NL9001040A

NL9001040A - Gehandicaptenstoel.

Info

Publication number: NL9001040A
Application number: NL9001040A
Authority: NL
Original assignee: Linido Bv
Priority date: 1990-05-01
Filing date: 1990-05-01
Publication date: 1991-12-02
Also published as: CA2083042A1; EP0592409A1; US5447356A; JPH05508331A; ES2093704T3; WO1991016874A1; EP0592409B1; DE69122268T2; DE69122268D1

Description

Gehandicaptenstoel.

Uitvinders: Prof.Dr.Ir. Chris J. Snijders, EJOK Design for Industry, Handicap & Design

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gehandicaptenstoel, tenminste bestaande uit een zitting en een scharnierbaar hiermee verbonden rugleuning.

Een dergelijke stoel is bekend. In de gebruikstoe-stand neemt de zitting gewoonlijk een in hoofdzaak horizontale stand in, terwijl de rugleuning, die scharnierbaar met de zitting is verbonden aan een achtereinde hiervan, een stompe hoek maakt met de zitting. Zonder verdere maatregelen zal op den duur door het gewicht van het schuin geplaatste bovenlichaam, het bekken naar voren schuiven en daarbij naar achteren kantelen, waardoor het bovenlichaam in hoofdzaak wordt ondersteund door het stuitbeen en niet langer door de zitbeenknobbels. Deze sacrale zitstand leidt bovendien tot een overmatige belasting van de wervelkolom en zal nog makkelijker optreden wanneer de zitting naar voren schuin afloopt. Bij spastisch gehandicapten kan een dergelijke schuine stand van de zitting en de rugleuning evenwel wenselijk zijn voor het onderdrukken van buigspasmen of strekspasmen, waarbij de hoek ingesloten door de bovenbenen en de rug, aanmerkelijk groter of kleiner dan 90° dient te zijn, bijvoorbeeld 120°, respectievelijk 60°. Het is bekend daarbij door middel van heupgordels of abductieklossen het bekken op zijn plaats te houden. Evenwel wordt hiermee niet een gewenste zitstand verkregen, dat wil zeggen die waarbij het bovenlichaam in hoofdzaak wordt ondersteund door de zitbeenknobbels, doordat een schuin ingestelde rugleuning het bekken naar achteren doet kantelen en een schuin ingestelde zitting leidt tot een ondersteuning van het bovenlichaam in hoofdzaak door de heupgordels en/of de abductieklos. Buitendien dwingt een schuin geplaatste rugleuning de gehandicapte tot een achteroverliggende en daardoor passieve lichaamshouding .

Doel van de onderhavige uitvinding is deze bezwaren op te heffen en hiertoe wordt overeenkomstig de uitvinding een ge-handicaptenstoel van de in de aanhef genoemde soort verschaft met het kenmerk, dat het gedeelte van de zitting dat is bestemd voor het ondersteunen van de bovenbenen en het gedeelte van de zitting dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekken scharnierbaar met elkaar zijn verbonden.

Aldus kan7 nadat het bekkengedeelte van de zitting is ingesteld voor het verkrijgen van de gewenste zitstand, onafhankelijk hiervan de gewenste heuphoek worden ingesteld door het verstellen van het bovenbenengedeelte van de zitting.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding omvat het gedeelte van de zitting dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekken een achterste gedeelte dat zich uitstrekt tot een plaats ter hoogte van de lendenen, bij voorkeur de bovenrand van het sacrum van de lumbale wervelkolom, en aldaar scharnierbaar is verbonden met de rugleuning. Hierdoor is het mogelijk ook de rugleuning te verstellen zonder dat de gewenste positionering van het bekken en daardoor de gewenste zitstand worden beïnvloed, terwijl bovendien het achterste gedeelte van het bekkengedeelte een verdere ondersteuning biedt van het bekken.

Verdere voordelen en overige kenmerken van de ge-handicaptenstoel volgens de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een aantal uitvoeringsvormen, waarbij wordt verwezen naar de tekening waarin: figuur 1 een zij-aanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van de gehandicaptenstoel volgens de uitvinding; figuur 2 een vooraanzicht toont van de gehandicaptenstoel volgens figuur 1, en figuur 3 een perspectivisch aanzicht toont van een tweede uitvoeringsvorm van de gehandicaptenstoel volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de gehandicaptenstoel volgens de uitvinding. De stoel 1 omvat een zitting 2 en een rugleuning 3. De zitting 2 omvat een gedeelte 4 dat is bestemd voor het ondersteunen van de bovenbenen en een ge deelte 5 dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekken. Het bovenbenengedeelte 4 en het bekkengedeelte 5 zijn door tussenkomst van een scharnier 6 scharnierbaar met elkaar verbonden. Het bekkengedeelte 5 van de zitting 2 omvat een in hoofdzaak horizontaal voorste gedeelte 7 en een hiermee verbonden in hoofdzaak verticaal achterste gedeelte 8, waarbij de beide delen op geschikte wijze zijn uitgevoerd voor het, door tussenkomst van, verderop nader beschreven, steunvlakken 21 en 22, ondersteunen van het bekken. In de gebruikstoestand steunen de zitbeenknobbels aldus op het bekkengedeelte 5, in het bijzonder het voorste gedeelte 7 hiervan. Het bekkengedeelte 5 is door een tussenstuk 40 en een scharnier 41 gemonteerd op een van wielen 42 voorzien onderstel 43. Het scharnier 41 maakt een afzonderlijke instelling van het bekkengedeelte 5 mogelijk, bij voorkeur zodanig dat het voorste gedeelte 7 een kleine hoek, bij voorkeur omstreeks 5°, maakt met de vloer 44, zodat het bekkengedeelte enigszins schuin afloopt vanaf het scharnier 6.

Met het scharnier 41 is het bovendien mogelijk de stoel in zijn geheel ten opzichte van het onderstel 43 over een grotere hoek, bijvoorbeeld 45°, naar achteren te verdraaien, waardoor een slaap- of ruststand wordt verkregen.

Bij voorkeur is het bekkengedeelte 5 van de zitting 2 losneembaar op het tussenstuk 40 gemonteerd, waardoor de stoel 1, onder weglating van het onderstel 43, gemakkelijk in een auto op een stoel of bank kan worden geplaatst in een gebruiksklare toestand. Door de in hoofdzaak vlakke onderzijde van het bekkengedeelte 5 is er aldus geen gevaar voor eventuele beschadiging van de stoel of bank. Met behulp van een scharnier 45 is het onderstel 43 opvouwbaar en daardoor gemakkelijk los te vervoeren.

Overeenkomstig de uitvinding is door het scharnier 6 het bovenbenengedeelte 4 onafhankelijk van de stand van het bekkengedeelte 5 instelbaar, zodat hiermee nagenoeg elke ter onderdrukking van strek- of buigspasmen voorgeschreven heuphoek kan worden ingesteld, zonder de stand van het bekken, en daarmee de juiste zithouding, te verstoren. Onder heuphoek wordt binnen het kader van deze beschrijving verstaan de hoek die wordt ingesloten door het bovenbenengedeelte 4 en het voorste gedeelte 7 van het bekkenge-deelte 5.

Teneinde een belasting van het bekken door het gewicht van de onderbenen en voeten te vermijden is in een in hoogte verstelbare voetensteun 12 voorzien die is bevestigd aan een geleider 13 die via een scharnier 14, een tussenstuk 15 en een scharnier 16 is verbonden met de zitting 2. De scharnieren 14 en 16 en de hoogte van de voetensteun 12 maken een aanpassing aan de lengte van de bovenbenen en/of de onderbenen mogelijk.

De rugleuning 3 is door een scharnier 17 scharnier-baar verbonden met het achterste gedeelte 8 van het bekkengedeelte 5. Het achterste gedeelte 8 van het bekkengedeelte 5 strekt zich uit tot een plaats ter hoogte van de lendenen, bij voorkeur de bovenrand van het sacrum van de lumbale wervelkolom. De hoek ingesloten door het achterste gedeelte 8 van het bekkengedeelte 5 en een onderste gedeelte 20 van de rugleuning zal worden aangeduid met de lendehoek. Aldus is, onafhankelijk van de stand van het bekkengedeelte 5 van de zitting 2, met het scharnier 17 de lendehoek instelbaar. Om bij een grote lendehoek een sterk naar achteren hellen van de gehele rugleuning 3 te vermijden is in een verder scharnier 18 voorzien waarmee het bovenste gedeelte 19 van de rugleuning 3 ten opzichte van het onderste gedeelte 20 verstelbaar is. Het scharnier 18 bevindt zich bij voorkeur ter hoogte van het kyfotisch maximum van de wervelkolom, waardoor bij een door de lendehoek voorgeschreven instelling van het onderste gedeelte 20 van de rugleuning 3, een optimale aanpassing aan de wervelkolom kan worden verkregen. Behalve een actieve houding maakt het verstelbare bovenste gedeelte 19 van de rugleuning 3 ook een geschikte ondersteuning van het hoofd mogelijk door een hoofdsteun 24. De delen 13, 15, 4, 7, 8, 19 en 20, die tezamen het geraamte van de stoel vormen, zijn bij voorkeur van metaal.

De feitelijke ondersteuning van de bovenbenen, het bekken en de rug vindt plaats door respectievelijk de steunvlakken 21 en 22 en een steunvlak 23. Voorzover nodig mocht zijn kan voor het op de plaats houden van de spastisch gehandicapte zijn voorzien in schoudersteunen 25, zijsteunen 26 en heupsteunen 27. Voor een abductie van de benen is in steunen 28 voorzien. De steunen of pe-lotten 24, 25, 26, 27 en 28 zijn elk bij voorkeur een metalen buis die is bekleed met een zachte voering. De steunen 24, 25, 26, 27 en 28 zijn door scharnieren, 29, 30, 31, 32 respectievelijk 33, aan het geraamte van de stoel 1 bevestigd. Bij voorkeur zijn de scharnieren 29, 30, 31, 32 en 33 zodanig uitgevoerd dat de respectievelijke steunen vanuit een vaste, instelbare stand wegklapbaar zijn en terugklapbaar naar diezelfde stand. De steunvlakken 21, 22 en 23 en de voering van de steunen of pelotten 24, 25, 26, 27 en 28 kunnen van een veerkrachtig kunststofschuim, bijvoorbeeld zacht poly-urethaan, zijn vervaardigd. De steunvlakken 21, 22 en 23 kunnen zijn versterkt.

Zoals is weergegeven in figuur 1, strekken de steunvlakken 21, 22 en 23 zich uit tot tenminste boven de bijbehorende scharnieren 16, 6, 17 en 18, en worden zij door afstandsstuk-ken 34 op afstand van het geraamte van de stoel gehouden, zodat scherpe knikken bij het ondersteunen van het lichaam worden vermeden. De steunvlakken 21, 22 en 23 zijn verder bij voorkeur aan weerszijden van de bijbehorende scharnieren gemonteerd, door tussenkomst van de afstandsstukken 34, zodat de steunvlakken de door de scharnieren 16, 6, 17 en 18 gemaakte instelling toch nauwkeurig volgen. In figuur 1 is deze montage weergegeven voor de scharnieren 6 en 17. Het door de delen 13, 15, 4, 7, 8, 19 en 20 gevormde slanke geraamte maakt de stoel relatief licht in gewicht en weinig omvangrijk, waardoor de stoel praktisch in gebruik is.

Figuur 2 is een vooraanzicht van de gehandicapten-stoel volgens figuur 1, waarbij overeenkomstige delen door dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven.

In figuur 3 is een tweede uitvoeringsvorm van de gehandicaptenstoel volgens de uitvinding weergegeven. Met de delen van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2 overeenkomende delen zijn, voorzover deze zijn weergegeven, met dezelfde verwij-zingscijfers aangeduid. In deze uitvoeringsvorm bestaat het bovenbenengedeelte 4 uit twee helften 9 en 10 die elk afzonderlijk ten opzichte van het bekkengedeelte 5 scharnierbaar zijn voor het afzonderlijk kunnen instellen van een rechter- en een linkerheuphoek. De aan de helften 9 en 10 gevormde opstaande randen 11 maken een abductie van de benen mogelijk.

Opgemerkt zij dat vele wijzigingen in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de gehandicaptenstoel volgens de uitvinding kunnen worden aangebracht door hen die ter zake kundig zijn, zonder het kader van de uitvinding te verlaten. Zo is het duidelijk dat, zonder een juiste zitstand te verliezen, de steun-vlakken 24, 25, 26, 27 en 28, of tenminste een aantal hiervan, achterwege kunnen blijven bij minder zwaar gehandicapten met spasmen die tot de aanwezigheid van deze pelotten geen aanleiding geven. In dat geval heeft de gehandicaptenstoel volgens de uitvinding bovendien in nog sterkere mate een qua omvang in verhouding tot de gehandicapte bescheiden voorkomen.

Claims

1. Gehandicaptenstoel, tenminste bestaande uit een zitting en een scharnierbaar hiermee verbonden rugleuning, met het kenmerk, dat het gedeelte (4) van de zitting (2) dat is bestemd voor het ondersteunen van de bovenbenen en het gedeelte (5) van de zitting (2) dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekken scharnierbaar met elkaar zijn verbonden.

2. Gehandicaptenstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gedeelte (5) van de zitting (2) dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekken een achterste gedeelte (8) omvat dat zich uit strekt tot een plaats ter hoogte van de lendenen, bij voorkeur de bovenrand van het sacrum van de lumbale wervelkolom, en aldaar scharnierbaar is verbonden met de rugleuning (3).

3. Gehandicaptenstoel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de rugleuning (3) bovendien ter hoogte van het kyfotisch maximum van de wervelkolom scharnierbaar is.

4. Gehandicaptenstoel volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een voorste gedeelte (7) van het gedeelte (5) van de zitting (2) dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekken onder een kleine hoek, bij voorkeur omstreeks 5°, schuin aflopend naar achteren is geplaatst.

5. Gehandicaptenstoel volgens éën der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het gedeelte (4) van de zitting (2) dat is bestemd voor het ondersteunen van de bovenbenen uit twee helften (9, 10) bestaat die elk afzonderlijk met het gedeelte (5) van de zitting (2) dat is bestemd voor het ondersteunen van het bekkengedeelte scharnierbaar zijn verbonden.

6. Gehandicaptenstoel volgens één der conclusies 1-5, net het kenmerk, dat in steunorganen is voorzien in de vorm van een aantal steunvlakken (21, 22, 23) die zich tot tenminste boven een scharnierpunt (6, 16, 17, 18) uitstrekken.

7. Gehandicaptenstoel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een aantal van de steunvlakken (21, 22, 23) aan weerszijden van een scharnierpunt (6, 17, 18) is bevestigd door tussenkomst van afstandsstukken (34).

8. Gehandicaptenstoel volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het gedeelte (4) van de zitting (2), dat is bestemd voor het ondersteunen van de bovenbenen door tussenkomst van tenminste één scharnier (14) scharnierbaar is verbonden met een voetensteun (12).

9. Gehandicaptenstoel in hoofdzaak zoals is beschreven in de beschrijving en/of is weergegeven in de tekening. -o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-