NL1023266C2 - Werkwijze voor het regelen van het klimaat in een pluimveestal alsmede ventilatiestelsel. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het regelen van het klimaat in een pluimveestal alsmede ventilatiestelsel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het regelen 5 van het klimaat in een pluimveestal.

In een dergelijke pluimveestal waarin bijvoorbeeld kuikens maar ook ander pluimvee gehouden kan worden ligt op de vloer mest waaruit emissies afgegeven worden. Een belangrijke component daarvan is ammoniak. Door verschillende overheden worden steeds strengere eisen gesteld om de ammoniakemissie uit de stal te 10 beperken. Behalve dat dergelijke emissie ongewenst is voor het milieu, beïnvloedt deze het welzijn van de dieren negatief, en is het (micro) klimaat in de stal te verbeteren.

De stand der techniek voor wat betreft ventilatie van stallen voor pluimvee gaat uit van een ventilatiesysteem met inlaatopeningen in de zijgevels van de stal en/of in de nokgevel, en ventilatoren, die een onderdruk veroorzaken in de stalruimte, die geplaatst 15 zijn hetzij in de nok van het dak, in de eindgevel (zogenaamde lengteventilatie) of in de zijgevels (dwarsventilatie). Regeling van het ventilatiedebiet met behulp van klimaatcomputers vindt doorgaans plaats op basis van de gewenste staltemperatuur waarbij zowel in de stal als buiten temperatuursensoren voor de benodigde informatie zorgen. In een enkel geval kan ook op basis van andere klimaatparameters worden 20 geregeld.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding de emissie van ammoniak aanzienlijk te beperken om te voldoen aan de door de verschillende overheden momenteel gestelde en in de toekomst te stellen voorschriften.

Het is een verder doel van de uitvinding om de uitwisseling van lucht tussen 25 enerzijds de dieren vlak boven het strooisel en anderzijds de gehele stalruimte te verhogen alsmede de warmteoverdracht tussen enerzijds vloer en lucht en anderzijds het strooisel te verbeteren. Bovendien is een doel van de uitvinding het microklimaat bij de dieren te verbeteren.

Met microklimaat wordt gedoeld op die parameters van de warmtebalans van het 30 dier en luchtkwaliteit die van belang zijn voor het functioneren van het dier, zoals temperatuur van lucht en omgevingsmaterialen, concentraties van gassen, aerosolen en stofdeeltjes in de lucht.

1023268· I Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding verwezenlijkt met een I werkwijze voor het regelen van het klimaat in een pluimveestal, omvattende het I ventileren van de lucht direct boven de vloer en het regelen van de temperatuur daarvan I in het bereik tussen 16 en 38°C op zodanige wijze, dat het droge stofgehalte van het I 5 zich op de vloer bevindende materiaal (zoals mest en strooisel) ten minste 60 gew.% I bedraagt.

B Gebleken is dat door het actief versneld drogen van strooisel en mest de B ammoniakemissie aanzienlijk beperkt kan worden. Een beperking met een factor 10 ten B opzichte van de stand der techniek is waargenomen. Als mogelijke verklaring, die B 10 echter niet essentieel is voor de geldigheid van dit octrooi, wordt gegeven dat door het B droger zijn van de strooisellaag omvattende mest, afbraak van urinezuur en eiwitten tot B ammoniak gestopt wordt. Als begeleidende maatregelen dient condensvorming op B wanden en vloeren tegengegaan te worden en morswater beperkt te worden.

B Bovendien wordt er volgens de uitvinding naar gestreefd in zo optimaal B 15 mogelijke omstandigheden voor de dieren te voorzien in combinatie met een zo beperkt B mogelijk energieverbruik.

B Meer in het bijzonder ligt het hierboven beschreven droge stofgehalte boven I 65%.

B De hierboven beschreven waarden zijn op een aantal wijzen te bereiken.

B 20 Verwezenlijking van het lage vochtgehalte in het zich op de vloer bevindende materiaal B vindt volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de werkwijze plaats met behulp B van een ventilatiestelsel voor een pluimveestal omvattende een aantal zich verticaal B over de hoogte van de stal uitstrekkende ventilatiekokers elk voorzien van een bij het B boveneinde van de koker gelegen instroomopening, een mechanische ventilatie- B 25 eenheid, en een nabij het benedeneinde van de koker gelegen uitstroomopening, B waarbij die uitstroomopening een geleidingsschot, conus of andere voorziening B waarmee lucht in zijwaartse richting kan worden gedwongen omvat voor het in B hoofdzaak in horizontale richting uitblazen van ventilatielucht.

B Onder in hoofdzaak horizontaal dient men een stromingsrichting te verstaan die B 30 ligt in het bereik tussen zuiver horizontaal en 45° ten opzichte van de verticaal.

B Gebleken is dat in tegenstelling tot andere in de stand der techniek bekende B constructies met mechanische ventilatie-eenheid aangebracht in een verticale koker een B zeer geleidelijke verspreiding van lucht op zodanige wijze plaatsvindt dat een 3 verhoudingsgewijs groot gebied bestreken kan worden terwijl voor de dieren geen tochtverschijnselen waargenomen zijn. Dit is eenvoudig te constateren omdat bij het optreden van een niet plezierig microklimaat de dieren dergelijke plekken dadelijk zullen mijden. Een dergelijk stelsel functioneert als intern ventilatiestelsel en zal de 5 warme lucht aan de bovenzijde van de stal neerwaarts transporteren waardoor energie bespaard kan worden.

De stroming in in hoofdzaak horizontale richting van de uittredende lucht wordt volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding met behulp van een kegelvormig uitgevoerd geleidingsschot verwezenlijkt.

10 Voor het schoonmaken van de stallen is een hijsstelsel aanwezig waardoor de ventilatiekokers in verticale richting verplaatst kunnen worden. Bovendien zijn de ventilatiekokers zelf bij voorkeur eenvoudig reinigbaar uitgevoerd. In de normale bedrijfstoestand, zullen de benedeneinden van de ventilatiekokers zich op een afstand tussen 50 en 180 cm van de vloer bevinden en meer in het bijzonder op een afstand van 15 ongeveer 120 cm van de vloer: de hoogte wordt gedurende een bepaalde periode aangepast. Bjivoorbeeld als de dieren ouder worden, en bij warm weer, wordt de hoogte teruggebracht tot 70 cm. Afhankelijk van de diameter is gebleken dat het * mogelijk is met een ventilatiekoker een vloergebied van ten minste 100 m te bestrijken •y en meer in het bijzonder ongeveer 150 m . Echter kan dit oppervlak verkleind worden 20 door meer kokers per oppervlakteeenheid te plaatsen. Bovendien zal daardoor de uittreeedsnelheid van de lucht verlagen waardoor dergelijke kokers dichter bij de bodem geplaatst kunnen worden. Behalve verlaging van de emissie is door ventilatie ook een verlaging van CO2 diemiveau waameembaaren is de luchttemperatuur op diemiveau beter te regelen. Dit resulteert in een beter microklimaat hetgeen het welzijn 25 van de dieren bevordert.

Afgezien van de interne ventilatie met verticale ventilatiekokers, die ook als koeling kan fungeren, is een extern ventilatiestelsel aanwezig. Dit kan een nokventilatie omvatten maar is bij voorkeur een horizontaal of lengte ventilatiesysteem waarbij een of meer van de eindwanden van de stal van ventilatoren voorzien zijn. Combinaties van 30 deze systemen zijn mogelijk.

Regeling van het klimaat is bij voorkeur zodanig dat een optimaal klimaat voor de dieren verwezenlijkt wordt. Dit kan volgens de onderhavige uitvinding verwezenlijkt worden door de desbetreffende sensoren op dierhoogte aan te brengen.

10232661 4

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Fig. 1 in bovenaanzicht een stal met het ventilatiestelsel volgens de uitvinding.

Fig. 2 in aanzicht een eindwand van de stal volgens fig. 1.

5 Fig. 3 de bevestiging van een aantal ventilatiekokers volgens de uitvinding; en

Fig. 4 gedeeltelijk in doorsnede een detail van de ventilatiekoker volgens de uitvinding.

In fig. 1 is in bovenaanzicht een in het geheel met 1 aangegeven pluimveestal weergegeven. Deze omvat langswanden 2 en eindwanden 3. Een aantal ventilatiekokers 10 4 is aanwezig.

In fig. 2 is eindwand 3 getoond voorzien van een aantal ventilatoren 5 en 6.

In fig. 3 zijn enkele van de ventilatiekokers 4 weergegeven. Nabij de boveneinden 6 zijn deze voorzien van een bevestiging voor een kabel 7 die via een katrol 8 met een niet nader afgebeelde bedieningsinrichting verbonden is. Door kabel 7 15 te verplaatsen kan de hoogte van het benedeneinde 8 van elk van de ventilatiekokers 4 ten opzichte van de vloer 9 versteld worden. Bij voorkeur is deze hoogte h ongeveer 50-180 cm afhankelijk van de diameter/lucht door de koker, de leeftijd van de dieren en de gewenste ventilatie.

Uit fig. 3 blijkt dat elke ventilatiekoker voorzien is van een mechanische 20 ventilatie-eenheid zoals een ventilator 10. Deze is op niet afgebeelde wijze met het lichtnet verbonden. Vloer 9 is voorzien van vloerverwarming 16.

In fig. 4 is een detail van het benedeneinde 8 van een ventilatiekoker getoond. Daaruit blijkt dat aan de kokerbuis 11 een bevestiging 12 gemonteerd is waaraan een kegelvormig geleidingsschot 13 bevestigd is. Daardoor ontstaat een omtreksspleet 14 25 waarlangs lucht uit kan treden in de richting van pijl 15. Door verstelling van de afstand van het benedeneinde van buis 11 ten opzichte van de bovenzijde van kegel 13 kan de uitstroomsnelheid van de lucht beheerst worden. De hoogte van deze spleet 14 ligt bij voorkeur tussen 1 en 15 cm.

Met behulp van het hierboven beschreven ventilatiestelsel al dan niet in 30 combinatie met de vloerverwarming is het mogelijk in een pluimveestal het zich op de vloer bevindende materiaal zoals strooisel en mest een gemiddeld droog stofgehalte van meer dan ongeveer 65% te geven waarbij in optimale levensomstandigheden voor de dieren voorzien wordt.

Λ A ft ft 5

Gebleken is dat daardoor de ammoniakemissie aanzienlijk beperkt kan worden.

Bij proeven is gebleken dat bij 19% jaarlijkse leegstand in verband met schoonmaak van de stallen de gemiddelde ammoniakemissie onder 15 g per dierplaats per jaar kan blijven indien als dieren kippenkuikens gebruikt werden. Waarden van 5 minder dan 10 g per dierplaats per jaar zijn waargenomen. Dit is aanzienlijk lager dan de de huidige norm die uitgaat van 80 g per jaar per dierplaats.

Door het hier gebruikte verticale ventilatiestelsel wordt warme lucht vanuit de bovenzijde van de stal aangezogen en naar beneden getransporteerd. Door gebruik van de geleidingsschotten aan het einde van elke ventilatiekoker wordt de lucht op Λ 10 gelijkmatige wijze over een groot oppervlak, bijvoorbeeld 150 m , van de vloer verspreid. Daardoor kan enerzijds in een beperkt aantal verticale ventilatorkokers voorzien worden en is anderzijds de luchtsnelheid verhoudingsgewijs laag waardoor de dieren geen last van tocht en dergelijke ondervinden. Echter is het mogelijk de hierboven beschreven droge toestand van het zich op de vloer bevindende materiaal te 15 handhaven.

Gebleken is dat indien het droge stofgehalte onder boven de hierboven genoemde waarden daalt dadelijk een aanzienlijke toename van de ammoniakemissie ontstaat. Het (micro)klimaat in de stal verslechtert.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering 20 beschreven is, zal begrepen worden dat door het nemen van verdere maatregelen, die algemeen bekend zijn in de stand der techniek, droging van het zich op de vloer bevindende materiaal en zo beperking van de ammoniakemissie verwezenlijkt kan worden. Dergelijke verdere maatregelen liggen binnen het bereik van degene die bekwaam is in de stand der techniek en vallen binnen bijgaande conclusies.

25 1023268·

Claims (12)

1. Werkwijze voor het regelen van het klimaat in een pluim veestal, omvattende het ventileren van de vloer en het regelen van de temperatuur daarvan in het 5 bereik tussen 16 en 38°C op zodanige wijze, dat het droge stofgehalte van het zich op de vloer bevindende materiaal (zoals mest en strooisel) ten minste 60 gew.% bedraagt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het droge stofgehalte van het zich op 10 de vloer bevindende materiaal ten minste 65 gew.% bedraagt.

3. Ventilatiestelsel voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2 voor een pluimveestal omvattende een aantal zich verticaal over de hoogte van de stal uitstrekkende ventilatiekokers elk voorzien van een bij het 15 boveneinde van de koker gelegen instroomopening, een mechanische ventilatie-eenheid, en een nabij het benedeneinde Van de koker gelegen uitstroomopening, waarbij die uitstroomopening een geleidingsschot omvat voor het in hoofdzaak in horizontale richting uitblazen van ventilatielucht.

4. Ventilatiestelsel volgens conclusie 3, waarbij dat geleidingsschot een kegel omvat waarvan de hartlijn samenvalt met de hartlijn van die ventilatiekoker.

5. Ventilatiestelsel volgens een van de conclusies 3 of 4, omvattende een hijsstelsel voor het in verticale richting bewegen van die ventilatiekokers. 25

6. Pluimveestal omvattende ventilatiestelsels volgens een van de voorgaande conclusies voor interne ventilatie alsmede een ventilatiestelsel voor externe ventilatie.

7. Pluimveestal volgens conclusie 6, waarbij het benedeneinde van die ventilatiekokers op een afstand tussen 50 cm en 180 cm van de vloer van die stal geplaatst is. 1023266«

8. Ventilatiestelsel volgens conclusie 6 of 7, waarbij elke koker een vloergebied f λ van ten minste 100 m omvat.

9. Pluimveestal volgens een van de conclusies 6-8, omvattende 5 vloerverwarming.

10. Pluimveestal volgens een van de conclusies 6-9, waarbij dat externe ventilatiestelsel een horizontaal ventilatiestelsel omvat.

11. Pluimveestal volgens een van de conclusies 6-10, omvattende een temperatuurregeling met sensoren, waarbij die sensoren op dierhoogte zijn aangebracht.

12. Ventilatiekoker te gebruiken bij een ventilatiestelsel volgens een van de 15 conclusies 3-5 met een capaciteit van ten minste 40 m3/hr. 1023260·