de kooien in het gebouw stromende lucht vanuit het gebouw wordt afgevoerd, een en ander zodanig, dat het gebouw onder een zekere overdruk wordt gehouden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat meerdere van elkaar gescheiden kooien achter elkaar zijn opgesteld en van elkaar zijn gescheiden door dwarswanden, die zodanig verstelbaar zijn, dat een open verbinding tussen de achter elkaar gelegen kooien tot stand kan worden gebracht.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vloeren van de kooien worden gevormd door door roosters ondersteunde, van perforaties voorziene banden, die in de lengterichting van de kooien verplaatsbaar zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de band een kunststof band is waarin op regelmatige afstand van elkaar gaatjes zijn ' aangebracht.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodems van de lucht kanal en worden gevormd door in de lengterichting van de kooien verplaatsbare gesloten banden.

6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de banden op te rollen zijn op nabij een uiteinde van de kooien opgestelde rollen.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij een uiteinde van de kooien een in hoogterichting verplaatsbare afvoertransporteur is opgesteld.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de af te voeren lucht wordt gevoerd door een warmtewisselaar voor opwarming van de verse lucht, voordat de af te voeren lucht wordt uitgelaten in de atmosfeer.