NL9100447A - Verpakking- en vulinrichting. - Google Patents

Description

UITTREKSEL

Verpakking- en vulinrichting omvattende een vormstation voor het vervormen van een baanvormige vervormbare folie tot een aaneengesloten reeks vormsels, een vulstation voor het als vulling inbrengen van een gegeven produkt in die reeks vormsels, een toevoermiddel voor een afdichtfoliebaan voor het sluiten van de aaneengesloten reeks vormsels, een etiketteer-inrichting voor het doen vastkleven van etiketten op de genoemde afdichtfoliebaan, en een afdichtstation voor het doen vastgekleefd raken van een baanvormige afdichtfolie met daarop gekleefde etiketten op de reeks vormsels.

Titel: Verpakking- en vulinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een verpakking- en vulinrichting en in het bijzonder op een dergelijke inrichting voor het als vulling inbrengen van een produkt in een bekervormig voorwerp en het afdekken van dat gevulde, bekervormige voorwerp met een afdichtfolie.

Fig. 12 van de bijgaande tekening laat een voorbeeld zien van een gebruikelijke verpakking- en vulinrichting. Een verpakking- en vulinrichting 1 bevat een vormstation 2. In dat vormstation 2 wordt een vormsel 4 vervaardigd door het vervormen van een baan vervormbare folie 2 in een voorafbepaalde, zoals een bekervormige gedaante, in een vulinrichting 5 bevindt zich een produkt dat als vulling 6 moet worden ingebracht in het vormsel 4 van bekervormige gedaante.

Een afdichtfolie 7 wordt toegevoerd aan een afdicht-station 8.

In dat afdichtstation 8 wordt die afdichtfolie 7 door verwarming klevend vastgehecht aan de bovenzijde van het bekervormige vormsel 4 voor het afdichtend afsluiten van het gevulde vormsel 4. In een ponsstation 9 worden delen 10, welke de gevulde bekervormige vormsels 4 afdekken uitgeponst uit de baan afdichtfolie en de van de uitgeponste delen ontdane folie wordt dan opgewonden op een opwikkelrol 12.

Het bekervormige vormsel 4, afgedekt door de afdichtfolie wordt vervolgens getransporteerd naar de volgende stap volgens welke een etiket 13 er klevend aan wordt vastgehecht. Blijkens fig. 13 is een aaneengesloten reeks etiketten 14 voorzien van een loslaatpapier 15 en zijn etiketten 13 provisorische daaraan vastgekleefd door middel van een kleefstof 16. Blijkens fig. 14 wordt het loslaatpapier 15 afgepeld door middel van een losmaakplaat 17 en het etiket 13 klevend vastgehecht op het uitgeponste stuk folie 10, dat het bekervormige vormsel 4 afdekt.

Bij deze soort verpakking- en vulinrichting wordt echter het etiket op de afdichtfolie klevend vastgehecht nadat die folie op het bekervormige vormsel is vastgekleefd. Daardoor is het noodzakelijk om de vormsels en de etiketten individueel te positioneren hetgeen tot moeilijkheden aanleiding geeft. Erger nog is dat het soms moeilijk is om het etiket op de juist wijze nauwkeurig gepositioneerd vastgekleefd te krijgen op het bekervormige vormsel in kwestie.

Hoofddoel van de uitvinding is derhalve een verpakkingen vulinrichting te verschaffen waarbij elk etiket gemakkelijk op de juiste wijze gepositioneerd komt te zitten.

De onderhavige uitvinding verschaft derhalve een verpakking- en vulinrichting, omvattende een vormstation voor het vervormen van een vervormbare foliebaan tot een aaneengesloten reeks vormsels; een vulstation voor het als vulling inbrengen van een gegeven produkt in de aaneengesloten reeks vormsels die zijn gevormd in dat vormstation; een toevoermiddel voor een baan afdichtfilm voor het afsluiten van de genoemde, aaneengesloten reeks vormsels; een etiketteerinrichting voor het vastkleven van etiketten op de genoemde afdichtfoliebaan; en een afdichtstation voor het doen vastgekleefd raken van een afdichtfoliebaan met de daarop vastgekleefde etiketten op de genoemde aaneengesloten reeks vormsels.

Na het vastkleven van de etiketten op de afdichtfolie wordt die afdichtfolie tezamen met de daarop vastgekleefde etiketten gebruikt om een aaneengesloten reeks vormsels te sluiten.

Aangezien derhalve overeenkomstig de onderhavige uitvinding de etiketten eerst worden vastgekleefd op de afdichtfolie en vervolgens die afdichtfolie met de daarop vastgekleefde etiketten vastgekleefd op een aaneengesloten reeks vormsels kan ermee worden volstaan om het eerste etiket ten opzichte van het eerste vormsel te positioneren waarbij dan verder het aanbrengen zeer gemakkelijk verloopt.

Bovengenoemd oogmerk, verdere doeleinden, bijzonderheden, fasen en voordelen overeenkomstig de uitvinding zullen nader blijken uit de hieronder volgende, gedetailleerde beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen onder verwijzing naar de illustratieve figuren van de tekening.

Fig. 1 is een aanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 is een aanzicht van een vulstation toegepast bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1; fig. 3 is een aanzicht van een zuiginrichting en de perifere opstelling daarvan bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1; de fig. 4A en 4B laten een etikettenvastkleefinrichting zien welke wordt toegepast bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1, waarbij fig. 4A een aanzicht is van de toestand waarin het etiket vastgezogen wordt gehouden door een zuiginrichting en fig. 4B een aanzicht is van de toestand waarin het etiket is vastgekleefd aan de afdichtfolie; fig. 5 is een aanzicht van een ander uitvoeringsvoorbeeld van de etiketteerinrichting toegepast in de verpakking- en vulinrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 6 is een bovenaanzicht van een aaneengesloten reeks etiketten welke wordt toegevoerd aan de etiketteerinrichting volgens fig. 5; fig. 7 is een bij fig. 6 behorend zijaanzicht; fig. 8 is een aanzicht van een transporteenheid voor het etiketteren toegepast in de etiketteerinrichting volgens fig. 5; fig. 9 is een aanzicht van een positioneerstopinrichting in de etiketteerinrichting volgens fig. 5; fig. 10 is een aanzicht van een losmaakplaat toegepast bij de etiketteerinrichting volgens fig. 5; fig. 11 is een aanzicht van een justeerrol van de etiketteerinrichting volgens fig. 5; fig. 12 is een aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een tot dusver toegepaste vefpakking- en vulinrichting; fig. 13 is een aanzicht van de aaneengesloten reeks etiketten welke wordt toegevoerd aan de tot dusver toegepaste verpakking- en vulinrichting zoals volgens fig. 13; en fig. 14 is een aanzicht van de losmaakplaat en een omtreksgedeelte daarvan.

Fig. 1 is een aanzicht van een uitvoeringsvorm overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Een verpakking- en vul-inrichting 20 omvat een houderrol 22. Van een baan vervormbare folie 24 welke is opgewikkeld op de houderrol 22 is één einde afgewikkeld en loopt naar het vormstation 28 via een rol 26.

In het vormstation 28 worden vormsels 30 van voorafbepaalde gedaante zoals in de vorm van een beker uit de vervormbare folie 24 gevormd.

Vervolgens wordt elk bekervormig vormsel 30 getransporteerd naar een vulstation 32, dat een vulinrichting 34 bevat. Blijkens fig. 2 bevindt zich in de vulinrichting 34 een als vulling 36 in te brengen produkt. Als zulk een produkt dat als vulling 36 kan worden ingebracht kunnen o.a. worden genoemd gelatinepudding, zachte "adzuki"-boon gelatinepudding en custard pudding. Van de vulinrichting 34 reikt een vul-buis 38 omlaag.

Stroomafwaarts van het vulstation 32 bevindt zich een etiketteerinrichting 40 welke is voorzien van een houderrol 42. Op die houderrol 42 zit een aaneengesloten reeks etiketten 44. Blijkens fig. 3 bestaat die etikettenreeks 44 uit een baan loslaatpapier 46 en etiketten 50 welke daar provisorisch op vastgeplakt zitten door middel van een kleefstof 48. Van de aaneengesloten etikettenreeks 44, welke is opgewikkeld op de houderrol 42 is één einde afgewonden en wordt gevoerd naar de losmaakplaat 54 via de rol 52. Het etiket 50 wordt dan af gepeld van het loslaatpapier 46 door de losmaakplaat 54 en het etiket 50 met de laag kleefstof 48 daarop wordt aangezogen door en vastgehouden door een zuig-inrichting 56. Het loslaatpapier 46 waarvan de etiketten 50 afgepeld zijn wordt via een rol 58 opgewonden op een opwikkel-spoel 60.

De zuiginrichting 56 omvat een zuigdeel 62. Van het zuigdeel 62 reikt een telescopische zuigbuis 64 omlaag. Een zuigkophouder 66 is bevestigd aan de punt van die zuigbuis 64.

Met de zuigkophouder 66 is een zuigkop 68 verbonden welke is vervaardigd uit spons op dergelijk materiaal. Het etiket 50 wordt aangezogen en vastgehouden door de zuigkop 68 door middel van de zuigbuis 64.

In de nabijheid van de zuiginrichting 56 bevindt zich een houderrol 70 voor het daarop aanbrengen van de afdichtfolie, welke wordt toegepast voor het sluiten van het bekervormige vormsel 30. De houderrol 70 bevat een daarop gewikkelde baan afdichtfolie 72 . Die afdichtfolie 72 loopt van de houderrol 70 via een rol 74, een rol 76 en een rol 78 naar een afdichtstation 80. In dat station 80 wordt de mond van het bekervormige vormsel 30 afdichtend gesloten door middel van de afdichtfolie 72. De zuiginrichting 56 bevindt zich tussen de rollen 74 en 76.

Het bekervormige vormsel 30 wordt vervolgens vanuit het afdichtstation 80 naar een ponsstation 82 getransporteerd. In dat ponsstation 82 ontstaat er een overblijvend deel 86 waaruit het afdekkende deel 84 voor het sluiten van het bekervormige vormsel 30 uitgeponst is en de door het uitponsen overgebleven afdichtfolie 72 wordt opgewonden onder het tegelijkertijd uiteengaan ten opzichte van de aaneengesloten reeks bekervormige vormsels 30. Het overgebleven deel 86 wordt via een rol 90 naar een opwindspoel 92 geleid. De van elkaar gescheiden bekervormige vormseleenheden 30 worden geplaatst op een transportband 94 voor het ondergaan van de volgende behandelingsstap.

In het vormstation 28 wordt de vervormbare folie 24, bijvoorbeeld door een zuigwerking door middel van een vacuüm-pomp of dergelijke vervormd. De eenheden van het bekervormige vormsel 30 worden gevuld met het te verpakken produkt 36, dat als vulling wordt ingebracht in de vulinrichting 34 via de vulbuis 38 naarmate die bekervormige vormsels stapsgewijs onder die vulbuis door worden geleid (fig. 2).

Bij deze verpakking- en vulinrichting 20 worden eerst de etiketten 50 met kleefwerking gehecht aan de afdichtfolie 72.

De fig. 4A en 4B laten de wijze zien waarop het etiket 50 met kleefwerking wordt vastgekleefd op de afdichtfolie 72 door de aanzuiginrichting 56 van de etiketteerinrichting 40. Eerst wordt, zoals blijkt uit fig. 4A, elk etiket 50 dat successievelijk aankomt aangezogen en vastgehouden door de aanzuiginrichting 56. Vervolgens wordt, blijkens fig. 4B, de telescopische zuigbuis 64 omlaag uitgezet en wordt het etiket 50 vastgekleefd op de afdichtfolie 72. Wanneer het etiket 50 volledig is vastgekleefd op de afdichtfolie 72, wordt de aanzuiginrichting 56, d.w.z. het daarin gecreëerde vacuüm, ongedaan gemaakt. Vervolgens neemt, bij teruggetrokken aan-zuigbuis 64, de aanzuiginrichting 56 het volgende etiket 50 op. Naarmate deze cyclus wordt herhaald worden de etiketten 50 successievelijk vastgekleefd op de afdekfolie 72.

De afdichtfolie 72 met de daarop aldus vastgekleefde etiketten 50 wordt intermitterend gevoerd naar het afdicht-station 80. In dat afdichtstation 80 wordt de afdichtfolie 72 met de zijde tegenover die waarop de etiketten 50 vastgekleefd zijn, vastgekleefd op de bekervormige vormsels om deze afzonderlijk te sluiten, bijvoorbeeld door verhitten tot op een temperatuur die vereist is voor het thermisch vastsmelten van de afdichtfolie 72 aan het gevormde, bekervormige vormsel 30. Elk bekervormige vormsel 30 dat is gesloten met de afdichtfolie 72 en het daarop, op zijn plaats vastgekleefde etiket 50 wordt vervolgens gevoerd naar het ponsstation 82. In dit pons-station 82 ontstaat er een overblijvend deel 86 van de afdichtfolie 72 nadat met die folie de afzonderlijke eenheden bekervormige vormsel 30 zijn gesloten door uitgeponste gedeelten, onder het zich tegelijkertijd verwijderen door dat overblijvende deel 86 van elk van de bekervormige vormsels 30.

Bij deze verpakking- en vulinrichting 20 worden de etiketten 50 een voor een aan de afdichtfolie 72 door kleef-werking vastgehecht synchroon met het successievelijk toevoeren van de aaneengesloten reeks bekervormige vormsels 30.

Zo zullen, wanneer het etiket 50 op zijn plaats op de afdichtfolie 72 ten opzichte van de eerste eenheid van een beker vormig vormsel 30 is vastgekleefd, de volgende eenheden met voldoend hoge precisie op de juiste plaats geëtiketteerd kunnen worden. Aldus is dus met de volgens de uitvinding voorgestelde verpakking- en vulinrichting 20 het op de juiste wijze positioneren van de etiketten 50 aanzienlijk gemakkelijker dan dit het geval was met de tot dusver gebruikelijke inrichting van deze soort.

Fig. 5 is een aanzicht van een ander uitvoeringsvorm van de etiketteerinrichting. De etiketteerinrichting 40 bevat een houderrol 100, waarop een aaneengesloten reeks etiketten 214 is opgerold. Die reeks etiketten 214 omvat een baan loslaat-materiaal 216 zoals weergegeven in de fig. 6 en 7. Dit los-laatmateriaal 216 bevat, bijvoorbeeld een baan van velachtig materiaal 218, zoals papier en kunsthars, met daarop een laag van een loslaatmiddel 220, zoals een siliconenbekleding. Op dit loslaatpapier 216 zijn provisorisch etiketten 220 door middel van een kleefstoflaag 224, zoals een voor drukgevoelig hechtmiddel vastgekleefd. De aaneengesloten reeks etiketten 216 wordt door een houderrol 100 via een rol 120 getransporteerd naar een etikettenbedrukkingsinrichting 104 en vandaar naar een etikettentoevoerinrichting 106.

In de etikettentoevoerinrichting 106 wordt de aaneengesloten reeks etiketten 214 over de geleidingsrol 108 geleid naar een justeerrol 110. Die justeerrol 110 is vertikaal verplaatsbaar.

Nadat de aaneengesloten reeks etiketten 214 de justeerrol 110 gepasseerd is wordt die reeks geleid naar een etiketten-afstandssensor 114 via een geleidingsrol 112.

Vandaar wordt de aaneengesloten reeks etiketten 214 geleid naar een losmaakplaat 118 en wel via een geleidingsrol en wordt daarbij geleid over de rand van die losmaakplaat 118 waarbij de etiketten 220 achtereenvolgens vrijkomen waarna het loslaatmateriaal 216 wordt opgewonden door een opwindspoel 224 via een tweetal rollen 120 en 122.

In de nabijheid van de losmaakplaat 118 bevindt zich een transporteenheid 130 voor het etiketteren als een middel voor het houden van een etiket. Deze transporteenheid 130 omvat een tweetal rollen 133 en 134, waarover een stel banden 136 loopt. Dit stel banden omvat de banden 136a, 136b en 136c zoals afgebeeld in de fig. 8 en 9. Die drie banden lopen onderling evenwijdig met constante afstanden tussen de banden 136a en 136b en tussen de banden 136b en 136c. Door een motor wordt via de rol 132 het stel banden 136 aangedreven.

Binnen de etiketteer-transporteenheid 130 is een aantal stoppen 140a, 140b, 140c en 140d aangebracht, welke zijn verbonden met respectieve luchtcilinders 142. Met die cilinders 142 kunnen de stoppen 140a-140d vertikaal bewogen worden. In de nabijheid van die positioneerstoppen 140a-140d zijn fotosensoren 144a-144d aangebracht.

De etiketteer-transporteenheid 130 is voorzien van een blaastoestel 146 voor het creëren van onderdruk in die transporteenheid 130. De transporteenheid 130 is verder nog voorzien van een cilinder 148 voor vertikale verplaatsing daarvan.

De etiketteerinrichting 40 is zodanig ingericht dat de aaneengesloten reeks etiketten 214 van de houderrol 100 af wordt getrokken en op die etiketten 222 een cijfer, letters, een streepjescode of dergelijke kan worden gedrukt. De aaneengesloten etikettenreeks 214 met de bedrukte etiketten 222 wordt geleid naar de losmaakplaat 118 via de justeerrol 110 en, blijkens fig. 10 worden de etiketten 222 achtereenvolgens naarmate elk etiket 222 wordt geleid voor een rand van de losmaaktplaat 118 er afgepeld. Op dit ogenblik wordt de aanwezigheid van het etiket 222 gedetecteerd door de etiket-afstandsensor 114 en wordt de voorwaartse verplaatsing van de aaneengesloten reeks etiketten 214 tot stilstand gebracht met een deel van het etiket 222 provisorisch vastgeplakt op het loslaatpapier 216.

De mate waarover het etiket 222 uitsteekt van de rand van de losmaakplaat 118 kan worden ingesteld door middel van de justeerrol 110. Dat wil zeggen dat de bewegingsrichting van de aaneengesloten reeks etiketten 214 variabel is door vertikale verplaatsing van de justeerrol 110. Zo zal bijvoorbeeld, zoals blijkt uit fig. 11, wanneer de justeerrol 110 in pijlrich-ting A (omhoog) wordt verplaatst, de bewegingsrichtging van de aaneengesloten reeks etiketten 214 "wat de voorwaartse verplaatsing daarvan betreft" worden gewijzigd, hetgeen resulteert in een verhoogde mate waarover het etiket van de rand van de losmaakplaat 118 vrijkomt. Daarentegen, zal wanneer de justeerrol 110 in tegengestelde pijlrichting B (omlaag) wordt verplaatst, de aaneengesloten etikettenreeks 214 in tegengestelde richting zijn beweging veranderen, hetgeen resulteert in een verminderde mate waarover het etiket vrijkomt van de rand van de losmaakplaat 118.

Het etiket 222 dat wordt afgepeld door de losmaakplaat 118 wordt door de transporteenheid 130 voor het etiketteren vastgehouden. In het inwendige van die transporteenheid 130 wordt een negatieve druk gecreëerd door het blaas-toestel 146. Daardoor worden de etiketten 222 omhoog aangezogen tussen de banden 136a en 136b en evenzo tussen de banden 136b en 136c en worden daardoor door die banden 136a-136c zodanig vastgehouden, dat die etiketten 222 de beweging van het stel banden 136 volgen.

Terwijl de etiketten 222 aldus worden vastgehouden door het stel banden 136 wordt de eerste positioneerstop 140a uitgezet onder het stel banden 136. Het bewegende etiket 222 komt in aanraking met stop 140a en wordt daardoor tegengehouden. De banden 136a-136c wegen dan in glijdende aanraking met de etiketten 222.

Wanneer het etiket 222 tot stilstand is gebracht door de positioneerstop 140a wordt door de fotosensor 144a gedetecteerd, dat dit etiket 222 zich in een voorafbepaalde positie bevindt en wordt de volgende positioneerstop 140b uitgezet onder het stel banden 136. Vervolgens komt het tweede etiket 222 dat is aangezogen en wordt vastgehouden tussen het bewegende stel banden 136 in aanraking met de positioneerstop 140b. Wanneer door de fotosensor 144b wordt gedetecteerd dat het etiket 222 in een voorafbepaalde positie is, steekt de volgende positioneérstop 140c uit onder een stel banden 136. Aldus wordt een aantal etiketten 222 op bepaalde posities tot stilstand gebracht. Wanneer de achterste fotosensor 144d de aanwezigheid van het etiket 222 heeft gedetecteerd wordt het stel banden 136 tot stilstand gebracht. De positioneer-stoppen 140a, 140b, 140c en 140d worden omhoog verplaatst door de luchtcilinders 142, zodat ze niet langer uitsteken onder de band 136. Zo wordt dan een aantal etiketten 222 aangezogen en vastgehouden op voorafbepaalde posities tussen het stel banden 136.

De etiketteer-transporteenheid 130 wordt door de cilinder 148 bewogen en de etiketten 222, welke worden vastgehouden tussen het stel banden 136 worden vastgeplakt op de afdicht-folie 72.

Aldus is het met deze etikettenplakinrichting mogelijk om een aantal etiketten tegelijkertijd op de afdichtfolie 72 te doen vastkleven.

Hoewel de onderhavige uitvinding in het voorgaande gedetailleerd is beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekening zal het dus duidelijk zijn dat die tekening uitsluitend ter verduidelijking bedoeld was en niet limitatief dient te worden opgevat zodat dus de omvang en de bedoeling van de onderhavige uitvinding niet door die tekening doch uitsluitend worden beperkt door de bewoordingen van de hieronder volgende conclusies.

Claims (11)

1. Verpakking- en vulinrichting omvattende: een vormstation voor het tot een aaneengesloten reeks vormsels vervormen van een vervormbare foliebaan; een vulstation voor het als vulling aanbrengen van een gegeven produkt in die aaneengesloten reeks vormsels, welke in het genoemde vormstation gevormd zijn; toevoermiddelen voor een afdichtfoliebaan voor het afsluiten van de genoemde, aaneengesloten reeks vormsels; een etiketteerinrichting voor het plakken van etiketten op de genoemde afdichtfoliebaan; en een afdichtstation voor het doen vastgekleefd zitten van een afdichtfoliebaan met de daarop vastgekleefde etiketten aan de genoemde, aaneengesloten reeks vormsels.

2. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde toevoermiddelen van een afdichtfoliebaan een houder omvatten voor het daarop houden van de afdichtfolie, een overbrengmiddel voor het overbrengen van die afdichtfolie, welke wordt toegevoerd vanuit de houder naar het genoemde afdichtstation, en een opwindmiddel voor het opwinden van een overbodig gedeelte.

3. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde afdichtstation een ponsstation omvat voor het door een ponsbewerking verkrijgen van een, van het afdekkende deel van de afdichtfoliebaan ontdaan overblijvend deel van die afdichtfolie.

4. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde etiketteerinrichting een etikettentransportmiddel bevat.

5. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het etikettentransportmiddel een houderrol bevat voor het daarop houden van een aaneengesloten reeks etiketten, een losmaakplaat voor het afpellen van het genoemde etiket van een loslaatpapier en een opwikkelmiddel voor het opwinden van het loslaatpapier.

6. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het genoemde etikettentransportmiddel een justeermiddel bevat voor het instellen van een etikettentransporttraject.

7. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde etiketteerinrichting een aanzuiginrichting omvat, voor het aanzuigen en vasthouden van een van het genoemde loslaatpapier afgepeld etiket en het doen vastkleven van dat etiket op de genoemde afdichtfolie.

8. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde etiketteerinrichting een transporteenheid bevat voor het aanbrengen van een etiket als vasthoudmiddel voor etiketten.

9. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat dat genoemde transporteenheid voor het etiketteren een tweetal rollen bevat, een stel over die rollen lopende banden, aan-drijfmiddelen voor die banden en middelen om het genoemde etiket op het oppervlak van de band te houden.

10. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de transporteenheid voor etiketten een positioneermiddel omvat voor het positioneren van het etiket.

11. Verpakking- en vulinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de transporteenheid voor het etiketteren een aanzuig- en vasthoudmiddel bevat voor het door aanzuigwerking op de genoemde band houden van het genoemde etiket.