NL192425C

NL192425C - Stoel voorzien van kniesteun.

Info

Publication number: NL192425C
Application number: NL8921323A
Authority: NL
Original assignee: Opsvik Peter; Mengshoel Hans Chr
Priority date: 1988-12-13
Filing date: 1989-12-12
Publication date: 1997-08-04
Also published as: DK113891A; NO885533D0; NO175613C; SE9101721D0; WO1990006704A1; US5255957A; GB2243544A; DE3991487C1; NO885533L; SE9101721L; JPH04501969A; GB2243544B; SE502970C2; NL8921323A; NL192425B; JPH0614884B2; DK113891D0; DK174199B1; NO175613B; GB9112336D0

Description

1 192425

Stoel voorzien van knlesteunen

De uitvinding heeft betrekking op een stoel voorzien van een op een in hoofdzaak verticale kolom aangebrachte stoelzitting, een rugondersteuning en een, zich in hoofdzaak in zijwaartse richting vanaf de kolom 5 uitstrekkende draagarm, die een kniesteun draagt, waarbij ten minste de stoelzitting en de draagarm in hoekstand relatief ten opzichte van elkaar kunnen bewegen, welke draagarm bij belasting van de kniesteun op het grondvlak steunt.

Een dergelijke stoel is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.767.160. Bij deze bekende stoel is de draagarm vast met de kolom van de stoel verbonden, zodat de positie van de steun ten opzichte van het 10 grondvlak en het overig zich op het grondvlak bevindend meubilair, zoals bijvoorbeeld een bureau, vastligt met de positie van de stoel op het grondvlak. Daardoor is de toegankelijkheid van de stoel laag, en zal, indien een andere zithouding ingenomen dient te worden of gewenst is, de gebruiker de kolom van de stoel ten opzichte van het grondvlak en van de stoelzitting moeten verdraaien, hetgeen moeizaam is aangezien de gebruiker hiervoor zal moeten opstaan. Daarbij dient nog te worden aangetekend dat het opstaan uit de 15 stoel waarvan de kniesteun niet kan worden weggedraaid lastig is aangezien deze kniesteun het opstaan belemmert. De gebruiker moet derhalve zichzelf en de stoelzitting van de stoel verdraaien ten opzichte van ___de steunen om zichzelf uit het gebied van de steunen te brengen ten einde vervolgens te kunnen opstaan.

Vervolgens kan de kniesteun tezamen met de kolom van de stoel worden weggedraaid waarna de gebruiker weer kan gaan zitten.

20 De uitvinding beoogt een stoel van het in de aanhef vermelde type zonder de hierboven genoemde bezwaren. De stoel wordt hiertoe gekenmerkt doordat de draagarm zwenkbaar om de kolom met de stoel is verbonden.

Doordat de draagarm zwenkbaar om de kolom met de stoel is verbonden kan de kniesteun worden weggedraaid terwijl de gebruiker op de stoelzitting blijft zitten. Het omslachtige opstaan kan hierdoor 25 achterwege blijven.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding kan de draagarm naast de kniesteun verder een aantal steunen voor lichaamsdelen van de gebruiker dragen.

Dankzij de wegzwenkbaarheid van deze steunen ten opzichte van de zitting van de stoel, is deze zitting van de stoel ondanks de grotere hoeveelheid steunen toch toegankelijk voor de gebruiker. Door de 30 aanwezigheid van de overige steunen wordt bovendien een groter aantal mogelijke zitposities verschaft.

De stoel kan tevens een aantal draagarmen bezitten, die via een gemeenschappelijk zwenkleger zwenkbaar om de kolom met de stoel zijn verbonden, waarbij elke draagarm is voorzien van ten minste één van de genoemde steunen. Ook voor deze nadere uitwerking van de uitvinding geldt dat een groter aantal mogelijke zitposities wordt verschaft, terwijl de toegankelijkheid van de stoel door de mogelijkheid de ___ 35 draagarmen weg te zwenken, behouden büjft.

'm Een uitvoeringsvorm dië in het bijzonder zeer geschikt is om in te ontspannen heeft volgens een nadere uitwerking van de uitvinding het kanmark, dat twee draagarmen aanwezig zijn, die zich vanaf Iwaa in. ----- hoofdzaak diametraal tegenover elkaar liggende zijden van de kolom zijwaarts uitstrekten waarbij de vrije uiteinden van de twee draagarmen onder vorming van een opstaand aan de bovenzijde over de stoel 40 reikend poortvormig raam met elkaar zijn verbonden.

Een dergelijke stoel verschaft naast de mogelijkheid te ontspannen tevens de mogelijkheid met behulp van een trapeze, die boven de stoel aan het raam kan worden bevestigd, strekoefeningen te verrichten.

Tevens kan de trapeze worden gebruikt om het opstaan te vergemakkelijken.

45 Korte opsomming van de figuren van de tekening

De uitvinding zal in hetgeen thans volgt nader worden beschreven onder verwijzing naar in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen overeenkomstig de uitvinding.

De figuren 1 t/m 3 laten een eerste uitvoeringsvorm van een stoelconstructie volgens de uitvinding zien waarbij figuur 1 de stoelconstructie laat zien toegepast in een kniel-zitpositie, figuur 2 de stoelconstructie 50 toegepast als voetsteun en figuur 3 de stoelconstructie toegepast als kuitondersteuning of voetenbankje; de figuren 4 en 5 laten een andere uitvoeringsvorm van de stoelconstructie volgens de uitvinding zien, waarbij die construct» is ingericht als een gecombineerde constructie welke diverse stoelgebruiker-steuninrichtingen draagt en waarbij figuur 4 de stoelconstructie laat zien in een toepassing in verband met de kniel-zitpositie en figuur 5 die stoelconstructie in een toepassing als voetsteun; 55 figuur 6 laat een derde uitvoeringsvorm zien van een stoelconstructie volgens de uitvinding in dit geval uitgevoerd als-constructie met een tweetal voetsteunen; figuur 7 toont een variant van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1-3 met minder vrije opties;

19Z4Z» Z

de figuren 8a t/m 8d zijn perspectivische aanzichten van de inrichting volgens de figuren 1 t/m 3 in diverse hellende hoekaanzichten; de figuren 9a en 9b laten details zien van de stoelconstructie volgens de figuren 4 en 5 in verschillende perspectivische aanzichten; 5 de figuren 10a en 10b zijn verschillende perspectivische aanzichten van de stoelconstructie volgens figuur 6; de figuren 11a en 11b zijn diverse perspectivische aanzichten van de stoelconstructie volgens figuur 7; figuur 12 laat een stoel zien met een verdere variant van de constiuctie volgens de uitvinding; figuur 13 toont een stoel met nog een andere variant van de constructie volgens de uitvinding; 10 figuur 14 iaat een stoel zien zonder armsteunen met nog een andere variant van de constructie volgens de uitvinding; figuur 15 toont een stoel mét een variant van de constructie volgens de uitvinding voorzien van een nek·, voet- en scheen-steun; figuur 16 laat nog een andere variant van de stoelconstructie volgens figuur 15 zien; en 15 de figuren 17a t/m 17c laten nog weer een andere variant van de stoelconstructie volgens figuur 15 zien.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvormen uitvinding is gerealiseerd, is de stoel zelf algemeen aangeduid met het verwijzingscijfer 1. Deze stoel 1 kan 20 van bekend type zijn voorzien van een zitting 2, welke wordt gedragen door een zich verticaal uitstrekkende kolom 3 met grootte-instelling, welke kolom 3 onderaan eindigt in een vertakte kruisbasis 5, bestaande uit een vijftal ongeveer gelijke aimen 5a t/m 5e welke elk aan hun vrije einden zijn voorzien van een respectief loopwieltje 6a t/m 6e, zodat die stoel 1 rollend over een ondersteuningsvlak kan worden verplaatst.

De zitting 2 van de stoel kan van het kantelbare type zijn en voorzien van een daarmee verbonden, 25 gebogen bevestigingsarm 7, welke een rugleuning 8 draagt, die op zijn beurt is voorzien van daarmee één geheel vormende armsteunen 9a resp. 9b, welke leuning en steunen zijn voorzien van justeerschroeven 10a, 10b, 10c voor het instelbaar hoger of lager zetten van de rugleuning 8 te zamen met de armsteunen 9a en 9b.

Overeenkomstig de uitvinding is de stoel 1 nu voorzien van een ondersteuningsinrichting 10 (zie figuren 30 8a t/m 8d), welke bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 t/m 3 bestaat uit een drager 11, dat aan zijn----- ene einde een draaibaar leger 12 bevat voor het zwenkbaar installeren aan de centrale kolom 3 van de stoel 1. Aan zijn andere einde is de drager 11 voorzien van een loopwielQe 12a, waardoor de drager tegen de basis wordt ondersteund, alsmede van een ondersteuningsinrichting 13, welke bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bestaat uit een kussen dat aan de onderzijde een vetbindingsmechanisme 14 bevat, 35 dat overgaat in een mof 15, welke op zijn beurt is verbonden met een arm 16 aan het vooreinde van de

De weergegeven inrichting is door de roteerbare installatie op de centrale kolom 3 zodanig inggrj^datj^_____ de gebruiker 20, de ondersteuningsinrichting 13, in het onderhavige geval uitgevoerd als een kussen, naar en van het bereik van de zitting 2 kan brengen. Anders gezegd kan de stoelgebruiker naargelang hij dft 40 wenst de ondersteuningsinrichting in werking brengen in het bereik van de zitting en wel op gemakkelijke en krachtsparende wijze.

Overeenkomstig figuur 1 is de ondersteuningsinrichting 13 tot in een zodanige stand gekanteld dat de gebruiker 20, wanneer hij de zitting 2 heeft gebracht in een voorwaarts gekantelde hellende positie, de ondersteuningsinrichting of het kussen 13 kan gebruiken om een op knielen gelijkende zitpositie in te 45 nemen. Wanneer de gebruiker 20 wenst op te staan van de stoel kan die gebruiker 20 met een eenvoudige beweging van de voet de inrichting 10 tot buiten het bereik van de zitting 2 zwenken en is daardoor in staat om op gemakkelijke wijze de stoel te verlaten, hetgeen tevens het geval is wanneer de gebruiker weer op de stoelzitting 2 wil gaan zitten.

Overeenkomstig figuur 2 heeft de gebruiker 20 de zitting 2 gejusteerd in een achterwaarts gekantelde 50 positie, terwijl tegelijkertijd de ondersteuningsinrichting 13 "dubbelgekanteld” voorwaarts is verplaatst in een richting van de gebruiker af, d.w.z. dat de arm 16 is gekanteld naar een voorwaarts reikende hellende positie, terwijl het kussen 13 via het verbindingsmechanisme 14 is gekanteld naar een hellende omhoog reikende positie. Met deze achterwaarts hellende positie van de zitting 2 en de ondersteuningsinrichting 13 in de positie zoals weergegeven in figuur 2 kan de gebruiker 20 zijn voeten 21a en 21b laten rusten op de 55 voorwaarts gekantelde ondersteuningsinrichting 13, welke er aldus toe bijdraagt de gebruiker 20 een comfortabele, achterwaarts hellende zitpositie in te nemen, waarin de rug rust tegen de rugleuning 8 en de dijen enigszins geheven zijn vanuit de voorrand van de stoelzitting 2.

3 192425

Overeenkomstig figuur 3 heeft de gebruiker 20 een nog verder ten opzichte van figuur 2 achterwaarts gekantelde positie ingenomen waarbij de stoelzitting 2 hier te zamen met de rugleuning 8 zodanig zijn uitgevoerd, dat een veerkrachtige kantelbeweging mogelijk is of een schommelbeweging afhankelijk van de bewegingen van de gebruiker en de ligging van diens zwaartepunt. Overeenkomstig de in figuur 3 5 weergegeven uitvoeringsvorm is, wat betreft de ondersteuningsinrichting 13, het kussen daarin weergegeven in een hellende, voorwaarts gerichte positie, terwijl de arm 16 met de mof 15 dezelfde voorwaarts gerichte, hellende positie als in figuur 2 inneemt. Het kussen 13 zal echter in het geval van de toepassings-wijze volgens figuur 3, een steun verschaffen voor de kuit en 22a, 22b van de gebruiker 20, hetgeen betekent, dat de stoel 1 te zamen met de ondersteuningsinrichting 13 nu kan worden gebruikt als een 10 gerieflijke stoel met voetenbankje.

Verder kan ook nog in het geval van de toepassingswijze zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 de gebruiker 20 met een eenvoudige beweging van zijn voet het kussen 13 tot buiten het bereik van de zitting zwenken om aldus een vrij bereik voor de zitting 2 te verschaffen zodat hij gemakkelijk de stoel kan verlaten of weer op de stoel kan plaatsnemen.

15 Verder zal het duidelijk zijn, dat de mof 15 telescopisch kan worden verplaatst op de arm 16 waarbij een vastzetschroef 15a de mof 15 op verschillende hoogten kan vastzetten, hetgeen gunstig is voor de gebruiker wanneer die hoogte-instelling kan bijdragen tot comfortabeler en/of gevarieerde zitposities.

welke geschikt is voor justering ten opzichte van verschillende afmetingen van de gebruiker eventueel voor 20 het verplaatsen van het kussen 13 voorwaarts en achterwaarts naar een opbergpositie onder de stoelzitting.

De inrichting 10 volgens de figuren 1 t/m 3 laat zien hoe een gebruikelijke kantoor- of bureaustoel 1 met kantelbare zitting 2 op zeer eenvoudige en weinig kosten vergende wijze kan worden omgebouwd tot een multi-combi-stoel waarmee een groot aantal zitposities, in het onderhavige geval, bijvoorbeeld een viertal zitposities, kan worden gerealiseerd.

25 De eerste zitpositie, weergegeven in figuur 1 biedt de mogelijkheid tot het innemen van een op knielen gelijkende zitpositie met voorwaarts hellende stoelzitting 2 waarbij de onderbenen van de gebruiker kunnen rusten op het onderfoeenondersteuningskussen 13.

Een tweede positie kan de gebruikelijke stoelzitpositie zijn met een vooiwaaits hellende, in hoofdzaak horizontale of achterwaarts hellende stoelzitting 2 waarbij de rug van de gebruiker min of meer steun neemt 30 tegen de rugleuning 8 en waarbij het kussen 13 tot buiten het bereik van de zitting 2 is gezwenkt, hetgeen echter niet is weergegeven.

Een derde positie welke de gebruiker kan innemen, zoals weergegeven in figuur 2, is een gebruikelijke zitpositie met een in hoofdzaak achterwaarts gekantelde stoelzitting waarbij de gebruiker zijn voeten laat rusten op het zwenkbare kussen 13.

35 In de vierde positie kan de gebruiker de positie innemen weergegeven in figuur 3, d.w.z. een achter-waarts hellende of achterwaarts gekantelde ”stoel”-positie, waarin de benen 22a, 22b lusten op een ---1- wva*anhankjos.anhtifl kusson 1 a-

Volgens de figuren 4 en 5 is een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding afgebeeld welke hier algemeen is aangeduid met het veiwijzingscijfer 110 waarbij de volgens de uitvinding 40 voorgestelde inrichting bestemd is voor een stoel welke algemeen is aangeduid met het verwijzingscijfer 1 en welke dezelfde details bevat als de stoel weergegeven in de figuren 1 t/m 3. De constructie 110 volgens figuur 4 bevat ook hier een drager 111, die aan zijn binneneinde is voorzien van een roteerbaar leger 112, dat is ingericht voor het zwenkbaar installeren om de centrale kolom 3 van de stoel 1. Aan het vooreinde is de drager 111 voorzien van een loopwieltje 112a en in dit bereik draagt de drager 111 een eerste 45 ondersteuningsinrichting 113 van in hoofdzaak dezelfde uitvoering als de ondersteuningsinrichting 13 volgens de figuren 1 t/m 3, doch in het onderhavige geval bij voorkeur vooizien van een mof 115, welke verplaatsbaar is gemonteerd op een arm 116 welke is vastgelast aan de drager 111.

Aanvullend op de eerste ondersteuningsinrichting 113 draagt de drager 111 in dit geval een omhoog reikende, tweede arm 120, welke is voorzien van een aantal voetsteunparen 121a en 121b, 122a en 122b 50 rasp. 123a en 123b.

Volgens figuur 4 heeft de gebruiker 20 een op knielen gelijkende zitpositie ingenomen waarin de onderbenen van de gebruiker worden ondersteund door de eerste ondersteuningsinrichting 113 en waarbij de stoelzitting 2 hier bij vooikeur een voorwaarts gerichte gekantelde positie inneemt.

Overeenkomstig figuur 5 heeft de gebruiker 20 de stoelzitting 2 naar een achterwaarts hellende positie 55 gekanteld en heeft de gebruiker tevens zijn voeten van de eerste ondersteuningsinrichting 113 opgelicht en zijn voeten 21a en 21b geplaatst op daarvoor geschikte voetsteunen waarbij moet worden opgemerkt dat die voetsteunen zwenkbaar kunnen zijn aangebracht om aldus gemakkelijker de voetpositie of de voetbewe- 192425 4 gingen van de gebruiker te kunnen volgen.

Opgemerkt wordt dat als gevolg van de zwenkbare montage van de gecombineerde constructie 110 weergegeven in de figuren 4 en 5 het tot buiten het bereik van de stoelzitting 2 zwenken uiteraard op eenvoudige en weinig krachten vergende wijze kan geschieden waardoor de gebruiker niet slechts meer 5 mogelijkheden heeft om zijn verschillende zit posities in te nemen, doch tevens een eenvoudiger mogelijkheid heeft om te gaan zitten op de stoelzitting of alternatief daarvan op te staan aangezien door de uitzwenkbaie uitvoering het bereik voor de stoelzitting vrijgemaakt kan worden.

In figuur 6 is een derde uitvoeringsvorm van een stoelconstructie volgens de uitvinding weergegeven welke hier algemeen is aangeduid met het verwijzingscijfer 210 en waarbij die constructie ook weer een 10 drager 211 bevat, die aan zijn ene einde is voorzien van een zwenkbaar leger 212 voor zwenkbare installatie op de centrale kolom 3 van de stoel 1, welke drager 211 aan zijn andere einde overgaat in een omhoog reikende arm 220 via een stabiliseringsgedeelte 211a, dat hier niet wordt ondersteund door een loopwieltje, doch dat wanneer het buiten gebiuik is vrije rotatiebeweging van de drager 211 veroorlooft en in de beladen toestand de vloer 250 raakt buiten de straal van de kruisbasis van de stoel. De arm 220 draagt 15 een aantal paren voetsteunen 221a en 221b, 222a en 222b en 223a en 223b (zie ook de figuren 9a en 9b).

De zitpositie welke hier wordt ingenomen door de gebruiker 20 is dezelfde als beschreven in verband met figuur 5 en wanneer de constructie 220 niet gebruikt wordt en niet is belast kan deze uiteraard met een eenvoudige voetbeweging naar opzij worden gezwenkt uit het bereik van het voorgedeelte van de stoelzitting 2.

20 In figuur 7 is een variant van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 t/m 3 weergegeven waarbij de constructie hier algemeen is aangeduid met het verwijzingscijfer 310 en ook weer een drager 311 bevat met een zwenkbaar leger 312, dat zwenkbaar is aangebracht om de centrale kolom 3 van de stoel 1, terwijl de ondersteuningsinrichting 313 een kussen bevat dat wordt gedragen door een mof 315 op een arm 316. De arm 316 is hier stijf verbonden met de drager 311, hetgeen ook het geval kan zijn voor de verbinding tussen 25 de mof 315 en de onderbeensteun of het kussen 313. Een en ander betekent, dat de stoel volgens figuur 7 een combi-stoel bepaalt, waarbij de gebruiker 20 in hoofdzaak zijn positie kan veranderen tussen een op knielen gelijkende zitpositie zoals weergegeven in figuur 7 en een gebruikelijke op de stoel zittende positie met een in hoofdzaak horizontaal of achterwaarts hellende stoelzitting waarbij de ondersteuningsinrichting 313 tot in of tot buiten positie ten opzichte van de zitting 2 kan worden gezwenkt.

30 In figuur 7 is tevens een loopwieltje 312a weergegeven dat op de grond rust en dat tot functie heeft om ------------- te voorkomen dat de gebruiker 20 voorwaarts kantelt wanneer hij een op knielen gelijkende zitpositie inneemt. De positie van het loopwieltje is buiten de straal van de kruisvoet van de stoel 1 en de gebruiker 20 zal daardoor, zoals weergegeven in figuur 7 veilig in zijn op knielen gelijkende zitpositie kunnen zitten.

Het zal duidelijk zijn dat de ondersteuningsinrichting 313 ook, als variant, kan zijn uitgevoerd zonder 35 loopwieltje 312a in welk geval die ondersteuningsinrichting uitsluitend bestaat uit een buitenwaarts reikende enigszins flexibele arm welke via een stabihseririgsgeaeelle, aat In onbeinvloede~pö5itiö βνβΠ BUUtiii IWl m. m rin omnrl nftrftrHamiiiiainntit zoals weergegeven in figuur 7 en met de gebruiker 20 in een op knielen gelijkende zitpositie, rust het genoemde stabiliseringsgedeelte op de vloer en stabiliseert aldus de stoel 1.

40 In de figuren 8a t/m 8d zijn verder details weergegeven, die kunnen worden toegepast in een constructie zoals uiteengezet aan de hand van de figuren 1 t/m 3 waarbij hier dezelfde verwijzingscijfers worden gebruikt voor overeenkomstige delen en gedeelten en waaibij de figuren 8a t/m 8d laten zien hoe de constructie 10 kan worden uitgevoerd als een afzonderlijke eenheid welke met eenvoudige middelen roteerbaar kan worden geïnstalleerd aan de draagkolom van de stoel.

45 De figuren 9a en 9b zijn perspectivische aanzichten van een gecombineerde stoelconstructie 110 zoals gedetailleerd uiteengezet aan de hand van de figuren 4 en 5 waarbij de constructie 110 hier ook is vooizien van een aparte eenheid welke met eenvoudige middelen kan worden gemonteerd aan een gebruikelijke stoel, bijvoorbeeld een bureau- of kantoorstoel met kantelbare zitting. Het zwenkbare leger 112 weergegeven in figuur 9a kan bijvoorbeeld een klemfunctie hebben zoals weergegeven met het verwijzingscijfer 112a 50 in figuur 9b.

In de figuren 10a en 10b zijn in perspectief verschillende details van de uitvoeringsvorm van de stoelconstaictie 210 zoals nader gedetailleerd aan de hand van figuur 6 besproken weergegeven waarbij de constructie ook hier is ingericht voor het op gemakkelijke wijze monteren aan de draagkolom van de stoel.

De figuren 11a en 11b zijn perspectivische aanzichten van de constructie 310 welke gedetailleerd is 55 besproken in verband met figuur 7.

In figuur 12 is een stoel 1 weergegeven, welke soortgelijk is aan die welke in het voorgaande zijn besproken, doch waarbij de stoel 1 hier is voorzien van een variant van de combiconstructie 410, welke hier 5 192425 is bevestigd aan het bovengedeelte van een diaagkolom 3 van de stoel en de constructie 310 hier een betrekkelijk kleine drager 411, bevat omvattende een zwenkbaar leger 412 aangebracht aan het ene einde en voorzien van een ondersteuningsinrichting, in dit geval bijvoorbeeld in de voim van een kuitsteun 413, welke wordt gedragen door het zich vrij uitstrekkende gedeelte van de drager 411. Ook hier is de drager 5 411 voorzien van een stabiliseringsgedeelte 411a, dat op de vloer 450 kan rusten. Het zal duidelijk zijn dat de kuitsteun 413 kan zijn voorzien van elementen waardoor die kuitsteun kan worden ingesteid wat betreft zijn plaats aan de drager 411, terwijl ook verschillende hellende standen mogelijk zijn afhankelijk van de wensen van de gebruiker. Deze variant van een ondeibeensteun 413 munt uit door te zijn uitgevoerd in een lichte en ruimtebesparende constructie, hetgeen betekent dat die steun niet alleen gemakkelijk naar opzij 10 kan worden geduwd tot in het bereik van de voorzijde van de stoelzitting 2, doch tevens geen omvangrijk storend uiterlijk heeft ten opzichte van de overige dimensies van de stoel. Wanneer de drager 411 is voorzien van een lengte-instelling kan deze worden gebruikt om de kuitsteun tot onder het bereik van de zitting 2 te brengen.

Figuur 13 laat een stoelconstructie 410 zien welke soortgelijk is aan die volgens figuur 12, doch waarbij 15 deze variant is aangebracht op een stoel 1a van soortgelijk type als stoel 1 in figuur 12, behoudens dat de stoel hier niet is voorzien van armsteunen.

In figuur 14 is een verdere variant vein een combi-stoelconstructie 410b weergegeven voorzien van een ~ drager 4Ï1b dat met zijn zwenkbare leger 412b is bevestigd in het bereik onderaan de steunkolóm 3 van de stoel 1, welke drager 411b een stabiliseringsgedeelte 411a bevat en een kuitkussen 413b draagt, dat in een 20 hellende positie van de zitting 2 kan worden gebruikt voor een op knielen gelijkende zitpositie door de gebruiker.

De drager 411 b kan met een eenvoudige beweging van de voet van de zittende gebruiker tot in het bereik van de voorzijde van de zitting 2 worden gezwenkt in pijlrichting A, terwijl dat middel bijvoorbeeld in pijlrichting B tot buiten het bereik van het frontgedeelte van de zitting kan worden gezwenkt. Bovendien kan 25 het zwenkbare leger 412b zijn voorzien van een niet-weergegeven blokkeerschroef welke de mogelijkheid biedt tot het vergrendelen van de constructie 410b in een willekeurige hoekpositie ten opzichte van de draagkolom 3 van de stoel.

Het zal duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, doch dat ook andere varianten van de constructie welke de ondersteuningsinrichtingen 30 draagt binnen het kader van de uitvinding mogelijk zijn.

Zo is het bijvoorbeeld mogelijk niet slechts ondersteuningsinrichtingen toe te passen welke de gebruiker tot in en buiten het bereik van het zittingsgedeeite kan brengen, doch dat de gebruiker door verschillende been·, voet- of dij-posities zijn zitposities kan wijzigen of ook ondersteuningsconstmcties toe te passen die effectief worden te zamen met andere delen van het lichaam, bijvoorbeeld met het halsgedeelte, de 35 schoudergedeelten, de armgedeeltenenz. ,om aldus verdere bewegingsmogelijkhedefTöf zifmogelijkheden '* —1-ru^omhir^rrUi w^ru^g^ .iHuirvW. „-m-

Het zal duidelijk zijn dat de zwenkbare stoelconstructie ook kan zijn voorzien van een gedeelte dat op zijn beurt verschillende middelen bevat voor het ondersteunen van de voeten, de onderbenen, de knieën, de dijen, de hals of de schouders enz. van de gebruiker afhankelijk van de zitpositie welke de gebruiker wenst 40 in te nemen. Verder zal het ook duidelijk zijn dat de onderhavige zwenkbare constructie niet slechts kan zijn gerealiseerd als één middel, doch ook kan bestaan uit een tweetal middelen, welke zich bij voorkeur elk uitstrekken van één zijde van de stoelkolom, doch ingericht voor draaibeweging om die kolom. Bij een dergelijk twee-armig frame kan één van die armen een voetsteun dragen, teiwijl de tweede arm een _ halssteun of een combinatie daarvan of andere steuninrichtingen kan dragen.

45 In figuur 15 is een voorbeeld van een stoelconstructie 110a overeenkomstig de uitvinding weergegeven, voorzien van een dergelijk twee-aimig frame of van dragers 111r, welke in vele opzichten gebaseerd zijn op de uitvoeringsvorm van de stoelconstructie 110 zoals besproken in verband met de figuren 4 en 5.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 15 dragen de dragers 111reen eerste arm 111x, een eerste kuit-ondersteuningsinrichting 113 en een tweede ondersteuningsinrichting 120 welke daarbij is uitgevoerd in 50 de vorm van een arm met een aantal paren voetsteunen 121a t/m 123b, alsmede op een tweede arm 111a een derde ondersteuningsinrichting 150, welke in hoofdzaak is uitgevoerd als halssteun. Die halssteun 150 is uitgevoerd in de vorm van een steunkussen uit daarvoor geschikt, zacht materiaal en is via een, eventueel justeerbare, arm 111b bevestigd aan de arm 111a welke onderaan uitkomt in het zwenkbare leger 112 aan in hoofdzaak de tegenovergestelde zijde van de drager 111x die de arm 115 draagt met de 55 kuitsteuninrichting 113 en de arm 120 met de voetsteunen 121a t/m 123b.

De stoelzitting 2 is ook hier kantelbaar uitgevoerd en wanneer een gebruiker achterwaarts kantelt in een rustpositie-en zijn voeten laat rusten tegen daarvoor geschikte voetsteunen 121a t/m 123b, zoals bij wijze van voorbeeld weergegeven in figuur 5, zal die gebruiker de noodzaak voelen om gebruik te maken van enerlei vorm van een halssteun. Aangezien de halssteun 150 diagonaal tegenover de voetsteun 120 is aangebracht, kan de gebruiker de zitpositie weergegeven bijvoorbeeld in figuur 5 combineren met die waarbij zijn hals of hoofd rust tegen de neksteun 150. In de weergegeven uitvoeringsvorm kan de halssteun 5 150 omhoog of omlaag worden ingesteld voor aanpassing aan de nek of het hoofd van de gebruiker en wanneer de gebruiker de stoelzitting 2 achterwaarts kantelt tot in de ”zit”-positie of de werkpositie voor een werktafel, bevindt zich de nek- of halssteun 150 buiten zijn bereik aangezien die steun blijft zitten op de arm 111a onafhankelijk van de kantelpositie van de zitting.

Het diametraal tegenover elkaar gemonteerd zijn van de nek- of halssteun 150 en de voetsteun 120 leidt 10 ertoe, dat de gebruiker, wanneer hij een gebruikelijke werkpositie vóór een schrijftafel inneemt de constructie 110a tot buiten het bereik voor de zitting 2 kan wegzwenken, bijvoorbeeld over 90° naar opzij. Wanneer bijvoorbeeld de telefoon gaat kan de gebruiker de zitting ongeveer 90° zwenken om tot in een ’’strokende” positie te komen met de constructie en dan gebruik maken van zowel de voetsteun alsook de nek- of halssteun. De gebruiker kan dan in verband met zijn verschillende werkzaamheden in staat zijn om 15 verschillende voorwaarts gekantelde en achterwaarts gekantelde zitposities in te nemen. Dientengevolge kan de gebruiker ten opzichte van de gebruikelijke combi-stoelen nuttig gebruik maken van verdere varianten wat betreft zitfuncties welke bijdragen tot het stimuleren van de lichaamsfuncties van de gebruiker -------warmeerhij gebruilcmaaktvan deze stoelr zodat karrworden gezegd dat de stöeÏ(»nstruictie een multi- combi-stoelconstructie, of multi-functie-stoelconstructie is.

20 In figuur 16 is nog een andere variant van de stoelconstiuctie weergegeven ten opzichte van die welke is besproken in verband met figuur 15, waarbij de constructie 110b in hoofdzaak dezelfde ondersteuningsin-richtingen als in verband met figuur 15 beschreven bevat, doch waaibij de diagonaal tegengesteld aangebrachte armen 111aen111x van de drager of het frame 111 r zijn uitgestrekt tot voorbij het bereik van de hals- of neksteun 150 respectievelijk tot voorbij het bereik van de voetsteun 120 om over te gaan in een 25 gemeenschappelijk boogvormig gedeelte 111 y.

De gebruiker van de stoel 1 kan, zoals beschreven in verband met figuur 15, ook hier gebniik maken van dezelfde functies, doch daarenboven kan het beschreven armgedeelte 111y zijn voorzien van verdere uitrusting of hulpmiddelen waarvan de gebruiker nuttig gebruik kan maken in verband met werk of activiteiten welke moeten worden verricht in het bereik van de stoel.

30 In figuur 16 is bovenaan het armgedeelte 111y een soort trapeze 160 weergegeven, welke de gebruiker in bepaalde posities van de stoel 1 met zijn armen kan bereiken en door middel waarvan hij geschikte strekbewegingen kan verrichten met het bovengedeelte van zijn lichaam eventueel met gebruikmaking van de trapeze 160 om zich in een overeindstaande positie op te hijsen wanneer dat noodzakelijk of gewenst zou zijn.

35 In figuur 16 is tevens een toestel 170 weergegeven dat losneembaar kan worden bevestigd aan de ... constructie 110b, bijvoorbeeld op een plaats tegenover-de nek- of halssteun 150, hetgeen betekent, dat de gebruiker in zijn ”nek- of halssteun’-positie van de stoel 1 dat toestel 170 kan gadeslaan, hetgeen bijvoorbeeld kan bestaan uit een béj&aTde~Vbtfri van een schermvöörëSn twëew^ bijvoorbeeld in verband met een televisie-telefoon. Het zal echter duidelijk zijn, dat het toestel 170 ook een 40 transmissietoestel kan zijn, niet slechts voor informatie-communicatiegolven, doch ook golven voor het stimuleren van recreatie en/of ontspanning.

In de figuren 17a, 17b, 17c is een uitvoeringsvorm van de stoelconstructie volgens de uitvinding weergegeven, welke kan worden uitgevoerd als een andere variatie van de constructie volgens figuur 15 of van de constructie weergegeven in figuur 16, waarbij de constructie 110c volgens de figuren 17a t/m 17c 45 ook hier is voorzien van een kuitsteun 113c, een voetsteun 120c alsmede een nek- of halssteun 150c.

Afwijkend van de constructie volgens figuur 16 is de kuitsteun 113c hier gemonteerd over een hoek van 90° verplaatst ten opzichte van zowel de voetsteun 120c als de nek- of halssteun 150c, welke de laatstgenoemde steunen, d.w.z. de voetsteun 120c eri de nek- of halssteun 150c diagonaal tegenover elkaar aan een poortvormig frame 111c zijn gemonteerd, dat dientengevolge over een hoek van 90° is verplaatst ten 50 opzichte van het frame 111cc dat de kuitsteun 113c draagt.

Het zal duidelijk zijn, dat de constructie 110c, weergegeven in de figuren 17a, 17b en 17c zwenkbaar kan zijn aangebracht ten opzichte van de centrale kolom 3 van de stoel, namelijk door de centrale kolom 3 uit te rusten met verdere loopwieltjes, bijvoorbeeld van het type zoals beschreven in verband met figuur 1. Een en ander is echter overzichtelijkheidshalve in de figuren 17a t/m 17c niet weergegeven.

55 Verder zal het ook duidelijk zijn dat het frame 111c, dat de nek- of halssteun 1S0c en de voetsteun 120c draagt, zwenkbaar kan zijn aangebracht ten opzichte van het frame 111cc dat de kuitsteun 113c draagt, zodanig dat de gebruiker 20a desgewenst de verschillende frames tot in het vereiste gebruiksbereik van de

Claims

5 Figuur 17a laat de gebruiker 20 in een op knielen gelijkende zitpositie zien welke positie geschikt kan zijn voor een schrijftafel of dergelijke waarbij de stoel zelf met inbegrip van de zitting 2 voorwaarts kan zijn gekanteld tot in een positie welke de voorkeur verdient wanneer de gebruiker 20a met zijn rug wenst te leunen tegen de rugleuning 8. Volgens figuur 17b heeft de gebruiker 20a de stoel 1 over 90° gezwenkt ten opzichte van de positie 10 volgens figuur 17a waarbij de gebruiker in die positie nuttig gebruikt maakt van de voetsteun 120c en de nek· of halssteun 150c. Volgens figuur 17c neemt de gebruiker 20a bij benadering dezelfde positie in als volgens figuur 17b, doch gebruikt hierbij een voetsteunenpaar van de voetsteun 120c aangebracht op een hoger niveau. Het zal duidelijk zijn dat de in de figuren 17a t/m 17c weergegeven constructie 110c uiteraard kan 15 worden gecompleteerd met de inrichtingen 160 en 170 zoals weergegeven in figuur 16, evenals ook met andere inrichtingen of hulpmiddelen welke vereist zijn waardoor een bijdrage wordt geleverd om in verschillende zitposities de mogelijkheden tot stress-kwalen te verminderen. worden gebruikt aan de constructie welke telkens bijvoorbeeld over 120° ten opzichte van elkaar verspron-20 gen zijn aangebracht, waarbij elk middel verschillende steunvoorzieningen voor verschillende lichaamsdelen van de gebruiker draagt, welke alle zijn ingericht en bestemd voor verschillende zitposities en zittingposities. Aangezien alle constructies zodanig zijn aangebracht dat de gebruiker deze naar en van willekeurige posities ten opzichte van het bereik van het zitgedeelte kan brengen, kunnen die diverse steunvoorzieningen op geschikte wijze naar opzij worden verplaatst of tot in de gebruikspositie worden gebracht, 25 zodanig dat de gebruiker één of meer van de respectieve ondersteuningsinrichtingen van zijn zittingbereik weg kan verplaatsen of naar het gebruiksterrein van de stoel, afhankelijk van de zitpositie welke de gebruiker wenst in te nemen. Verder zal het ook nog duidelijk zijn dat door de onderhavige constructie zowel in hoogte als in lengte justeerbaar te maken en te voorzien van schakels en/of telescoopverbindingen, eventueel ook met geschikte 30 inhaakmechanismen, dat aldus een zeer grote verscheidenheid van steuninrichtingen en de plaatsing daarvan kan worden bereikt. 35

1. Stoel voorzien van een op een in hoofdzaak verticale kolom aangebrachte stoelzitting, een rug-ondersteuning en een, zich in hoofdzaak in zijwaartse richting vanaf de kolom uitstrekkende draagarm, die een kniesteun draagt, waarbij ten minste de stoelzitting en de draagarm in hoekstand relatief ten opzichte van elkaar kunnen bewegen, welke draagarm bij belasting van de kniesteun op het grondvlak steunt, met 40 het kenmerk, dat de draagarm (11,111, 211, 311,411) zwenkbaarom de kolom (3) met de stoel (1) is verbonden.

2. Stoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draagarm naast de kniesteun verder een aantal steunen (120,121,122,123, 221,222,223,150) voor lichaamsdelen van de gebruiker (20) draagt.

3. Stoel volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat een aantal draagarmen (111a, 111x) aanwezig is 45 die via een gemeenschappelijk zwenkleger (112) zwenkbaar om de kolom (3) met de stoel (1) zijn verbonden, waarbij elke draagarm is voorzien van ten minste één van de genoemde steunen (113,120, 121,122,123, 221, 222, 223,150).

4. Stoel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat twee draagarmen (111a, 111x) aanwezig zijn, die zich vanaf twee in hoofdzaak diametraal tegenover elkaar liggende zijden van de kolom (3) zijwaarts uitstrekken 50 waarbij de vrije uiteinden van de twee draagarmen (111a, 111x) onder vorming van een opstaand aan de bovenzijde over de stoel (1) reikend poortvormig raam (110b) met elkaar zijn veibonden. Hierbij 12 bladen tekening