NL9001933A - Inrichting voor het ophangen van een douchegordijn. - Google Patents

Description

Inrichting voor het ophanden van een douchegordijn.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ophangen van een douchegordijn voor het afscheiden van een douchebak of badkuip als waterbekken, waarbij het douchegordijn aan een boven het bekken opgestelde rails opgehangen en geleid wordt.

Douchegordijnen vinden zowel voor het afscheiden van een open douchebak alsook een badkuip ten opzichte van de saniteitscel en eventueel ook een woonruimte toepassing, waarbij het douchegordijn via bijbehorende ophangers aan een boven de bekkenrand opgestelde stang opgehangen is. De aansluiting van het douchegordijn ten opzichte van het bekken respectievelijk de wanden van de ruimte dient daarbij meestal door een groot bemeten van de maten van het gordijn bereikt te worden, doordat het gordijn tot nabij de bodem van het bekken reikt en gelijktijdig bij aan weerszijden aansluiten met een naburig stuk gordijn of een wand in grote mate overlapt.

Hiermee is het nadeel verbonden dat het gordijn in het bijzonder ook wegens zijn grote afmeting door de bij het douchen in de afgescheiden, douchecabine ontstane zuigwerking tegen het lichaam van de douchende persoon getrokken wordt. Afgezien van de daarmee verbonden beperking van de bewegingsvrijheid van de douchende persoon wordt daardoor de gordijnstof van het bekken, de wand of het andere overlappende stuk gordijn weggetild, zodat de gewenste afdichting van de douchecabine tenminste verminderd wordt. Een ander nadeel is dat de vouwvorming bij een douchegordijn schimmel vormig bevorderd wordt, zodat eventueel een niet voldoende hygiëne in dit gebied kan worden vastgesteld.

Daarom ligt aan de uitvinding de opgave ten grondslag een inrichting voor het ophangen van een douchegordijn ter beschikking te stellen, welke een betere afdichting van het bekken ten opzichte van de overige ruimte en ook een strakkere geleiding van het gordijn tot stand brengt.

De oplossing van deze opgave blijkt met inbegrip van voordelige uitvoeringsvormen en varianten uit de inhoud van de conclusies, welke na de beschrijving volgen.

De uitvinding bevat de grondgedachte dat de ene langskant van het gordijn aan een, aan een wand te bevestigen wandaansluitprofiel en de andere langskant van het gordijn aan een zowel in de bovenste rail alsook door middel van een magneetgeleiding op de rand van de douchebak of badkuip geleide grijplijst aangesloten is, waarbij de grijplijst voorzien is van verbindingsorganen voor het aansluiten aan de grijplijst van een naburige gordijn of aan een bijbehorend wandaansluitprof iel. Hiermee is het voordeel verbonden dat het gordijn aan zijn beide zijden gehouden en bevestigd wordt, zodat het gordijn geen bewegingen naar het inwendige van het bekken kan uitvoeren; gelijktijdig vormen de bevestigingen van het gordijn aan het, aan de wand aan te brengen wandaansluitprof iel enerzijds en aan de met een tegenstuk samenwerkende grijplijst anderzijds een goede afdichting van de gordijndelen, omdat het gordijn zich niet uit deze constructiedelen los kan maken en de constructiedelen zelve een stationaire stand innemen. Op grond van de geleiding van de grijplijst zowel in de bovenste rails alsook op de rand van de douchebak ontstaan een goede inspanning van het gordijn zonder dat deze fladdert. Al naar gelang de vorm van het bekken als hoekdouche of douche met slechts één open zijde of overeenkomstig aangepaste badkuip kan de grijplijst volgens de uitvinding met een andere grijplijst of met een overeenkomstig aan de andere zijde van de ruimte aangebrachte wandaansluitprofiel samenwerken.

Met de uitvinding is het verdere voordeel verbonden dat de bij de inrichting behorende constructiedelen eenvoudig te monteren zijn, waarbij geen veranderingen aan de sanitair zelf uitgevoerd dienen te worden. Dit betekent dat de inrichting ook gemakkelijk en zonder blijvende schade weer verwijderd kan worden. Hierdoor is het ook voor gebruikers van huurwoningen mogelijk om op eenvoudige wijze een douche-afscheiding in te bouwen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is voor het beter geleiden van de grijplijsten aan de bovenrand van het waterbekken aan de onderrand daarvan een de bekkenrand omgrijpende hoek toegepast, welke bij voorkeur van de grijplijst naar buiten uitsteekt en met zijn loodrechte been buiten aan de bekkenrand glijdt; al naar gelang de uitvoeringsvorm kan het echter ook doelmatig zijn deze hoek in het inwendige van het bekken uitstekend op te stellen en hier de geleiding uit te voeren.

Aangezien het waterbekken in zijn basisopbouw overwegend uit een metalen materiaal bestaan, is het volgens de uitvinding bijzonder doelmatig om aan de hoek voor het geleiden van de grijplijst op de bekkenrand een magneet op te stellen welke de grijplijst ten opzichte van het waterbekken vastlegt en het wegzwenken naar buiten vermijdt respectievelijk helpt te vermijden. Bij een beweging van de grijplijst glijdt zodoende de magneet aan de bekkenrand langs en zorgt voor een betrouwbare geleiding van de grijptlijst ten opzichte van het bekken zonder dat hiervoor een vaste geleidingsinrichting aanwezig is.

Met het oog op een tot glijden in staat zijnd oppervlak is de magneet met een bekleding uit een doelmatig materiaal, bij voorkeur kunststof voorzien. Daarbij kan het bijzonder doelmatig zijn op de hoek zelve uit kunststof te vormen en in het bijbehorende hoekbeen de magneet in te spuiten.

De magneet zelve is bij voorkeur op de binnenzijde van het buiten aan de bekkenrand glijdende hoekbeen aangebracht; al naar de gelang de uitvoeringsvorm kan echter ook gezorgd worden dat de magneet in het op de bovenste bekkenrand liggende hoekbeen opgesteld is en hier een vasthouden van de grijplijst ten opzichte van de bekkenrand veilig te stellen.

In zoverre het waterbekken niet uit een metaalmateriaal bestaat, is het volgens de uitvinding op de bovenrand een metalen lijst aangebracht, bij voorkeur opgeplakt, zodat de op de bovenrand van het waterbekken geleide magneet via de metaallijst aan het waterbekken hecht.

Een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding omvat dat de betrokken verbinding tussen wandaansluitprofiel, grijplijst en gordijn als klemverbinding uitgevoerd is. Hieruit ontstaat het bijzondere voordeel dat bij eenmaal aangebrachte inrichting de gordijnstof zonder grote moeite uitgewisseld kan worden, zodat de verbruiker de heden snel wisselende mode van ontwerpen zonder grote inspanning van installatie met betrekking tot de ophanginrichting kan volgen.

De uitvoering van de klemverbinding tussen het gordijn en de grijplijst respectievelijk wandaansluitprofiel is volgens de uitvinding daarbij zodanig uit te voeren, dat na het inleggen van de gordijnstof in de klemverbinding bij het sluiten daarvan geen extra spanning op het gordijn opgebracht wordt. Hierdoor kan bij de montage van het gordijn een passende voorspanning opgewekt worden, welke bij het sluiten van de klemverbinding niet verandert.

Bij een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zijn de verbindingsorganen voor het aansluiten van de gordijngrijplijst aan een andere grijplijst respectievelijk aan een wandaansluitprofiel als magneetlijsten uitgevoerd; er kunnen echter ook elke soort van in vorm aansluitende of in krachtaansluitende verbindingen toegepast worden, welke bij onderling aanliggen dicht en overigens gemakkelijk losneembaar zijn.

In zoverre een hoekbak met een uitgevonden inrichting voorzien dient te worden, is elk van de beide aan de open zijde van de hoekbak aan te brengen gordijndelen telkens aan een wandaansluitprofiel en aan een grijplijst aangesloten, waarbij op de vrije hoek van de bekken op de bovenste bekkenrand daarvan een opneemdeel aanwezig is, waarin de grijplijsten van de gordijnen inschuifbaar zijn. Hierdoor wordt in het hoekgebied voor een in vorm aansluitende geleiding van de aan elkaar aan te voegen grijplijsten gezorgd, zodat ook in dit gebied een goede afdichting wordt gegeven. Hierbij is van voordeel wanneer het opneemdeel voorzien is van twee in de richting van de betrokken bekkenrand verlopende trechtervormige openingen, waarin de grijplijsten tot bij sluitende onderlinge aanligging inschuifbaar zijn.

Hiertoe stelt een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding voor om één respectievelijk beide openingen van het opneemdeel te voorzien van een grendelinrichting door middel waarvan de in de openingen ingeschoven grijplijst vastlegbaar is. Hiermee zijn in tweevoudig opzicht voordelen verbonden, namelijk enerzijds het ene gordijndeel bij een hoekdouche voortdurend te kunnen vastleggen zodat slechts één zijde als toegang met een beweegbaar gordijngeleiding dient. Een ander voordeel bestaat hierin dat bij de montage van de inrichting de grijplijsten met het opneemdeel te vergrendelen om uitgaande van deze stationaire ligging van de grijplijst aan het gordijn ten opzichte van de klemming in het wandaansluitprofiel de nodige voorspanning te geven.

Zowel de dichtheid van het gordijn alsook de geleiding van de grijplijst kan verbeterd worden doordat op de bovenste bekkenrand een rails aangebracht is, waarin het ondereinde van de grijplijst geleid is; hierbij kan de rails ook zodanig uitgevoerd zijn, dat de gordijnstof zelf zich in een vouw van de rail legt.

De uitvoering van de uitvinding biedt bij zondere voordelen wanneer de aan de wanden respectievelijk de bekkendelen aan te brengen delen van de inrichting zoals wandaansluitprofiel, opneemdeel en geleidingsrails, telkens opkleefbaar zijn, zodat zij gemakkelijk gemonteerd kunnen worden en zonder blijvende schade weer verwijderd kunnen worden.

De uitvinding wordt aan de hand van de hierna beschreven tekeningen verder verduidelijkt. Hierbij tonen: figuur 1 een douchebak met douchegordijn in een perspectief, figuur 2 een vergrote weergave van de geleiding van de grijplijst aan de bekkenrand, figuur 3 een vergrote weergave van een grijplijst in dwarsdoorsnede, figuur 4 in vergrote maat een wandaansluiting in dwarsdoorsnede, figuur 5 op vergrote schaal een opneemdeel in een bovenaanzicht. Het met een gordijn 10 af te scheiden douchebak 11 is bij het getekende uitvoeringsvoorbeeld als hoekdouche met twee open zijden uitgevoerd, zodat aan de beide bijbehorende wanden 12 twee wandaansluitpro-fielen 13 voor het ophangen van de beide gordijndelen 10 aangebracht zijn. Boven de bekken 11 is aan de rand daarvan in zijn vormgeving volgend een rail 14 aangebracht en met de wanden 12 verbonden, waarin telkens één aan elk vrij einde van het gordijndeel 10 aanwezige grijplijst 15 geleid is. In het hoekgebied van de douchebak 11 komen de grijplijsten 15 van de beide gordijndelen 10 samen.

Zoals in figuur 2 in detail blijkt, is aan het ondereinde van de grijplijst 15 een hoek 30 aanwezig welke de bekkenrand 29 van de douchebekken 11 naar buiten toe overgrijpt en uit een op het oppervlak van de bekkenrand 29 glijdende hoekbeen en uit een aan de bekkenrand glijdende hoekbeen bestaat. Bij het getekende uitvoeringsvoorbeeld is aan het buiten aan de bekkenrand glijdende hoekbeen van de hoek 30 een magneet 31 opgesteld, welke voor een in kracht overdragende verbinding tussen de grijplijst 15 en de bekkenrand 29 van de douchebekken 11 zorgt.

Voor het vastzetten van de grijplijst 15 in het hoekgebied is daar een opneemdeel 16 op de bekkenrand aangebracht, welke in figuur 5 beter zichtbaar is. Het opneemdeel 16 is voorzien van naar buiten trechtervormig zich verwijdende openingen 17 voor het opnemen van de grijplijsten 15, waarbij de afstand van de telkens diepste van de beide openingen 17 ten opzichte van elkaar zodanig bemeten is, dat de buitenkanten van de daarin gestoken grijplijsten 15 tegen elkaar stoten. Het opneemdeel 16 is voorzien van een grendelinrichting 18 waarmee de ingestoken grijplijsten 15 in het opneemdeel 16 vastlegbaar zijn.

Voor het beter geleiden van de grijplijsten 15 op de bekkenrand is een rail 19 aanwezig, die op de bekkenrand bij voorkeur kleefbaar is.

Uit figuur 3 blijkt een grijplijst 15 met een magneetlijst 20 als verbindingsorgaan met een andere grijplijst van een naburig gordijn of een bijbehorend wandaansluitprofiel welke met een overeenkomstig tegenstuk uitgerust is; verder is de grijplijst 15 voorzien van een handgreep 21 voor het bedienen van de grijplijst bij het verschuiven alsmede een klemdeel 22 voor het klemmend vastzetten van het bijbehorende gordijndeel 10.

Uit figuur 4 blijkt een wandaansluitprofiel met een stationair klemdeel 23 en een beweegbaar klemdeel 24 waartussen het gordijn 10 inlegbaar is; het stationaire klemdeel 23 is daarbij bij voorkeur op een wand gekleefd.

De beide delen 23, 24 van het wandaansluitprofiel 13 vormende klemverbinding zijn enerzijds door een scharnier 25 waarbij een aan het deel 24 aangebracht uitsteeksel in een aan het vaste deel 23 aangebrachte uitsparing grijpt, en anderzijds door een als klemverbinding uitgevoerde afsluiting 26 met elkaar verbonden. Daarbij is het scharnier 25 op het toevoerzijde van het gordijn 10 naar de wandaansluitprofiel 13 opgesteld, zodat door het inleggen van het gordijn in de klemverbinding 23, 24 en het vastleggen van eerst het scharnier 25 in een stand van het gordijn 10 voorbepaald is, die bij het sluiten van de afsluiting 26 niet meer veranderd. Daarmee is veilig gesteld dat bij de montage van de inrichting het gordijn met een zekere voorspanning tussen de beweegbare klemdelen 23, 24 in gelegd wordt, welke voorgespannen stand door het vastleggen door middel van het scharnier 25 vastgelegd wordt en dat het aansluitend sluiten van de klemverbinding 26 dan geen verdere spanning op het gordijn uitoefent, terwijl het sluiten van de snapverbinding 26 het gordijn slechts tot de vastlegging daarvan in het scharnier 25 kan beïnvloeden.

Claims (14)

1. Inrichting voor het ophangen van een douchegordijn voor het afscheiden van een douchebak of badkuip als waterbekken, waarbij het douchegordijn aan een boven het bekken aangebrachte rails opgehangen en geleid wordt, gekenmerkt doordat de ene langskant van het gordijn (10) aan een, aan een wand (12) te bevestigen wandaansluitprofiel (13) en de andere langskant van het gordijn (10) aan een zowel in de bovenrail (14) alsook door middel van een magneetgeleiding (30, 31) op de rand (29) van de douchebak (11) of badkuip geleide grijplijst (15) aangesloten is, waarbij de grijplijst (15) voorzien is van verbindingsorganen (20) voor het aansluiten op een grijplijst (15) van een naburig gordijn (10) of aan een bijbehorend wandaansluitprofiel (13).

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de grijplijst (15) aan zijn ondereinde voorzien is van een de bekkenrand (29) omgrijpende hoek (30), waarbij aan de hoek (30) op een aan de bekkenrand (29) aanliggend oppervlak een magneet (31) aangebracht is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de magneet (31) voor het vormen van een glijdbaar oppervlak met een bekleding voorzien is.

4. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, gekenmerkt doordat de hoek (30) uit kunststof bestaat en de magneet (31) in het bijbehorende hoekbeen ingespoten is.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 4, gekenmerkt doordat op de rand (29) van de douchebak (11) of badkuip een metalen geleidingslijst aangebracht is.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 5, gekenmerkt doordat op de rand (29) van de douchebak (11) of badkuip een rail (19) aangebracht is waarin de grijplijst (15) in vorm aansluitend geleid is.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 6, gekenmerkt doordat elke verbinding tussen de wandaansluitprofiel (13), grijplijst (15) en gordijn (10) als klemverbinding uitgevoerd is.

8. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 7, gekenmerkt doordat de verbindingsorganen aan de grijplijst (15) als magneetlijst (20) uitgevoerd zijn.

9. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 8, voor het afscheiden van een naar twee zijden open hoekbekken waarbij aan elke open zijde een gordijn opgesteld is, gekenmerkt doordat elk gordijndeel (10) telkens aan een wandaansluitprofiel (13) en aan een grijplijst (15) aangesloten is en dat aan de vrije hoek van het bekken (11) op de bovenbekkenrand een opneemdeel (16) aanwezig is waarin de grijplijsten (15) van de gordijndelen (10) inschuifbaar zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat het opneemdeel (16) twee in de richting van de betrokken bekkenrand verlopende trechtervormige openingenmet een zodanige diepte bezit dat de grijplijsten (15) tot het afsluitend ten opzichte van elkaar aanliggen in het opneemdeel (16) inschuifbaar zijn.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, gekenmerkt doordat in het opneemdeel (16) een grendelinrichting (18) voor het vergrendelen van een of beide grijplijsten (15) in het opneemdeel (16) opgesteld zijn.

12. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 11, gekenmerkt doordat de delen van de inrichting, namelijk wandaansluitprofiel (13), opneemstuk (16) en rails (19) telkens op de betrokken wand (12) respectievelijk het bekken (11) opkleefbaar zijn.

13. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 12, gekenmerkt doordat de klemverbinding (23, 24) aan het wandaansluitprofiel (13) zodanig uitgevoerd is, dat bij het sluiten van de het gordijn (10) tussen een beweegbaar klemdeel (24) en een vast klemdeel (23) insluitende klemverbinding geen spanning in de richting van de sluitbeweging op het gordijn (10) opgebracht wordt.

14. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat het beweegbare klemdeel (24) en het vaste klemdeel (23) via een scharnierachtige verbinding (25) en een afsluiting (26) met elkaar in ingreep brengbaar zijn, waarbij het scharnier (25) aan de toevoerzijde van het gordijn (10) naar de wandaansluitprofiel (13) opgesteld is.