NL193465C - Antirammelveerinrichting. - Google Patents

Description

1 193465

Antirammelveerinrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een antirammelveerinrichting aan de draagplaat van een remblok van een schijfrem met een doorgaande, van boven open zijnde uitsparing in het midden van de 5 bovenzijde van de draagplaat, waarin een veer met een gebogen deel ten minste bij benadering evenwijdig aan het vlak van de draagplaat aangrijpt.

Een dergelijke veerinrichting is uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.557.302 bekend. Daarbij wordt een uitsparing in de draagplaat door de voering afgedekt. De voering houdt de veer op zijn plaats. Dit heeft als nadeel, dat de veer in de groef moet worden aangebracht voordat het voeringsmateriaal op de draagplaat 10 aangebracht wordt. De voor deze vormgevingswerkwijze noodzakelijke warmte kan de veer beschadigen en de veerkarakteristiek wijzigen. Bovendien is waargenomen, dat de veer bij het afkoelen van de remvoering ’’gefixeerd” blijft en de positie daarvan niet zo kan aanpassen, dat het remblok op de juiste wijze in de reminrichting gericht is. Door dit onjuist richten ontstaan ongelijkmatige zijdelingse belastingen van het remblok, die kantelen van het remblok in de geleidingen veroorzaken. Bovendien is het aanbrengen van 15 dergelijke veren een nauwkeurige en arbeidsintensieve werkzaamheid.

Het doel van de uitvinding is de hierboven beschreven rammelen tegengaande veerinrichting zodanig verder uit te voeren, dat de veer en draagplaat eenvoudig en materiaalbesparend te vervaardigen zijn, waarbij de veer gemakkelijk en met goede zitting in de uitsparing te bevestigen moet zijn en geen knikken in de veer optreden, die het materiaal vermoeien.

20 Dit doel wordt bij een hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat de uitsparing een boring is, waarbij de bovenzijde zodanig vernauwd is, dat de toegangswijdte kleiner dan de diameter van de boring is, en dat het gebogen veerdeel een in hoofdzaak in de uitsparing opgenomen spiraal vormt, door de spreidwerking waarvan de veer in de uitsparing voor het vormen van een montage-eenheid aangebracht is.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.915.263 een rammelen tegengaande veer 25 bekend is, die werkt tussen een pen en een draagplaat. Deze veer bestaat uit een half cirkelvormig centraal gedeelte dat om de pen geslagen is en heeft twee vleugels die op de uiteinden van de draagplaat drukken. De draagplaat is voorzien van een uitsparing voor het opnemen van de pen waarbij de toegangsopening van die uitsparing de afmeting heeft die overeenkomt met de grootste breedte van de uitsparing. Tijdens bedrijf grijpt de veer niet aan op die uitsparing.

30 Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is de doorgaande uitsparing in de draagplaat aan een zijde door de remvoering afgedekt. Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding omvat de wand van de uitsparing een uitsteeksel, dat het verwijderen van de veer in axiale richting bemoeilijkt. Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering is de spiraal voorzien van verschillende wikkelingen.

35

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt. Daarbij toont:

Figuur 1 een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een remblokinrichting met veer;

Figuur 2 een doorsnede volgens de lijn ll-ll in figuur 1;

Figuren 3 en 4 aanzichten overeenkomstig figuur 1 respectievelijk figuur 2 voor het monteren van de 40 veer; en

Figuur 5 een zijaanzicht van een verder uitvoeringsvoorbeeld van een remblokinrichting met veer.

Elk van de uitvoeringsvoorbeelden van een remblokinrichting heeft een draagplaat 1 alsmede een remvoering 2. De draagplaat 1 heeft schouders 3, die zich zijdelings uitstrekken, waar geen remvoerings-45 materiaal aanwezig is en die bij het aanbrengen in een schijfrem met zwevend zadel op geleidingen steunen. Een voor het aanbrengen van dergelijke remblokvoeringen passende schijfrem blijkt uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.558.141.

Bij de remblokeenheid volgens figuren 1 tot en met 4 omvat de steunplaat 1 een uitsparing gevormd door een boring 11, welke een opening 12 verschaft aan de bovenkant van de plaat, waarbij de opening 12 een 50 breedte heeft, welke minder is dan de diameter van de boring 11. Een veer 13 met een cirkelvormig gewikkeld gedeelte 14 en naar buiten uitstekende armen 15 is ingebracht in de uitsparing waarbij het vlak van het gewikkelde gedeelte 14 evenwijdig is aan het vlak van de steunplaat 11.

Een zijde van de boring 11 is gedeeltelijk bedekt door het wrijvingsmateriaal terwijl de rand van de zijde van de boring omgezet is na het inbrengen van de veer teneinde een lip 16 te vormen.

55 Aldus wordt voorkomen, dat de veer uit de boring zou vallen.

Bij de bovenbeschreven uitvoeringsvorm heeft het gebogen gedeelte van de veer ten minste een complete wikkeling.

Claims (4)

193465 2 De beschreven uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat de veer 13 werkt als een schroefveer welke gebruik maakt van het volledige veereffect van het gewikkelde gedeelte 14. Verder kan de diameter van het gewikkelde gedeelte 14 zodanig gekozen worden, dat het een glijdende passing heeft in de boring 11, doch dat wanneer de veer belast is, de diameter kleiner wordt dan de 5 diameter van de boring. Aldus kan de veer 13 gemakkelijk ingebracht worden door deze te belasten om zodoende de diameter van het gewikkelde gedeelte 14 te verminderen en in die stand het gewikkelde gedeelte in de boring in te brengen. De wijziging in de diameter van het gewikkelde gedeelte 14 onder belasting garandeert beweging van dat gedeelte gedurende gebruik, hetgeen corrosie voorkomt en tevens een reinigende werking uitoefent in de boring 11. 10 Bij de hieronder beschreven uitvoeringsvorm is het gebogen gedeelte slechts gedeeltelijk gewikkeld. Het gebogen gedeelte 5 van de veer 4 van de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 is gedeeltelijk cirkelvormig en is gelegen in een deelcirkelvormige uitsparing 9 waarvan de breedte van de bovenopening minder is dan de diameter van de uitsparing. Het vlak van het gebogen gedeelte 5 is in hoofdzaak evenwijdig met het vlak van de steunplaat 1. 15 Bij elk van de bovenbeschreven uitvoeringsvormen is het mogelijk het gebogen gedeelte van de veer zodanig aan te brengen dat de inherente veerkracht van de veer deze in zijn positie houdt in de uitsparing. Verder zal het duidelijk zijn, dat de veren bevestigd kunnen worden aan de steunplaat nadat het wrijvings-materiaal erop gesinterd is, zodat de veer niet onderworpen wordt aan de verhitting welke nodig is om het wrijvingsmateriaal op de steunplaat te hechten. 20

1. Antirammel-veerinrichting aan de draagplaat van een remblok van een schijfrem met een doorgaande, 25 van boven open zijnde uitsparing in het midden van de bovenzijde van de draagplaat, waarin een veer met een gebogen deel ten minste bij benadering evenwijdig aan het vlak van de draagplaat aangrijpt, met het kenmerk, dat de uitsparing (11) een boring is, waarbij de open bovenzijde zodanig vernauwd is, dat de toegangswijdte kleiner dan de diameter van de boring is, en dat het gebogen veerdeel (14) een in hoofdzaak in de uitsparing (11) opgenomen spiraal vormt, door de spreidwerking waarvan de veer (13) in de 30 uitsparing (11) voor het vormen van een montage-eenheid aangebracht is.

2. Antirammel-veerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorgaande uitsparing (11) in de draagplaat (1) aan een zijde door de remvoering (2) afgedekt is.

3. Antirammel-veerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wand van de uitsparing (11) een uitsteeksel (16) omvat, dat het verwijderen van de veer (13) in axiale richting 35 bemoeilijkt.

4. Antirammel-veerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spiraal verscheidene wikkelingen omvat. Hierbij 1 blad tekening