NL9001306A - Open dakconstructie voor een voertuig. - Google Patents

Description

Open dakconstructie voor een voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een open dakconstructie voor een voertuig met een opening in het vaste dak, voorzien van een althans gedeeltelijk doorzichtig sluitorgaan dat verplaatsbaar is tussen een sluitstand waarin het de dakopening afsluit en een geopende stand waarin het de dakopening althans gedeeltelijk vrijgeeft; een zonnescherm dat onder het sluitorgaan verschuifbaar is tussen een voorste stand onder de dakopening en een achterste stand waarin deze ten minste grotendeels onder het vaste dak is gelegen; en wateropvangmiddelen onder de omtreksrand van de dakopening met stationaire wateropvangmiddelen onder de voor- en zijranden van de dakopening en een beweegbaar wateropvangmiddel onder de achterrand van de dakopening.

Bij een bekende open dakconstructie van deze soort, die is uitgevoerd als een zogenaamd hef-schuifdak is als beweegbaar wateropvangmiddel een in de dwarsrichting van het voertuig verlopende watergoot aangebracht. Deze watergoot is tussen het zonnescherm en het vaste dak geplaatst en is in de voorste standen van het paneel onder de achterrand van de dakopening gelegen. Voor het achterwaarts onder het vaste dak verplaatsen van het paneel, wordt eerst de achterrand hiervan tot op de watergoot neergelaten, waarna het neergelaten paneel te zamen met de watergoot achterwaarts kan worden verschoven.

Het bezwaar van deze constructie is dat de watergoot de inbouwhoogte van de open dakconstructie nadelig beïnvloedt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een open dakconstructie van de in de aanhef genoemde soort, waarbij dit bezwaar op doeltreffende wijze is opgeheven.

Hiertoe wordt de open dakconstructie volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat het beweegbare wateropvangmiddel is gevormd door het zonnescherm, dat hiertoe ten minste in de sluitstand van het sluitorgaan met enig gedeelte onder de achterrand van de dakopening respectievelijk het sluitorgaan is gelegen, terwijl het zonnescherm is ingericht voor het afvoeren van opgevangen water tot in de stationaire wateropvangmiddelen.

Door het zonnescherm zelf als beweegbaar wateropvangmiddel uit te voeren, kan van een afzonderlijke watergoot worden afgezien, waardoor enerzijds bouwhoogte kan worden gewonnen en anderzijds een eenvoudiger constructie kan worden bereikt.

Een eenvoudige afvoer van door het zonnescherm opgevangen water naar de zijdelingse wateropvangmiddelen kan daardoor worden bereikt, dat het zonnescherm vanaf zijn langsmidden in dwarsrich-ting enigszins afloopt en met zijn zijranden uitmondt boven de stationaire zijdelingse wateropvangmiddelen.

Hierbij is het mogelijk dat de zijdelingse stationaire wateropvangmiddelen aan elke zijde een gootvormige stationaire geleidingsrail en een buitenwaarts daarvan onder de betreffende zijrand van de dakopening gelegen, in stromingsverbinding met de geleidingsrail staande watergoot omvat, en waarbij het zonnescherm boven de stationaire geleidingsrail uitmondt.

Wanneer het ongewenst zou zijn water in de geleidingsrail toe te laten, dan zou het uiteraard ook mogelijk zijn binnenwaarts van de geleidingsrail een watergoot of ander stationair waterop-vangmiddel aan te brengen, die of dat het ontvangen water op één of andere wijze verder kan afvoeren.

In een gunstige en eenvoudige uitvoering is het zonnescherm nabij zijn zijranden op een bovenste geleidingsflens geleid.

Hierdoor kan het zonnescherm aan zijn zijranden op eenvoudige wijze boven de zijdelingse wateropvangmiddelen uitmonden.

Een voordelige uitvoering volgens de uitvinding is daardoor gekenmerkt, dat het zonnescherm aan zijn zijranden is uitgevoerd met glijschoenen, die op het bovenoppervlak van het zonnescherm zijn geleid en om de betreffende zijrand van het zonnescherm naar beneden verlopen en om een buitenwaarts gekeerde flens van de stationaire geleidingsrail grijpen, terwijl de glijschoenen waterafvoerend zijn gevormd.

Door deze maatregelen kan een zeer eenvoudige montage van het zonnescherm worden bewerkstelligd, zonder dat de wateropvang of -afvoer nadelig wordt beïnvloed.

De montage van het zonnescherm wordt nog verder vereenvoudigd en een spelingsvrije geleiding van het zonnescherm wordt verkregen, wanneer ten minste één van de glij schoenen door een veerelement binnenwaarts is belast.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is daardoor gekenmerkt, dat het bovenvlak van het zonnescherm is uitgevoerd met een aantal over de lengte van het zonnescherm verdeelde, in dwarsrichting verlopende, opstaande randen.

Deze opstaande randen verdelen het wateropvangende bovenvlak van het zonnescherm in de lengterichting in vakken, waardoor wordt voorkomen dat bijvoorbeeld nabij de achterzijde van het zonnescherm hierop aanwezig lekwater bij plotseling remmen van het voertuig snel naar voren stroomt en over de voorrand van het zonnescherm tot in het inwendige van het voertuig wordt geslingerd, uiteraard kunnen ook andere middelen zijn voorzien van dit voorkomen, zoals een achterwaarts verlopende spatrand aan de voorzijde van het zonnescherm of een geperforeerde plaat op het bovenvlak van het zonnescherm.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van de open dakconstructie volgens de uitvinding schematisch weergeeft.

Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de open dakconstructie volgens de uitvinding, ingebouwd in het vaste dak van een voertuig.

Fig. 2 is een zeer schematische langsdoorsnede van de open dakconstructie volgens fig. 1.

Fig. 3 is een op een grotere schaal weergegeven met een perspectivisch explosieaanzicht van een gedeelte van de open dakconstructie van fig. 1.

Fig. 4,5 zijn doorsneden volgens de lijn IV-IV resp. V-V in fig. 3.

De tekening toont een uitvoeringsvoorbeeld van de open dakconstructie volgens de uitvinding, die is bedoeld voor de montage onder het vaste dak 1 van het voertuig, dat is uitgevoerd met een dakopening 2. In dit uitvoeringsvoorbeeld bestaat de open dakconstructie uit een zogenaamd hef-schuifdak, waarvan een paneel 3 vanuit zijn sluit stand in de dakopening 2 (zie fig. 2) enerzijds tot in een schuin achterwaarts omhoog hellende ventilatiestand (niet weergegeven) verplaatsbaar is en anderzijds eerst benedenwaarts en vervolgens achterwaarts onder het vaste dak 1 van het voertuig verschuifbaar is (zie fig. 1) . Het paneel 3 bestaat uit zonwerend glas of een ander althans gedeeltelijk doorzichtig materiaal en is met behulp van een zeer schematisch aangeduid verstelmechanisme 4 verstelbaar ondersteund.

De elementen van het verstelmechanisme 4 zijn geleid in een stationaire geleidingsrail of stationair geleidingsprofiel 5, dat aan beide zijden van de dakopening 2 op of als deel van een frame 6 van de open dakconstructie is aangebracht.

In het frame 6 is bij de voorzijde daarvan een doorlaat-opening 7 gevormd, die in de gemonteerde toestand van de open dakconstructie althans ongeveer onder de dakopening 2 is gelegen. De doorlaatopening 7 is afsluitbaar met behulp van een zonnescherm 8, dat voorwaarts en achterwaarts onder het paneel 3 verschuifbaar is tussen een voorste stand waarin het de doorlaatopening 7 afsluit en een achterste stand waarin het de doorlaatopening en daarmede ook de dakopening 2 grotendeels vrijgeeft.

Volgens de onderhavige uitvinding is het zonnescherm 8 op later nog nader aangeduide wijze uitgevoerd als beweegbaar wateropvangmiddel voor het opvangen van eventueel lekwater dat tussen het paneel 3 en de achterrand van de dakopening 2 van het vaste dak 1 naar binnen is gelekt. Voor hetzelfde doel zijn, zoals gebruikelijk is, aan de zijranden van het frame 6 in de langsrich-ting verlopende watergoten 9 onder de zijranden van de dakopening 2 en aan de voorrand van het frame 6 een in de dwarsrichting verlopende watergoot 10 onder de voorrand van de dakopening 2 gevormd. Voor het afvoeren van het water uit de watergoten 9 en 10 zijn op de hoeken van het frame 6 uitlaatpijpjes 11 aangebracht, waarop niet-weergegeven kunststofslangen aansluiten die lekwater tot buiten de carrosserie van het voertuig kunnen afvoeren.

Zoals gezegd, is het zonnescherm 8 uitgevoerd voor het kunnen opvangen van lekwater ter plaatse van de achterrand van de dakopening 2 respectievelijk van het paneel 3. Hiertoe zal van het zonnescherm 8 enig gedeelte hiervan zich onder de achterrand van de dakopening 2 bevinden wanneer het paneel 2 in de sluitstand of ventilatiestand staat. Teneinde het opgevangen lekwater te kunnen afvoeren, is in dit uitvoeringsvoorbeeld het zonnescherm 8 vanaf zijn langsmidden zijwaarts aflopend gevormd, terwijl de zijranden van het zonnescherm 8 boven de betreffende geleidingsrail 5 van het frame 6 uitmonden. De geleidingsrail 5 staat op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld met behulp van doorvoergaten 12, in verbinding met de bijbehorende watergoot 9. Door het zonnescherm 8 opgevangen lekwater kan derhalve via de geleidingsrails 5 en de watergoten 9 door de uitlaatpijpjes 11 uit het frame wegvloeien.

Zoals in het bijzonder te herkennen is in de fig. 1-3 zijn op het bovenvlak van het zonnescherm 8 een aantal over de lengte hiervan verdeelde, in de dwarsrichting verlopende, opstaande randen of ribben 13 gevormd, die het water opvangende oppervlak van het zonnescherm 8 in de lengterichting in een aantal vakken verdelen en die moeten verhinderen, dat eventueel op het zonnescherm 8 aanwezig lekwater bij plotseling remmen van het voertuig over de voorrand van het zonnescherm 8 wordt geslingerd. De opstaande randen 13 breken immers de voorwaartse stroming van het water, zodat het lekwater in het betreffende vak wordt gehouden.

Zoals vooral de fig. 4 en 5 tonen, is het zonnescherm 8 op een bovenste geleidingsflens 14 van de geleidingsrail 5 ondersteund en door middel van verend gemonteerde glijschoenen 15 aan de geleidingsrail 5 vastgehouden. Elke glijschoen 15 is, zoals ook fig. 3 toont, verschuifbaar op en tussen ribben 16 op het zonnescherm 8 ondersteund en door middel van een veerorgaan, in dit geval een staafveer 17 binnenwaarts en benedenwaarts voorgespannen. Hiertoe grijpt de staafveer 17 aan zijn uiteinde onder haken 18 op het bovenvlak van het zonnescherm 8 en in zijn midden in een holte 19 in de betreffende glij schoen 15. De staafveer 17 is dan gespannen in de vorm zoals is weergegeven in fig. 1.

Aan zijn buitenste uiteinde bezit de glijschoen 15 een benedenwaarts uitstekend haakvormig geleidingsorgaan 20, dat om de zijrand van het zonnescherm 8 ter plaatse naar beneden verloopt, om de geleidingsflens 14 grijpt en tegen een buitenwaarts gekeerd geleidingsvlak 21 van de geleidingsrail 5 steunt. Op deze wijze is het zonnescherm spelingsvrij aan de geleidingsrails 5 van het frame 6 aangebracht en door verplaatsing van de glij schoenen 15 tegen de kracht van de staafveer 17 in zeer gemakkelijke in en buiten ingrijping met de geleidingsrail 5 te brengen.

Het bovenvlak van elke glijschoen 15 is eveneens waterafvoerend uitgevoerd, zodanig dat op de glij schoen 15 lekkend water alleen in de geleidingsrail 5 kan vloeien. Op deze wijze is een onberispelijke afvoer van lekwater op het zonnescherm 8 gewaarborgd en wordt verhinderd dat enig lekwater in het interieur van het voertuig terecht kan komen.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat het water afvoerende zonnescherm 8 volgens de uitvinding voor een goede opvang en afvoer van lekwater aan de achterrand van de dakopening 2 zorgdraagt en tevens een zeer geringe inbouwhoogte van de open dakconstructie mogelijk maakt, doordat een normaal gebruikelijke watergoot tussen het zonnescherm 8 en het vaste dak 1 kan vervallen.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld dat op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kan worden gevarieerd. Zo kan de uitvinding ook worden toegepast bij andere soorten open dakconstructies, zoals bijvoorbeeld schuifdaken of zogenaamde spoilerdaken. Verder is de uitvinding ook van nut bij een open dakconstructie met een ondoorzichtig bovenste sluitorgaan, zoals een paneel of een flexibel sluitor-gaan, en een onderste sluitorgaan, zoals een afdekking of dergelijke, waarbij dit onderste sluitorgaan dan als beweegbaar wateropvangmiddel is uitgevoerd. Hierbij kan dit onderste sluitorgaan behalve onder de achterrand van de dakopening, ook bijvoorbeeld onder de voorrand als wateropvangmiddel dienen. Ook is een combinatie van een doorzichtig sluitorgaan met een isolatiescherm of dergelijke in plaats van een zonnescherm denkbaar.

Claims (9)

1. Open dakconstructie voor een voertuig met een opening (2) in het vaste dak (1), voorzien van een althans gedeeltelijk doorzichtig sluitorgaan (3) dat verplaatsbaar is tussen een sluitstand waarin het de dakopening (2) afsluit en een geopende stand waarin het de dakopening (2) althans gedeeltelijk vrijgeeft; een zonnescherm (8) dat onder het sluitorgaan (3) verschuifbaar is tussen een voorste stand onder de dakopening (2) en een achterste stand waarin deze ten minste grotendeels onder het vaste dak (1) is gelegen; en wateropvangmiddelen (5,9,10) onder de omtreksrand van de dakopening (2) met stationaire wateropvangmiddelen (5,9,10) onder de voor- en zijranden van de dakopening (2) en een beweegbaar wateropvangmiddel onder de achterrand van de dakopening (2), met het kenmerk, dat het beweegbare wateropvangmiddel is gevormd door het zonnescherm (8), dat hiertoe ten minste in de sluitstand van het sluitorgaan (3) met enig gedeelte onder de achterrand van de dakopening (2), respectievelijk het sluitorgaan (3) is gelegen, terwijl het zonnescherm (8) is ingericht voor het afvoeren van opgevangen water tot in de stationaire wateropvangmiddelen (5,9,10).

2. Open dakconstructie volgens conclusie 1, waarbij het zonnescherm (8) vanaf zijn langsmidden in dwarsrichting enigszins afloopt en met zijn zijranden uitmondt boven de stationaire zijdelingse wateropvangmiddelen (5).

3. Open dakconstructie volgens conclusie 2, waarbij de zijdelingse stationaire wateropvangmiddelen (5,9) aan elke zijde een gootvormige stationaire geleidingsrail (5) en een buitenwaarts daarvan onder de betreffende zijrand van de dakopening (2) gelegen, in stromingsverbinding met de geleidingsrail (5) staande watergoot (9) omvat, en waarbij het zonnescherm (8) boven de stationaire geleidingsrail (5) uitmondt.

4. Open dakconstructie volgens conclusie 2 of 3, waarbij het zonnescherm (8) nabij zijn zijranden op een bovenste geleidingsflens (14) is geleid.

5. Open dakconstructie volgens conclusie 4, waarbij het zonnescherm (8) aan zijn zijranden is uitgevoerd met glijschoenen (15) , die op het bovenoppervlak van het zonnescherm (8) zijn geleid en om de betreffende zijrand van het zonnescherm (8) naar beneden verlopen en om de buitenwaarts gekeerde flens (14) van de stationaire geleidingsrail (5) grijpen, en waarbij de glijschoenen (15) waterafvoerend zijn gevormd.

6. Open dakconstructie volgens conclusie 5, waarbij ten minste één van de glij schoenen (15) door een veerelement (17) binnenwaarts is belast.

7. Open dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bovenvlak van het zonnescherm (8) is uitgevoerd met een aantal over de lengte van het zonnescherm verdeelde, in dwarsrichting verlopende, opstaande randen (13).

8. Open dakconstructie volgens een der voorgaande conclusies, die is uitgevoerd als schuifdak met een paneel (3) dat vanuit de sluitstand benedenwaarts en achterwaarts onder het vaste dak (1) verschuifbaar is.

9. Open dakconstructie voor een voertuig met een opening (2) in het vaste dak (1), voorzien van een bovenste sluitorgaan (3) dat verplaatsbaar is tussen een sluitstand waarin het de dakopening (2) afsluit en een geopende stand waarin het de dakopening (2) althans gedeeltelijk vrijgeeft; een onderste sluitorgaan (8) dat onder het bovenste sluitorgaan (3) beweegbaar is tussen een eerste stand onder de dakopening (2) en een tweede stand waarin deze de dakopening grotendeels vrijgeeft; en wateropvangmiddelen (5,9,10) onder de omtreksrand van de dakopening (2) met stationaire wateropvangmiddelen (5,9,10) onder een deel van de omtreksrand van de dakopening (2) en een beweegbaar wateropvangmiddel onder het overige deel van deze omtreksrand van de dakopening (2), met het kenmerk, dat het beweegbare wateropvangmiddel is gevormd door het onderste sluitorgaan (8) , dat hiertoe ten minste in de sluitstand van het bovenste sluitorgaan (3) met enig gedeelte onder het betreffende deel van de omtreksrand van de dakopening (2) is gelegen, terwijl het onderste sluitorgaan (8) is ingericht voor het afvoeren van opgevangen water tot in de stationaire wateropvangmiddelen (5,9,10).