NL9100758A - Anti-schranksysteem voor een schuiflade. - Google Patents

Description

Titel: Anti-schranksysteem voor een schuiflade

De uitvinding heeft betrekking op een uittrekbare schuiflade, aan weerszijden voorzien van een t e les co opge leiding, bestaande uit een ladeprofiel, een middenprofiel en een kastprofiel, waarbij elk kastprofiel is voorzien van een tandheugel, die in ingrijping is met een met de schuiflade verbonden, op een as gemonteerd tandwiel.

Van een telescoopgeleiding voorziene, uittrekbare schuifladen zijn in vele soorten bekend en zij worden veelvuldig gebruikt in bureaus, ladekasten en andere opbergsystemen. De schuiflade zelf is doorgaans een vormstijf produkt, bestaande uit vier zijden en een bodem. Indien de breedte van de schuiflade ten opzichte van de diepte erg groot is en bovendien de bodem in de schuiflade ontbreekt, zoals bijvoorbeeld het geval is bij hangramen voor het daarin naast elkaar opbergen van drie rijen hangmappen, dan bestaat een grote kans dat bijvoorbeeld bij het naar binnen schuiven van een uitgetrokken schuiflade deze schuiflade enigermate scheef ten opzichte van de telescoopprofielen komt te staan, waardoor het inschuiven van de schuiflade wordt bemoeilijkt, doordat de lade ten opzichte van de geleidingsprofielen gaat schranken. Om dit schranken tegen te gaan is het bekend de schuiflade ter plaatse van de twee zijwanden te voorzien van tandwielen, die in ingrijping zijn met bijbehorende tandheugels. De samenwerking van de twee tandheugels en de tandwielen zorgt er voor, dat de schuiflade niet scheef ten opzichte van de telescoopgeleidingen kan komen te staan en dat derhalve de uittrek- en de inschuifbeweging steeds evenwijdig blijft aan de hoofdrichting van de telescoopgeleidingen, aangebracht aan weerszijden van de schuiflade.

Bij een schuiflade is het wenselijk, dat deze zover buiten de de schuiflade omgevende kast kan worden geschoven dat de achterwand van de schuiflade toegankelijk is. Met name bij hangramen voor het daarin aanbrengen van hangmappen is zulks zeer gewenst omdat anders de achterste hangmappen van een rij niet kunnen worden uitgenomen respectievelijk in het hangraam kunnen worden teruggeplaatst. Deze gewenste eigenschap van schuifladen wordt doorgaans aangeduid met de term "overuittrekbaarheid". Telescoopgeleidingen, die een dergelijke overuittrekbaarheid toelaten zijn op zichzelf bekend.

Het combineren van een overuittrekbare schuiflade met een anti-schranksysteem levert echter problemen op om de navolgende redenen.

Bij een overuittrekbare schuiflade bevindt de achterwand van de schuiflade zich, zoals hierboven besproken, buiten de de schuiflade omgevende kast. De met deze schuiflade verbonden tandwielen moeten in ingrijping blijven met de in de kast aangebrachte tandheugels, omdat anders de anti-schrankwerking bij volledig uitgetrokken lade zou zijn opgeheven, terwijl de anti-schrankwerking juist in die positie van de schuiflade van belang is. De met de schuiflade verbonden tandwielen moeten derhalve in uitschuifrichting op enige afstand van de achterwand van de schuiflade zijn aangebracht. Bij het inschuiven van de schuiflade moet er binnen de de schuiflade omgevende kast plaats zijn voor de achter de achterwand aanwezige tandwielen en dit betekent weer dat er achter de volledig ingeschoven schuiflade in de kast een loze ruimte aanwezig moet zijn voor het opnemen van deze achterwaarts uitstekende tandwielen. Een dergelijke loze ruimte is uiteraard verloren ruimte en zulks is uit efficiëntieredenen ongewenst.

De uitvinding beoogt een schuiflade te verschaffen, die is voorzien van een anti-schranksysteem en bovendien over-uittrekbaar is, terwijl in ingeschoven toestand de achterwand van de schuiflade nagenoeg aanligt tegen de achterwand van een de schuiflade omgevende kast. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat bij een uittrekbare schuiflade van het bovenomschreven type elke tandheugel aan de uittrekzijde van het kastprofiel is voorzien van een kantelbaar met de tandheugel verbonden, van een vertanding voorzien verlengstuk, dat bij uittrekken van de schuiflade in de neergeklapte stand en bij het inschuiven van de schuiflade in de opgeklapte stand brengbaar is.

Op deze wijze heeft men de vaste, binnen de kast aanwezige tandheugels voorzien van een buiten de kast uitstekend gedeelte, waarin de met de schuiflade verbonden tandwielen bij volledig uitgeschoven schuiflade kunnen blijven ingrijpen, zodat de anti-schrankwerking ook in de volledig uitgetrokken positie van de schuiflade behouden blijft. Bij het inschuiven van de lade worden deze verlengde tandheugels door de lade zelf in een opgeklapte stand gebracht, zodat de schuiflade in ingeschoven stand volledig in de kast kan worden opgenomen.

Naast de hierboven aangegeven oplossing voor het gestelde probleem bestaat er ook nog een andere oplossing, waarbij het in de tandheugel ingrijpende tandwiel is opgenomen in een tandwielkast met drie in elkaar grijpende tandwielen, waarvan^ er twee met de tandheugel kunnen samenwerken, welke tandwielkast ten opzichte van de schuiflade kantelbaar is gemonteerd.

Deze tweede oplossing volgens de uitvinding komt er in feite op neer, dat de tandwielen van het anti-schranksysteem achter de achterwand van de lade uitsteken, bij het inschuiven van de lade echter beneden het ondervlak van de lade worden gekanteld zodat ook bij deze oplossing de achterwand van de schuiflade bij volledig ingeschoven lade nagenoeg ligt tegen de achterwand van de kast, waarin de schuiflade is opgenomen.

De hierboven omschreven uitvoeringsvormen van de schuiflade volgens de uitvinding worden aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont:

Fig. 1 een aanzicht in perspektief van de achterzijde van een schuiflade en de daarmee te verbinden telescoopgeleiding, voorzien van een tandheugel;

Fig. 2 een schuiflade in volledig uitgeschoven toestand, eveneens in perspektief-aanzicht;

Fig. 3-5 zijaanzichten van een schuiflade volgens de uitvinding in respectievelijk volledig uitgetrokken toestand (fig. 3), nagenoeg gesloten (fig. 4) en volledig gesloten of ingeschoven toestand (fig. 5); en

Fig. 6-8 zijaanzichten overeenkomstig de figuren 3-5 van een tweede uitvoeringsvorm van de schuiflade volgens de uitvinding.

In fig. 1 is een hoekpunt 4 van een achterzijde van een als hangraam uitgevoerde schuiflade 1 weergegeven, in welk hoekpunt 4 de zijwand 2 en de achterwand 3 van de schuiflade 1 met elkaar op enigerlei wijze zijn verbonden. In het hoekpunt is een doorgaans uit kunststof vervaardigd bevestigingsblok 5 aangebracht tegen de zijwand 2 van de schuiflade 1. Dit bevestigingsblok 5 dient voor het daarin opnemen van een glijblokje 6, waarin een as 7 is gelegerd. Op het uiteinde van de as 7 is een buiten het vlak van de zijwand 2 uitstekend tandwiel 8 aangebracht. Het bevestigingsblok 5 is bij voorkeur voorzien van een horizontaal verlopende spleet 9, die met behulp van een niet weergegeven stelschroef meer of minder kan worden dichtgeknepen voor het op de juiste hoogte instellen van het tandwiel 8.

Boven de schuiflade 1 is een telescoopgeleiding 10 weergegeven, bestaande uit een ladeprofiel 11, dat zoals weergegeven met de pijlen P tegen de zijwand 2 van de schuiflade 1 wordt bevestigd. De telescoopgeleiding 10 omvat verder een middenprofiel 12 en een kastprofiel 13, aan de onderzijde waarvan door middel van klemblokjes 15 een tandheugel 14 is aangebracht. Het kastprofiel 13 is bestemd om tegen de binnenwand van een (niet weergegeven) kast te worden gemonteerd, waarin de schuiflade 1 kan worden aangebracht. De tandheugel 14 kan uiteraard ook aan de bovenzijde van het kastprofiel 13 zijn gemonteerd. Uiteraard worden in dat geval de as 7 en de daarop gemonteerde tandwielen 8 aan de bovenzijde van de schuiflade 1 bevestigd.

In de figuren 2-5 is het anti-schranksysteem volgens de uitvinding weergegeven, waarbij in fig. 2 het hangraam 1 zich in volledig uitgeschoven positie bevindt en het ladeprofiel 11 volledig buiten het kastprofiel 13 is geschoven. De beide profielen 11, 13 blijven met elkaar verbonden door middel van het middenprofiel 12. De aan de onderzijde van het kastprofiel 13 aangebrachte tandheugel 14 is voorzien van een verlengstuk 16, in het ondervlak waarvan een vertanding 19 is aangebracht die in de weergegeven positie in hetzelfde hoofdvlak is gelegen als de vertanding van de tandheugel 14. Het verlengstuk 16 is kantelbaar gemonteerd op een as 20, die op geschikte wijze met het uiteinde van de tandheugel 14 is verbonden. Het verlengstuk 16 is voorzien van een aanslagvlak 17, welk vlak er voor zorgt dat in de volledig uitgeklapte positie van het verlengstuk 16 de vertanding 19 daarvan aansluit op die van de tandheugel 14. Het op de as 7 bevestigde tandwiel 8 is in ingrijping met de vertanding 19 van het verlengstuk 16 en bevindt zich buiten de niet weergegeven kast, waarvan het voorvlak op enige afstand van het uiteinde van het kastprofiel 13 is gelegen.

Het verlengstuk 16 is aan de voorzijde voorzien van een omgebogen uiteinde 18, waarvan de functie in het hiernavolgende wordt toegelicht.

In de figuren 3-5 is de schuiflade 1 in drie verschillende standen weergegeven. In de volledig uitgetrokken positie (fig. 3) ligt het tandwiel 8 buiten het vooreinde van het kastprofiel 13 en is in ingrijping met de vertanding 19 van het verlengstuk 16. Het omgebogen uiteinde 18 van het verlengstuk 16 ligt aan tegen het ondervlak van het middenprofiel 12.

Bij het naar binnen schuiven van het hangraam 1 rolt het tandwiel af over het in een gefixeerde stand gehouden verlengstuk 16 en vervolgens over de vertanding van de tandheugel 14. Indien het hangraam 1 over een zekere afstand naar links is verschoven is het ondervlak van het middenprofiel 12 het omgebogen uiteinde 18 van het verlengstuk 16 gepasseerd. Bij het verder inschuiven van het hangraam 1 komt het omgebogen uiteinde 18 aan te liggen tegen een zijwaarts uitstekende rand 21 van het hangraam 1 en wordt het verlengstuk 16 in bovenwaartse richting om de as 20 gekanteld. In volledig ingeschoven toestand van het hangraam 1 bevindt het tandwiel 8 zich nabij de niet weergegeven achterwand van de kast en is het verlengstuk 16 over 90° opgeklapt.

Bij het uittrekken van het hangraam 1 wordt het verlengstuk 16 door het middenprofiel 12 in de neergeklapte stand gebracht en gehouden.

In de figuren 6-8 is een tweede uitvoeringsvorm van de schuiflade volgens de uitvinding weergegeven, waarbij voor overeenkomstige onderdelen dezelfde verwijzingscijfers zijn gebruikt als in de figuren 3-5. Het in uitschuifrichting R voorste tandwiel 28 is gemonteerd op een as 27 die op dezelfde wijze is verbonden met het hangraam 1 als in fig. 1 weergegeven. Het tandwiel 28 is opgenomen in een tandwielkast 32, waarin verder zijn aangebracht de tandwielen 33 en 34. Het tandwiel 33 kan samenwerken met de tandheugel 14, evenals het tandwiel 28. Het tandwiel 34 is in ingrijping met de beide tandwielen 33, 28 en dient er slechts voor de beweging van deze tandwielen 33, 28 te synchroniseren. De tandwielkast 32 kan bestaan uit een draagplaat, die scharnierbaar is om de as 27.

Het tandwiel 28 ligt in de uitschuifrichting vóór het achtervlak van het hangraam 1. In de volledig uitgeschoven toestand van het hangraam 1 is het tandwiel 33 achter het achtervlak van het hangraam 1 gelegen en bevindt dit tandwiel 33 zich nog juist in ingrijping met het uiteinde van de tandheugel 14.

Onder de tandheugel is een geleidingsprofiel 31 aangebracht, dat nabij de achterzijde van het kastprofiel 13 een benedenwaarts gebogen verloop 36 heeft. Dit geleidingsprofiel 31, 36 kan ook bestaan uit een geleidingssleuf, aangebracht in een zijwand 30, die beneden de tandheugel 14 benedenwaarts uitsteekt. Het tandwiel 33 is voorzien van een zijdelings uitstekende asstomp 35, die vanaf het vlak van tekening naar voren wijst en die is opgenomen in het geleidingsprofiel 31. Bij het naar binnen schuiven van het hangraam 1 rolt het tandwiel 33 af over de tandheugel 14. Uiteraard bevindt zich aan de tegenoverliggende zijde van het hangraam 1 een overeenkomstige tandwielkast 32 met de tandwielen 28, 33, 34, waarvan het tandwiel 33 eveneens in ingrijping is met een aan die zijde aangebrachte tandheugel 14 en geleidingsprofiel 31.

Nadat het hangraam 1 over zekere afstand naar binnen is geschoven komt het tandwiel 28 eveneens in ingrijping met de tandheugel 14, zodat over een aanzienlijk deel van de translat iebeweging van het hangraam 1 beide tandwielen 33, 28 afrollen over de tandheugel 14. Aan het einde van de inschuif-beweging wordt het tandwiel 33 door de uitstekende pen 35 gedwongen het gebogen verloop 36 van het geleidingsprofiel 31, 36 te volgen, waarbij derhalve het tandwiel 33 uit de in-grijpingsstand in de tandheugel 14 treedt. De anti-schrank-werking wordt nu uitsluitend overgenomen door het tandwiel 28, de as 27 en het aan het andere uiteinde daarvan aangebrachte, overeenkomstige tandwiel 28. De tandwielkast 32 maakt een kantelbeweging om de as 27 totdat, zoals in fig. 8 weergegeven, de tandwielkast 32 over 90° is gekanteld en het tandwiel 28 aan het uiteinde van de tandheugel is terechtgekomen. Het hangraam 1 is thans volledig ingeschoven, waarbij de achterwand van het hangraam 1 nagenoeg tegen de achterwand van een niet weergegeven kast is komen aan te liggen.

Bij het naar buiten schuiven van het hangraam 1 rollen de tandwielen 28 af over de respectievelijke heugels 14, totdat de tandwielkast over ongeveer 90° is gekanteld en het tandwiel 33 in ingrijping met de tandheugel 14 is gekomen. Om deze ingrijping van het tandwiel 33 in de tandheugel goed te laten verlopen dient het tussen- of synchronisatietandwiel 34, dat er voor zorgt dat de tanden van het tandwiel 33 niet aanlopen tegen de tanden van de tandheugel 14.

Claims (9)

1. 2. Schuiflade volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verlengstuk (16) is voorzien van een omgebogen uiteinde (18) dat zich bij neergeklapt verlengstuk (16) bevindt in de be-wegingsbaan van een zijdelings uitstekend deel (21) van de schuiflade (1).
2. 3. Schuiflade volgens de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat het verlengstuk (16) aan de naar de tandheugel (14) toegekeerde zijde is voorzien van een aanslagvlak (17) voor het uitrichten van het verlengstuk (16) in de neergeklapte toestand.
3. 4. Schuiflade volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de twee met de schuiflade (1) verbonden tandwielen (8) zijn aangebracht op een doorlopende as (7) en in uitschuifrichting (R) vóór het achtervlak (3) van de schuiflade (1) zijn gelegen.
4. 5. Schuiflade volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het in de tandheugel (14) ingrijpende tandwiel (28) is opgenomen in een tandwielkast (32) met drie in elkaar grijpende tandwielen (28, 33, 34), waarvan er twee (28, 33) met de tandheugel (14) kunnen samenwerken, welke tandwielkast (32) ten opzichte van de schuiflade (1) kantelbaar is gemonteerd.
5. 6. Schuiflade volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat onder elke tandheugel (14) een geleidingsprofiel (31, 30) aanwezig is, in welk profiel een buiten het in uittrekrichting (R) van de lade (1) achterste tandwiel (33) uitstekende asstomp (35) geleidbaar is opgenomen, welk geleidingsprofiel (31, 36) nabij het in uitschuifrichting (R) achterste uiteinde van het kast-profiel (13) een benedenwaartse gebogen verloop (36) heeft.
6. 7. Schuiflade volgens de conclusies 5-6, met het kenmerk, dat het gebogen verloop (36) van het geleidingsprofiel (31, 36. zodanig is dat bij volledig gesloten schuiflade (1) de tandwielkast (32) over ongeveer 90° is gekanteld, terwijl in die positie het in uitschuifrichting (R) voorste tandwiel (28) in ingrijping is met de tandheugel (14).
7. 8. Schuiflade volgens de conclusies 5-7, met het kenmerk, dat bij volledig uitgetrokken schuiflade (1) het in uitschuifrichting (R) achterste tandwiel (33) nog juist in ingrijping is met het uiteinde van de tandheugel (14) .
8. 9. Schuiflade volgens de conclusies 5-8, met het kenmerk, dat het in uitschuifrichting (R) voorste tandwiel (28) in uitschuifrichting voor het achtervlak (3) van de schuiflade (1) is gelegen.
9. 10. Schuiflade volgens de conclusies 5-9, met het kenmerk, dat de tandheugel (14) en het geleidingsprofiel (31, 36) tot een onderdeel zijn gecombineerd, waarbij het geleidingsprofiel (31, 36) bestaat uit een geleidingssleuf, aangebracht in een beneden de tandheugel (14) uitstekende zijwand (30).