NL9100025A - Veerinrichting voor het tegengaan van rammelen. - Google Patents

Description

UITTREKSEL

Veerinrichting voor het tegengaan van rammelen bij de draagplaat van een remblok van een schijfrem met een doorgaande van boven open zijnde uitsparing in het midden van de bovenkant van de draagplaat.

In deze uitsparing grijpt een veer met een gebogen deel tenminste bij benadering evenwijdig aan het vlak van de draagplaat. Het gebogen veer-deel vormt een in hoofdzaak in een uitsparing opgenomen spiraal, onder de spreidende invloed waarvan het aangrijpen van de veer in de uitsparing plaatsvindt.

Veerinrichting voor het tegengaan van rammelen.

De uitvinding heeft betrekking op een veerinrichting voor het tegengaan van rammelen bij de steunplaat van een remblok van een schijfrem met een doorgaande, van boven open zijnde uitsparing in het midden van de bovenkant van de draagplaat, waarin een veer met een gebogen deel tenminste bij benadering evenwijdig aan het vlak van de draagplaat grijpt.

Een dergelijke veerinrichting is uit het Duitse Offenlegungs-schrift 2.557*302 bekend. Daarbij wordt een uitsparing in de draagplaat door de voering af gedekt. De voering houdt de veer op zijn plaats. Dit heeft als nadeel, dat de veer in de groef moet worden aangebracht voordat het voeringmateriaal op de draagplaat aangebracht wordt. De voor deze vormgevingswerkwijze noodzakelijke warmte kan de veer beschadigen en de veerkarakteristiek wijzigen. Bovendien is waargenomen, dat de veer bij het afkoelen van de remvoering "gefixeerd” blijft en de positie daarvan niet zo kan aanpassen, dat het remblok op de juiste wijze in de reminrichting gericht is. Door dit onjuist richten ontstaan ongelijkmatige zijdelingse belastingen van het remblok, die kantelen van het remblok in de geleidingen veroorzaken.

Het doel van de uitvinding is de hierboven beschreven rammelen tegengaande veerinrichting zodanig verder uit te voeren, dat de veer en draagplaat eenvoudig en materiaalbesparend te vervaardigen zijn, waarbij de veer gemakkelijk en met goede zitting in de uitsparing te bevestigen moet zijn en geen knikken in de veer optreden, die het materiaal vermoeien.

Dit doel wordt volgens de uitvinding verwezenlijkt doordat het gebogen veerdeel een in hoofdzaak in een uitsparing opgenomen spiraal vormt, onder de spreidende invloed waarvan het aangrijpen van de veer in de uitsparing plaatsvindt. Volgens de uitvinding wordt de natuurlijke meegevendheid van veer gebruikt om deze in de uitsparing vast te houden. Het is vanzelfsprekend, dat de veren op de draagplaat kunnen worden aangebracht nadat de remvoering daaraan is bevestigd, zodat de veer niet wordt blootgesteld aan de voor het opbrengen van de remvoering op de draagplaat noodzakelijke warmte. Eveneens is de draagplaat, voorzien van de remvoering, samen met de veer als eenheid op te slaan en te transporteren.

Omdat met de veerinrichting volgens de uitvinding op de draagplaat geen groot uitsteeksel moet worden aangebracht, is geen uitsparing in het remzadel van de schijfrem noodzakelijk, zodat deze compact en sta- biel kan worden uitgevoerd.

Verdere van voordeel zijnde uitvoeringen van de uitvinding blijken uit de volgconclusies.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van uitvoeringsvoorbeel-den verduidelijkt. Daarbij toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een remblokinrichting met veer;

Fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1;

Fig. 3 en 4 aanzichten overeenkomstig fig. 1 resp. fig. 2 voor het monteren van de veer; en fig. 5 een zijaanzicht van een verder uitvoeringsvoorbeeld van een remblokinrichting met veer.

Elk van de uitvoeringsvoorbeelden van een remblokinrichting heeft een draagplaat 1 alsmede een remvoering 2. De draagplaat 1 heeft schouders 3. die zich zijdelings uitstrekken, waar geen remvoeringmateriaal aanwezig is en die bij het aanbrengen in een schijfrem met zwevend zadel op geleidingen steunt. Een voor het aanbrengen van dergelijke remblok-voeringen passende schijfrem blijkt uit het Duitse Offenlegungsschrift 25 58 l4l.

Bij de remblokeenheid volgens fig. 1 tot en met 4 omvat de steun-plaat 1 een inkamering gevormd door een boring 11, welke een opening 12 verschaft aan de bovenkant van de plaat, waarbij de opening 12 een breedte heeft, welke minder is dan de diameter van de boring 11. Een veer 13 met een cirkelvormig gewikkeld gedeelte 14 en naar buiten uitstekende armen 15 is ingebracht in de inkamering waarbij het vlak van het gewikkelde gedeelte 14 evenwijdig is aan het vlak van de steunplaat 11.

Een zijde van de boring 11 is gedeeltelijk bedekt door het wrij-vingsmateriaal terwijl de rand van de zijde van de boring omgezet is na het inbrengen van de veer teneinde een lip 16 te vormen.

Aldus wordt voorkomen, dat de veer uit de boring zou vallen.

Bij elk van de bovenbeschreven uitvoeringsvormen heeft het gebogen gedeelte van de veer tenminste een complete wikkeling.

De het laatst beschreven uitvoeringsvorm heeft als voordeel boven de eerder beschreven uitvoeringsvorm dat de veer 13 werkt als een werkelijke schroefveer welke gebruik maakt van het volledige veereffekt van het gewikkelde gedeelte 14, terwijl in de veer 4 de veerkracht gegeven wordt door de armen 6 terwijl bovendien het uitsteeksel 8 niet nodig is.

Verder kan de diameter van het gewikkelde gedeelte 14 zodanig gekozen worden, dat het een glijdende passing heeft in de boring 11, doch dat wanneer de veer belast is, de diameter kleiner wordt dan de diameter van de boring. Aldus kan de veer 13 gemakkelijk ingebracht worden door deze te belasten om zodoende de diameter van het gewikkelde gedeelte 14 te verminderen en in die stand het gewikkelde gedeelte in de boring in te brengen. De wijziging in diameter van het gewikkelde gedeelte 14 onder belasting garandeert beweging van dat gedeelte gedurende gebruik, hetgeen corrosie voorkomt en tevens een reinigende werking uitoefent in de boring 11.

Bij de hieronder beschreven uitvoeringsvormen zijn de gebogen gedeelten slechts gedeeltelijk gewikkeld.

Het gebogen gedeelte 5 van de veer 4 van de uitvoerings volgens fig. 5 is gedeeltelijk cirkelvormig en is gelegen in een deel-cirkelvor-mige inkamering 9 waarvan de breedte van de bovenopening minder is dan de diameter van de inkamering. Het vlak van het gebogen gedeelte 5 is in hoofdzaak evenwijdig met het vlak van de steunplaat 1.

Bij elk van de bovenbeschreven uitvoeringsvormen is het mogelijk het gebogen gedeelte van de veer zodanig aan te brengen dat de inherente veerkracht van de veer de veer houdt in zijn positie in de inkamering. Verder zal het duidelijk zijn, dat de veren bevestigd kunnen worden aan de steunplaat nadat het wrijvingsmateriaal erop gesinterd is, zodat de veer niet onderworpen wordt aan de verhitting, welke nodig is om het wrijvingsmateriaal op de steunplaat te hechten.

Het zal verder duidelijk zijn, dat voor het onderbrengen van het grotere uitsteeksel van de remblokeenheid beschreven in het Duitse Offenlegungsschrift 2.558.141 een uitsparing of inkamering aangebacht was in het U-vormige remlichaam van de schijfrem en dat de hierboven beschreven uitvoeringsvormen veel kleinere uitsparingen of helemaal geen uitsparingen vereisen. Aldus kan de brug compacter en steviger uitgevoerd worden.

Claims (4)

1. Veerinrichting voor het tegengaan van rammelen bij de draagplaat van een remblok van een schijfrem met een doorgaande, van boven open zijnde uitsparing in het midden van de bovenkant van de draagplaat, waarin een veer met een gebogen deel tenminste bij benadering evenwijdig aan het vlak van de draagplaat grijpt, met het kenmerk, dat het gebogen veerdeel (14) een in hoofdzaak in een uitsparing (11) opgenomen spiraal vormt, onder de spreidende invloed waarvan het aangrijpen van de veer (13) in de uitsparing (11) plaatsvindt.

2. Veerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een doorgaande uitsparing (11) in de draagplaat (1) aan een zijde door de remvoering (2) afgedekt is.

3· Veerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de wand van de uitsparing (11) een uitsteeksel (16) omvat, die het verwijderen van de veer (13) in axiale richting bemoeilijkt.

4. Veerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spiraal verscheidene wikkelingen omvat.