NL9002734A - Sluitcilinder en sleutel evenals onbewerkte sleutel met op elkaar afgestemd beveiligingselement. - Google Patents
Sluitcilinder en sleutel evenals onbewerkte sleutel met op elkaar afgestemd beveiligingselement. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9002734A NL9002734A NL9002734A NL9002734A NL9002734A NL 9002734 A NL9002734 A NL 9002734A NL 9002734 A NL9002734 A NL 9002734A NL 9002734 A NL9002734 A NL 9002734A NL 9002734 A NL9002734 A NL 9002734A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- key
- control
- pin
- locking
- pins
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B19/00—Keys; Accessories therefor
- E05B19/0017—Key profiles
- E05B19/0023—Key profiles characterized by variation of the contact surface between the key and the tumbler pins or plates
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B27/00—Cylinder locks or other locks with tumbler pins or balls that are set by pushing the key in
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B19/00—Keys; Accessories therefor
- E05B19/0017—Key profiles
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B19/00—Keys; Accessories therefor
- E05B19/0017—Key profiles
- E05B19/0041—Key profiles characterized by the cross-section of the key blade in a plane perpendicular to the longitudinal axis of the key
- E05B19/0052—Rectangular flat keys
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B27/00—Cylinder locks or other locks with tumbler pins or balls that are set by pushing the key in
- E05B27/0042—Cylinder locks or other locks with tumbler pins or balls that are set by pushing the key in with additional key identifying function, e.g. with use of additional key operated rotor-blocking elements, not of split pin tumbler type
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T70/00—Locks
- Y10T70/70—Operating mechanism
- Y10T70/7441—Key
- Y10T70/7486—Single key
- Y10T70/7508—Tumbler type
- Y10T70/7559—Cylinder type
- Y10T70/7588—Rotary plug
- Y10T70/7593—Sliding tumblers
- Y10T70/7599—Transverse of plug
- Y10T70/7605—Pin tumblers
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T70/00—Locks
- Y10T70/70—Operating mechanism
- Y10T70/7441—Key
- Y10T70/778—Operating elements
- Y10T70/7791—Keys
- Y10T70/7842—Single shank or stem
- Y10T70/7859—Flat rigid
- Y10T70/7864—Cylinder lock type
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T70/00—Locks
- Y10T70/70—Operating mechanism
- Y10T70/7441—Key
- Y10T70/778—Operating elements
- Y10T70/7791—Keys
- Y10T70/7881—Bitting
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T70/00—Locks
- Y10T70/70—Operating mechanism
- Y10T70/7441—Key
- Y10T70/7915—Tampering prevention or attack defeating
- Y10T70/7932—Anti-pick
- Y10T70/7944—Guard tumbler
Landscapes
- Lock And Its Accessories (AREA)
- Supports Or Holders For Household Use (AREA)
- Control Of Vending Devices And Auxiliary Devices For Vending Devices (AREA)
Description
Titel: Sluitcilinder en sleutel evenals onbewerkte sleutel met op elkaar afgestemd beveiligingselement.
De uitvinding ligt op het gebied van de beveiligingstechniek en heeft betrekking op een beveiligingsinrichting, die bij de combinatie van een sluitcilinder en de sleutel daarvan resp. de onbewerkte sleutel daarvan, een onrechtmatig kopiëren van de sleutel bemoeilijkt.
Tegen het onrechtmatig kopiëren van sleutels, worden wettelijke beveilingsmaatregelen, volgens welke het kopiëren verboden is, evenals feitelijke beveiligingsmaatregelen, welke het kopiëren ten minste zeer bemoeilijken, getroffen. Bij de feitelijke maatregelen kan men een onderscheid maken tussen die, welke de vervaardiging geheimhouden en die, welke de vervaardiging bemoeilijken. Bij laatstgenoemde maatregelen is de vervaardiging in verband met machinale omstandigheden zo lastig, dat slechts met op een juiste wijze uitgeruste sleutelkopieerinrichtingen de vervaardiging mogelijk is.
Tussen deze beide groeperingen zijn combinatiemaatregelen mogelijk om een feitelijke beveiliging te realiseren.
De uitvinding stelt zich ten doel een constructieve maatregel in de sluitcilinder en bij de sleutel aan te geven, door middel waarvan niet slechts de vervaardiging van sleutel-kopieën aanzienlijk wordt bemoeilijkt, doch ook de vervaardiging van een passende onbewerkte sleutel.
Dit probleem wordt door de in het kenmerkende gedeelte van de onafhankelijke conclusies aangegeven maatregelen opgelost.
De maatregel volgens de uitvinding zal nu hierna onder verwijzing naar een uitvoeringsvoorbeeld en de figuren gedetailleerd worden toegelicht. Daarbij toont: fig. 1 een deel van een sleutel S met een verdieping voor een controlepen K in de smalle zijde en een normale sluitpen aan de vlakke zijde; fig. 2 een bij wijze van voorbeeld beschouwde controlepen K met een flankcodering F, waarbij de pendiameter evenals de penlengte en ook de steunvlakken Οχ en O2 voor de codering worden gebruikt; fig. 3 een verdiepingskuip voor een controlepen in een sleutel, waarbij bij wijze van voorbeeld een controlepen op het steunvlak Οχ en een andere controlepen op het steunvlak O2 rusten. De derde pen is een gebruikelijke sluitpen, die geen verband houdt met deze contructieve maatregel; fig. 4 een doorsnede over de lijn IV-IV van fig. 3; fig. 5 een doorsnede over de lijn V-V van fig. 3; fig. 6 een verdere uitvoeringsvorm resp. een verdere toepassing van de flankcodering, waarbij de twee sluitpennen zijn aangegeven, waarvan de ene de verdiepingsflanken controleert en de andere niet; fig. 7A en 7B in aansluiting op fig. 3, verdiepingsflanken controlerende sluitpennen tezamen met die, welke de flanken van de aangegeven verdieping niet controleren; fig. 8 een "slechte" sleutelkopie in samenhang met een, de verdiepingsflanken controlerende sluitpen; fig. 9 een gebruikelijke sluitpen, welke zich bevindt in een verdieping met flankcodering; fig. 10 A,B in aansluiting op fig. 6 een in de flank gecodeerde verdieping stekende en niet stekende (de, een naar beneden gerichte beweging blokkerende) controlepen; fig. 11 in doorsnede een eerste sluitcilinder met twee rijen sluitpennen en een ingestoken sleutel en een controlepen aan de vlakke zijde, welke samenwerkt met stuurvlakken van de onbewerkte sleutel; fig. 12 in doorsnede een tweede sluitcilinder met vier rijen sluitpennen en een ingestoken sleutel en een controlepen aan de vlakke zijde, welke samenwerkt met stuurvlakken van de onbewerkte sleutel; fig. 13A een onbewerkte sleutel, welke zodanig is uitgevoerd, dat de stuurvlakken voor een of meer controle-pennen aan het uiteinde in het sleutelblad uitlopen; fig. 13B, 13C en 13D een uitvoeringsvorm van een onbewerkte sleutel, welke zodanig is uitgevoerd, dat de stuurvlakken aan het eind in het sleutelblad uitkomen en zich over een codeverdieping uitstrekken; fig. 14A, 14B en 14C een tweede onbewerkte sleutel, welke zodanig is uitgevoerd, dat de stuurvlakken voor een of meer controlepennen zich over het sleutelblad uitstrekken en door de codeverdiepingen lopen; fig. 15A, 15B en 15C een derde onbewerkte sleutel, welke zodanig is uitgevoerd, dat de stuurvlakken voor een aantal controlepennen zich uitstrekken over het sleutelblad, waarbij tegelijkertijd tweede controlepennen de stuurvlakken in verschillende plaatsen aftasten; en fig. 16A, 16B, 16C en 16D een vierde onbewerkte sleutel, welke is afgeleid van de variant volgens fig. 15.
Het is de bedoeling, dat niet meer elke onbewerkte sleutel kan worden gebruikt omdat de beveiligingselementen in de sluitcilinder slechts nog met bepaalde onbewerkte sleutels samenwerken. Daardoor veroorzaakt de maatregel, dat het kopieerproces met een kopieermachine enerzijds wordt bemoeilijkt en anderzijds, dat het gebruik van een speciale onbewerkte sleutel nodig wordt, welke niet overal kan worden betrokken. Ook de nabootsing van een sleutel uit een ten opzichte van het sleutelkanaal "passende" onbewerkte sleutel is niet meer mogelijk aangezien de met de beveiligingselementen samenwerkende onbewerkte sleutels speciale stuurvlakken bezit, die reeds bij de vervaardiging daarvan aanwezig zijn, en welke met bepaalde controlepennen en slechts met deze controlepennen samenwerken. In samenhang met de beveiligingselementen in de sluitcilinder wordt ook verwezen naar de Zwitserse octrooiaanvrage nr. 3184/88.
Bij de tegenwoordig gebruikte kopieerfreesinrichtingen wordt voor de vervaardiging van een kopiesleutel volgens de aftastmethode gebruik gemaakt van een snijnaald, waarmede de verdiepingen van het "boorbeeld" worden gesneden. Met deze naald, welke een freesinrichting vormt, worden de verdiepingen in het onbewerkte lichaam aangebracht op de wijze waarop zij door de aftastinrichting van de kopieerinrichting bij de te kopiëren sleutel worden afgetast, waarbij het bij de meeste sluitstelsels uitsluitend erop aankomt, dat de sleutel is voorzien van een verdieping met een diepte, welke de sluitpen in de openingspositie houdt. Zo kunnen met een enkele naald verschillende sleutelfabrikaten worden gekopieerd, hetgeen voor de fabrikant van sleutelkopieën het grote voordeel met zich medebrengt, dat hij de kopieermachine niet voor elk sleutelfabrikaat opnieuw behoeft in te stellen en te justeren. Dit alleen al brengt hem ook in de voor hem zeer aangename positie met matig gekwalificeerde arbeidskrachten kwalitatief hoogwaardige sleutelkopieën te kunnen vervaardigen. Een sleutel, welke buiten de reeks valt, kan slechts met grote kosten worden gekopieerd aangezien het instellen en justeren voor slechts enige of zelfs slechts een enkele sleutel niet lonend is. Het is duidelijk, dat sleutels met een dergelijk beveiligingskenmerk een meer feitelijke beveiliging tegen een onbevoegd beroepskopiëren genieten dan sleutels zonder deze maatregel.
Deze maatregel bestaat in het uitvoeren van een of meer extra en/of aanwezig zijnde sluitpennen tot een, een verdere code controlerende controlepen, welke overeenkomen met een sleutelverdieping, die door de aftastinrichting/naald bij de kopieerfreesinrichting niet op een ondubbelzinnige wijze kunnen worden geïmiteerd, evenals in de uitvoering van besturingsvlakken op de onbewerkte sleutel, welke met de controlepennen samenwerken en niet naar aanleiding van de kopieerfreeshandeling moeten worden aangebracht doch reeds bij de vervaardiging van het onbewerkte lichaam worden verschaft en in de onbewerkte sleutel aanwezig zijn.
Voor het vormen van dergelijke met controlepennen overeenkomende verdiepingen, wordt verwezen naar een door aanvraagster eerder geoctrooieerde methode. Deze methode is bekend uit het CH-PS-591.618.
Of de kopieeraftastinrichting dient de verdieping niet zodanig te kunnen aftasten als dit voor een nabootsing daarvan noodzakelijk is, of de naald dient de verdieping niet zodanig te kunnen aanbrengen, als voor een goede werking nodig is.
De minimale eis daarvoor moet een aanpassing van de kopieermachine aan de nieuwe feiten zijn.
Bij de voorgestelde constructieve maatregel is niet meer alleen de diepte-aftasting alswel veeleer een flankaftasting van de verdieping beslissend. Met flankaftasting wordt de aftasting van de afstand van de twee tegenover elkaar gelegen flanken van een verdieping bedoeld. Voor de flankaftasting is nu niet meer slechts alleen de diepte van een verdieping doch ook de breedte daarvan beslissend. De, de flankaftasting uitvoerende sluitpen (ter onderscheid van een, de afstand van de flanken niet controlerende sluitpen Z hierna controlepen K genoemd) dient wat maten betreft overeen te komen met een normale sluitpen en meer in het bijzonder in het gebied van de afsluiflijn de vereiste afschuifweerstand (afschuifdiameter) te bezitten. De flankcodering wordt gerealiseerd door een omzetting bij de sluitpen, welke leidt tot een in diameter variabel (gecodeerd) aftastgebied. Daardoor verkrijgt men een 2-dimensionale codering, namelijk de getrapte diepte Το, Τι, T2, T3 enz. in combinatie met de getrapte flank F0, Fi, F2 enz., welke zeer gevoelig is voor het tot nu toe toegepaste "volumefrezen", waarbij een verdieping met een naald met een willekeurige diameter zover in het onbewerkte lichaam werd gedreven, tot de getrapte hoogte tenslotte juist was. Een sluitpen, die slechts in een enkele afmeting, derhalve 1-dimensionaal gecodeerd is, zal wanneer deze op de juiste wijze wordt geleid uit de eigen boring daarvan in de niet-gekwalificeerde verdieping naar beneden bewegen en bij een juiste diepte de afschuiflijn vrijgeven. Bij een 2-dimen-sionale codering wordt daarentegen de juiste instelling in de richting van de sluitverschuiving, dat wil zeggen de ene dimensie, zodanig, dat de afschuiflijn zou kunnen worden vrijgegeven, in geen geval meer gelukken, inzoverre niet ook de flankafstand, dat wil zeggen de andere dimensie, gelijktijdig passend is. De controlepennen werken anderzijds ook met speciale stuurvlakken op de sleutel samen, die geen directe samenhang vertonen met de sleutelcodering, doch slechts met de functie van de controlepen. Dit brengt met zich mede, dat in een sleutelkanaal van een cilinder met controlepennen een sleutel zonder met de controlepennen samenwerkende stuurvlakken niet kan worden ingebracht, ook wanneer deze de juiste openingscode bezit. De onbewerkte sleutel moet deze stuurvlakken reeds bezitten voordat de sleutel kan worden gefreesd. Wanneer men een ander "passend" onbewerkt lichaam neemt, dan werkt de sleutel ondanks de juiste codeerfreesconfiguratie niet.
Met deze constructieve maatregel, namelijk het invoeren van een controlepen, die met de op de onbewerkte sleutel aan te brengen codeerfreesconfiguratie en met de op het onbewerkte lichaam reeds aanwezige stuurvlakken, die in volledig verschillende gangen worden vervaardigd, samenwerkt, wordt derhalve de bovengenoemde en als zeer effectief gebleken bemoeilijking van het kopiëren verwezenlijkt. Het codeerfrees-beeld voor de vervaardiging van de sleutel kan bijvoorbeeld door die stuurvlakken dringen, zodat de sluitpennen met of zonder controlepen op de gebruikelijke wijze de codeverdie-pingen aftasten en de controlepen, welke gelijktijdig de stuurvlakken controleert, werkt onafhankelijk van de code.
Voor de weinig gekwalificeerde persoon, welke sleutels kopieert, en welke rekent op het steeds gelijk blijvende kopieervermogen van zijn machine, vormt een sleutel, welke ergens een verdieping voor een of meer controlepennen bezit, een zeer grote belemmering van het tweevoudige type, namelijk het onderkennen van een dergelijke verdieping en het uitvoeren van de juiste maatregelen voor het verkrijgen van een tot een juiste werking in staat zijnde kopie. Deze maatregel is namelijk het instellen en justeren van zijn machine, in de regel voor slechts een enkele sleutel, welke echter ook niet duurder mag worden dan een willekeurige andere sleutel, die dergelijke extra maatregelen niet noodzakelijk maakt. Verder leidt al zijn inspanning tot niets wanneer de gereed zijnde sleutel niet is voorzien van de originele stuurvlakken.
Voor de rechtmatige persoon welke sleutels kopieert of vervaardigt, en welke reeds de originele sleutel uit een onbewerkte sleutel met de bijbehorende stuurvlakken heeft vervaardigd en welke niet steeds beschikt over de vereiste maatregelen voor het kopiëren (bijv. een kopieerinstallatie, welke een meervoudig doorlopen in een enkele gang mogelijk maakt) doch ook zuiver organisatorisch de extra kosten kan verdelen over een groot aantal te kopiëren sleutels, vormt deze maatregel, die aan de verbruiker een extra veiligheid geeft, geen extra kostenfactor.
Hierna wordt nu eerst de maatregel controlepen in samenhang met een sluitpen (en de verdieping daarvan) van de sluit-cilinder (fig. 1 tot 10) en vervolgens de maatregel controlepen in combinatie met de stuurvlakken van de onbewerkte sleutel (fig. 11 tot 14) behandelt.
Fig. 1 toont nu in schematische afbeelding een sleutel S, in de smalle zijde waarvan een verdieping voor een controlepen K en in de vlakke zijde waarvan een verdieping voor een sluitpen Z is aangebracht. In elk van deze beide verdiepingen is bijbehorende pen afgebeeld. Bij de controlepen is het gebied van de 2 dimensionale codering als flankcodering met de letter F aangeduid. Zoals later nog nader zal worden besproken, kunnen verdiepingen voor een of meer controlepennen (K) ook op de vlakke zijde zijn aangebracht. Er kunnen natuurlijk ook mengvormen worden gekozen, waarbij controlepennen op smalle- en vlakke zijden zijn aangebracht en waarbij de onbewerkte sleutel dan van overeenkomstige stuurvlakken is voorzien.
De verschillende parameters van de controlepen zijn afgebeeld in fig. 2. Deze parameters zijn: het getrapte verloop in de breedte van de pen, namelijk: Bo - B2 (drie trappen voor de flankaftasting); het getrapte verloop in de lengte van de pen, namelijk: Tq - T3 (vier trappen voor de diepte-aftasting); en de beide steunvlakken Οχ en O2, die geheel willekeurig ten opzichte van het getrapte diepteverloop kunnen liggen: of het kopvlak of het omgezette vlak vormt het referentievlak voor de diepte-aftasting. Daardoor kunnen de bij het bovenstaande voorbeeld reeds genoemde 24 mogelijkheden van een enkele pen met succes worden gecamoufleerd.
Fig. 3 toont deze camouflatiemogelijkheid bij een langs-verdieping, waarin drie, een afschuiflijn SL blokkerende of vrijgevende pennen zijn aangegeven. De langsverdieping is flankgecodeerd, dat wil zeggen is iets smaller dan een normale verdieping, zoals deze bij de genormeerde sleutels voorkomen. Van links naar rechts ziet men een normale sluitpen Z, die, veroorzaakt door de grotere diameter daarvan niet in de verdieping kan wegzakken en in verband daarmede de afschuiflijn SL geblokkeerd houdt, doch over een dergelijke flankgecodeerde verdieping wegglijdt, alsof deze niet aanwezig zou zijn. De daarnaast afgebeelde controlepen K is ten opzichte van het steunvlak O2 in diepte en tegelijkertijd in lengte gecodeerd, rust op de bodem van de verdieping en geeft bij een juiste lengte evenals bij een juiste dikte de afschuiflijn SL vrij, zodat een rotatie voor het openen mogelijk is. De geheel rechts liggende controlepen is ten opzichte van het steunvlak Οχ eveneens in diepte en tegelijkertijd in lengte gecodeerd, rust niet op de bodem van de verdieping, doch op het steunvlak Οχ, dat op zijn beurt diepte-gecodeerd is. Ook deze controlepen geeft de afschuiflijn vrij. Hier is de camouflage van de dieptecode 1:1, waarbij bij het uitlezen van de cilinder niet kan worden vastgesteld welke van de beide steunvlakken het referentievlak voor de dieptecode is.
De fig. 4 en 5 tonen gedetailleerd de beide controle-pennen uit fig. 3 in de flankgecodeerde verdieping in de sleutel. Zoals opgemerkt, kan een flankgecodeerde verdieping ten opzichte van een normale verdieping van het gebruikelijke type slechts worden geverifieerd door een nauwkeurige meting, aangezien de verdieping zich wat vorm betreft nauwelijks daarvan onderscheidt. Uitsluitend de breedte van de verdieping varieert met enige tienden millimeters, hetgeen met het blote oog niet zonder meer zichtbaar is. In fig. 4 is een controle-pen K in de daarmede overeenkomende verdieping in de sleutel S afgebeeld. De bij wijze van voorbeeld gekozen codering kan <02;T2;B!) zijn, dat wil zeggen 3 parameters bij een en dezelfde controlepen, waarvan er in een sluitcilinder een of meer aanwezig kunnen zijn en waarbij de bijbehorende sleutel een dienovereenkomstig aantal flankgecodeerde verdiepingen kan bezitten. Ook fig. 5 toont een controlepen, die een gelijkwaardige belemmering tegen kopiëren biedt: de bij wijze van voorbeeld gekozen codering daarvan kan (Οχ;Το;Β2) zijn. De diepte-codering is betrokken op de afschuiflijn SL of op de steunvlakken, zodat de omzetting als mogelijke referentie verborgen blijft. Bij beide controlepennen volgens de fig. 4 en 5 is het gebied van de flankcodering aangegeven met F, toont fig. 2 dit gebied gearceerd, en is in dit gebied de 2-dimensionale codering gerealiseerd.
De fig. 6 en 7A en 7B tonen een uitvoeringsvorm, waarbij, ook invers functionerend, een sluitpen ertoe dient, "illegale" flanken te controleren. Op welke wijze dit geschiedt, zal iets verder onder verwijzing naar de fig. 8 en 10 worden toegelicht .
Fig. 6 toont gedeeltelijk een rotor 1 welke is ondergebracht in een stator 2. In het sleutelkanaal van de rotor is een sleutel S met twee flankgecodeerde verdiepingen aan de smalle zijde (onder en boven) en de flanken 8 daarvan afgebeeld. Er dient hier nogmaals op te worden gewezen, dat de flankgecodeerde verdiepingen ook op de brede zijde van de sleutel kunnen worden aangebracht, en wel een of meer, tezamen met niet-flankgecodeerde verdiepingen. In de verdieping bevindt zich een, de flankcode controlerende sluitpen K2 met het controledeel F2 en de steunvlakken 012, 022. Een verdere, bijvoorbeeld achter de pen K2 liggende sluitpen KI is eveneens afgebeeld, waarbij het controledeel F1 daarvan met de steunvlakken 011, 021 niet in deze verdieping kan worden ingébracht. De beide sluitpennen KI en K2 voegen zich echter zodanig ten opzichte van de afschuiflijn SL, dat deze voor een rotatie voor openen wordt vrijgegeven. Terwille van de volledigheid is nog een contrasluitpen 4 in de stator 2 afgeheeld. De sluitpen KI is zodanig uitgevoerd, dat het controledeel F1 daarvan in geen van de flankgedeerde verdiepingen kan bewegen, bijvoorbeeld doordat deze een diameter heeft, die groter is dan de grootste flankafstand. Deze sluitpen controleert derhalve het sleuteloppervlak en wel zodanig, dat elke willekeurige indeuking de afschuiflijn blokkeert.
Fig. 7A toont, evenals fig. 3, in langsdoorsnede door de stator 2, de rotor 1 en de sleutel S een flankgecodeerde rij verdiepingen, waarbij de ene, achterste flank 8 steeds zichtbaar is. Van rechts naar links zijn de vier sluitpennen KI tot K4 aangegeven. De sluitpen KI is een, zoals onder verwijzing naar fig. 6 reeds is beschreven, de oppervlakte van de sleutel controlerende sluitpen met een "dalingsblokkering". De sluitpennen K2 tot K4 zijn flankgecodeerde pennen met bijvoorbeeld de volgende openingscode: K2 (T=0;B=x); K3 (T=3;B=1); K4 (T=4;B=2), waarbij x willekeurig is.
De bij deze 2-dimensionale codering behorende reeks verdiepingen is weergegeven in fig. 7B, waarbij deze reeks in bovenaanzicht is afgeheeld. De horizontaal gearceerde delen zijn verzonken en verhoogde vlakken met een geschikte hellingshoek, de vertikaal gearceerde delen zijn stuurvlakken voor de diepte Tx, de niet-gearceerde vlakken geven de oppervlakte aan, die, zoals boven reeds is vermeld, ook een stuurvlak kan zijn.
Hier blijkt duidelijk op welke wijze de extra flank-codering voor een controlepen ter bemoeilijking van het kopieerproces kan worden gebruikt. Een sleutel met deze codering is ten opzichte van een ongewenst kopiëren aanzienlijk gevoeliger, en in de eerste plaats ontstaat op een "niet-gekwalificeerde" kopieermachine wel steeds een sleutel, doch deze is niet toepasbaar bij de bijbehorende cilinder. Wanneer dit ook voor de rechtmatige bezitter van een te kopiëren sleutel dezelfde belemmering vormt, dan dient dit echter slechts voor zijn bescherming, overeenkomstig de beschermingsmaatregelen in het geldverkeer, waarbij ook de rechtmatige bezitter niet zo zonder meer zijn geld krijgt.
Enige van de door deze maatregel verkregen belemmeringen worden nu onder verwijzing naar de fig. 8 tot 10 besproken, welke figuren tezamen een sluitcilinder-rotor met sleutel-kanaal en een sleutel met een verdieping aan de smalle zijde in combinatie met een sluitpen tonen. Natuurlijk geldt hetzelfde evenzeer voor een verdieping aan de vlakke zijde en een dienovereenkomstig toegewezen sluitpen, zoals weergegeven in de fig. 11 en 12.
Fig. 8 toont een met een normale kopieerfrees vervaardigde verdieping waarbij niet is voldaan aan de flankvoor-waarde, met een in deze verdieping verzonken controlepen, die natuurlijk de afschuiflijn geblokkeerd houdt. Ook een, het sleuteloppervlak controlerende sluitpen met de "dalingsblokke-ring" zou deze afschuiflijn geblokkeerd houden.
Fig. 9 toont de werking, wanneer een normale sluitpen over een flankgecodeerde verdieping wordt gevoerd: de afschuiflijn blijft dicht. De fig. 10A en 10B tonen elk een flankgecodeerde verdieping, die een flankgecodeerde sluitpen in de openingspositie kan brengen (fig. 10A) of een, het sleuteloppervlak controlerende sluitpen (fig. 10B). Hier ziet men de aan deze oplossing immanente dubbele beveiligings-werking: wanneer bij wijze van voorbeeld een geheel normale verdieping wordt gefreesd, zoals deze bijvoorbeeld in fig. 8 is afgeheeld, met een diepte, die de flankgecodeerde sluitpen in de juiste dieptepositie zou brengen, dan verhinderde een met dezelfde verdieping samenwerkende sluitpen met dalings-blokkering, derhalve een, het oppervlak van de sleutel controlerende sluitpen, een openen van de afschuiflijn. Bij dit voorbeeld onderkent men de winst aan beveiliging bij het gebruik van de flankcodering en/of de flankaftasting van flankgecodeerde en niet-flankgecodeerde sluitpennen in combinatie met de verdiepingen in de sleutel.
Worden slechts enige sluitpennen met de overeenkomstige verdiepingen in de sleutel volgens de voorgestelde maatregel uitgevoerd, dan kunnen door een illegaal kopiëren enige verdiepingen worden nagebootst, terwijl de flankgecodeerde verdiepingen een onjuiste vorm verkrijgen (bijv. fig. 8), waarin noch de flankgecodeerde sluitpennen noch de oppervlakte controlerende sluitpennen zodanig met de dalingsblokkering kunnen samenwerken, dat de afschuiflijn wordt vrijgegeven.
Een sleutel met een verdieping, welke kan overeenkomen met de controlepen in de sluitcilinder, bezit twee flanken 8 op een gewenste afstand, waartussen een, de flanken controlerende sluitpen naar beneden kan worden bewogen en weer naar boven wordt bewogen (zie ook de fig. 3 tot 5) of waarop een, de oppervlakte controlerende sluitpen (controlepen) met dalingsblokkering kan rusten. Voor de vervaardiging van dergelijke verdiepingen is meer in het bijzonder de reeds bovengenoemde freesmethode van aanvraagster geschikt, welke is beschreven in het Zwitserse octrooischrift nr. 591.618. Met de onder de naam "Stetigbahnfrasverfahren" bekend geworden methode kunnen dergelijke flanken bezittende verdiepingen uiterst nauwkeurig worden vervaardigd. Ook een reeks verdiepingen, zoals deze bijvoorbeeld in fig. 7A is afgebeeld, kan zonder problemen worden vervaardigd.
Een sluitcilinder met sleutel, welke dit voorgestelde constructieve kenmerk bezit, is aanzienlijk veiliger tegen kopiëren van de sleutel door frezen als tot dusverre het geval was. Een sleutelkopieerder, welke, wanneer het hem zelfs gelukt, tenslotte heeft vastgesteld, dat echt een flank-codering aanwezig is, en welke ook de betreffende verdiepingen heeft gelokaliseerd, moet dan met zekerheid zijn kopieerfrees-inrichting veranderen en opnieuw justeren, waarbij dit soms twee- tot driemaal moet plaatsvinden. Wanneer hij zover is, zijn naar alle waarschijnlijkheid reeds een of meer onbewerkte sleutels op een onjuiste wijze uitgevoerd, welke, wanneer deze stuurvlakken voor de controlepen of controlepennen bezitten, niet zonder meer kunnen worden gebruikt. Aangenomen kan worden, dat er geen aanleiding bestaat om meer van dergelijke sleutels te kopiëren, zodat met de voorgestelde technische maatregelen het doel, een effectieve beveiliging tegen het onbevoegd kopiëren te verkrijgen, in feite is bereikt.
Daarbij doet zich nog een verder beveiligingselement voor, doordat de relatie tussen controlepen en stuurvlakken, welke reeds aanwezig moeten zijn in de onbewerkte sleutel, derhalve een bestanddeel van het onbewerkte lichaam vormt en niet later kan worden verwezenlijkt, en aan de vervaardiging van het onbewerkte lichaam eveneens nauwkeurige eisen worden gesteld. Op deze wijze is het vervaardigingsproces van een sleutel gesplitst in twee volledig gescheiden deelprocessen, ofschoon deze slechts met de ene contructieve maatregel, namelijk de uitvoering van een controlepen, samenwerken. Deze stuurvlakken/onbewerkte-sleutelrelatie zal nu onder verwijzing naar de fig. 11 tot 14 worden behandeld.
De fig. 11 en 12 tonen elk een doorsnede door de sluit-cilinder met een verschillende positie van de sluitpennen. In fig. 11 is een cilinder met twee reeksen sluitpennen afgebeeld en in fig. 12 een cilinder met vier reeksen sluitpennen. Beide sluitcilinders bezitten een controlepen. In de tekening zijn deze aan de rechterzijde aangegeven en met K aangeduid. In één van de sleutelkanalen is een sleutel gevoerd, welke een geschikt, de sluitcodering realiserend boorbeeld bezit en waarvan het onbewerkte lichaam de stuurvlakken, welke hier niet zichtbaar zijn, reeds heeft meegebracht. De sluitpen is zodanig geconditioneerd, dat deze op de stuurvlakken en daarna ook de sluitcode (permutatie) reageert en in verband met de stuurvlakken de sluitcode slechts onder bepaalde omstandigheden kan aflezen, resp. bij niet-passende/aanwezige stuurvlakken de cilinder blokkeert of het inbrengen van de sleutel of een onbewerkt lichaam zonder stuurvlakken verhindert. Deze werking van de stuurvlakken en enige voorbeelden van de uitvoering daarvan zullen nu onder verwijzing naar de fig. 13 tot 17 worden toegelicht.
Fig. 13A toont een onbewerkte sleutel R voor een keer-sleutel en de fig. 13B, 13C en 13D een deel daarvan, dat zodanig is uitgevoerd, dat de zich bij de punt van de sleutel-schacht gelegen stuurvlakken SF in het sleutelblad overgaan, waarop zich dan het stuurvlak voor de speciale controlepen K volgens de fig. 11 en 12 verder uitstrekt. Voor een keer-sleutel is het andere stuurvlak van bovenaf beschouwd niet zichtbaar. De opstellingen van extra stuurvlakken SFX is weergegeven in de groepenfiguren 14 tot 16, waarin echter slechts nog het deel van de onbewerkte sleutel is afgebeeld, dat stuurvlakken bezit.
Men kijkt in fig. 13B op de punt van het onbewerkte lichaam met de flakke zijde O, de smalle zijde F (flank) en de sleutelpunt S. Aan het voorste uiteinde bevindt zich een hellend stuurvlak SF, dat overgaat in het stuurvlak SF0, wanneer de vlakke zijde 0 de besturingsfunctie heeft, of (iets anders hellend) overgaat in het stuurvlak SFf, wanneer de smalle zijde F (flank) de besturingsfunctie heeft. Als keer-sleutel zijn deze stuurvlakken symmetrisch opgesteld, hetgeen is aangegeven door een met SF aangeduide pijl. De stuurvlakken zijn natuurlijk niet slechts van toepassing bij een keer-sleutel. Fig. 13C toont een doorsnede B-B door het onbewerkte lichaam volgens fig. 13B, waarin een codeverdieping C met een verdiepingsflank c zichtbaar is.
Fig. 13D toont nu de stuurvlakken van dit uitvoerings-voorbeeld in perspectief. Een stuurvlak SFa met een flank-vlak SFb gaat over in het stuurvlak SF0/ waarin de flank c van een sluitverdieping C van een sluitcode of permutatie steekt. Wanneer de stuurkromme van het vlak SFa in het punt a in de richting van de punt van de sleutel S te hoog is, kan de sleutel niet worden ingestoken; ligt deze daarentegen te laag dan wordt de functie aan de tegenzijde (keersleutel) gestoord resp. geblokkeerd. Een eventuele poging bij een onecht onbewerkt lichaam het stuurvlak met de frees voor de permutatie resp. met de codeerfrees te vervaardigen, zal de flank SF^ te smal worden, hetgeen betekent, dat deze de inloopmiddellijn M van de permutatieverdieping met de flank c nadert en daardoor wordt het insteken van de sleutel door de controlepen KI, zoals deze bijvoorbeeld in fig. 7A is afgeheeld, geblokkeerd, omdat de helling buiten de stuurkromme van het vlak SFa te steil verloopt. Een te brede permutatie-uitfrezing daarentegen zou de controlepen in de blokkeerpositie laten vallen.
De fig. 14A en 14B tonen een verder voorbeeld van stuurvlakken van een onbewerkte sleutel. De stuurkromme of het stuurvlak SF is als stuurspoor SF/SFn in de vorm van een gleuf met de breedte n uitgevoerd, waarbij de zijwanden de functie van de stuurvlakken vervullen. In tegenstelling met de afmeting van de stuurvlakken volgens fig. 13 is deze smaller dan de permutatieuitfrezing en dieper dan de permutatiepositie (posities van de sleutelcodeverdiepingen), dat betekent, dat de codeverdiepingen door de stuurvlakgleuf worden doordrongen. Dit stuurvlak werkt in verbinding met een controlepen KI waarvan de diameter iets kleiner is dan n, zoals deze in de vorm van sluitpen volgens fig. 2 is afgebeeld. Het stuurspoor respectievelijk de gleuf met de stuurvlakken is fig. 14C perspectivisch afgebeeld. De proporties zijn evenwel enigszins overdreven getekend. In wezen gaat het om een smalle gleuf, die zich midden door de steutelcodeverdiepingen uitstrekt. Een deel van het bodemgedeelte blijkt uit het afgebeelde perspectief. De onbewerkte sleutel bezit een op een dergelijke wijze gedimensioneerde gleuf, en de sleutelcode wordt dan over deze gleuf ingefreesd.
In de doorsnede A-A is aangegeven op welke wijze zich de stuurvlakgleuf over de onbewerkte sleutel uitstrekt. Een sluitpen Z met de controlepen KI wordt bij de inloop van de sleutel in het punt Zf naar boven bewogen en beweegt zich dan in de codeverdieping C. De controlepen KI wordt mede naar boven bewogen en beweegt zich in de stuurvlakgleuf. In de code-verdieping C bereikt de controlepen KI de bodem van de stuurvlakgleuf niet. De stuurvlakgleuf is zo diep, dat de controlepen ook in do laagste codeverdieping de bodem niet raakt. Dit betekent, dat slechts de breedte van de gleuf beslissend is en de controlepen de flank van de gleuf als stuurvlak SFn aftast. De breedte van de gleuf is zodanig gekozen, dat een verbreding met het oog op het omgaan van de veiligheid, het codeerspoor tenminste gedeeltelijk verstoort. Ook hier blijkt uit, dat de stuurvlakken volledig onafhankelijk van de sleutelcodering werken en daarvan niet afhankelijk zijn. Dit brengt ook met zich mede, dat deze stuurvlakken een element van het onbewerkte lichaam en niet een element van de sluitcode zijn.
Wanneer dit gleufvormige stuurvlak ontbreekt, of wanneer dit te smal is of niet voldoende diep is, dan kan de sleutel niet worden ingestoken of de controlepen verhindert, dat de permutatie op de juiste hoogte wordt afgetast, namelijk op de flank O2 van fig. 2. Wanneer het stuurspoor te breed is, dan verstoort dit fysisch het permutatievlak (codeervlak), dat wil zeggen, dat dit permutatievlak niet meer kan worden gebruikt resp. kan worden gevormd. Een te diep stuurspoor kan de werking aan de tegenzijde storen of een insteken van de sleutel in verband met een blokkering van de sluitpennen aan de tegenzijde verhinderen.
De fig. 15A en 15B tonen een uit de uitvoeringsvorm volgens de fig. 14A en 14B afgeleide variant, waarbij een controlepen KI het stuurvlak SF aftast en dan langs de gleufvormige stuurvlakken SFn beweegt. Een extra controlevlak KF aan het voorste deel van de schacht van het onbewerkte lichaam dient ertoe om, bij het ontbreken van de controlepen in de cilinder het insteken van een onbewerkt lichaam resp. een onbewerkte sleutel te verhinderen. Dit controlevlak wordt gevormd door de flank KF van een uitsparing waarvan de diameter die is van een sluitpen, welke uitsparing bijvoorbeeld een diepte heeft van twee dieptetrappen. Het stuurspoor SFn resp. de gleuf met de stuurvlakken en het controlevlak KF zijn in fig. 15C perspectivisch afgebeeld. Een sluitpen zonder een controlepen zou bij het invoeren van de sleutel in het sleutelkanaal tegen het controlevlak KF stoten. Wanneer een controlepen aanwezig is, dan wordt de sluitpen boven het controlevlak bewogen en glijdt de controlepen dan in de gleuf, waar de controlepen de stuurvlakken SFn aftast, zoals dit in samenhang met fig. 14C is aangegeven.
De fig. 16A, 16B en 16C tonen een verder voorbeeld van stuurvlakken bij een onbewerkte sleutel. Een combinatie van de stuurkrommen resp. stuurvlakken volgens de groepenfiguren 14 en 15 leiden tot verdere, nieuwe beveiligingskenmerken in combinatie met stuurvlak(ken) en controlepen(nen): - het stuurspoor SF heeft bijvoorbeeld een helling, stijgt derhalve en/of neemt (weer) af, - er is bijvoorbeeld een extra controleflank aangebracht onder een hoek van 90° ten opzichte van de inloop, - twee controlepennen tasten bijvoorbeeld simultaan stuurvlakken af, waarbij beide gelijktijdig aan een voorwaarde moeten voldoen, - de controlepen KI beweegt zich bijvoorbeeld aan het begin langs het vlak O2, in het permutatiegebied van het vlak Οχ.
Naast de functionele eisen van deze uitvoeringsvormen geldt nog het volgende: - wanneer het smalle stuurspoor geheel wordt gefreesd, dan kan de sleutel niet meer worden ingestoken aangezien de controleflank zich naar boven uitstrekt, - de functie van de controleflank kan ook omgekeerd zijn om bij een op een onjuiste wijze gevormde stuurkromme het uittrekken van de sleutel te blokkeren.
In fig. 16C heeft de stuurkromme SF een hellend bodemvlak, dat naar boven en/of naar beneden helt, waarbij de helling door ten minste twee controlepennen KI wordt gecontroleerd. Naast de functionele voorwaarden van de tot nu toe besproken uitvoeringsvormen geldt hier, dat wanneer de stuurkromme niet helt of op een onjuiste wijze helt of niet aanwezig is, de controlepen of de controlepennen of de contra-sluitpennen blokkeren, omdat zij niet in de afschuiflijn SL zijn gelegen. Dit tonen de beide figuren 16B en 16C.
In fig. 16B is een stuurvlakgleuf met de stuurvlakken SF afgebeeld, die twee codeerverdiepingen Ci en C2 doorloopt. De controlepennen KI tasten de stuurvlakken SFn af doch niet het stuurvlak SF. Wanneer het nu vereist is, dat beide controlepennen gelijktijdig het stuurvlak SF moeten aftasten om de afschuiflijn vrij te geven, dan is het duidelijk, dat in fig. 16B geen van de beide controlepennen aan deze eis voldoet. De sluitpennen Z staan op de juiste wijze in de bijbehorende codeverdiepingen doch de dichter bij de punt van de sleutel opgestelde controlepen KI ligt te diep en derhalve is de afschuiflijn niet vrij. Dit betekent, dat het onbewerkte lichaam van de sleutel volgens fig. 16B niet het juiste is; het juiste onbewerkte lichaam voor het getoonde paar controlepennen vindt men in fig. 16C, waarin men een naar de punt van de sleutel oplopend stuurvlak SF waarneemt, dat de controlepen KI (in het gebied van de codeverdieping Ci) in de juiste positie houdt. Het is niet de codeverdieping, welke de afschuiflijn deblokkeert, doch de controlepen KI, welke op het stuurvlak de juiste positie inneemt. De andere controlepen KI in het gebied van de codeverdieping C2 tast het stuurvlak SFn af. Deze voorwaarde verhoogt de veiligheid door een onbewerkte sleutel, die tezamen met de juiste sluitcode moet worden gebruikt om de cilinder te kunnen openen. De kennis van alleen de sluitcode is niet voldoende om een tot de juiste werking in staat zijnde sleutel te vervaardigen, doch er is ook nog de juiste onbewerkte sleutel nodig. Het stuurspoor SFn resp. de gleuf met de stuurvlakken en het hellende stuurvlak SF zijn in fig. 16D perspectivisch afgebeeld. Men ziet het hellende stuurvlak SF, dat door één van de beide controlepennen KI wordt afgetast. Het samenspel tussen de twee controlepennen is boven reeds besproken.
Men ziet hier, dat de functie van stuurvlak en controle-pen een gepaarde functie is, die niet afhankelijk is van de sluitcode resp. de permutatie daarvan, doch een op zichzelf staand beveiligingselement voorstelt. De onbewerkte sleutel vormt tezamen met de sluitcilinder een beveiligingselement, zoals de sluitcilinder en de sleutel dit ook vormen.
Daarbij komt echter nog, dat de beide beveiligingselementen cilinder/sleutel betrokken op de sluitcode en cilinder/onbewerkt lichaam ten opzichte van de stuurvlakken functioneel kunnen worden gecombineerd, zodat slechts beide tezamen een openen toelaten. Wanneer bij de vervaardiging van een sleutel niet het juiste onbewerkte lichaam wordt gebruikt, dan kan de cilinder door een sleutel, ook wanneer deze de juiste sluitcode bezit, niet worden geopend. Bij enige van de genoemde functies ook dan niet, wanneer de sleutel volledig in de cilinder kan worden ingestoken. Het is slechts onder moeilijke omstandigheden bij de uitvoeringsvormen van bijvoorbeeld de fig. 13, 14 en in het geheel niet bij de uitvoeringsvormen van resp. de fig. 15, 16 mogelijk, de vereiste onbewerkte sleutel door een naarbinnen kijken in het sleutelkanaal of uitmeten van het sleutelkanaal te bepalen, om de sleutel eventueel te kopiëren. Hier ziet men, dat het niet gaat om een profiel doch om de invloed van stuurvlakken op een onbewerkte sleutel in combinatie met controlepennen in de sluitcilinder.
Claims (11)
1. Sluitcilinder met sleutel, waarbij de cilinder is voorzien van een rotor en een stator met radiale sluitpennen en de sleutel is voorzien van met de sluitpennen overeenkomstige verdiepingen, met het kenmerk, dat ten minste één sluitpen in de functie als controlepen (K) zodanig is uitgevoerd, dat deze door middel van een gebied voor een voor de dieptecodering (T) extra flankcodering (F) kan uitvoeren en door op het onbewerkte lichaam aangebrachte stuurvlakken (SF,SFn) van een bijbehorende sleutel (S) bij het insteken wordt geleid om de stuurvlakken te bereiken, waarbij de bijbehorende sleutel is voorzien van ten minste één, met de controlepen (K) overeenkomend stuurvlak.
2. Sluitcilinder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste één sluitpen in de functie als controlepen (K) zodanig is uitgevoerd, dat deze enerzijds door middel van een door een omzetting (0) bewerkstelligd gebied voor een voor de dieptecodering (T) extra flankcodering (F) met een met een bijbehorende codering (B) overeenkomende diameter op een codeergefreesde sleutel kan uitvoeren en anderzijds door in het onbewerkte lichaam aangebrachte stuurvlakken van een bijbehorende sleutel (S) bij het insteken wordt geleid, om de extra codering te bereiken, en de bijbehorende sleutel is voorzien van ten minste één met de controlepen (K) overeenkomend stuurvlak, dat tenminste naar een verdieping met zijflanken (8,SFn) leidt, waarbij de afstand tussen de zijvlakken overeenkomt met de gecodeerde diameter (B) van het omgezette gedeelte (0) van de controlepen (K).
3. Sluitcilinder met sleutel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de controlepennen (K) ten opzichte van de overeenkomstige verdiepingen met zijflanken (8,SFn) zodanig zijn uitgevoerd, dat zij boven deze verdieping gepositioneerd de afschuiflijn gedeblokkeerd houden zonder zich naar beneden te bewegen en bij een naar beneden bewegen door blokkeren van de afschuiflijn een barrière (dalingsblokkering) vormen, en de naar de verdiepingen leidende stuurvlakken vanuit de verdieping naar het stuurvlak reiken.
4. Sluitcilinder met sleutel volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat controlepennen voor het controleren van verdiepingsflanken (flankcode) en voor het controleren van het sleuteloppervlak (dalingsblokkering) aanwezig zijn.
5. Sleutel bij de sluitcilinder volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat de sleutel is voorzien van ten minste twee verdiepingen met twee tegenover elkaar liggende, evenwijdig aan elkaar verlopende, loodrecht op het sleuteloppervlak staande flanken (8) en naar de verdieping leidende stuurvlakken, en de afstand tussen de flanken van ten minste twee verdiepingen ongelijk is.
6. Sleutel bij de sluitcilinder volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat de stuurvlakken voor een keersleutel zijn uitgevoerd en zich vanuit de verdieping naar de punt van de sleutel uitstrekken.
7. Onbewerkte sleutel voor het vervaardigen van een sleutel met het kenmerk, dat deze met de controlepennen (K) van de sluitcilinder overeenkomende stuurvlakken (SF,SFn) bezit.
8. Onbewerkte sleutel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat deze een stuurvlak bezit, waarvan het spoor breder is dan de permutatie aan breedte inneemt.
9. Onbewerkte sleutel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat deze een stuurvlak bezit, waarvan het spoor smaller is dan de permutatie in breedte inneemt.
10. Opbewerkte sleutel volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat deze een stuurvlak bezit op een plaats, waarop bij de vervaardiging van een sleutel een beoogde sluitverdieping wordt aangebracht.
11. Onbewerkte sleutel volgens een der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat deze een stuurvlak bezit, dat ten opzichte van de insteekas helt, waarbij de helling zodanig is, dat een in de sluitcilinder aanwezige controlepen de afschuiflijn tussen cilinder en kern bij een onjuiste helling niet passeert.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
CH451789 | 1989-12-15 | ||
CH4517/89A CH679507A5 (nl) | 1989-12-15 | 1989-12-15 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9002734A true NL9002734A (nl) | 1991-07-01 |
NL193222B NL193222B (nl) | 1998-11-02 |
NL193222C NL193222C (nl) | 1999-03-03 |
Family
ID=4277576
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9002734A NL193222B (nl) | 1989-12-15 | 1990-12-12 | Blinde sleutel, sleutel en een samenstel van een van beide met een cilinderslot. |
Country Status (21)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5438857A (nl) |
JP (1) | JP2541699B2 (nl) |
KR (1) | KR970001690B1 (nl) |
AT (1) | AT396500B (nl) |
AU (1) | AU638292B2 (nl) |
BE (1) | BE1003468A5 (nl) |
CA (1) | CA2030265C (nl) |
CH (1) | CH679507A5 (nl) |
DE (1) | DE4036158A1 (nl) |
DK (1) | DK176103B1 (nl) |
ES (1) | ES2028559A6 (nl) |
FI (1) | FI93760C (nl) |
FR (1) | FR2656027B1 (nl) |
GB (1) | GB2239672B (nl) |
HK (1) | HK118694A (nl) |
IT (1) | IT1246504B (nl) |
LU (1) | LU87959A1 (nl) |
MY (1) | MY105352A (nl) |
NL (1) | NL193222B (nl) |
NO (1) | NO315620B1 (nl) |
SE (2) | SE511008C2 (nl) |
Families Citing this family (33)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
AT401546B (de) † | 1992-11-20 | 1996-09-25 | Grundmann Schliesstechnik | Schlüssel und bzw. oder schloss |
FR2705721B1 (fr) * | 1993-05-24 | 1995-07-28 | Vachette Sa | Clé à double rampe d'extrémité pour barillet de sûreté, barillet correspondant et ensemble constitué d'une telle clé et d'un tel barillet. |
AT405668B (de) * | 1995-02-01 | 1999-10-25 | Evva Werke | Flachschlüssel für zylinderschloss |
US5687594A (en) * | 1996-01-18 | 1997-11-18 | Wang; Teng-Kuo | Lock and key combination with changeable combination of locking pieces |
ES2138488B1 (es) * | 1996-04-18 | 2000-05-16 | Talleres Escoriaza Sa | Sistema de llave irreproducible y cilindro de combinacion para la misma. |
US5943890A (en) * | 1996-10-31 | 1999-08-31 | Medeco Security Locks, Inc. | Cylinder lock and key assembly and hierarchical system therefor |
US5823029A (en) * | 1997-01-29 | 1998-10-20 | International Security Products, Inc. | Cylinder lock system |
US5819566A (en) * | 1997-01-29 | 1998-10-13 | International Security Products, Inc. | Cylinder lock and key |
DE29818143U1 (de) * | 1998-10-10 | 2000-02-17 | Bks Gmbh, 42549 Velbert | Sicherheitsschlüssel |
AU6411200A (en) * | 2000-04-11 | 2001-10-18 | Kaba Schliesssysteme Ag | Safety turning-key |
DE10050427A1 (de) * | 2000-10-12 | 2002-04-18 | Schulte Zylinderschl Gmbh | Schließzylinder |
US7047778B2 (en) * | 2002-01-03 | 2006-05-23 | Strattec Security Corporation | Vehicular lock apparatus and method |
US7634930B2 (en) | 2002-01-03 | 2009-12-22 | Strattec Security Corporation | Lock apparatus and method |
IL153068A (en) * | 2002-11-24 | 2010-12-30 | Dany Markbreit | Backward compatible lock system, key blanks and keys therefor |
CZ300731B6 (cs) * | 2003-02-17 | 2009-07-29 | Royal Defend Holding A. S. | Zámková cylindrická vložka a klíc |
US7028517B2 (en) * | 2003-07-09 | 2006-04-18 | Kaba High Security Locks Corporation | Cylinder lock with programmable keyway |
US6983630B2 (en) * | 2003-07-09 | 2006-01-10 | Kaba Ilco Corp. | Programmable cylinder lock system |
DE102004003034B4 (de) * | 2003-10-17 | 2006-04-13 | Dom Sicherheitstechnik Gmbh & Co Kg | Schließvorrichtung und Flachschlüssel |
JP2006077442A (ja) * | 2004-09-08 | 2006-03-23 | Goal Co Ltd | ピンシリンダー錠 |
DE102005024003B4 (de) * | 2005-05-25 | 2007-02-08 | Dom Sicherheitstechnik Gmbh & Co Kg | Schließzylinder mit einem Schlüssel |
AT9157U1 (de) * | 2006-02-02 | 2007-05-15 | Evva Werke | Zylinderschloss sowie flachschlüssel |
US20080110220A1 (en) * | 2006-11-10 | 2008-05-15 | Talleres De Escoriaza S.A. | Security device for lock cylinders |
AT506955B1 (de) * | 2008-08-12 | 2010-01-15 | Evva Werke | Zylinderschloss mit zylindergehäuse und flachschlüssel für ein zylinderschloss |
SE0900209A1 (sv) * | 2009-02-18 | 2010-07-20 | Winloc Ag | Profilerad nyckel med lokal urtagning |
SE0900208A1 (sv) * | 2009-02-18 | 2010-06-29 | Winloc Ag | Cylinderlås- och nyckelkombination med ett blockeringselement i låset |
US8281628B2 (en) * | 2009-02-18 | 2012-10-09 | Winloc Ag | Profile key with local recess |
DE102010017165B4 (de) * | 2010-05-31 | 2013-04-04 | C.Ed. Schulte Gesellschaft mit beschränkter Haftung Zylinderschlossfabrik | Verfahren zum Profilieren eines Wendeflachschlüssels sowie nach dem Verfahren gefertigter Wendeflachschlüssel aufbauend auf einem Wendeflachschüsselprofil |
IL211697A (en) * | 2011-03-13 | 2015-02-26 | Mul T Lock Technologies Ltd | A locking element with a moving element |
US20130192320A1 (en) * | 2012-01-26 | 2013-08-01 | Compx International Inc. | Lock system |
EP2890856B1 (de) * | 2012-08-29 | 2017-04-12 | dormakaba Schweiz AG | Rohling, sicherheitsschlüssel, schliesssystem und herstellverfahren |
EP3628800B1 (en) * | 2018-09-25 | 2021-12-01 | Alban Giacomo S.p.A. | Locking system comprising cylinder lock and a punched control key |
AT523792A1 (de) * | 2020-04-20 | 2021-11-15 | Evva Sicherheitstechnologie | Flachschlüssel für ein Zylinderschloss |
US11613909B1 (en) * | 2022-08-22 | 2023-03-28 | Winloc Ag | Key blank, a coded key and a cylinder lock and key system with improved stop arrangement |
Family Cites Families (31)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US18169A (en) * | 1857-09-08 | Padlock | ||
US1438336A (en) * | 1920-05-24 | 1922-12-12 | Schroeder Frederick William | Pin-tumbler lock |
BE664635A (nl) * | 1965-05-28 | 1900-01-01 | ||
DE2003059C3 (de) * | 1970-01-23 | 1979-11-22 | Fa. Aug. Winkhaus, 4404 Telgte | Schließanlage |
US3656328A (en) * | 1970-06-03 | 1972-04-18 | Benjamin F Hughes | Lock assembly |
US3744283A (en) * | 1971-12-27 | 1973-07-10 | Builders Brass Works Corp | Key actuated bolt lock |
DE2344473B2 (de) * | 1973-09-04 | 1976-04-29 | Josef Voss KG, 5040 Brühl | Zylinderkern in einem zylinderschloss mit flachschluessel |
CH591001A5 (nl) * | 1975-09-11 | 1977-08-31 | Bauer Kaba Ag | |
CH591618A5 (nl) * | 1975-09-11 | 1977-09-30 | Bauer Kaba Ag | |
CH608069A5 (en) * | 1975-09-19 | 1978-12-15 | Dom Sicherheitstechnik | Reversible flat key for a cylinder lock |
CH606714A5 (nl) * | 1976-05-20 | 1978-11-15 | Bauer Kaba Ag | |
US4045933A (en) * | 1976-06-28 | 1977-09-06 | Grillo Joseph R | Prefabricated panel structure |
FI68290C (fi) * | 1976-10-04 | 1985-08-12 | Waertsilae Oy Ab | Nyckelprofil- och laossystem |
US4325242A (en) * | 1977-08-25 | 1982-04-20 | Zeiss Ikon Ag Goerzwerk | Multi-level lock system and method |
US4213316A (en) * | 1978-08-10 | 1980-07-22 | Werner Tietz | Cylinder-lock mechanism and key means therefore |
EP0008310B1 (de) * | 1978-08-22 | 1982-12-15 | R. Berchtold Ag | Zylinderschloss mit Wende-Flachschlüssel |
AT359389B (de) * | 1978-12-15 | 1980-11-10 | Grundmann Gmbh Geb | Flachschluessel |
AT359951B (de) * | 1979-02-14 | 1980-12-10 | Shell Int Research | Verfahren zur behandlung einer eine fluessigkeit enthaltenden bohrung |
DE3225952A1 (de) * | 1982-07-10 | 1984-01-12 | Karrenberg, Wilhelm, 5620 Velbert | Schliesszylinder-flachschluessel |
JPS5951958U (ja) * | 1982-09-30 | 1984-04-05 | 株式会社サンポウロツク | シリンダ錠の鍵 |
CH657178A5 (de) * | 1982-11-01 | 1986-08-15 | Ernst Keller | Verfahren zur herstellung von sicherheitsschluesseln mit voneinander abweichenden schliessungsmoeglichkeiten. |
EP0115568B1 (de) * | 1983-02-04 | 1987-12-23 | EVVA - Werk Spezialerzeugung von Zylinder-und Sicherheitsschlössern Gesellschaft m.b.H. & Co. Kommanditgesellschaft | Zylinderschloss mit Zylindergehäuse und einem Zylinderkern sowie Schlüssel |
DE3314511C2 (de) * | 1983-04-21 | 1986-09-11 | Fa. Wilhelm Karrenberg, 5620 Velbert | Schließvorrichtung, bestehend aus Schließzylinder mit Stiftzuhaltungen und Schlüssel |
FR2551794B3 (fr) * | 1983-09-13 | 1985-12-27 | Stremler | Dispositif de serrure et cle du type dans lequel la serrure comprend un rotor cylindrique et comporte plusieurs rangees de goupilles d'arret |
ATE39964T1 (de) * | 1983-11-03 | 1989-01-15 | Ernst Keller | Verfahren zur herstellung von sicherheitsschluesseln mit voneinander abweichenden schliessungsmoeglichkeiten. |
ES533035A0 (es) * | 1984-05-18 | 1985-04-01 | Talleres Escoriaza Sa | Sistema de llave para cerraduras |
DE3518743A1 (de) * | 1985-05-24 | 1986-11-27 | DOM-Sicherheitstechnik GmbH & Co KG, 5040 Brühl | Aus schliesszylinder und flachschluessel bestehende schliesseinrichtung |
EP0305588B1 (en) * | 1987-09-03 | 1993-06-30 | Axxess Entry Technologies | Reinforced shank plastic key |
AT389559B (de) * | 1988-03-31 | 1989-12-27 | Evva Werke | Flachschluessel fuer zylinderschloesser sowie zugehoeriges zylinderschloss |
DE3827687A1 (de) * | 1988-08-16 | 1990-02-22 | Dom Sicherheitstechnik | Schliessvorrichtung |
CH675894A5 (nl) * | 1988-08-27 | 1990-11-15 | Bauer Kaba Ag |
-
1989
- 1989-12-15 CH CH4517/89A patent/CH679507A5/de not_active IP Right Cessation
-
1990
- 1990-01-29 FR FR9000989A patent/FR2656027B1/fr not_active Expired - Lifetime
- 1990-11-12 AU AU65971/90A patent/AU638292B2/en not_active Expired
- 1990-11-14 DE DE4036158A patent/DE4036158A1/de active Granted
- 1990-11-15 DK DK199002730A patent/DK176103B1/da not_active IP Right Cessation
- 1990-11-15 AT AT0230990A patent/AT396500B/de not_active IP Right Cessation
- 1990-11-19 CA CA002030265A patent/CA2030265C/en not_active Expired - Lifetime
- 1990-11-23 ES ES9002993A patent/ES2028559A6/es not_active Expired - Lifetime
- 1990-12-04 MY MYPI90002131A patent/MY105352A/en unknown
- 1990-12-11 NO NO19905343A patent/NO315620B1/no not_active IP Right Cessation
- 1990-12-11 JP JP2401260A patent/JP2541699B2/ja not_active Expired - Lifetime
- 1990-12-11 IT IT02235190A patent/IT1246504B/it active IP Right Grant
- 1990-12-12 NL NL9002734A patent/NL193222B/nl not_active IP Right Cessation
- 1990-12-12 BE BE9001186A patent/BE1003468A5/fr not_active IP Right Cessation
- 1990-12-12 KR KR1019900020396A patent/KR970001690B1/ko not_active IP Right Cessation
- 1990-12-13 GB GB9027039A patent/GB2239672B/en not_active Expired - Lifetime
- 1990-12-13 FI FI906137A patent/FI93760C/fi active IP Right Grant
- 1990-12-14 SE SE9003997A patent/SE511008C2/sv not_active IP Right Cessation
- 1990-12-14 SE SE9003997D patent/SE9003997L/xx not_active Application Discontinuation
-
1991
- 1991-06-20 LU LU87959A patent/LU87959A1/de unknown
-
1994
- 1994-02-14 US US08/200,803 patent/US5438857A/en not_active Expired - Lifetime
- 1994-10-27 HK HK118694A patent/HK118694A/xx not_active IP Right Cessation
Also Published As
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL9002734A (nl) | Sluitcilinder en sleutel evenals onbewerkte sleutel met op elkaar afgestemd beveiligingselement. | |
EP0237172B1 (en) | Locking device consisting of a locking cylinder and associated flat key | |
US7207200B2 (en) | Key with compound actuator ramps in recessed longitudinal channel | |
US5715717A (en) | Cylinder lock and key combination including a profiled key | |
NL193429C (nl) | Cilinder voor een slot en sleutel met een bijpassend beveiligingselement. | |
CA2492088C (en) | Safety key and locking cylinder, and locking system with such safety keys and locking cylinders | |
DK2310598T3 (en) | CYLINDER LOCK WITH CYLINDER HOUSE AND FLAT KEY TO A CYLINDER LOCK | |
AU725728B2 (en) | Lock system with key trapping | |
EP1040242B1 (en) | Improved cylinder lock system | |
US20210381275A1 (en) | Key blank and key for actuating a disk cylinder and method of manufacturing such a key blank and key | |
US20210230901A1 (en) | Key and key blanks operable in vertically and horizontally oriented keyways | |
NL2000063C1 (nl) | Cilinderslot en platte sleutel. | |
CZ288671B6 (cs) | Plochý klíč a válcový zámek | |
AU2022388777B2 (en) | Flat key for a locking cylinder | |
US11542724B1 (en) | Key blank, a key, and a cylinder lock and key combination |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
DNT | Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection |
Free format text: KABA SCHLIESSSYSTEME AG |
|
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20101212 |