NL191107C

NL191107C - Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte.

Info

Publication number: NL191107C
Application number: NL8902177A
Authority: NL
Original assignee: Nutreco B V
Priority date: 1989-08-28
Filing date: 1989-08-28
Publication date: 1997-08-26
Also published as: NL191107B; NL8902177A

Description

Η 191107 I Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een steil huisvesten van te mesten gevogelte, meer in het bijzonder van slachtkuikens, op een van een strooisellaag voorziene draagbodem, waarbij 5 voorzieningen zijn getroffen voor het drogen van de zich vormende strooisel-mestmengsellaag.

Een dergelijke werkwijze wordt besproken in het rapport ’’Perspectieven voor de aanpak van de mest- en H ammoniakproblematiek op bedrijfsniveau”, verslag van een themadag ’’Mestbehandeling op de boerderij”, gehouden in Ede op 30 mei 1989. In het hoofdstuk "Mogelijkheden voor mestbehandeling en vermindering van de NH3-emissie op pluimveebedrijven” van W. Kroodsma c.s., blz. 13 t/m 38, wordt voor slachtkuikens 10 aangegeven dat deze worden gehuisvest in stallen met een strooisellaag op de als draagbodem dienst H doende stalvloer, terwijl daarin voorts wordt aangegeven, dat bij het geforceerd drogen van kippenmest biologische processen worden geremd door een tekort aan vocht en in deze situatie een beperking van de H NHg-emissie mogelijk zal zijn. De met name voor slachtkuikenstallen besproken voorzieningen voor het drogen van het strooiseimestmengsel komen neer op het uitvoeren van de draagbodem in de vorm vein een 15 geïsoleerde en verwarmde vloer. Vermeld wordt daarbij, dat de emissie weliswaar lager is gebleken te zijn dan op een niet geïsoleerde, niet verwarmde vloer, doch dat er toch nog te veel NH3-emissie optrad, H hetgeen geweten werd aan natte plekken in de strooisellaag rondom de drinkwatervoorzieningen en de betrekkelijk vochtige mestlaag, die in de laatste weken van de vetmestperiode van de kuikens over de H strooisellaag wordt gevormd en die blijkbaar niet voldoende door de vloerverwarming kan worden gedroogd.

20 De uitvinding beoogt aan bovengenoemd probleem tegemoet te komen. Volgens de uitvinding wordt dit H doel bereikt, doordat de strooisellaag wordt aangebracht op een op een afstand boven de stalvloer H opgestelde luchtdoorlatende draagbodem, die zodanig is uitgevoerd dat doorvallen van de strooisellaag H wordt verhinderd, en dat drogende lucht van beneden af gelijkmatig en dwars door de draagbodem en de strooisel-mestmengsellaag heen wordt gevoerd, waarbij de mate van beluchting en de daaruit voortkomende 25 droging zodanig is bepaald, dat broei wordt voorkomen.

H De gelijkmatig en dwars door de draagbodem en de strooisel-mestmengsellaag heen bewegende drogende lucht komt daarbij in innig contact met de strooisel-mestmengsellaag en schept aldus de H voorwaarde voor een gelijkmatige, voldoende en snelle droging, waardoor het biologische proces en de H daarmede samenhangende NH3-emissie inderdaad effectief wordt tegengegaan.

30 Opgemerkt wordt, dat het uit het Amerikaanse octrooischrift 4.085.705 bekend is voor het huisvesten van laboratoriumdieren in een laboratoriumruimte gebruik te maken van kooien, voorzien van een geperforeerde H draagvloer met een strooisellaag, waarbij lucht van beneden af door de draagvloer heen wordt gezogen.

H In het octrooischrift wordt niet aangegeven, dat de geperforeerde draagbodem zo dient te zijn uitgevoerd dat doorvallen van de strooisellaag wordt verhinderd. Onder de draagbodem bevindt zich een lade voor het H 35 verzamelen van afval. Met het door de draagbodem heenzuigen van een luchtstroom wordt slechts beoogd H kwalijke dier- en mestgeuren uit de laboratoriumruimte af te voeren. Hoewel als neveneffect wel enige H droging zal optreden, wordt hierover in het octrooischrift niets vermeld, laat staan dat een zodanige mate van beluchten zou zijn beoogd, dat broei en de daarmee samenhangende NH3-emissie nagenoeg geheel zou worden tegengegaan.

H 40 Voorts is uit het artikel "Prüfung unterschiedlicher Laufböden in der Broilermast” van dipl.ing.agr. F.

Maus en Prof. Dr. Scholtyssek, DSG jaargang 22, pag. 627-633 (1988) een stal bekend voor het huisvesten H van slachtkuikens op een luchtdoorlatende draagbodem, die op afstand boven de stalvoer is opgesteld, waarbij lucht van bovenaf door de draagbodem wordt geblazen en de daaronder op de stalvloer liggende kippenmest droogt. Bij het hierbij plaatsvindende mestdroogsysteem wordt lucht over de mest gevoerd, 45 hetgeen een lange droogtijd en hoge luchtsnelheden vereist. In dit artikel wordt dan ook alleen vermeld, dat met de lucht schadelijke gassen, zoals HZS en NH3 worden afgevoerd, hetgeen erop duidt dat de mest langzaam wordt gedroogd en er dus toch nog een NH3-emissie optreedt. Uit dit artikel blijkt bovendien, dat de daar gekozen draagbodem juist bedoeld is ter vervanging van een strooisellaag.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.892.201 is het huisvesten van gevogelte op een luchtdoorlatende 50 draagbodem in een kooibatterij bekend. Daarbij blijft de mest op de luchtdoorlatende draagbodem achter en wordt deze mest belucht met een over en door de draagbodem bewegende luchtstroom. Deze lucht dient blijkens kolom 4, regel 49 van het octrooischrift in de eerste plaats voor het drogen. Uitdrukkelijk wordt afgezien van het gebruik van strooisel op de draagvloer, ook al worden de nadelen daarvan in verband met het gevaar van borstblaarvorming onderkend. Men kiest blijkens dit octrooischrift voor huisvesting op een H 55 uitsluitend uit mest bestaande verende laag. Deze uitsluitend uit mest bestaande laag zal echter snel H zodanig indikken, dat deze geen of onvoldoende lucht meer doorlaat. Van een innig contact tussende drogende lucht en de mestdelen in een rul strooisel-mestmengsellaag, zoals bij de onderhavige werkwijze, Η 191107 2 ^Β is daarbij geen sprake.

^B Tenslotte wordt opgemerkt dat het beluchten van een zaagsel-mestmengsellaag op zichzelf bekend is uit ^B de Europese octrooiaanvrage 0.155.842 waarin een veestal, in het bijzonder voor varkens, wordt beschre- ven, waarbij de dieren eveneens op een doorlatende draagbodem worden gehuisvest en zich onder deze H 5 bodem een beluchtingsruimte bevindt. In dit geval is de beluchtingsruimte voor een deel gevuld met H zaagsel, dat langs mechanische weg met de door de doorlatende draagbodem heenvallende excrementen wordt gemengd en belucht.

De dieren worden daarbij dus, anders dan bij de werkwijze volgens de uitvinding, op de kale doorlatende draagbodem gehuisvest. Voorts wordt de hoeveelheid ventilatielucht daarbij zo geregeld, dat een voor 10 biologische afbraak van het zaagsel-mestmengsel (onder invloed van aëroob actieve bacteriën) bevorderlijk ^B vochtgehalte van 40-60% in stand wordt gehouden. In deze Europese octrooiaanvrage wordt voorts ^B vermeld, dat de ammoniak-uitstoot minimaal is. Daar staat dan echter tegenover, dat de in deze Europese ^B octrooiaanvrage beoogde afbraak met het vormen van het al even schadelijke lachgas gespaard gaat.

15 De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht. H Figuur 1 toont een doorsnede door een gedeelte van de zwevende vloerconstructie van een voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding geschikte stal; ^B figuur 2 is een schematische horizontale doorsnede door de stal volgens de uitvinding, volgens het vlak ^B ll-ll in figuur 3 en 20 figuur 3 is een schematische verticale doorsnede door de stal, volgens het vlak III—III in figuur 2.

De uit beton bestaande stalvloer 1 sluit aan op het onderste gedeelte 2 van een de eigenlijke stalruimte ^B begrenzende zijwand 10.

Op enige afstand, bijvoorbeeld 20 cm, boven de betonvloer 1 is een luchtdooriatende draagbodem 3 25 aangebracht. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld is deze draagbodem opgebouwd uit secties 4, die elk ^B uit een lattenrooster bestaan. Deze lattenroosters 4 worden ondersteund op afstandhouders 5, die bijvoorbeeld als los op de betonvloer 1 te plaatsen betonblokken kunnen zijn uitgevoerd, doch ook één ^B geheel met de roosters kunnen vormen.

H De draagbodem 3 dient ter ondersteuning van een strooisellaag 6, die gewoonlijk uit houtkrullen, danwel ^B 30 fijngehakt stro of een ander geschikt materiaal bestaat. Om doorvallen van het strooisel door de tussenruimte ten van de lattenroosters 4 te voorkomen, is de draagbodem 3 belegd met een bij voorkeur uit kunststof ^B bestaand draadnet 7 met een voor de genoemde functie geschikte maaswijdte.

De stal volgens de uitvinding is voorts zodanig ingericht, dat de strooisellaag 6 (semi)continu kan worden H belucht met een vanuit de ruimte 8 opstijgende, over het gehele oppervlak van de strooisellaag gelijkmatig 35 verdeelde, door de draagbodem 3 heengaande stroom verse of geconditioneerde lucht. Hiertoe wordt de ruimte 8 tussen de betonvloer 1 en de draagbodem 3 continu vanuit een buiten de eigenlijke stalruimte ^b gelegen ruimte 9 met verse respectievelijk geconditioneerde lucht gevoed.

In het getekende uitvoeringsvoorbeeld (zie figuren 1 en 2) bevindt zich een dergelijke ruimte 9 aan de ^B buitenzijde van elk van de twee overstaande stalzijwanden 10. In de ruimten 9 wordt verse lucht van buiten 40 aangezogen en met behulp van een ventilator 11 en een spruitstuk 12 via gelijkmatig over het onderste gedeelte 2 van de betreffende zijwand 10 aangebrachte openingen in de ruimte 8 geblazen. Hierdoor ^B ontstaat in de ruimte 8 een geringe overdruk, onder invloed waarvan de beoogde gelijkmatige opstijgende ^B luchtstroom plaatsvindt.

^B Via in het dak 13 aangebrachte ventilatiekokers 14 wordt de boven de strooisellaag aanwezige lucht 45 (semi)continu afgevoerd. Het zal daarbij duidelijk zijn, dat de in de ruimten 9 aangezogen lucht volgens bepaalde wensen, bijvoorbeeld qua temperatuur, kan worden geconditioneerd alvorens in de ruimte 8 onder ^B de strooisellaag 6 te worden geblazen.

In het getekende uitvoeringsbeeld zijn de beide andere overstaande stalzijwanden 15 gesloten weerge-H geven. In één van deze zijwanden 15, of in beide, zou een afsluitbare opening kunnen worden aangebracht, 50 via welke het draadnet 7, tezamen met de zich daarop bevindende strooisellaag 6 en de slachtrijpe kuikens naar buiten zouden kunnen worden getrokken, om vervolgens de kuikens en het strooisel afzonderlijk op te vangen en af te voeren.

Claims

Η 3 191107 Η Werkwijze voor het in een stal huisvesten van te mesten gevogelte, meer in het bijzonder van slachtkuikens, op een van een strooiseflaag voorziene draagbodem, waarbij voorzieningen zijn getroffen voor het drogen 5 van de zich vormende strooisel-mestmengsellaag, met het kenmerk, dat de strooisellaag wordt aangebracht op een op een afstand boven de stalvloer opgesteide luchtdoorlatende draagbodem, die zodanig is uitgevoerd dat doorvallen van de strooisellaag wordt verhinderd, en dat drogende lucht van beneden af gelijkmatig en dwars door de draagbodem en de strooisel-mestmengsellaag heen wordt gevoerd, waarbij de H mate van beluchting en de daaruit voorkomende droging zodanig is bepaald, dat broei wordt voorkomen. Hierbij 1 blad tekening