NL8200066A - Rembloksamenstel voor scheepsremmen. - Google Patents

Description

ii' vo 2682 N.

Rembloksamenstel voor scheepsremmen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een rembloksamenstel voor scheepsremmen met tussen geleidingen verschuifbare rem-blokjes ("sliding caliper disc brake").

Het is gebruikelijk, dat rembloksamenstellen in een schijfrem 5 door geleidingen worden gedragen, waarbij de sleepkrachten tengevolge van het remmen van het rembloksamenstel via de geleidingen naar het voertuigchassis worden afgeleid. Gewoonlijk is er speling tussen de geleidingen en het remblok, zodat dit bij het remmen en het vrijgeven van de rem naar de remschijf toe en hiervanaf kan bewegen. Om rammelen 10 van het remblok op de geleidingen te verhinderen, is reeds voorgesteld het remblok te voorzien van een het rammelen tegengaande veer, om het remblok tegen de gelèidingen te drukken.

Een rembloksamenstel met een het rammelen tegengaande-veer wordt beschreven in de onder nr.1.533.976 gepubliceerde Britse oetrooi-15 aanvrage. Hierbij heeft de veer een gewonden gedeelte en twee hiervanaf naar buiten stekende armen. De veer is bevestigd aan een zich naar boven toe uitstrekkend uitsteeksel, bijv. een lip, van de steunplaat door middel van een pen of een klinknagel, die door het gewonden gedeelte van de veer gaat. Gebleken is, dat de fabricage van dit remblok-20 samenstel duur is, omdat een aanzienlijke hoeveelheid materiaal van de steunplaat bij de vervaardiging door stanzen afval wordt,’ omdat door het uitsteeksel een groter stuk uitgangsmateriaal nodig is dan anders het geval zou zijn, terwijl de kwaliteit en bijgevolg de kosten van et steunplaatmateriaal noodzakelijkerwijze hoog zijn. Bij de construc-25 tie volgens het Britse octrooischrift nr.1.533-976 kan de veer, eenmaal ; geplaatst, vrij draaien om de pen of de klinknagel. De pen of klinknagel kan niet in axiale zin worden samengedrukt om de veer zodanig vast te zetten, dat de bedoelde draaiing niet mógelijk is, en, zou dit wel mogelijk zijn, dan zouden de windingen van de veer, die reeds van oorsprong : 30 tegen elkaar aanliggen, aldus verder worden samengedrukt, waardoor de wrijving tussen de windingen zou toenemen. Dit zou de goede werking belemmeren. Daarom wordt de veer vrij draaibaar gehouden om de pen of klinknagel. Dit kan evenwel nadelig zijn, daar de optimale plaatsing van de veer na montage van het rembloksamenstel in de rem niet kan worden 35 verzekerd. De veer kan een rembloksamenstel in de rem verdraaien, waar- ; 82 0 0 0 6 6 . ; k * _ -2- bij de veer armen niet de vereiste stand innemen. Er ontstaat aldus ongelijke belasting van het rembloksamenstel en bijgevolg onjuist schuiven van de vrijvingsblokken. In .1..

Soortgelijke nadelen treden op bij uitvoeringsvormen van het 5 vrijvingsbloksamenstel volgens de'Britse octrooiaanvrage nr.79305^9, vaarin de veer eveneens een gevonden gedeelte met tvee naar buiten uitstekende armen omvat», vaarbij de gevonden gedeelten van cb veer in een gleuf in de steunplaat passen. In de niet gebruikte stand pakt het ge-, vonden gedeelte van de veer de gleufvanden, vaardoor de veer ten opzich-10 te van de draagplaat in de juiste stand vordt gehouden. Bij gebruik in de praktijk, als de veerarmen vorden gebogen, heeft het gevonden gedeelte, dat de veer in de steunplaat houdt, de neiging zich te sluiten en los in de gleuf te komen liggen. Bij ongunstige omstandigheden kan het rembloksamenstel bij in verking stellen van de rem ten opzichte van de 15 veer verdraaien, zodat eveneens ongelijke belasting van het remblok— samenstel kan optreden.

Beide hiervoor genoemde constructies kunnen in een vroeg stadium falen tengevolge'van onjuiste plaatsing en bijgevolg onjuist gebruik van de veer. Als bijv. een van de veerarmen breekt, draait de 20 veer en geeft niet langer de verèiste tegenkracht.

Bij een andere constructie, zoals uiteengezet in de Britse octrooiaanvrage kS2j6/j6 en ^0277/76 is de het rammelen van het vrij-vingsblok tegengaande veer stevig aan het vrijvingsblok bevestigd,· doordat een gedeelte daarvan tussen het vrijvingsblok en de remplaat is 25 geklemd. Er ontstaan evenvel problemen, doordat·.· de veer een aantal vindingen heeft, die buiten de omtrek van de schijf uitsteken en niet vorden gesteund. Elke vorm van valse belasting van de rem kan bijgevolg buigen of verdraaien van het gevonden gedèelte ten'opzichte van het tussen het blok en de steunplaat geklemde gedeelte tot gevolg hebben, 30 vaarbij de veer dan ongelijke belasting veroorzaakt. Voorts bezit de veer een aantal vindingen, die met elkaar in aanraking' zijn en bijgevolg geeft aanhoudende buiging van de veer aanleiding tot -wrijving tussen de ; vindingen. Hoe groter het aantal vindingen, hoe groter het probleem.

Het doel van de onderhavige uitvinding is een rembloksamenstel 35 verschaffen, vaarbij de het rammelen van het vrijvingsblok tegengaande veer in het vrijvingsbloksamenstel is bevestigd, vaarbij elke hevegings—; mogelijkheid van de veer, die onjuiste belasting zou kunnen veroorzaken, ...... 82 0 0 0 6 6 -βίοι een minimum wordt beperkt en waarbij wrijving tussen de windingen. van een gewonden gedeelte van de veer wordt voorkomen.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt een wrijvingsblóksa— menstel verschaft om toegepast te worden hij een schijfrem, voorzien 5 van een steunplaat, waaraan een wrijvingshlok is bevestigd, een het rammelen van het wrijvingshlok tegengaande veer, welke tussen zijn.uit— . einden een gewonden gedeelte bezit, waarvan de windingen i.n axiale zin tussenruimten bezitten en in eeh gleuf in de steunplaat passen, terwijl.; de gleuf en de veer vlakke gedeelten'bezitten, die met elkaar kunnen 10 samenwerken.

Bij een rembloksamenstel volgens de onderhavige uitvinding blijven de veerwindingen bijgevolg buiten' aanraking met elkaar en als de platte vlakken van de gleuf en de veer met elkaar in aanraking kamén, , wordt de veer krachtig verhinderd te draaien, zelfs· als. een'van de veer— 15 armen breekt. Als bij een bekende constructie een veerarm breekt, draait de veer en wordt onwerkzaam. Daar de veer niet kan draaien, bevindt deze zich voorts bij montage in de meest-gunstige stand in de rem.' '

Bij voorkeur is er een geringe speling tussen de platte vlakken' van de veerarmen en de gleuf, waardoor de veer in beperkte mate óm de 20 as van de veerwindingen kan draaien, waardoor de .veer'bij demontage de juiste stand kan innemen ter verwerking van fabïicagetoleranties.

Ook kunnen de platte gedeelten van de veer' en de gleuf zo' zijn ontworpen, dat zij voortdurend* met elkaar in aanraking zijn, teneinde de veer' : . steeds stevig in de juiste stand te houden.

25 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding "bezit het wrijvingshloksamenstel een steunplaat met' een'boogvormige sleuf, welke is geplaatst in het midden'van wat in gebruik de bovenrand van de ! steunplaat is. De gleuf bezit een nauwe'opening, welke wijder wordt met' platte vlakken, die met elkaar zijn verbonden door een' gekramde basis— 30 wand. Het gebied van de gleuf is vrij van wrijvingsmateriaal, zodat de veer in de gleuf kan worden geplaatst, nadat het wrijvingshlok aan de steunplaat is bevestigd, De veer bezit een gewonden gedeelte en'twee naar buiten gerichte veerarmen, die zich. in in hoofdzaak tegenover' gestelde richtingen uitstrekken vanaf tegenover gestelde uiteinden'van het ; 35 gewonden gedeelte. Het gewonden gedeelte omvat bij voorkeur een volledige winding en aan weerskanten een halve winding, terwijl,bet gewonden : gedeelte in de gleuf is. vastgezet met behulp van een erdoorheen gaande i 82 0 0 0 6 6 ~ 4 Jr -I;- klinknagel. De windingen bezitten in axiale zin tussenruimten, De halve windingen bezitten elk een eindgedeelte met een oppervlak, dat samen-werkt met of kan samenwerken met het vlakke gedeelte van de gleuf, teneinde draaiing van de veerwinding ten opzichte van de gleuf te vermij-5 den en aldus de standen van de veerarmen te handhaven en deze werkzaam te houden mocht een arm breken. De veerarmen zijn met de genoemde eind-gedeelten van de respectievelijke halve windingen verbonden door middel' : van gebogen gedeelten, die het de veerarmen mogelijk maken'in wezen de zwaartelijn van de steunplaat te volgen. De veer zal het'wrijvings>·· 10 bloksamenstel bijgevolg niet in een overhellende stand duwen.

De onderhavige uitvinding zal nu aan de hand van een voorbeeld nader worden beschreven, onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een vooraanzicht is van een voorkeursuitvoeringsvoxm 15 van de onderhavige uitvinding; figuur 2 een doorsnede is volgens de lijn I—I in figuur 1; figuur 3 een aanzicht is van de uitvoeringsvorm volgenside v figuren 1 en 2; figuur U een vergroot aanzicht is van de veerbevestiging vol-20 gens de figuren 1-3; en figuur 5 een vergrote doorsnede is volgens de lijn ΙΤ-ΙΓ in figuur 1. ‘

Het wrijvingsbloks amenst el volgens de onderhavige uitvinding en weergegeven in de bijgevoegde tekeningen, bezit een' sbeunplaat 1,' 25 waarmee een wrijvingshlok 3 is verbonden, alsmede een het rammelen van het wrijvingshlok tegengaande veer, die globaal is aangeduid met het verwij zings cijfer 5. ;· : |

De steunplaat 1 bezit een sleuf 7, die is; geplaatst in het midden van wat in gebruik de bovenrand 9 van de steunplaat is. De gleuf.

30 7 bezit een nauwe opening 11, die naar buiten toe wijder wordt met in hoofdzaak platte oppervlakken 13·, een boogvormig basisoppervlak 15, dat de platte vlakken 13 met elkaar verbindt ter voltooiing wan de gleuf 'J,

Het belang van deze platte vlakken 13 wordt later besproken.

De veer 5 bezit een gewonden gedeelte 17' van waaraf twee in 35 hoofdzaak tegengesteld gerichte veerarmen 19'. zich uitstrekken. Het gewonden gedeelte 17 bezit een volledige winding 21 'en twee halve windin— \ gen 23, hoewel eventueel elk passend aantal volledige windingen '21 tus— - i 82 ÖÖÖ66 ~ UZI_ -5- \ sen'de halve windingen kan zijn aangebracht. Het voornaamste kriterium is, dat de hele en de halve windingen niet met elkaar in aanraking komen, waardoor de veereigenschappen ongunstig zouden kunnen worden beïnvloed, wat tengevolge van wrijvingskrachten het geval zou kunnen zijn 5 als de windingen met elkaar in aanraking komen. De halve windingen 23 strekken zich elk uit als gedeelten 25 (zie figuur 1) met een plat vlak of platte rand 27, die gelijkmatig over de gehele lengte met het platte . vlak 13 van de gleuf 7 ia aanraking kan komen als het gewonden gedeelte <' 17 in de gleuf ligt. Er is een geringe speling tussen de platte vlakken ' 10 27 en 13, teneinde het gewonden gedeelte 17 over een beperkte hoek om zijn as draaibaar te maken bij de montage van het wrijvingsbloksamen-stel, waardoor de veer de gelegenheid krijgt zich in te stellen voor het opvangen van fabricagetoleranties. In tegenstelling hiermede kan de veer zo zijn ontworpen, dat hij voortdurend in aanraking is met de 15 platte vlakken 27 en 13 om aldus de veer stevig in een vaste stand in de gleuf vast te houden.

Ter vergemakkelijking van het bevestigen van de veer 5 aan de steunplaat 1 is het gebied van de steunplaat rondom de gleuf 7 vrij van wrijvingsmateriaal, zodat het gewonden gedeelte 17 eenvoudig in 20 de gleuf 7 kan worden geschoven. Om de veer 5 vast .te zetten, is een klinknagel 29 aanwezig (zie figuur 5), die door het gewonden gedeelte 17 gaat, terwijl een klinknagelkop 31 in aanraking is met een kant van * de steunplaat 1 en een door de geklonken rand van de klinknagel vastge- ; zette onderlegplaat 33 in aanraking is met -de andere kant van de steun-25 plaat 1, teneinde de veer hiertussen op zijn plaats te houden.

Omdat de veergedeelten 25 in aanraking komen met de platte !.

vlakken 13 van de gleuf 7 kan de veer slechts in beperkte’mate in de ; gleuf 7 draaien en zelfs als de veerarmen 19 bij de montage van het wrijvingsbloksamenstel in een rem worden teruggebogen, kunnen de halve 30' windingen 23 niet over de oppervlakken 13 bewegen als zij hiermede in aanraking zijn, zodat het gewonden gedeelte 17 opnieuw wordt verhinderd · te draaien. Bijgevolg kan de veer in de meest gunstige stand in een i rem worden gemonteerd, zonder vrees voor verdraaiing van de veer, hetgeen ongelijke belasting tot gevolg zou kunnen hebben. Indien voorts 35 een van de veerarmen 19 zou breken, zal de veer zoals vereist, blijven .... $ *

funktioneren met slechts een veerarm, waarbij het gewonden gedeelte 19 I

in de juiste stand in de gleuf 7 gehandhaafd blijft. j ! 82 0 0 0 6 6 * » -6-

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de veerarmen 39 omgezet naar de middenlijn van de steunplaat 1 (zie figuur 3l en daarna opnieuw bij 35 omgezet (zie figuur 5), teneinde de zwaartelijn te volgen» waardoor verhinderd wordt» dat de veer het rembloksamenstel tij-5 dens gebruik ten opzichte van de geleidingen doet hellen.

De onderhavige uitvinding verschaft aldus een wrijvingshlok-samenstel voor een schijfrem, waarbij de veer stevig tegen rotatie wordt geborgd, zodat de bijbehorende veer bij het monteren van het remhlok— samenstel in een rem in de meest gunstige positie komt te liggen. Iflocht 10 voorts een van de veerarmen breken, dan zal de veer nog altijd funktio-neren. Ook zijn de veerwindingen open, d.w.z. dat zij axiale tussenruimten bezitten, zodat de veerwerking niet wordt benadeeld door wrijvings·-krachten tussen de windingen.

f ! ( i _ i 820 0 06 6 ........................

Claims (8)

1. Rembloksamenstel voor schijfremmen met'een steunplaat, waaraan een wrijvingshlok is bevestigd, met het kenmerk, dat een hef rammelen van het wrijvingshlok tegengaande veer (5) is aangebracht, welke 5 tussen zijn uiteinden een gewonden gedeelte (17) bezit, waarvan de windingen (21, 23) in axiale zin tussenruimten bezitten en in een gleuf (7) in de steunplaat (1) passen, terwijl de gleuf (7) en de veer (5Ï platte gedeelten (13,' 27) bezitten, die met elkaar kunnen' samenwerken,

2. Rembloksamenstel volgens conclusie'1mef hef.kenmerk* dat 10 de gleuf (7) in het midden is geplaatst van wat bij gebruik de bovenrand (9) van de steunplaat (1) is.

3. Rembloksamenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de gleuf (7) een nauwe opening (11) bezit, die haar buiten' toe wijder wordt met platte oppervlakken (13), die met elkaar zijn ver- 15 bonden door een gekromde basiswand (15). 1+. Rembloksamenstel volgens een .van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het gebied van de steunplaat (1), waarin de gleuf (5) is gevormd, vrij is van wrijvingsmateriaal.

5. Rembloksamenstel volgens een van de conclusies: 1-1, met 20 het kenmerk, dat de veer (5) twee naar buiten gerichte veerarmen' (191 bezit, die zich in in hoofdzaak tegenover gestelde richtingen uitstrekken vandf tegenover elkaar gelegen uiteinden (23i van het gewonden gedeelte (17)·

6. Rembloksamenstel'volgens conclusie 5, met het kenmerk,· dat 25 de veerarmen (14) elk zijn verbonden met het gewonden. gedeelte (17-1 van de veer (5) door middel van omgezette gedeelten (35).,'welke de veer— armen (19) de gelegenheid geven in wezen de zwaartelijn.van de steunplaat (l).te volgen. * f

7. Rembloksamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het gewonden gedeelte. (17’) van de veer' (5l een volledige winding $B1). en aan weerszijden daarvan een halve winding (23) omvat. • · * - · |

8. Rembloksamenstel volgens een van de conclusies’1-6, met'hef ' kenmerk, dat het gewonden gedeelte (17) van de veer (5Ï aan weerszijden' : 35 een halve winding (23) bezit, die élk uitlopen in een eindgedeelte'mef ’ j een plat vlak (27), dat samenwerkt met 'of kan samenverken mef de platte '| ' vlakken (13) van de gleuf (7). J

9. Rembloksamenstel volgens een van de voorafgaande conclusies,: _ j 820106 6 -8- met het kenmerk, dat het gewonden gedeelte (17) van de veer (5) in de gleuf (7) is "bevestigd door middel van een klinknagel (29, 33), welke erdoorheen gaat. \ ! . - , - - ί ”“82WÖT6 i