NL8104853A - Schuiflade. - Google Patents

Description

# * - VO 2U50 ..........

1

Schuiflade.

De uitvinding heeft betrekking op een lange lade bedoeld om verschuifbaar gemonteerd te worden in stellingen, ladekasten, rekken of dergelijke, voor het opslaan van kleine voortbrengselen in het bijzonder verpakte farmaceutische waar in drogisterijen, apothekes 5 en dergelijke ondernemingen.

Bij drogisten is het bekend farmaceutische waar in betrekkelijk brede en hoge ladekasten op te bergen in lange laden wélke een horizontale bodem en compartimenten voor de waar hebben. De inhoud in een open lade is moeilijk te overzien, in het bijzonder bij die la- 10 den welke zich boven de ogen van een persoon bevinden. Voorgesteld is om de bodem naar een zijde van de la te doen hellen, zoals bijvoorbeeld bekend uit het Oostenrijkse octrooischrift 330.^55· Om te waar te kunnen over zien en uit een geopende lade te halen, is het noodzakelijk zich aan de lange kant van een lade op te stellen, zodat het kan voorkomen dat 15 men zich van de ene naar de andere zijde van de lade moet verplaatsen waar deze het laagst is. Voorts moet een speciale geleiding voor de lade worden gemaakt terwijl ook de bodem betrekkelijk stevig moet zijn en voldoende draagsterkte moet bezitten wanneer de lade is uitgetrokken waardoor het geheel lomp wordt.

20 Anderzijds kunnen bij horizontale laden de bodems betrekkelijk dun zijn uitgevoerd doch dan moeten de zijkanten betrekkelijk stevig en stijf zijn teneinde aan de lade de vereiste draagsterkte te geven. Bedoelde zijwanden verhogen echter het totale gewicht van de lade en houden de waar op ongunstige wijze buiten het zicht.

25 Het doel van de uitvinding is de geschetste nadelen te ondervangen en te voorzien in een schuiflade met compartimenten voor de waar zodanig dat deze gemakkelijk langs beide langs zij den van de lade toegankelijk zijn terwijl deze lade zelfs wanneer deze een dunne bodem heeft, dellast kan dragen.

30 Dit wordt volgens de uitvinding op nog nader te bespre ken wijze bereikt.

De uitvinding wordt onder verwijzing naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: _ Figuur 1 schematisch een perspectivisch aanzicht van ---810 4 8 5 3------------------------------------------ * κ 2 een ladekast voorzien van laden volgens de uitvinding, figuur 2 een verticale doorsnede door een lade volgens de uitvinding, figuur 3 een verticale doorsnede door een lade doch van 5 een iets andere uitvoeringsvorm en figuur ^ een bovenaanzicht van de voorkant van een lade. De ladekast volgens figuur 1 draagt een groot aantal lange schuifladen 2, -waarvan de bodems bestaan uit twee relatief'dunne en lange helften 3a en 3b. Deze helften’ zijn in de centrale langsas ^ 10 met elkaar verbonden en hellen naar de betreffende langswanden 5, 6 van de lade, zodat deze helften 3a, 3b -onderling een scherpe hoek vormen met een naar boven gerichte top. Een verticale rug 7 is op betrekkelijk stijve wijze volgens de lijn U met de bodem verbonden terwijl scheidingswanden 8 onder een rechte hoek ten opzichte van de rug 7 op elke 15 helft 3a, 3b zijn aangebracht.

De zijwanden 9, 10 zijn naast de betreffende langs-- ! | wanden 5, 6 van de bodem van een lade (zie figuur 2) aangebracht, welke zijwanden bestaan uit transparant materiaal zoals kunststof en dienen als aanslag voor de waar Y (zie figuur 1) welke in de compartimenten 20 is aangebracht en welke gescheiden zijn door de rug 7 en de wanden 8 ' \ zoals bij de uitgetrokken la S^iüifiguinr 1 te zien is.

Figuur 3 toont de zijwanden 9» 10 op enige afstand van de langsranden 5, 6 zodat spleten 11, 12 worden gevormd om het verzame- • i len van stof en der gelijke in dit gebied te voorkomen. De verticale . 25 voorwand 13 van de lade 2 loopt met de boven- en onderrand evenwijdig aan het bodemvlak van de helften 3a., 3b volgens figuur 1 .en uit figuur : . 1 en i blijkt dat de zijwanden zijn omgebogen ter vorming van hendels

; I

’ ’ of grepen voor de vingers om de lade uit te kunnen trekken.

De geleidingen voor het doen geleiden van de laden vor-30 men gpen onderwerp van de uitvinding en kunnen bestaan uit op zichzelf bekende geleidingsrails of strippen met een glijdende of rollende geleiding. .

De uitvoeringsvorm volgens de uitvinding heeft hét^bijzondere voordeel, dat zelfs in de open stand en onafhankelijk van de 35 langszijwanden of geleidingen, de lade een voldoende eigen stabiliteit heeft tegen doorbuigen doordat de bodem bestaat uit twee langshelften

8104853 T

3 3a, 3¾ welke een stompe hoek vormen met de naar hoven gerichte top waardoor een verstijvingsrug in de langsriehting wordt gevormd en deze stabiliteit kan worden verhoogd door een verticale scheidingswand h welke -star met die rug verbonden is. Het is niet noodzakelijk zich aan een 5 langszijde van de lade op te stellen om waar uit een open la te halen en een persoon kan aan elke zijde de waar uitnemen aangezien bij voorkeur waar van hetzelfde type in de compartimenten aan elke zijde van de scheidingswand 7 gelegen is.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is 10 tot de in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen doch dat ook modificaties binnen het kader van de uitvinding vallen. De helling van de bodem kan ook tegengesteld zijn en haaks op de richting van de lade onafhankelijk van de diepte van de lade ten opzichte van de breedte.

De hoek tussen de langshelften kan worden gevarieerd . 15 terwijl de aanslagen aan de langsranden van de lade anders uitgevoerd . kunnen zijn, hetgeen ook geldt voor de hendels op de lade. De langsbo- demhelften behoeven niet de vorm te hebben van vaste platen doch zij li · kunnen ook zijn uitgevoerd in de vorm van stevige roosterconstructies of dergelijke.

‘ T

8TÖT8T3 .................... ‘

Claims (1)

1. ·»' .iS»·- k Lange lade met compartimenten voor het opslaan van kleine voortbrengselen welke lade verschuifbaar gemonteerd is in een : rek, een ladekast, een stelling of dergelijke, welke lade een hellende ' bodem in dwarsrichting heeft met het kanmerk, dat de bodem van de lade . ' 5' (2) bestaat uit twee langshelften (3a, 3b) welke onderling zijn verenigd volgens de centrale langslijn (it·) van de bodem, waarbij elke bodem naar de betreffende zijwand (5S 6) helt-, terwijl een verticale verstijvings-wand (7) volgens-bedoelde langslijn (h-) aan de langshelften (3a, 3b) bevestigd is. ij. ( i ! . ' ' · ’ - 1. t . . , . .· - ... · : : f . . - . j . - i- * - * 1 · - . ’ il ' ' '' vx: i ; « - . ... j j ' -4 ! ,· I t i I I 8 1 0 4 8 53 — — —-