NL1008855C2 - Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting. - Google Patents

Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1008855C2
NL1008855C2 NL1008855A NL1008855A NL1008855C2 NL 1008855 C2 NL1008855 C2 NL 1008855C2 NL 1008855 A NL1008855 A NL 1008855A NL 1008855 A NL1008855 A NL 1008855A NL 1008855 C2 NL1008855 C2 NL 1008855C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air
poultry
temperature
litter
relative humidity
Prior art date
Application number
NL1008855A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Cornelius Maria Jacobs
Original Assignee
Jafarco B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jafarco B V filed Critical Jafarco B V
Priority to NL1008855A priority Critical patent/NL1008855C2/nl
Priority to EP99200927A priority patent/EP0948889A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1008855C2 publication Critical patent/NL1008855C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/002Poultry cages, e.g. transport boxes
    • A01K31/005Battery breeding cages, with or without auxiliary features, e.g. feeding, watering, demanuring, heating, ventilation
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/002Poultry cages, e.g. transport boxes
    • A01K31/007Floors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/04Dropping-boards; Devices for removing excrement

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 5 het in een stal huisvesten van gevogelte, op een van een strooisellaag voorziene luchtdoorlatende bodem.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting geschikt voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze.
Bij een dergelijke, uit het Europese octrooi 10 EP-B1-612.468 bekende werkwijze en inrichting wordt lucht vanuit een onder de bodem gelegen luchttoevoerkanaal achtereenvolgens door de bodem, de zich daarop vormende strooiselmestmengsellaag en langs het gevogelte geleid en vervolgens afgevoerd. Met behulp van de lucht wordt de strooiselmest-mengsellaag gedroogd. Alhoewel de werkwijze op zichzelf tot bevredigende 15 resultaten leidt is gebleken dat het drogen van de strooi selmestmengsel laag om uitstoot van onder meer ammoniak te voorkomen slechts een van de aspecten is die het stalklimaat en derhalve de condities waaronder het gevogelte wordt gemest, bepalen.
Bij de bekende werkwijze wordt de lucht eerst door de 20 te drogen strooi selmestmengsel laag geleid waardoor de lucht vocht opneemt uit de strooiselmestmengsel laag ten gevolge waarvan de temperatuur van de lucht daalt en de relatieve luchtvochtigheid stijgt. Deze lucht wordt vervolgens langs het gevogelte geleid. Door de lichaamstemperatuur van het gevogelte wordt lucht verwarmd. Verder stoot het gevogelte bij het 25 uitademen vocht uit ten gevolge waarvan de lucht meer vocht gaat bevatten. Gebleken is dat de temperatuur en met name de relatieve luchtvochtigheid van de lucht nabij het gevogelte van wezenlijk belang is voor het leefcomfort van het gevogelte.
Hierbij blijken echter de beperkingen van de bekende 30 werkwijze. Om de strooiselmestmengsellaag met minimale energie te drogen zou de luchtvochtigheid van de lucht die de strooiselmestmengsellaag verlaat bij voorkeur nabij 100% liggen. Een dergelijke relatieve luchtvochtigheid is voor het gevogelte echter onacceptabel omdat het gevogelte de bij het uitademen uitstotende vocht niet meer kwijt kan raken. 35 Een hoge vochtopnamecapaciteit van de lucht is ook aanwezig indien de temperatuur van de lucht relatief hoog is. Dit is echter voor het gevogelte 100 88 55 2 ook ontoelaatbaar omdat bij relatief hoge temperatuur het gevogelte de geproduceerde lichaamswarmte niet meer kwijt kan raken.
De uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting te verschaffen waarbij het voordeel van de bekende werkwijze en inrichting 5 van het houden van gevogelte op een strooisel laag die met behulp van lucht wordt gedroogd behouden bl ijft terwijl bovendien de nadelen van een bekende werkwijze en inrichting worden vermeden.
Dit doel wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding bereikt doordat lucht vanaf de van de strooisel laag voorziene zijde van 10 de draagbodem door de draagbodem heen wordt geleid, waarbij ten minste de relatieve luchtvochtigheid nabij het gevogelte wordt gemeten waarna tenminste een luchtconditie van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt geregeld.
Door de luchtstromingsrichting als het ware om te keren 15 wordt de relatieve luchtvochtigheid en eventueel andere luchtcondities zoals temperatuur nabij het gevogelte alleen beïnvloed door de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht en de door het gevogelte afgegeven warmte en vocht. De temperatuur van de lucht die in de strooiselmestmengsellaag wordt geleid is door de 20 warmte-afgifte van het gevogelte relatief hoog en deze lucht kan derhalve relatief veel vocht opnemen uit de strooiselmestmengsellaag. De uit de strooiselmestmengsellaag uittredende lucht kan een relatieve hoge luchtvochtigheid hebben die niet langer nadelig is voor het gevogelte aangezien deze lucht het gevogelte niet meer bereikt.
25 Opgemerkt wordt dat uit FR-A-2.600.488 een werkwijze en inrichting bekend is waarbij lucht vanaf een bovenzijde door een luchtdoorlatende bodem heen wordt geleid. Bij deze bekende werkwijze wordt echter geen gebruik gemaakt van strooisel waardoor het leefcomfort van het gevogelte aanzienlijk lager is dan bij de werkwijze volgens de 30 uitvinding. Bovendien wordt bij de werkwijze zoals beschreven in FR-A-2.600.488 de relatieve luchtvochtigheid nabij het gevogelte niet gemeten.
Een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de relatieve luchtvochtigheid en/of 35 temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt gemeten waarna afhankelijk van de gemeten en gewenste relatieve luchtvochtigheid 1008855 3 en/of temperatuur nabij het gevogelte de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt geregeld.
Door het meten van zowel de relatieve luchtvochtigheid als temperatuur van de lucht nabij het gevogelte kan de relatieve 5 luchtvochtigheid en temperatuur van het naar het gevogelte toe stromende lucht nauwkeurig worden geregeld. Het energieverbruik voor het op de gewenste temperatuur en relatieve luchtvochtigheid brengen van de lucht is bij de werkwijze volgens de uitvinding aanzienlijk lager dan bij de bekende werkwijze onder meer omdat de door het gevogelte afgegeven warmte 10 wordt benut voor het onttrekken van vocht aan de zich vormende strooisel-mestmengsellaag.
Een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de bodem een luchtdoorlatende transportband omvat, waarop de strooisellaag is gelegen, waarbij na het 15 gedurende een bepaalde tijd mesten van het gevogelte, de transportband met de daarop gevormde strooiselmestmengsellaag wordt verplaatst, de strooiselmestmengsellaag wordt afgevoerd terwijl een van een verse strooisellaag voorzien gedeelte van de transportband onder het gevogelte wordt gebracht.
20 Op deze wijze wordt het comfort van het gevogelte verder verhoogd.
De inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van een gebouw, van in het gebouw aanwezige kooien, tenminste een onder de kooien verplaatsbare, luchtdoorla-25 tende, een van een strooisellaag te voorziene bodem vormende transportband, een onder de transportband gelegen luchtafvoerkanaal en een luchtbehandelingsinstallatie voor het regelen van ten minste de luchtvochtigheid van de in de kooien, door de transportband heen naar het luchtafvoerkanaal stromende lucht.
30 Zodoende wordt op een relatief eenvoudige wijze een inrichting verkregen waarbij het comfort van het te gemesten gevogelte relatief hoog is terwijl tegelijkertijd een effectieve droging van de zich vormende strooiselmestmengsellaag mogelijk is waarbij de voor de luchtbehandeling benodigde energie relatief gering is.
35 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin 1008855 4 fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft, fig. 2 een ander zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft, 5 fig. 3 een bovenaanzicht van de in fig. 2 weergegeven inrichting toont.
In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.
Fig. 1 toont een inrichting 1 volgens de uitvinding 10 die is voorzien van een gebouw 2 waarin een aantal boven elkaar gestapelde langgestrekte kooien 3 zijn gelegen. Elke kooi 3 is aan de onderzijde voorzien van een luchtdoorlatende, van strooisel voorziene bodem 4 en een onder de bodem 4 gelegen langgestrekt luchtafvoerkanaal 5. De inrichting I is verder voorzien van een luchttoevoerkamer 6 die aan een zijde 7 in open 15 verbinding staat met de buitenlucht en aan een andere zijde is voorzien van ventilatoren 8 met behulp waarvan buitenlucht onder druk in een mengkamer 9 wordt gebracht. De mengkamer 9 staat in open verbinding met de zijwanden van de kooien 3. De mengkamer 9 is nabij de ventilatoren 8 voorzien van verwarmingselementen 10 die deel uit maken van een 20 luchtbehandelingsinrichting. De inrichting I is verder voorzien van een onderdrukkamer 11 die in open verbinding staat met de luchtafvoerkanalen 5. De onderdrukkamer 11 is verder voorzien van ventilatoren 12 met behulp waarvan lucht uit de onderdrukkamer 11 naar buiten het gebouw 2 kan worden geblazen.
25 De inrichting 1 is verder voorzien van een recirculatie- kamer 13 die in open verbinding staat met de kooien 3 en via een afsluitbare klep 14 in verbinding staat met de luchtaanvoerkamer 6. Fig. 2 toont een uitvergroot zijaanzicht van de kooien 3 die elk aan de onderzijde zijn voorzien van een luchtdoorlatende transportband 15 die door zich dwars 30 op het vlak van de tekening uitstrekkende stangen 16 wordt ondersteund. De transportband 15 wordt verder ondersteund door een aantal eindloze staalkabels 17 die om rollen 18, 19 heen zijn geslagen. Op de staalkabels 17 die zich uitstrekken tussen de onderste rollen 18 is een doek 20 gelegen dat het luchtafvoerkanaal 5 aan de onderzijde afsluit. Aan de 1008855 5 zijkanten wordt het luchtafvoerkanaal 5 afgesloten door starre wanden (niet weergegeven). Aan de rol 19 kan naar wens een uiteinde van de luchtdoorla-tende transportband 15 of het doek 20 worden gekoppeld waarna door rotatie van de rol 19 de transportband 15 of het doek 20 op de rol 19 wordt 5 opgewikkeld. Op een verdere rol 21 is het van de rol 19 afgekeerde uiteinde van de transportband 15 gewikkeld welk gedeelte bij het opwikkelen van de transportband 15 op de rol 19 onder de kooien wordt aangebracht.
Elke kooi 3 is verder voorzien van een watertoevoersys-teem 25 dat een watertoevoerleiding 26 en een aantal daaraan bevestigde 10 watertoevoernippels 27 omvat. Elke kooi 3 is verder voorzien van een voertoevoersysteem 28 wel ke een voertoevoerleiding 29 en daaraan opgehangen voerbakken 30 omvat. De voertoevoerleiding 29 is aangesloten op een centraal voertoevoersysteem 31. Het centrale voertoevoersysteem31 is samen met de toevoerleiding 29 verplaatsbaar in door pijl PI aangegeven 15 neerwaartse richting voor het op de transportband 15 plaatsen van de voederbakken 30 bij relatief jong gevogelte.
Fig. 3 toont een bovenaanzicht van een kooi 3 van de 1n fig. 2 weergegeven inrichting 1 die verder is voorzien van een voorraadbuffer 32 voor strooisel die een strooiseltoevoerleiding 33 omvat 20 wel ke zich uitstrekt dwars op de transportrichting van de transportband 15.
De werking van de inrichting 1 zal nu beknopt worden toegelicht. Gevogelte, bijvoorbeeld te mesten kuikens of legkippen, worden op de van strooisel voorziene transportband 15 geplaatst waarbij het gevogelte met behulp van het watertoevoersysteem 25 en voertoevoersys-25 teem 28 respectievelijk van water en voer wordt voorzien. De door het gevogelte geproduceerde uitwerpselen vallen in het strooisel. Vanuit de luchtaanvoerkamer 6 wordt buitenlucht met behulp van de ventilatoren 8 en desgewenst via de verwarmingselementen 10 in de tussenruimte 9 geleid en vervolgens in de door pijl P2 aangegeven richting naar de kooien 3 30 geleid alwaar de lucht via de zijwanden van de kooien 3 in de kooien geraakt. In de onderdrukkamer 11 wordt de lucht aangezogen ten gevolge waarvan de in de kooien 3 aanwezige lucht door de transportband 15 heen in de luchtafvoerkanalen 5 stroomt en met behulp van de ventilatoren 12 weer naar de buitenlucht wordt afgevoerd. Bij het door de transportband 15 35 heen gaan van de lucht wordt door de lucht de zich op de transportband 15 vormende strooiselmestmengsellaag gedroogd.
1008855 6
De zich vormende strooiselmestmengsellaag kan worden vervangen door een verse strooi sell aag door de transportband 15 met behulp van de rol 19 in een naar de rol 19 toegekeerde richting op te wikkelen waarna vanuit de rol 21 een schoon gedeelte van de transportband 15 wordt 5 aangevoerd waarop met behulp van de strooiseltoevoerleiding 33 strooisel wordt aangebracht.
Om de leefcondities van het gevogelte en de uitstoot van onder meer ammoniak uit de strooi selmestmengsel laag te beheersen wordt met behulp van sensoren de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid van 10 de buitenlucht, de lucht die naar het gevogelte toe stroomt, de lucht nabij het gevogelte in de kooi 3 en de lucht in de luchtafvoerkanalen 5 gemeten. Het is ook mogelijk om de temperatuur en de luchtvochtigheid in de onderdrukkamer 11 te meten in plaats van de luchtafvoerkanalen 5 aangezien er tussen de luchtafvoerkanalen 5 en de onderdrukkamer 11 geen verandering 15 van de luchtcondities meer optreedt. De gemeten waarden worden toegevoerd aan een regeleenheid (niet weergegeven). In de regeleenheid worden de gemeten temperatuur en relatieve luchtvochtigheid nabij het gevogelte vergeleken met de gewenste temperatuur van ongeveer 27 °C en relatieve luchtvochtigheid van ongeveer 55%. Indien de temperatuur en relatieve 20 luchtvochtigheid afwijken van de gewenste waarde dan wordt met behulp van de luchtbehandelinrichting de in de aanvoerkamer 6 aangevoerde lucht met behulp van verwarmingselementen 10 verwarmd of kan met behulp van de daartoe geschikte middelen worden bevochtigd of gedroogd.
Indien gewenst kan de klep 14 worden geopend waardoor 25 onder overdruk staande lucht in de kooien naar de luchttoevoerkamer 6 stroomt waarin het wordt gemengd met de binnenstromende buitenlucht.
De relatieve luchtvochtigheid van de lucht in het luchtafvoerkanaal 5 of onderdrukkamer 11 is relatief hoog terwijl de temperatuur relatief laag is in vergelijking met de inrichting waarbij 30 de luchtstroom in opwaartse richting door de kooien 3 heen wordt geleid. Bij metingen is gebleken dat bij een inrichting met 48.000 kuikens die 45 dagen oud waren, de warmteproductie per kuiken ongeveer 15,5 W bedroeg. De vochtuitademing per kuiken bedroeg 8,86 g per uur terwijl de vochtproductie in de mest per kuiken 5,64 g per uur bedroeg. De gewenste 35 temperatuur nabij het gevogelte bedroeg 27 °C terwijl de gewenste luchtvochtigheid nabij het gevogelte 55% bedroeg. Bij de inrichting volgens 1008855 7 de uitvinding is gebleken dat alleen bij een relatief lage buitentemperatuur, bijvoorbeeld 12 °C, enige voorverwarming van de lucht noodzakelijk is. Bij een buitentemperatuur die hoger ligt is geen verwarmen van de lucht nodig. Bij de inrichting met een opwaartse luchtstroom zoals beschreven 5 in het Europese octrooi EP-B1-612.468 is de voor verwarming benodigde energie aanzienlijk en is ongeveer zes maal de energiebehoefte van de inrichting volgens de uitvinding.
De Inrichting volgens de uitvinding is verder relatief ongevoel ig voor kleine meetfouten. Door de neerwaartse luchtstroom ontstaat 10 er minder stof in de kooien, is het voor het gevogelte gewenste klimaat beter beheersbaar door een betere afvoer van warmte en vocht van het gevogelte terwijl tevens de droging van de zich vormende strooiselmestmeng-sellaag op een effectieve wijze plaatsvindt.
Indien gewenst is het mogel i jk om de uit de onderdrukka-15 mer 11 stromende lucht door een warmtewisselaar te leiden en de daarmee aan de lucht onttrokken warmte te benutten om de in de luchttoevoerkamer 6 stromende lucht te verwarmen. Bij een dergelijke inrichting kan de temperatuur en de vochtigheid van de lucht worden gemeten voor de in de luchtinlaatkamer 6 aanwezige warmtewisselaar, na deze warmtewisselaar en 20 voorafgaande aan de verwarmingselementen 10, na de verwarmingsinrichting 10, nabij het gevogelte, onder de zich vormende strooiselmestmengsel-laag en na de warmtewisselaar in de onderdrukkamer 11. Bij een dergelijke meting wordt inzicht verkregen in het temperatuur- en luchtvochtigheidsver-loop van de lucht in de gehele inrichting en kan een optimale klimaatrege-25 ling worden bereikt.
1008855

Claims (16)

1. Werkwijze voor het in een stal huisvesten van gevogelte, op een van een strooisellaag voorziene luchtdoorlatende bodem, met het 5 kenmerk, dat lucht vanaf de van de strooisellaag voorziene zijde van de draagbodem door de draagbodem heen wordt geleid, waarbij ten minste de relatieve luchtvochtigheid nabij het gevogelte wordt gemeten waarna tenminste een luchtconditie van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt geregeld.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de temperatuur van de lucht wordt geregeld.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de temperatuur van de lucht nabij het gevogelte wordt gemeten waarna tenminste een luchtconditie van de naar het gevogelte toe stromende lucht 15 wordt geregeld.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt gemeten waarna afhankelijk van de gemeten en gewenste relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur 20 nabij het gevogelte de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt geregeld.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de onder de luchtdoorlatende bodem aanwezige lucht wordt gemeten waarna mede 25 afhankelijk van de gemeten en gewenste relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur nabij het gevogelte de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt geregeld.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de 30 zich vormende strooiselmestmengsellaag wordt gemeten waarna de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende lucht wordt geregeld.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodem een luchtdoorlatende transportband omvat, waarop 35 de strooisellaag is gelegen, waarbij na het gedurende een bepaalde tijd mesten van het gevogelte, de transportband met de daarop gevormde 1008855 strooiselmestmengsellaag wordt verplaatst, de strooiselmestmengsellaag wordt afgevoerd terwijl een van een verse strooisel laag voorzien gedeelte van de transportband onder het gevogelte wordt gebracht.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 5 het tijdstip waarop de strooiselmestmengsellaag met behulp van de transportband wordt vervangen door een verse strooisellaag wordt bepaald in afhankelijkheid van de gemeten relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de lucht nabij het gevogelte en de onder de transportband af te voeren lucht.
9. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tijdstip waarop de strooiselmestmengsellaag met behulp van de transportband wordt vervangen door een verse strooisellaag wordt bepaald in afhankelijkheid van de drukval tussen de luchtdruk boven de strooiselmestmengsellaag en onder de transportband.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gevogelte in een gebouw wordt gemest, waarbij de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de buiten het gebouw aanwezige lucht wordt gemeten, wordt vergeleken met de gewenste relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de naar het gevogelte toe stromende 20 lucht, waarna de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de in het gebouw stromende lucht wordt geregeld.
11. Inrichting geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een gebouw, van in het gebouw aanwezige kooien, tenminste 25 een onder de kooien verplaatsbare, luchtdoorlatende, een van een strooisellaag te voorziene bodem vormende transportband, een onder de transportband gelegen luchtafvoerkanaal en een luchtbehandelingsinstallatie voor het regelen van ten minste de luchtvochtigheid van de in de kooien, door de transportband heen naar het luchtafvoerkanaal stromende lucht. 30
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het meten van de relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de lucht nabij het gevogelte, welke middelen zijn verbonden met een regeleenheid met behulp waarvan afhankel i jk van de gemeten waarden en de gewenste waarden van de relatieve luchtvoch-35 tigheid en/of temperatuur nabij het gevogelte, de met behulp van de luchtbehandelingsinstallatie te realiseren gewenste waarden van de 1008859 relatieve luchtvochtigheid en/of temperatuur van de in het gebouw stromende lucht bepaalbaar is.
13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat met behulp van de luchtbehandelingsinstallatie in het gebouw een 5 bepaalde overdruk realiseerbaar is.
14. Inrichting volgens een der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat het gebouw is voorzien van een onderdrukkamer waarop het luchtafvoerkanaal is aangesloten.
15. Inrichting volgens een der conclusies 11-14, met het 10 kenmerk, dat de luchtbehandel ingsinstallatie is voorzien van luchtverwarmingsmiddelen.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 11-15, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het transporteren van de transportband terwijl het gevogelte in de kooien 15 verblijft, waarbij een op de transportband gevormde strooiselmestmengsel-laag wordt afgevoerd en een van een verse strooisellaag voorzien gedeelte van de transportband onder de kooien wordt gebracht. 1008855
NL1008855A 1998-04-09 1998-04-09 Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting. NL1008855C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1008855A NL1008855C2 (nl) 1998-04-09 1998-04-09 Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting.
EP99200927A EP0948889A1 (en) 1998-04-09 1999-03-25 A method for housing poultry for fattening in a stable as well as a device for carrying out such a method

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1008855 1998-04-09
NL1008855A NL1008855C2 (nl) 1998-04-09 1998-04-09 Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1008855C2 true NL1008855C2 (nl) 1999-10-12

Family

ID=19766928

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1008855A NL1008855C2 (nl) 1998-04-09 1998-04-09 Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0948889A1 (nl)
NL (1) NL1008855C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20040011298A1 (en) 2002-07-19 2004-01-22 Wood James L. Method for processing and recycling animal waste and method for doing business using the same
WO2008001367A1 (en) * 2006-06-27 2008-01-03 State Of Israel, Ministry Of Agriculture & Rural Development, Agricultural Research Organization (A.R.O.), Volcani Center Methods and systems for monitoring and controlling body temperature of a group of homothermic organisms
DE202016103370U1 (de) * 2016-06-27 2017-09-28 Big Dutchman International Gmbh Trocknungsvorrichtung zur Trocknung einer Substanz, Geflügelhaltesystem
CN108668946A (zh) * 2018-07-20 2018-10-19 江苏省家禽科学研究所 一种禽舍氨气浓度控制系统及其控制方法

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2600488A1 (fr) * 1986-02-24 1987-12-31 Sansen Daniel Cages d'animalerie superposables a ventilation et chauffage individuels controles
NL9400804A (nl) * 1994-05-17 1996-01-02 Imag Dlo Pluimveestal.
EP0612468B1 (en) 1993-02-26 1997-06-18 Jafarco B.V. A device for keeping poultry
NL1003660C1 (nl) * 1996-07-23 1997-08-25 Ton Johanna Petrus Antonius De Slachtkuiken-etagesysteem, waarbij elk etageniveau bestaat uit een luchtdoorlatend doek dat enerzijds als huisvestingsplaats en anderzijds als transportband functioneert en waarbij de beluchting zowel met luchtkanalen aan de beide zijkanten via de onderzijde van het doek, alswel met een, boven het doek, aangebracht luchtkanaal plaatsvindt.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2600488A1 (fr) * 1986-02-24 1987-12-31 Sansen Daniel Cages d'animalerie superposables a ventilation et chauffage individuels controles
EP0612468B1 (en) 1993-02-26 1997-06-18 Jafarco B.V. A device for keeping poultry
NL9400804A (nl) * 1994-05-17 1996-01-02 Imag Dlo Pluimveestal.
NL1003660C1 (nl) * 1996-07-23 1997-08-25 Ton Johanna Petrus Antonius De Slachtkuiken-etagesysteem, waarbij elk etageniveau bestaat uit een luchtdoorlatend doek dat enerzijds als huisvestingsplaats en anderzijds als transportband functioneert en waarbij de beluchting zowel met luchtkanalen aan de beide zijkanten via de onderzijde van het doek, alswel met een, boven het doek, aangebracht luchtkanaal plaatsvindt.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0948889A1 (en) 1999-10-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4936257A (en) Arrangement for coops for poultry farm
US20100129273A1 (en) System for processing waste using insect larvae
US3813216A (en) Continuous tunnel oven for baking and/or drying
DE1532063A1 (de) Verfahren und Anlage zum Verballen von Gruenballen
DE2904308A1 (de) Verfahren und anordnung zum trocknen von tabak
CN101254022B (zh) 一种烟片复烤方法及其专用设备
NL1008855C2 (nl) Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte alsmede een dergelijke inrichting.
DE202009004860U1 (de) Automatische Anpassung des Durchsatzes einer Trocknungsanlage an das saisonal schwankende Angebot an thermischer Energie
CN208258469U (zh) 一种马铃薯储藏室
DE4447311C2 (de) Verfahren zur energieeinsparenden und umweltverträglichen Trocknung von Futterstoffen und/oder feuchten Erntegütern in Anlagen mit Bandförderung und Vorrichtung zur Durchführung dieses Verfahrens
US1547294A (en) Drying apparatus
EP1010680A1 (de) Kompostierungssystem
NL9201642A (nl) Werkwijze voor het verminderen van ammoniak- en stankemissie uit een dierenverblijf, en verblijf voor toepassing van de werkwijze.
CN106722481A (zh) 一种快速制备干茄子的方法
JPS61108315A (ja) 植物の工業的生産方法とプラント
EP0749684A1 (en) Dung grid for the floor of a cattle shed and cattle shed comprising such dung grids
CA1264995A (en) Spray booth with climate regulation system
NL193580C (nl) Stalruimte voor pluimvee.
NL1023266C2 (nl) Werkwijze voor het regelen van het klimaat in een pluimveestal alsmede ventilatiestelsel.
CS273322B2 (en) Drier for agricultural plants
SU1196641A1 (ru) Устройство дл сушки зерна
CN210695401U (zh) 一种恒温畜牧养殖棚
EP2084959B1 (en) Livestock accommodation with natural ventilation
FI85624C (fi) Foerfarande och arrangemang foer effektivisering av saedestorkning i en silotork av celltorkstyp.
SU149711A1 (ru) Установка дл сушки сельскохоз йственных культур

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20061101